3r\
„ZE ZIJN NOG
SLIMMER
DAN HONDEN
Rothschilds
komen wel
erg mooi
uit de verf
v
E GESCHIEDENIS VAN RADIO-LABBEKAK
rJwmiÊamm—mm
ASSIÊRES
EDIENDEN
t werk,
fck Verkijk's dappere boek over de Nederlandse omroepwereld in bezettingstijd
binnenland
buitenland
?vH Ul dokter, de dolfijnentrainer van Harderwijk:
li
Zoogdieren
Praten
Cognac
Schipp
er
Vervuiling
BOEIENDE
STUDIE VAN
BANKIERS
FAMILIE
dis
D N.V.
te
Onoverzichtelijk
Overhoop
Oostemvind
Tolerant
Titanenarbeid
kten tekenen de sfeer
i graag in zo'n omge.
)k zelfstandig te doen
Wij hebben namelijk
i open voor
steun van ons bij
ruitzichten duidelijk
alen, terwijl ook de
o-date zijn.
j onze bedrijfsleider te
BERGEN OP ZOOM
g tussen 8.30 - 17.30.'
nd
tie zoeken wij
aar, die in de
r
dienst. In het
sseling in de
inlijke aanleg
vakopleiding
jfscursussen.
[mi Dokter.
(Van een onzer verslaggevers)
IIRDEKWIJK „Er zijn hier in de loop der jaren zeven
geboren maar ze hebben het geen van allen gehaald;
teen dag of zes zijn ze dood. De laatste keer heeft de moeder
lm hele nacht mee rond gezwommen, gewoon met het jong
lt bek maar het was toch echt dood. Tenslotte moesten we
|nit een net van de moeder afpakken. Dat is wel beroerd, ja".
Dokter (30) is sinds drie
[trainer in het Dolfinarium
I Harderwijk. Hij is gek op
It („eigenlijk tè goedig,
[moest ik een beetje afle
es vandaar dat de klei-
Jttagiek van jonge dolfijn-
Jtem niet onberoerd laat.
II voor de rest is het Dolfi-
^jh volgens hem „één gro-
ipeeltuin" niet alleen voor
rdcn bezoekers maar ook
Lie dolfijnen zelf.
[dl,- morgens binnenkom
ze op ine af, trekken
Luidige baantjes langs de
[en proberen me flink nat
Ijelteren". D'r zijn er bij
lil tien jaar in de show
en nog elke keer weer
plezier door hoepels
a;en. ballen gooien, pirou-
k boven water maken en
Itr verder maar aan stunt-
li net ze valt uit te ha-
I tebeurt elke dag weer
(lien uur in de ochtend tot
Int in de middag. Optre
dens van telkens een goed
half uur met daartussen an
derhalf uur rust.
„liet zijn geen vissen maar
zoogdieren", aldus Teun, „en
dai betekent dat ze net als
honden graag spelen en aan
dacht hebben. Ze zijn volgens
mij nog slimmer dan honden"
Hij weet van een dolfijn in
het buitenland die in een
groot aquarium werd gehou
den als een vis en zich uit
pure verveling tegen de muur
lieeft doodgezwommen. Je zou
haast kunnen zeggen dat het
bewuste zelfmoord was. want
dolfijnen zijn uitgerust met
een soort „sonar" in de kop
die het bijna onmogelijk
maakt dat ze tegen harde
voorwerpen aanbotsen. Ze stu
ren geluidsgolven van een
zeer hoge onhoorbare frequen
tie uit en weten door de te
rugkaatsing precies waar een
object zich bevindt.
Bij de show wordt daar dan
ook gebruik van gemaakt. De
dolfijnen krijgen zuigdoppeu
over hun ogen die hen volle
dig blinderen en halen dan
toch in hoog tempo de rubbe
ren ringen uit het water die
Teun ze toegooit. Het feit dat
de dolfijnen braaf toestaan dat
ze geblinddoekt worden be
wijst trouwens hoe goed de
vertrouwensrelatie tussen dier
en trainer is evenals het vol
komen tegennatuurlijke num
mer waarbij de dolfijnen de
kant op wippen en op een
vochtig rubber zeil braaf blij
ven liggen.
Toch is men juist in Harder
wijk erg voorzichtig met te
gennatuurlijke stunts. „We
willen er hier geen circus van
maken". Teun en zijn collega
Arie van der Vaart hebben
dan ook geen „glamourpak-
ken" aan maar gewoon een
manchester broek met een
rood overhemd.
De training wordt bovendien
begeleid door de bioloog dr. H.
Dudok van Heel die ook vaak
studenten op bezoek krijgt om
het gedrag van de dolfijnen te
bestuderen. Zo wordt er nog
altijd naar gezocht of de die
ren onder water met elkaar
converseren- In één geval staat
vast dat ze elkaar kunnen
waarschuwen. In de show zit
namelijk een nummer waarbij
twee dolfijnen in tegengestel
de richting door twee hoepels
springen die een paar meter
boven het water hangen. Als
Teun het fluitsignaal geeft be
ginnen ze aan hun sprint maar
vlak voor de sprong zendt één
van beiden twee pieptoontjes
uit ten teken dat-ie er aan
komt. Dat om te voorkomen
dat ze elkaar in volle vaart
frontaal zouden rammen. Ze
reageren ook op de stemmen
van de trainers, iets dat ver
wonderlijk is wanneer men de
kakafonie van kinderstemmen
op de tribunes in aanmerking
neemt. „Ze merken het echt
als je een beetje bozer com
mandeert, daar reageren ze
op", aldus Teun die overigens
zelden boos hoeft te zijn.
Veelal krijgen de dolfijnen
beloningen in de vorm van
stukken makreel maar „als ze
lekker op dreef zijn werken
ze het hele repertoire af zon
der vissen, alleen maar op on
ze stemmen".
Met stemmen en korte fluit
signalen worden ook de oefe
ningen gedaan. In de winter
worden nieuwe nummers inge
studeerd. Een uiterst langdurig
geduldwerk vaak. „Als je een
dolfijn zo ver moet brengen
dat hij met zijn staart een bal
wegslaat moet je eerst net zo
lang wachten tot hij per onge
luk een bal raakt. Dan meteen
een fluitsignaaltje geven. Dan
gaat hij geleidelijk merken
welke kant je uit wil."
Geduld is de voornaamste ei
genschap waarover de trainers
moeten beschikken. Het Dolfi
narium plaatst geen adverten
ties waarin om dolfijnentrai
ners wordt gevraagd maar
krijgt via via tips dat „er
iemand voor geschikt zou kun
nen zijn". Zo is ook Teun
Dokter in het vak gekomen.
Collega Arie Van der Vaart
had met vader Dokter gewed
dat Teun het binnen veertien
dagen voldoende onder de
knie zou hebben om zelf op
het plankier te gaan staan.
„Mijn vader is zijn fles cognac
verloren", weet Teun nog met
voldoening te melden. „Al was
het wel wat overdreven te
zeggen dat ik het toen ook
inderdaad kón. Want elke dag
leer je bij"-
9 Dolfijnentrainer Teun Dokter laat zien hoe hoog de dolfijnen
uit het water kunnen komen om een stuk vis uit zijn mond te
halen.
l t Dokter in een gezellig onderonsje met een van de Harderwijkse dolfijnen.
Van huis uit is Teun Dokter -
net als zijn collega - een weg
gesaneerde binnenschipper. Na
de schippersschool heeft hij
ook enkele jaren gevaren, is
onder meer kapitein geweest
op een plezierboot waarmee
langdurig gehandicapten een
aangename vakantie werd be
zorgd en had tenslotte een ei
gen 120 ton metend binnen
vaartschip, de „Rudo" onder
zich.
Toch bleken de vooruitzichten
voor schippers aanzienlijk
somberder te worden. De re
geringsmaatregelen ter sane
ring van de bedrijfstak heb
ben ook bij Teun Dokter doel
getroffen. Hij heeft zijn schip
echter behouden. Met vrouw
en twee kinderen woont hij er
op. „Ik heb hem helemaal ver
bouwd precies binnen de voor
schriften zodat het geen woon
ark is en ik overal kan lig
gen". Hij vaart er ook nog
mee. „In de vakanties trek ik
er mee naar Friesland, Want
soms is het heimwee naar
Hollands brede rivieren hem
te machtig. Teun Dokter is
trouwens een van de weinige
binnenschippers die zelf kun
nen zwemmen. „Mijn genera,
tie heeft daar eindelijk les in
gehad. Het komt hem nu van
pas want vaak trekt hij een
duikerspak aan om samen met
zijn vijf dolfijnen, drie
vrouwtjes en twee mannetjes
baantjes te trekken. „Hoewel
onder water herkennen ze me
minder goed dan wanneer ik
op de kant sta, dat komt na
tuurlijk door mijn duikers-
bril".
Het water in het Dolfinarium
heeft een constante tempera
tuur van 20 graden Celcius en
wordt kunstmatig gezout. Ook
wordt er een pietsie chloor
aan toegevoegd want al die
dieren eten per dag zo'n
twaalf pond vis en dat geeft
uiteraard nogal wat ontlasting.
De zeer lichte vervuiling van
het water die toch overblijft is
er waarschijnlijk ook de oor
zaak van dat de jonge dol
fijntjes sterven. Ze krijgen
meestal infectieziekten. Maar
toch, het water in het Dolfina
rium is verre te verkiezen bo-
ven het huidige zeewater in
Europa. Nieuwe dolfijnen wor
den in Miami (VS) gekocht.
„We hebben het met Italiaanse
geprobeerd maar die bleken,
aldus Teun Dokter, hoe jong
ze ook waren, al door de ver
vuiling te zijn aangetast. Te
ziek om ze hier in leven te
houden en te trainen".
JOHN ROOZEN
Grote geldelijke vermo
gens en machtige industriële
rijken die door families in
een opeenvolging van ge
slachten zijn ontstaan en op
gebouwd vormen als regel
dankbare onderwerpen voor
boeiende studies. Er zijn in
de loop der jaren heel wat
van die geschiedenissen ge
schreven. Men denke, bij
voorbeeld, aan de reeks boe
ken gewijd aan de Fuggers,
het machtige middeleeuwse
bankiersgeslacht. Of aan het
nog niet zo lang geleden ver
schenen diepgravende en
omvangrijke werk dat ons de
Krupps laat zien in het
Duitsland van de Wilhelms,
de Republiek en de Nazis.
Verschillende koopmansfi
guren uit de Italiaanse stad
staten van de Renaissance
vonden hun kundige biogra
fen. Wat al die studies, als
ze tot hebetere genre beho
ren, gemeen hebben, is dat
ze steeds uitgingen van een
opzet, waarbij de hoofdfigu
ren werkten, dachten, han
delden of dat nalieten in hun
tijdgebondenheid. Daardoor
ontstaat steeds een beeld van
een zich ontwikkelende en
veranderende samenleving,
waarbinnen die families, die
figuren, hun kansen kregen
en tot he* uiterste benutten.
Biografische bijzonderheden
krijgen dan hun plaats in
een aeheel van sncinnl-e^nno-
mische verhoudingen. Soms
is dat beeld indringend. Dan
slaant de auteur erin een stuk
geestesgeschiedenis te schrij
ven. Dan loopt door zijn ver
haal het gekozen object als
een soort steeds terugkerend
motief.
Een familie wier rijke,
veelzijdige en met de Euro
pese ontwikkelingen in de
19de en 20ste eeuw nauw
verbonden lotgevallen sterk
gelieerd zijn, vormen zonder
tijfel De Rothschilds. Hun
geschiedenis leent zich daar
door bij uitstek voor een bre
de historische aanpak. Hun
rijk" begon in de Napoleon
tische tijd in het getto van
Frankfurt. Door gewiekst
koopnanschap om het
zacht te zeggen vasthou
dendheid, eensgezindheid
van de mannelijke familiele
den én een grondige kennis
van het ongecontroleerde
geldwezen in het Europa van
de eerste helft van de 19de
eeuw vergaarden zij enorme
rijkdommen. Daarop berustte
hun macht, macht die weer
aanzien afdwong en die ei
genlijk aanvankelijk met
veel tegenzin werd gegeven.
Pas in latere geslachten van
de familie kwam de eruditie,
de inpassing in de Europese
cultuur en tenslotte het af
staan van familieleden aan
de wetenschap.
Virginia Cowles heeft die
geschiedenis geschreven. Ze
maakte er een interessant
verhaal van. Maar laten
we er dat maar onmiddellijk
aan toevoegen ze is er
niet in geslaagd een diepgra
vende studie te schrijven die
de opkomst en het functione
ren van de Rothschilds
plaatst tegen de kleurrijke
achtergrond van het financië
le, economische en sociale
tijdsgebeuren. Het werd eer
der een werkstuk waarin een
niet gering aantal leden van
de familie met grote bewon
dering door de schrijfster ten
tonele wordt gevoerd. Ze ge
tuigt daarbij niet of nauwe
lijks van enige kritische zin.
Soms heeft ze kennelijk on
der 'iet schrijven bijna haar
adem ingehouden van
bewondering. Dan krijgt
men de indruk dat ze van de
huidige Rothschilds opdracht
heeft gekregen de geschiede
nis van hun geslacht te
schrijven.
Haar studie komt daardoor
helaas herhaaldelijk niet bo
ven het op zichzelf wel
tekenende anecdotische
uit. Jan.mer, want mevrouw
Cowles heeft zich kennelijk
wel ■teel moeite gegeven zich
in de Rothschild-geschiedenis
te verdiepen. Had er zegt ze
zelf, alle medewerking voor
van de familie zelf. Ze slaag
de er desondanks niet in de
diepere achtergronden van
de opkomst en de ontwikke
ling van dc familie in hun
tijd ie pinden. Ze heeft ver
zuimd die te zoeken in het
tijdsgebeuren zelf. Ze
schreef een geschiedenis van
(haar) helden zonder veel
aandacht te schenken aan het
maatschappelijk verband
waarin hun optreden moge
lijk werf gemaakt. Ja, dat
zelfs uitgangspunt en voor
waarde daarvoor was.
Geen grootse studie dus.
Wel een verhaal dat zich ge
makkelijk laat lezen. Maar
dat bij de wat meer geïnte
resseerde lezers ongetwijfeld
vele vragen onbeantwoord
zal laten.
Bewonderenswaardig zijn
de talrijk*, illustraties. Zij
vertellen menigmaal veel
meer dan Virginia Cowles in
haar verhaal. Ze laten iets
zien wan de wereld en de
samenleving ir de tijd waar
in De Rothschilds hun ver
mogen vergaarden. Die illus
traties tillen het boek uit de
middelmatigheid die me
vrouw Cowles niet poogde te
boven te komen.
JACQUES LEVIJ
Virginia Cowles. „De
Rothschilds, geschiedenis van
een bankiersgeslacht",
(uitgave: Becht, 304 pap.,
f 45).
volcontinu-
ite 13e maand
omen van ca.
or het volgen
ijfsbusje van
eland of per
ling met c.v.
ligt o.a. een
onderstaande
aan Pechiney
U hoort dan
ZC 15/6 P.
ij de afdeling
g, Sloehaven
5651
|*t Koninkrijk der Neder-
'1 in de Tweede Wereld
van dr. L. de Jong
1 een voortreffelijke sa-
Wende geschiedschrij-
M11 ons land tijdens de
bezetting te worden.
is' verschenen en ver
ten talrijke werken over
'"«lijkt onderwerpen:
rijksbureaus, over de il-
pers, over de spoorwe-
j °ver de meidagen van
"ver de politieke stakin-
"ver de jodenvervolging.
.rielen twee belangrijke
"•rep belangrijk wegens
'invloed op de verzetswil
L "et Nederlandse volk
behandelen: die van de
BMi legale pers in de
fsjaren en die van de ra-
B»fOep.
I ^'handeling van de legale,
njrondse" pers lijkt op
tegenslagen, misschien
*el tegenwerking te stui-
•ele dagbladen hebben
ts boter op het hoofd.
|.,l historie van de Ne-
l radio-omroep is er
'"e! Dank zij de onaf-
''be, strijdvaardige en
volhardende inzet van
journalist Dick Verkijk,
■'"and t"enst van óe Ne-
B!tt. e Omroep-Stichting,
1%. 1, Weinig opbeurende
'*»di v Van bet vaderland-
l> k„ bestel thans voor iede
bela.
"Sstellende te kijk. De
kring der geïnteresseerden is
in net beginsel zeer ruim. Zij
behoren tot de betrokkenen
bij de massamedia, tot hen die
alles willen weten van het rei
len en zeilen van ons land
tijdens de bezettingsjaren,
maar men kan ze ook vinden
bij de talloze voor wie de
radio destijds nog een wonder
en een dagelijks gezelschap is
geweest. En dat geldt zeker
voor degenen die destijds
warm liepen voor een bepaal
de omroep, voor bepaalde om
roepers, voor bepaalde arties
ten of geestelijke leidslieden.
De luisteraar voelde zich ver
bonden met zijn „eigen" om
roep, een clubliefde die vaak
absurde, om niet te zeggen
abjecte vormen aannam.
De taak van de geschied
schrijvers van de Nederlandse
om'oep wordt door de verzui
ling. zoals die zich van de
aanvang af aftekende en tens-
slotte parlementair werd beves
tigd. al direct bijzonder ono
verzichtelijk. De Nederlandse
omroep, dat waren er op 9 mei
1940 vier plus een kleintje. Of
liever dat waren er één alge
mene, drie bijzondere en één
die er zo'n beetje bij hing. Ze
hadden allemaal hun eigen ini
tialen, hun eigen studio's, hun
eigen programmamakers, tot
hele orkesten toe. En daar
naast waren er nog afzonder
lijke organismen voor de uit
zendingen naar Indië en voor
de over de hele wereld ver
spreide landgenoten. Erwas
een algemeen programma dat
d-e vier afzonderlijk moesten
verzorgen onder toezicht van
een Algemeen-programma
commissie. Er was een Radio-
raad, er was een Radio-contro
lecommissie, want artikel 7
van de Grondwet gold voor de
oorlog bepaald niet voor de
radio.
Het was geen botertje tot de
boom in Hilversum en daar
buiten. De VARA lag constant
overhoop met de Radio-contro
lecommissie, die alles verbood
wat tegen de regering was ge
richt en de AVRO lag over
hoop met iedereen en iedereen
negeerde de VPRO. En in die
situatie komen de Duitsers en
kan het spel Vam Kwaad Tot
Erger beginnen.
Mensen als de AVRO-direc-
teur W. Vogt en de KRO-
voorzitter pater Dito schrijven
ronduit krankzinnige en zelfs
schandelijke dingen in hun ra
diobladen. „Wij zijn^ een grote
tijd binnengetreden", is nog
maar de minste var dit soort
enormiteiten. Vogt bestaat het
naar aanleiding van het ver
bod om naar zogenoemde vij
andelijke bedoeld werden:
Engelse zenders te luisteren
te schrijven: „Een bevel waar
tegenover verzet niet baat,
tersluiks overtreden afstoot,
gehoorzaamheid niet onteert,
eer leert!".
Ook pater Dito kon er wat
van. Tegen de wil van. aarts
bisschop De Jong in laat hij
een reportage maken waaruit
ten genoege van de bezetters
moest blijken dat het met het
katholieke leven in bezettings
tijd best meeviel. Ook de
NCRV vroeg aanvankelijk
„begrip" geen woord werd
in de zomer van 1940 meer
gebruikt voor de situatie,
maar dat viel haar leden
blijkbaar moeilijk aan te pra
ten. Al in augustus houden
de hoofdartikelen in de Om-
roepgids koudiweg op te ver
schijnen.
De VARA is een hoofdstuk
apart. Deze omroepvereniging
werd vrijwel onmiddellijk
„gelijkgeschakeld" met de
NSB-organisaties, waartoe ze
een controleur moest aanvaar
den als de felle nationaal-soci-
alist Rost van Tor.ningen. Op
twee bestuursleden na de
naar Engeland uitgeweken
J.W. Lebon en Jan Broeksz
weet de leiding van de VARA
dezelfde die altijd vooraan
had gestaan in de geestelijke
strijd tegen de dictatuur
niet beter te doen dan als
strohalm mee te buigen met
de oostenwind.
Dan is de kluchtige strijd
om het vege radiolijf te red
den al in volle gang De Duit
sers laten geen misverstand
bestaan over hun wens zo
gauw mogelijk het versnipper
de Nederlandse omroepappa-
raat tot één bedrijf te concen
treren. De .vraag is vooral hoe
en door wie. Vogt vindt de
AVRO de meest gerede partij
eindelijk gerechtigheid voor
het Zendtijdenbesluit van 1930
en pater Dito wil niet ach
terblijven, De. laatste schuwt
daarbij wereldse middelen
niet: een lid van de KRO-staf
krijgt de opdracht de Duitsers
onder de tafel te drinken. En
beide omroepverenigingen
kunnen in elk geval op een
opmerkelijk aantal NSB'ers
onder haar personeel bogen.
Het zal allemaal niet baten.
De Duitsers en hun Neder
landse handlangers geven de
voorkeur aan een andere weg.
Terwijl de omroep nog met en
tegen elkaar intrigeren, dragen
de bezetters de meest vooraan
staande Nederlandse omroep-
deskundige op de omroepvere
nigingen te concentreren. Dat
is ir. A. Dubois, onder meer
directeur van de Nozema, het
gemengde bedrijt dat de Ne
derlandse omroepzenders be
heert. Dubois was verre van
een nazi, maar een verklaard
tegenstander van het verzuilde
radiobcstel. Hij heeft de con
centratie-opdracht uitsluitend
aanvaard omdat hij er zijn
omroeporganisatorischf ideeën
mee kon verwezenlijken en
omdat hij wist dat anders in
zijn plaats een NSB'er het
karwei wel zou klaren.
Dubois moest al gauw tot de
erkenning komen dat hij het
Duitse „mijn eer is trouw"
wat te letterlijk had genomen.
De door hem ingestelde voor
waarden voor de aanvaarding
van zijn functie die erop
neerkwamen dat de Neder
landse Omroep géén propagan
da-instrument van de Nieuwe
Orde zou worden werden
toegezegd en per kerende post
flagrant geschonden. Dubois
trok daaruit de consequentie.
Zijn opvolger werd de NSB'er
ir. W A. Herweijer, een man
die uit het boek van Verkijk
heel wat gaver tevoorschijn
komt dan menige zogenaamd
goede vaderlander Want Her
weijer was geen scherpslijper,
geen verrader, eigenlijk alleen
een heel humaan mens met
een onverklaarbare verering
voor de Führer en geloof in
het nationaal-socialisme.
Het tolerante karakter van ir.
Herweijer is van zeer groot
belang voor de beoordeling
van de vergaande collaboratie
welke vaste en losse mede
werkers van de Nederlandse
omroep hebben bedreven.
Dank zij een ruimhartige af
vloeiingsregeling (vrucht van
de periode Dubois, maar onder
Herweijer loyaal nagekomen)
was het iedereen met gewe
tensbezwaren mogelijk voor
de eer te bedanken. Relatief
weinigen hebben dat gedaan.
Er is, ook door lieden die
thaDs weer volop met het
vaandel van de democratie lo
pen, in een vergaande mate
medewerking verleend aan
programma's die slechts ten
doe' hadden het Nederlandse
volk met de nazi-heerschap te
verzoenen en er de consequen
ties de jodenvervolging
van te aanvaarden. Dick Ver
kijk toont dat in zijn boek van
meer dan achthonderd bladzij
den genadeloos aan. Genade
loos, omdat Verkijk geen
praatjes door vertelt, maar alles
wat hij beweert met een ver
wijzing naar de documenten
staaft.
Dat de Nederlandse omroep
tenslotte toch sneeft, is niet
het gevolg van het verzet der
personeelsleden al is dat er
incidenteel en een beetje Indi
anen-achtig wel geweest
maar van de afwijzende hou
ding van het Nederlandse volk.
De verbeurdverklaring der ra
diotoestellen, in mei 1943,
als gevolg van de er
kenning door de Duitsers
dat ze met hun propaganda-
om-oep toch niet tegen de En
gelse zender op konden, is een
geweldige morele nederlaag
voor de bezetter en zijn tra
wanten geweest.
Dick Verkijk heeft met deze
geschiedschrijving een titanen
arbeid geleverd. Ze behelst
uiteraard vee' meer feiten en
gebeurtenissen, veel meer sail
lante details over personen en
programma's dan in dit bestek
vermeld kunnen worden. Hij
sluit zijn boek af in mei 1945
als de chaos in het Nederland
se radioland op een andere
wijze wordt voortgezet, tot de
dag van vandaag. Mijn kritiek
richt zich op ondergeschikte
punten. Zo nu en dan klinkt
de toon van De Jong in Ver-
kijks stijl door, al had hij van
dat voorbeeld misschien beter
de systematiek kunnen over
nemen. Ik vind het ook jam-
m<-r dat hij niet vermeld hoe
het al die pijpjes drop verder
is vergaan, bij de zuivering en
bij de berechting. En ik zou
wat gedetailleerder schema's
hebben willen zien van het
Nederlandse zenderpark en
het gebruik daarvan in de
verschillende perioden van de
oorlog. En tenslotte vind ik de
hele context met de gebeurte
nissen in Tsjechoslowakije
wat geforceerd aandoen. Maar
ik weet dat ik Verkijk dan op
z'n hart trap en dat verdient
hij 11a dit uiterst belangrijke
werk niet.
JOOP BARTMAN
(Dick Verkijk: Radio Hilver
sum 1940-1945 De Arbeiders,
pers, Amsterdam, f 47,50).