3r\ „ZE ZIJN NOG SLIMMER DAN HONDEN Rothschilds komen wel erg mooi uit de verf v E GESCHIEDENIS VAN RADIO-LABBEKAK rJwmiÊamm—mm ASSIÊRES EDIENDEN t werk, fck Verkijk's dappere boek over de Nederlandse omroepwereld in bezettingstijd binnenland buitenland ?vH Ul dokter, de dolfijnentrainer van Harderwijk: li Zoogdieren Praten Cognac Schipp er Vervuiling BOEIENDE STUDIE VAN BANKIERS FAMILIE dis D N.V. te Onoverzichtelijk Overhoop Oostemvind Tolerant Titanenarbeid kten tekenen de sfeer i graag in zo'n omge. )k zelfstandig te doen Wij hebben namelijk i open voor steun van ons bij ruitzichten duidelijk alen, terwijl ook de o-date zijn. j onze bedrijfsleider te BERGEN OP ZOOM g tussen 8.30 - 17.30.' nd tie zoeken wij aar, die in de r dienst. In het sseling in de inlijke aanleg vakopleiding jfscursussen. [mi Dokter. (Van een onzer verslaggevers) IIRDEKWIJK „Er zijn hier in de loop der jaren zeven geboren maar ze hebben het geen van allen gehaald; teen dag of zes zijn ze dood. De laatste keer heeft de moeder lm hele nacht mee rond gezwommen, gewoon met het jong lt bek maar het was toch echt dood. Tenslotte moesten we |nit een net van de moeder afpakken. Dat is wel beroerd, ja". Dokter (30) is sinds drie [trainer in het Dolfinarium I Harderwijk. Hij is gek op It („eigenlijk tè goedig, [moest ik een beetje afle es vandaar dat de klei- Jttagiek van jonge dolfijn- Jtem niet onberoerd laat. II voor de rest is het Dolfi- ^jh volgens hem „één gro- ipeeltuin" niet alleen voor rdcn bezoekers maar ook Lie dolfijnen zelf. [dl,- morgens binnenkom ze op ine af, trekken Luidige baantjes langs de [en proberen me flink nat Ijelteren". D'r zijn er bij lil tien jaar in de show en nog elke keer weer plezier door hoepels a;en. ballen gooien, pirou- k boven water maken en Itr verder maar aan stunt- li net ze valt uit te ha- I tebeurt elke dag weer (lien uur in de ochtend tot Int in de middag. Optre dens van telkens een goed half uur met daartussen an derhalf uur rust. „liet zijn geen vissen maar zoogdieren", aldus Teun, „en dai betekent dat ze net als honden graag spelen en aan dacht hebben. Ze zijn volgens mij nog slimmer dan honden" Hij weet van een dolfijn in het buitenland die in een groot aquarium werd gehou den als een vis en zich uit pure verveling tegen de muur lieeft doodgezwommen. Je zou haast kunnen zeggen dat het bewuste zelfmoord was. want dolfijnen zijn uitgerust met een soort „sonar" in de kop die het bijna onmogelijk maakt dat ze tegen harde voorwerpen aanbotsen. Ze stu ren geluidsgolven van een zeer hoge onhoorbare frequen tie uit en weten door de te rugkaatsing precies waar een object zich bevindt. Bij de show wordt daar dan ook gebruik van gemaakt. De dolfijnen krijgen zuigdoppeu over hun ogen die hen volle dig blinderen en halen dan toch in hoog tempo de rubbe ren ringen uit het water die Teun ze toegooit. Het feit dat de dolfijnen braaf toestaan dat ze geblinddoekt worden be wijst trouwens hoe goed de vertrouwensrelatie tussen dier en trainer is evenals het vol komen tegennatuurlijke num mer waarbij de dolfijnen de kant op wippen en op een vochtig rubber zeil braaf blij ven liggen. Toch is men juist in Harder wijk erg voorzichtig met te gennatuurlijke stunts. „We willen er hier geen circus van maken". Teun en zijn collega Arie van der Vaart hebben dan ook geen „glamourpak- ken" aan maar gewoon een manchester broek met een rood overhemd. De training wordt bovendien begeleid door de bioloog dr. H. Dudok van Heel die ook vaak studenten op bezoek krijgt om het gedrag van de dolfijnen te bestuderen. Zo wordt er nog altijd naar gezocht of de die ren onder water met elkaar converseren- In één geval staat vast dat ze elkaar kunnen waarschuwen. In de show zit namelijk een nummer waarbij twee dolfijnen in tegengestel de richting door twee hoepels springen die een paar meter boven het water hangen. Als Teun het fluitsignaal geeft be ginnen ze aan hun sprint maar vlak voor de sprong zendt één van beiden twee pieptoontjes uit ten teken dat-ie er aan komt. Dat om te voorkomen dat ze elkaar in volle vaart frontaal zouden rammen. Ze reageren ook op de stemmen van de trainers, iets dat ver wonderlijk is wanneer men de kakafonie van kinderstemmen op de tribunes in aanmerking neemt. „Ze merken het echt als je een beetje bozer com mandeert, daar reageren ze op", aldus Teun die overigens zelden boos hoeft te zijn. Veelal krijgen de dolfijnen beloningen in de vorm van stukken makreel maar „als ze lekker op dreef zijn werken ze het hele repertoire af zon der vissen, alleen maar op on ze stemmen". Met stemmen en korte fluit signalen worden ook de oefe ningen gedaan. In de winter worden nieuwe nummers inge studeerd. Een uiterst langdurig geduldwerk vaak. „Als je een dolfijn zo ver moet brengen dat hij met zijn staart een bal wegslaat moet je eerst net zo lang wachten tot hij per onge luk een bal raakt. Dan meteen een fluitsignaaltje geven. Dan gaat hij geleidelijk merken welke kant je uit wil." Geduld is de voornaamste ei genschap waarover de trainers moeten beschikken. Het Dolfi narium plaatst geen adverten ties waarin om dolfijnentrai ners wordt gevraagd maar krijgt via via tips dat „er iemand voor geschikt zou kun nen zijn". Zo is ook Teun Dokter in het vak gekomen. Collega Arie Van der Vaart had met vader Dokter gewed dat Teun het binnen veertien dagen voldoende onder de knie zou hebben om zelf op het plankier te gaan staan. „Mijn vader is zijn fles cognac verloren", weet Teun nog met voldoening te melden. „Al was het wel wat overdreven te zeggen dat ik het toen ook inderdaad kón. Want elke dag leer je bij"- 9 Dolfijnentrainer Teun Dokter laat zien hoe hoog de dolfijnen uit het water kunnen komen om een stuk vis uit zijn mond te halen. l t Dokter in een gezellig onderonsje met een van de Harderwijkse dolfijnen. Van huis uit is Teun Dokter - net als zijn collega - een weg gesaneerde binnenschipper. Na de schippersschool heeft hij ook enkele jaren gevaren, is onder meer kapitein geweest op een plezierboot waarmee langdurig gehandicapten een aangename vakantie werd be zorgd en had tenslotte een ei gen 120 ton metend binnen vaartschip, de „Rudo" onder zich. Toch bleken de vooruitzichten voor schippers aanzienlijk somberder te worden. De re geringsmaatregelen ter sane ring van de bedrijfstak heb ben ook bij Teun Dokter doel getroffen. Hij heeft zijn schip echter behouden. Met vrouw en twee kinderen woont hij er op. „Ik heb hem helemaal ver bouwd precies binnen de voor schriften zodat het geen woon ark is en ik overal kan lig gen". Hij vaart er ook nog mee. „In de vakanties trek ik er mee naar Friesland, Want soms is het heimwee naar Hollands brede rivieren hem te machtig. Teun Dokter is trouwens een van de weinige binnenschippers die zelf kun nen zwemmen. „Mijn genera, tie heeft daar eindelijk les in gehad. Het komt hem nu van pas want vaak trekt hij een duikerspak aan om samen met zijn vijf dolfijnen, drie vrouwtjes en twee mannetjes baantjes te trekken. „Hoewel onder water herkennen ze me minder goed dan wanneer ik op de kant sta, dat komt na tuurlijk door mijn duikers- bril". Het water in het Dolfinarium heeft een constante tempera tuur van 20 graden Celcius en wordt kunstmatig gezout. Ook wordt er een pietsie chloor aan toegevoegd want al die dieren eten per dag zo'n twaalf pond vis en dat geeft uiteraard nogal wat ontlasting. De zeer lichte vervuiling van het water die toch overblijft is er waarschijnlijk ook de oor zaak van dat de jonge dol fijntjes sterven. Ze krijgen meestal infectieziekten. Maar toch, het water in het Dolfina rium is verre te verkiezen bo- ven het huidige zeewater in Europa. Nieuwe dolfijnen wor den in Miami (VS) gekocht. „We hebben het met Italiaanse geprobeerd maar die bleken, aldus Teun Dokter, hoe jong ze ook waren, al door de ver vuiling te zijn aangetast. Te ziek om ze hier in leven te houden en te trainen". JOHN ROOZEN Grote geldelijke vermo gens en machtige industriële rijken die door families in een opeenvolging van ge slachten zijn ontstaan en op gebouwd vormen als regel dankbare onderwerpen voor boeiende studies. Er zijn in de loop der jaren heel wat van die geschiedenissen ge schreven. Men denke, bij voorbeeld, aan de reeks boe ken gewijd aan de Fuggers, het machtige middeleeuwse bankiersgeslacht. Of aan het nog niet zo lang geleden ver schenen diepgravende en omvangrijke werk dat ons de Krupps laat zien in het Duitsland van de Wilhelms, de Republiek en de Nazis. Verschillende koopmansfi guren uit de Italiaanse stad staten van de Renaissance vonden hun kundige biogra fen. Wat al die studies, als ze tot hebetere genre beho ren, gemeen hebben, is dat ze steeds uitgingen van een opzet, waarbij de hoofdfigu ren werkten, dachten, han delden of dat nalieten in hun tijdgebondenheid. Daardoor ontstaat steeds een beeld van een zich ontwikkelende en veranderende samenleving, waarbinnen die families, die figuren, hun kansen kregen en tot he* uiterste benutten. Biografische bijzonderheden krijgen dan hun plaats in een aeheel van sncinnl-e^nno- mische verhoudingen. Soms is dat beeld indringend. Dan slaant de auteur erin een stuk geestesgeschiedenis te schrij ven. Dan loopt door zijn ver haal het gekozen object als een soort steeds terugkerend motief. Een familie wier rijke, veelzijdige en met de Euro pese ontwikkelingen in de 19de en 20ste eeuw nauw verbonden lotgevallen sterk gelieerd zijn, vormen zonder tijfel De Rothschilds. Hun geschiedenis leent zich daar door bij uitstek voor een bre de historische aanpak. Hun rijk" begon in de Napoleon tische tijd in het getto van Frankfurt. Door gewiekst koopnanschap om het zacht te zeggen vasthou dendheid, eensgezindheid van de mannelijke familiele den én een grondige kennis van het ongecontroleerde geldwezen in het Europa van de eerste helft van de 19de eeuw vergaarden zij enorme rijkdommen. Daarop berustte hun macht, macht die weer aanzien afdwong en die ei genlijk aanvankelijk met veel tegenzin werd gegeven. Pas in latere geslachten van de familie kwam de eruditie, de inpassing in de Europese cultuur en tenslotte het af staan van familieleden aan de wetenschap. Virginia Cowles heeft die geschiedenis geschreven. Ze maakte er een interessant verhaal van. Maar laten we er dat maar onmiddellijk aan toevoegen ze is er niet in geslaagd een diepgra vende studie te schrijven die de opkomst en het functione ren van de Rothschilds plaatst tegen de kleurrijke achtergrond van het financië le, economische en sociale tijdsgebeuren. Het werd eer der een werkstuk waarin een niet gering aantal leden van de familie met grote bewon dering door de schrijfster ten tonele wordt gevoerd. Ze ge tuigt daarbij niet of nauwe lijks van enige kritische zin. Soms heeft ze kennelijk on der 'iet schrijven bijna haar adem ingehouden van bewondering. Dan krijgt men de indruk dat ze van de huidige Rothschilds opdracht heeft gekregen de geschiede nis van hun geslacht te schrijven. Haar studie komt daardoor helaas herhaaldelijk niet bo ven het op zichzelf wel tekenende anecdotische uit. Jan.mer, want mevrouw Cowles heeft zich kennelijk wel ■teel moeite gegeven zich in de Rothschild-geschiedenis te verdiepen. Had er zegt ze zelf, alle medewerking voor van de familie zelf. Ze slaag de er desondanks niet in de diepere achtergronden van de opkomst en de ontwikke ling van dc familie in hun tijd ie pinden. Ze heeft ver zuimd die te zoeken in het tijdsgebeuren zelf. Ze schreef een geschiedenis van (haar) helden zonder veel aandacht te schenken aan het maatschappelijk verband waarin hun optreden moge lijk werf gemaakt. Ja, dat zelfs uitgangspunt en voor waarde daarvoor was. Geen grootse studie dus. Wel een verhaal dat zich ge makkelijk laat lezen. Maar dat bij de wat meer geïnte resseerde lezers ongetwijfeld vele vragen onbeantwoord zal laten. Bewonderenswaardig zijn de talrijk*, illustraties. Zij vertellen menigmaal veel meer dan Virginia Cowles in haar verhaal. Ze laten iets zien wan de wereld en de samenleving ir de tijd waar in De Rothschilds hun ver mogen vergaarden. Die illus traties tillen het boek uit de middelmatigheid die me vrouw Cowles niet poogde te boven te komen. JACQUES LEVIJ Virginia Cowles. „De Rothschilds, geschiedenis van een bankiersgeslacht", (uitgave: Becht, 304 pap., f 45). volcontinu- ite 13e maand omen van ca. or het volgen ijfsbusje van eland of per ling met c.v. ligt o.a. een onderstaande aan Pechiney U hoort dan ZC 15/6 P. ij de afdeling g, Sloehaven 5651 |*t Koninkrijk der Neder- '1 in de Tweede Wereld van dr. L. de Jong 1 een voortreffelijke sa- Wende geschiedschrij- M11 ons land tijdens de bezetting te worden. is' verschenen en ver ten talrijke werken over '"«lijkt onderwerpen: rijksbureaus, over de il- pers, over de spoorwe- j °ver de meidagen van "ver de politieke stakin- "ver de jodenvervolging. .rielen twee belangrijke "•rep belangrijk wegens 'invloed op de verzetswil L "et Nederlandse volk behandelen: die van de BMi legale pers in de fsjaren en die van de ra- B»fOep. I ^'handeling van de legale, njrondse" pers lijkt op tegenslagen, misschien *el tegenwerking te stui- •ele dagbladen hebben ts boter op het hoofd. |.,l historie van de Ne- l radio-omroep is er '"e! Dank zij de onaf- ''be, strijdvaardige en volhardende inzet van journalist Dick Verkijk, ■'"and t"enst van óe Ne- B!tt. e Omroep-Stichting, 1%. 1, Weinig opbeurende '*»di v Van bet vaderland- l> k„ bestel thans voor iede bela. "Sstellende te kijk. De kring der geïnteresseerden is in net beginsel zeer ruim. Zij behoren tot de betrokkenen bij de massamedia, tot hen die alles willen weten van het rei len en zeilen van ons land tijdens de bezettingsjaren, maar men kan ze ook vinden bij de talloze voor wie de radio destijds nog een wonder en een dagelijks gezelschap is geweest. En dat geldt zeker voor degenen die destijds warm liepen voor een bepaal de omroep, voor bepaalde om roepers, voor bepaalde arties ten of geestelijke leidslieden. De luisteraar voelde zich ver bonden met zijn „eigen" om roep, een clubliefde die vaak absurde, om niet te zeggen abjecte vormen aannam. De taak van de geschied schrijvers van de Nederlandse om'oep wordt door de verzui ling. zoals die zich van de aanvang af aftekende en tens- slotte parlementair werd beves tigd. al direct bijzonder ono verzichtelijk. De Nederlandse omroep, dat waren er op 9 mei 1940 vier plus een kleintje. Of liever dat waren er één alge mene, drie bijzondere en één die er zo'n beetje bij hing. Ze hadden allemaal hun eigen ini tialen, hun eigen studio's, hun eigen programmamakers, tot hele orkesten toe. En daar naast waren er nog afzonder lijke organismen voor de uit zendingen naar Indië en voor de over de hele wereld ver spreide landgenoten. Erwas een algemeen programma dat d-e vier afzonderlijk moesten verzorgen onder toezicht van een Algemeen-programma commissie. Er was een Radio- raad, er was een Radio-contro lecommissie, want artikel 7 van de Grondwet gold voor de oorlog bepaald niet voor de radio. Het was geen botertje tot de boom in Hilversum en daar buiten. De VARA lag constant overhoop met de Radio-contro lecommissie, die alles verbood wat tegen de regering was ge richt en de AVRO lag over hoop met iedereen en iedereen negeerde de VPRO. En in die situatie komen de Duitsers en kan het spel Vam Kwaad Tot Erger beginnen. Mensen als de AVRO-direc- teur W. Vogt en de KRO- voorzitter pater Dito schrijven ronduit krankzinnige en zelfs schandelijke dingen in hun ra diobladen. „Wij zijn^ een grote tijd binnengetreden", is nog maar de minste var dit soort enormiteiten. Vogt bestaat het naar aanleiding van het ver bod om naar zogenoemde vij andelijke bedoeld werden: Engelse zenders te luisteren te schrijven: „Een bevel waar tegenover verzet niet baat, tersluiks overtreden afstoot, gehoorzaamheid niet onteert, eer leert!". Ook pater Dito kon er wat van. Tegen de wil van. aarts bisschop De Jong in laat hij een reportage maken waaruit ten genoege van de bezetters moest blijken dat het met het katholieke leven in bezettings tijd best meeviel. Ook de NCRV vroeg aanvankelijk „begrip" geen woord werd in de zomer van 1940 meer gebruikt voor de situatie, maar dat viel haar leden blijkbaar moeilijk aan te pra ten. Al in augustus houden de hoofdartikelen in de Om- roepgids koudiweg op te ver schijnen. De VARA is een hoofdstuk apart. Deze omroepvereniging werd vrijwel onmiddellijk „gelijkgeschakeld" met de NSB-organisaties, waartoe ze een controleur moest aanvaar den als de felle nationaal-soci- alist Rost van Tor.ningen. Op twee bestuursleden na de naar Engeland uitgeweken J.W. Lebon en Jan Broeksz weet de leiding van de VARA dezelfde die altijd vooraan had gestaan in de geestelijke strijd tegen de dictatuur niet beter te doen dan als strohalm mee te buigen met de oostenwind. Dan is de kluchtige strijd om het vege radiolijf te red den al in volle gang De Duit sers laten geen misverstand bestaan over hun wens zo gauw mogelijk het versnipper de Nederlandse omroepappa- raat tot één bedrijf te concen treren. De .vraag is vooral hoe en door wie. Vogt vindt de AVRO de meest gerede partij eindelijk gerechtigheid voor het Zendtijdenbesluit van 1930 en pater Dito wil niet ach terblijven, De. laatste schuwt daarbij wereldse middelen niet: een lid van de KRO-staf krijgt de opdracht de Duitsers onder de tafel te drinken. En beide omroepverenigingen kunnen in elk geval op een opmerkelijk aantal NSB'ers onder haar personeel bogen. Het zal allemaal niet baten. De Duitsers en hun Neder landse handlangers geven de voorkeur aan een andere weg. Terwijl de omroep nog met en tegen elkaar intrigeren, dragen de bezetters de meest vooraan staande Nederlandse omroep- deskundige op de omroepvere nigingen te concentreren. Dat is ir. A. Dubois, onder meer directeur van de Nozema, het gemengde bedrijt dat de Ne derlandse omroepzenders be heert. Dubois was verre van een nazi, maar een verklaard tegenstander van het verzuilde radiobcstel. Hij heeft de con centratie-opdracht uitsluitend aanvaard omdat hij er zijn omroeporganisatorischf ideeën mee kon verwezenlijken en omdat hij wist dat anders in zijn plaats een NSB'er het karwei wel zou klaren. Dubois moest al gauw tot de erkenning komen dat hij het Duitse „mijn eer is trouw" wat te letterlijk had genomen. De door hem ingestelde voor waarden voor de aanvaarding van zijn functie die erop neerkwamen dat de Neder landse Omroep géén propagan da-instrument van de Nieuwe Orde zou worden werden toegezegd en per kerende post flagrant geschonden. Dubois trok daaruit de consequentie. Zijn opvolger werd de NSB'er ir. W A. Herweijer, een man die uit het boek van Verkijk heel wat gaver tevoorschijn komt dan menige zogenaamd goede vaderlander Want Her weijer was geen scherpslijper, geen verrader, eigenlijk alleen een heel humaan mens met een onverklaarbare verering voor de Führer en geloof in het nationaal-socialisme. Het tolerante karakter van ir. Herweijer is van zeer groot belang voor de beoordeling van de vergaande collaboratie welke vaste en losse mede werkers van de Nederlandse omroep hebben bedreven. Dank zij een ruimhartige af vloeiingsregeling (vrucht van de periode Dubois, maar onder Herweijer loyaal nagekomen) was het iedereen met gewe tensbezwaren mogelijk voor de eer te bedanken. Relatief weinigen hebben dat gedaan. Er is, ook door lieden die thaDs weer volop met het vaandel van de democratie lo pen, in een vergaande mate medewerking verleend aan programma's die slechts ten doe' hadden het Nederlandse volk met de nazi-heerschap te verzoenen en er de consequen ties de jodenvervolging van te aanvaarden. Dick Ver kijk toont dat in zijn boek van meer dan achthonderd bladzij den genadeloos aan. Genade loos, omdat Verkijk geen praatjes door vertelt, maar alles wat hij beweert met een ver wijzing naar de documenten staaft. Dat de Nederlandse omroep tenslotte toch sneeft, is niet het gevolg van het verzet der personeelsleden al is dat er incidenteel en een beetje Indi anen-achtig wel geweest maar van de afwijzende hou ding van het Nederlandse volk. De verbeurdverklaring der ra diotoestellen, in mei 1943, als gevolg van de er kenning door de Duitsers dat ze met hun propaganda- om-oep toch niet tegen de En gelse zender op konden, is een geweldige morele nederlaag voor de bezetter en zijn tra wanten geweest. Dick Verkijk heeft met deze geschiedschrijving een titanen arbeid geleverd. Ze behelst uiteraard vee' meer feiten en gebeurtenissen, veel meer sail lante details over personen en programma's dan in dit bestek vermeld kunnen worden. Hij sluit zijn boek af in mei 1945 als de chaos in het Nederland se radioland op een andere wijze wordt voortgezet, tot de dag van vandaag. Mijn kritiek richt zich op ondergeschikte punten. Zo nu en dan klinkt de toon van De Jong in Ver- kijks stijl door, al had hij van dat voorbeeld misschien beter de systematiek kunnen over nemen. Ik vind het ook jam- m<-r dat hij niet vermeld hoe het al die pijpjes drop verder is vergaan, bij de zuivering en bij de berechting. En ik zou wat gedetailleerder schema's hebben willen zien van het Nederlandse zenderpark en het gebruik daarvan in de verschillende perioden van de oorlog. En tenslotte vind ik de hele context met de gebeurte nissen in Tsjechoslowakije wat geforceerd aandoen. Maar ik weet dat ik Verkijk dan op z'n hart trap en dat verdient hij 11a dit uiterst belangrijke werk niet. JOOP BARTMAN (Dick Verkijk: Radio Hilver sum 1940-1945 De Arbeiders, pers, Amsterdam, f 47,50).

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 15