PRO-kwartet maakt typetjes aan lopende band
TIS
SKEL
„Eigenlijk ben
ik een hele
trieste man....
ZA
V.
nen
irs
ÏÏE WENTZii
IMI MPnne was. er rr?d
accurate
administratieve i
kracht
S1NGEN
chap
geheel
at
3~
ben eigenlijk een hele trieste man,
je dat? Sentimenteel enzo. Gauw
bi de kaart. Ik zie altijd de zielige din-
n om me heen, de dingen die erg zijn.
jdan w il ik helpen, maar dat kan ik
eigenlijk niet, weet je? Misschien
omdat ik zelf in feite een schlemiel ben.
Iemand die in z'n leven wel altijd van al
les wilde, altijd hoopte op succes, maar
die alles wattie aanpakte zag mislukken.
Ja, jochie, dat maakt een mens triest....
Je mag best weten, dat....".
OEDER OP MOEDERDir
S'GF.NAAM "AG
s'K:
etalages eens zien, er i
zin.
1ANDEL
Ir. 73 - Kloosterzande -
[ling in de recreatieve
een
rL in rijn natie-schok-
*Zk werd bijgestaan
r«t sullige, in helge-
.Idns gestoken assistent,
^Barend Servet.
&em laatste werd
korte tijd zo populair,
J bekend, dat Barend,
luf Blokker, het zich kon
L oven zijn tot voor kort
tide ambacht van drum-
IO verwisselen voor een
terkeüjk zorgelozer be-
K jjs malloot.
i niet geringe verba
zing en vreugde mocht hij
constateren dat hele horden
middenstanders hun nieuwe
filiaal geopend wensten te
zien in zijn aanwezigheid,
waarbij in ruil voor niet on
aanzienlijke gages als enige
tegenprestatie verlangd werd
het roepen van „pollens" en
het krabbend betasten van de
hoofdhuid.
Terwijl de ster van Barend
rees, lanceerden de geestelijke
vaders van Fred en Barend
(te weten Wim Schippers,
Wim van der Linden, Gied
Jaspers en Ruud van Hemert)
alweer een nieuwe persoon
lijkheid, die zich binnen korte
tijd opwerkte tot de derde na
tionale VPRO-figuur: zijn naam
was Gerrit en hij stal als de
raaven.
Vrijwel tegelijkertijd had
het dekselse viertal echter nog
een typetje bedacht, dat aan
vankelijk voor het voetlicht
trad als een Belgische papat-
bakker met een weinig vaste
hand van mayonaise scheppen,
maar dat al snel in een heu
se zwarte smoking gehesen
werd.
Ze doopten de goede man
Sjefke van Oekel, droegen
hem op bij voortduring niet
goed te worden en hevig te
zweten.
Wederom bleek het VPRO-
team een goed gevoel voor ty
petjes maken te hebben, want
ook de heer Van Oekel (wer
kelijke naam Dolf Brouwers)
vergaarde binnen de kortste
keren nationale roem.
Toch bleef zijn populariteit
een beetje achter bij die van
Fred, Barend en Gerrit, maar
dat zal wel veranderen nu
Wim Schippers en Wim van
der Linden hem hebben uit
verkoren om hun nieuwe pro
gramma „Sjefke van Oekel's
Discohoek' te gaan presente
ren, dat op 22 mei a.s. voor
het eerst de lucht in zal
gaan.
In hun nauwelijks te stuiten
ijver hebben de twee Wimmen
naast Sjefke echter alweer een
nieuwe figuur gecreëerd, die
ln het nieuwe programma de
rol van boekhouder gaat ver
vullen.
Zijn toneelnaam: ir. Evert
van der Pik, geschapen naar
het beeld van de doorsnee-
boekhouder (zoals de huiten-
staander zich die althans voor
stelt). Dus, met andere woor
den, als het ware: een wat
zielige, zure, slome, suffe,
sloffende, slappe, slonzerige,
sullerige schlemiel.
Wanneer de voortekenen
niet bedriegen (en dat hebben
ze tot nu toe nog nooit ge
daan) staat ook ir. Van der
Pik nationale roem te wachten
en daarmee zal dan alweer
een tot voor kort totaal onbe
kende vaderlander worden
toegevoegd aan het arsenaal
beroemdheden van eigen bo
dem.
O Ir. Evert van der Pik.
Mavo-niveau, type-ervar», J
bezit van rijbewijs B-E,
WORDT
een zeer aantrekkelijke (-J
woordelijke funktie in '«T.
werksfeer.
onder no. 26367 bur
cursusduur 3 jaar
cursusduur 3 jaar
ef Onderwijs (MEAO)
ïomie, bedrijfsadministratie,
recht, staats- en strafrecht,
vakken).
oma boekhouden wordt ver-
rwijs (MAVO-4)
rikt hebben dan wel jonger
an het lager beroepsonder-
rijkskunde, handelskennis,
eld per jaar 60,— (zes
(emeenschap, Edisonweg 9,
tussen 19-21 uur, telefoon
de partiële/gedeeltelijke
ijkheden is verkrijgbaar bij
>n op de afdeling Onderwij'
1184 - 5100), Goes (telefoon
[Brouwers (61) even pau-
tussen de opnamen van
aflevering van „Sjef-
Oekel's Discohoek"
.roert (het hoofd gebo-
I in z'n koffie zonder
imag ik best weten?
n thuis wel eens heeft
denken van: waarom is
looit wat met me gewor-
wonderd opkijkend:
[orbeeld, ja"
J dat dan, wat deed u
""e momenten?
Jeeft dat zin? Dat is
W- onder woorden te
«ra, hoor. Vergis je daar
Ja, wat deed ik? Pein-
Kniezen. Een foto van
fff Pakken en daar dan
naar kijken. Zeggen: Goh
■Jaar heb het nou toch
Ia ^n' zaS er vroe-
I® leuk uit. Beschaafd,
leen goeie stem, je was
ie bent altijd goed
v<x>r iedereen en toch
nooit wat geworden met
bilde
o vroeger, als kind,
i ..IfL "^anSer! Jaaaa,
artiest worden".
'mocht niet van thuis?
Hij: „Nee, vader was kleerma
ker en die had veel liever dat
ik een écht vak ging uitoefe
nen. Toen ben ik maar kapper
geworden. Ergens lag me dat
wel, want kapper zijn, dat be
tekent dat je heel dienstbaar
bent. Zo goed, meneer? Nee,
meneer? Uitstekend, meneer.
Goed, meneer. Zeker, meneer,
Alstublieft, meneer. Maar ja,
dat ouwe verlangen liet me
niet los, dus ben ik op m'n 19e
toch maar zanger geworden."
Maar zonder succes?
Hij: „Jadat kun je wel zeg
gen, ja. Alleen in België heb ik
wel eens een tijdje fijn ge
werkt. Vooral in Antwerpen,
in een eafé-ehantant aan het
Koningin Astridplein, bij Ja-
ques de Volgt. Voor taartjes
etende dames leiuke liedjes
zingen,"
Staat op, zingt; de armen ge
spreid: „Grootmamma, wilt U
eens dansen..." En weer zit
tend: „en Eens zal de Betuwe
in bloei .weer staan, Dunkelrote
Rosen. Dat soort dingen. Ge
zellige liedjes."
Maar het échte succes bleef
uit?
Hij: „Ja, wat zonde todh, hè?
Ik heb er echt èlles voor ge
daan. Maar achteraf ga je je
dan natuurlijk wel afvragen
wat het allemaal voor zin ge
had heeft. Of je niet erg veel
geliuik hebt laten liggen. Toen
in België zat ik bijvoorbeeld op
van die kleine huurkamertjes,
terwijl m'n gezin, ik heb twee
dochters, in Nederland was.
Dat soort dingen kan ik nog
altijd niet verwerken, dat een
mens, die zó z'n best heb ge
daan in zijn leven, niets be
reikt heeft... Ja, behalve nu
dan. Nu ik een beetje bekend
geworden ben, nu komen er
ineens aanvragen om te zin
gen, wat dus eigenlijk m'n
vak is. Ik ga nu bijvoorbeeld
voor de 'radio zingen met het
Metropole-orkest van Dolf van
der Linden. Maar weet je wat
nou zo jammer is? Ze willen
dat ik dan zing als Sjefke van
Oekel,' terwij] ik veel liever
zou hebben, dat ze Dolf Brou
wers eens vroegen."
Maar die is dood?
Hij: „Ja, die is dood. Wat
jammer toch, hè? God, dat
vind iik zó jammer... Vooral
omdat ik dan nu succes heb als
die Van Oekel, had ik ge
hoopt, dat het met Dolf Brou
wers ook weer wat zou wor
den, maar dat zit er kennelijk
niet in."
Er wordt wel eens gezegd, dat
Sjefke van Oekel „alleen maar
een typetje" is; dat u mis
bruikt wordt; dat die jongens
van Barend Servet u in een
hoek drukken waar u eigen
lijk helemaal niet in thuis
hoort. Goh, zo'n arme ouwe
man, hoor je dan wel eens
ti
Ui
telefoon 01150*
:n telefoon 7008
X*.
!X\
1 i il i ILL
V"
zeggen. Dat die zich zó laat
gebruiken.
Hlij: „Nou, dat is echt niet
waar. Nee. Maar dat kunnen
de mensen natuurlijk niet we
ten. Die denken dat ilk daar
maar wat sta te prutsen, ter
wijl ik in feite gewoon mezelf
sta te spelen. Dat vind ik juist
zo knap van Wim Schippers.
Die heeft ik weet niet hoelang
met me gepraat en juist om-
diattie me ze door-en-door
kent, weettie precies wat ik
denk, voel en doe."
En dat gehannes met die pa
pieren dan, dat aflezen van de
tekst van hele grote vellen?
Hij: „Daar heb je nou zoiets.
Dat vinden veel mensen zielig,
maar ze weten niet, dat ik
inderdaad geen teksten kan
onthouden. Dat is nou net zo
schlemielig van me. Ik zou de
grootste rallen willen spelen,
maar ik kan dat niet, omdat ik
steeds de tekst zou vergeten.
Dat is heel gek, want met
liedjes heb ik dat niet. Die
kan ik best onthouden. Toen
ik die rol van Sjefke kreeg
wais dat ook het eerste waar
ik aan dacht. Hoe moet dat
nou met die teksten, dacht ik.
Stel je voor, dat je daar wat
staat te hakkelen, dan gooien
ze je zo naar buiten en dan
heb ik dat ook alweer ver
prutst. Daarom heb ik ze het,
toen ze me vroegen, maar ge
lijk verteld. Juist om mezelf
weer een teleurstelling te be
sparen, begrijp je. Maar de jon
gens zeiden toen, dat dat geen
punt was. Dus daar heb ik
ergens wel geluk mee gehad,
ja, anders was dit ook weer
niks geworden."
Maar Sjefke van Oekel werd
wèl wat.
Hij: „Ja, gek hè. Daar kan ik
nog steeds niet over uit. Dat
heb iik nog steeds niet kunnen
begrijpen. Ze vragen me nu
overal om op te treden. Veel
voor studenten enzo. En voor
beeldende kunstenaars. Ik
hoef maar te zeggen „Ik ben
maar een eenvoudige boerelul"
en de hele zaak ligt plat."
Wat doet u nog meer op zo'n
avond?
Hij: „Oh, dat is ook nog zoiets
geks, dat begrijp ik ook maar
niet. Als ikzelf wat ga verzin
nen en wat teksten maak, dan
lacht er niemand. Wat ikzelf
maak heeft kennelijk geen
kern. Het mist iets. De bezie
lende kracht, zal ik maar zeg
gen. Daarom maken de jon
gens nu steeds teksten voor
me als ik het land in ga en die
lees ik dan maar voor."
Dat schlemielige, waar ligt dat
nou aan?
Hij: „Dat zal m'n persoonlijk
heid wel zijn, denk ik. Want
je kunt nou wel lachen als ik
zeg „Ik ben maar een eenvou-
digeboerelul", maar zo heb ik
mezelf in feite altijd gezien.
Ik bèn het gewoon. Als ze me
vroeger een grote rol hadden
aangeboden in een of andere
operette, dan zou ik toch ge
zegd hebben: Ach, geef me
maar liever een kleintje."
Ja, maar hoe is dat dan ge
groefd?
Hij: „Soms denk ik wel eens,
dat het komt omdat ik een
tijdje kapper geweest ben. Dat
je zó gewend geweest bent om
altijd voor iedereen klaar te
staan en te helpen, dat je zegt:
geef die grote rol maar aan
een ander. Dat dienstbare in
me, dat zit er helemaal in. Ik
krijg het er ook niet uit ook."
Alsof het zo zijn moet, strui
kelt op dat moment een kof
fiejuffrouw met enkele kop
pen koffie. Dolf wil onmiddel
lijk opvliegen, om te helpen,
maar iemand anders is hem al
voor. Dolf, terug op z'n stoel:
„Daar héb je het nou. Zoiets
kan ik niet zien. Als iemand
voor m'n ogen zou verdrinken,
dan sprong ik 'm onmiddellijk
achterna."
Kunt U zwemmen?
Hij: „Nee, dat is 't 'm net.
Maar ik zou tooh springen en
dan maar liever samen ver
drinken."
Heeft het zingen toch altijd
genoeg opgeleverd om in le
ven te blijven?
Hij: „Ha, ha, dat is een hele
goeie. Je kunt het bijna zo
gek niet noemen of ik heb het
gedaan. Tot vertegenwoordigei
in stofzuigers toe."
U bent nog eens een tijdje
reisleider geweest, hè?
Hij: „Ja, en daar heb je het
weer: vanwege het dienstbare,
hè. Dat slaafse, Dat vond ik
daarin weer helemaal terug, 't
Was eigenlijk niks voor mij,
op zo'n bus naar Oostenrijk,
want ik was véééééééls te
goed voor de mensen. Iedereen
de bus uithelpen enzo. Zorgen,
dat iemand djie op dieet stond
ook werkelijk het goeie eten
kreeg, 's Avonds voor ze zin
gen en als de chauffeur koffie
wou hebben, dan liet ik 't 'm
niet zelf halen, maar dan was
ik alweer wèg, begrijp je?"
En peinzend: „Ik heb eigenlijk
een ontzettende hekel aan dat
soort mensen. In feite haat ik
die slaafse typen. Want ik
herken mezelf erin, hè. Ik kan
het niet zien. Ik bedoel, af en
toe zeg ik wel eens tegen
mezelf: als ik het allemaal nog
eens over kon doen, dan zou
ik wel vriendelijk voor ieder
een zijn, maar niet meer zo
slaafs. Niet meer gelijk op
vliegen om direct te helpen.
Want je gaat er op den duur
kapot aan, hoor. Je komt hele
maal niet meer aan jezelf toe".
Toch bent u als Sjefke van
Oekel ook weer het type, dat
alles en iedereen bewondert.
Hij: „Ja, daarom vind ik er af
en toe ook wel eens geen pest
aan. Dan zeg ik tegen de jon
gens: moet dan nou? Meestal
wijzigen ze dan de tekst, maar
ook weieens niet. Ik heb trou
wens ook wel dingen ronduit
geweigerd om te doen."
Wat bijvoorbeeld?
Hij: „Bepaalde woorden en
zo."
Wat voor woorden?
Fluisterend: „Teringlijer, bij
voorbeeld. Dat vind ik zo'n
eng woord, dat ligt niet in
mijn mond."
Maar u zegt wel dingen als
„Lik m'n reet".
Hij: „Ja, dat wel ja. Misschien
omdat ik dat af en toe wel
eens écht tegen mensen zou
willen zeggen. Maar dat aurf
ik dan niet, hè."
0 Sjefke van Oekel: „Ik wou
dat ze Dolf Brouwers eens vroe
gen
E u heeft ook wel eens Hit-'
Ier nagedaan in een show.
Hij: „Moet je opletten". Dolf
Brouwers tast in zijn zakken,
haalt pijlsnel een kam door
z'n haar Uit een andere zak
komt een klein schminkpot-
loodje. Rats, rats, rats. Bril af
en daar zit de heer Adolf Hit
ler.
Vindt u dat wel leuk?
Hij: „Ja, dat klinkt nou mis
schien gek, hè, maar H.tler
spelen kan ik erg goed en
misschien vind ik het daa.um
wel leuk. Omdat dat dus iets
is, wat ik echt kan. Ik heo dat
trouwens ook nog eens een
kee gedaan voor de Belgisc <e
m'litairen in Duitsland. Zal
pakweg in 1946 geweest zijn.
'roen heb ik nog een ceize
pak op m'n donder gehad van
ten Duitse toneelknecht, zo'n
I itleriaan, weet je wel. Die
beeft me toen compleet in een
1 oek geschopt."
Waarom heeft tl trouwens zo'ri
pot'oodje op zak?
Hij, gegeneerd: „Omdat ik al
weer een jaartje ouder wordt.
Een beetje grijs en zo. Nou ja,
en als je voor de camera's
staat, valt dat zo op en daarom
kleur ik m'n snorretje at en
toe wat bij."
WIM WENNEKES
FOTO: RONALD SWEERING