IT uit KRABBEGATSE vastenavond moet een volksfeest blijven erzekering, Istandige Jef de Graauw Spoedig Grootste Boer-af Vaarwel aan carnaval? Zaterdagbijlage van 22 februari 1974 Burgemeester Volksfeest Symboliek Gemeenschapsliedj e Sociaal feest Unieke happening Als een aap aantal Ie van plkammon- i, waar I gewerkt, Ivoerd daan ter lontinue- |/ij een i opleiding ark. arwaarden |t het busvervoer iRozenburg blliciteren: leling nburg. L-/ dsc t lot g'atis informaties FMin^VvroomaOreesmann i |de\°m9 ^an kdhoven - Tel. 040-62852 e abonneren op bet ikblad Story. Dus kan aan bij mij langs komen» <n\ Oil of f 8,45 per kwartaal. >an Story, ■Mom vri3 BERGEN OP ZOOM Er is, in de meest letterlijke betekenis, geen conser vatiever feest dan carnaval. Het hangt van tradities aan elkaar. Om de vasten avondviering levend te houden hoef je eigenlijk maar twee dingen te doen: zorgen dat de tradities gehandhaafd blijven en zorgen dal er geen nieuwe elementen insluipen. De Bergen op Zoomse - zeg maar Krabbegatse - vasten avondviering is het beste bewijs voor deze stelling. Maar dat neentt niet weg. dal zelfs in Bergen op Zoom de dragers en behoeders van die tradities, die zelf op de dnur een stukje traditie lijken te worden, het op een gegeven moment toch tegen de tijd moeten afleggen. Zo zal Je f de Graauw (in de wereld directeur van een groot Bergen op Zooms expeditielmreau) dit jaar voor 't laatstste de functie van Grootste Boer he kleden. Voor hel laatst 11a 27 jaar. Je£ de Graauw is een man, die in een interview bijna niet uit de verf te krijgen is. Hij is graag bereid om te praten en daar kan hij wat van maar niet of nauwelijks over Jef de Graauw. Misschien wil hij best, maar het gesprek loopt telkens uit de hand. Ie dere keer weer gaat heit plot seling over de Bergse vastena vondviering, over de Stichting Vastenavend „wij", zegt hij dan of over de Grootste Boer als verschijnsel. Maar nauwelijks over Jef de Graauw zelf. En toch is hij de man die de figuur van Groot ste Boer zoals die momenteel functioneert in Krabbegat he lemaal heeft ingevuld. Goed carnavalesk is die houding natuurlijk wel. En ty perend voor de sfeer waarin de Stichting Vastenavend ie der jaar weer hard aan de voorbereiding en de uitvoering van de leut-vierdaagse werkt. Mensen achter de schermen, of, om in stijl te blijven, ach ter de gurdijntjes. „Het is wel de leukste van dc taken die ik in de Stichting Vastenavend gehad heb", zegt Jef de Graauw schijnbaar on aangedaan. Maar het zou wel erg vreemd zijn als hij niet wat draaierig wordt, wanneer hij tijdens vastenavond 1975 iemand anders in zijn uitmon stering van Grootste Boer ziet lopen. Zijn afscheid van die func tie betekent overigens geen afscheid van de Stichting, want hij is en blijft nog een tijdje voorzitter van de Com missie Protocol en vice-voor- zitter van de Stichting. „Die baantjes ga ik op de duur ook afgeven", zegt hij, „maar niet allemaal tegelijk. Je moet zor gen dat de lijn behouden blijft en dat kan enkel als je gelei delijk nieuwe mensen in werkt". De Grootste Boer, voorzitter van de Boerenploeg, is naar carnavalsbegrippen gedurende de dagen van vastenavond burgemeester van het Krabbe gat. Prins carnaval is de hoge gast, die ieder jaar vanuit zijn verblijf in de Slikken van de Schelde vier dagen naar Krab begat komt, waar hij door zijn gastheer, de Grootste Boer wordt ontvangen. De Grootste Boer begeleidt de prins ook op al zijn bezoe ken tijdens de leut-vierdaagse en dat zijn er zo'n kleine tach tig. Dat wil zeggen, dat de man die achter het mombak kes van de Grootste Boer schuil gaat in goede lichame lijke conditie moet zijn. Maar bij moet wel wat meer heb ben. Want tot zijn taak be hoort ook het afkondigen van de Elluf Geboje vanaf de pui van het stadhuis en het afste ken van het vermaarde „praatje op ut biljart". Dit laatste gebeurt in De Draak op zaterdagmiddag, na de^ intocht van de onns en vóór de Boerenmaaltijd, boe renkool met worst. Het is een politiek praatje, waarin de Grootste Boer als hoogstver- antwoordelijke de prins met humor en milde spot op de hoogte brengt van de gang van zaken in het voorbije jaar. Het maken van die Elluf Geboje en van het praatje óp het bil- 3art is het werk van de Groot ste Boer zelf; En dat rpoet zo blijven. ..Daarom^, zegt Jef de Graauw, „zullen we een op volger in dieTünctie met veel zorg moeten kiezen. Hij zal niet alleen de toestand, in Ber gen op Zoom goed moeten kennen, maar hij zal vooral de njentaliteit moeten aanvoelen. Milde spot over allerlei zaken iets anders dan kwetsen, iemand kwetsen willen wij niet". karakteristieke is wel, dat het van oudsher een volksfeest is. En wij, de Stichting Vastena vend, doen er alles voor om dat zo te houden. Dat mag niet veranderen, dat mag nooit verloren gaan. Daarom hebben wij er ook nooit propaganda voor gemaakt. Wij willen er geen toeristische attractie van maken. Wij willen niet over spoeld worden. In wezen is het carnavals feest hier ieder jaar precies eender. Wij geven er wel tel kens een ander motto aan, maar dat is alleen bedoeld om de Bergenaren een impuls te geven. Echt veranderen doet het nooit. Het Bergse carnaval is na de Tweede Wereldoorlog uitgegroeid tot het massale, versierde volksfeest. Niette min vind je er nog de elemen ten in die er voor de oorlog al in zaten: de intocht van de prins, de boerenmaaltijd, het dweilen, de carnavalsoptocht. Het is allemaal wel op een feestelijke manier uitgebouwd. De optocht was vóór de oorlog voornamelijk een zaak van de vele kermisyakgenoten die hier woonden. Ze hadden gro te wagens tot hun beschikking en ze moesten de wintertijd doorkomen. En de tuinders, die hadden van ouds ook ac tieve carnavalsclubs. Carnaval is hu helemaal erkend en offi cieel. De gemeente speelt er van harte in mee en dat was voor de oorlog niet het geval. Toen was vastenavond vieren taboe, zeker bij de geestelijk heid. En die had zpveel in de pap te brokken, aat het ge meentebestuur er ook niets mee te maken wilde heb ben". Wat is nu liet geheim van »et klaarblijkelijk onver- Wop;ti rfa Bergse carnaval? Jef de Graauw: „Het meest De Grootste Boer als hoge functionaris staat zelf hele maal in de traditie van vóór de oorlog. Toen, en ook nog twee jaar na de oorlog, trad Goof van Mastbergen als zoda nig op. Hij had altijd een wit te met bloemen versierde pa raplu bij zich en hij droeg, echt voor de kou, een bontje om zijn hals. Jef de Graauw: „Toen de Grootste Boer na de oorlog een officieel tenue kreeg hebben we ook die ele menten bewaard. We hebben er tegelijkertijd een symbolische betekenis aan gegeven. De witte paraplu is teruggekomen, niet versierd met bloemen, maar met grote en kleine spruitjes. Daarmee willen we duidelijk maken, dat vastenavond een feest voor grote en kleine mensen is. Op de punt van de paraplu staat altijd een wortel, of, zoals wij zeggen, een pee. Dat betekent: wie in deze dagen de pee in heeft kan d'r op. Ook het klei ne bontje van Van Mastbergen is tot vaste uitmonstering van de Grootste Boer verklaard. Het wil zeggen, dat je het met vastenavond wel een beetje bont mag maken, maar niet te veel". Tot de zaken waarmee het Bergse carnaval, ondanks de afwezigheid van propaganda, school heeft gemaakt in wijde omgeving behoort het carna valslied. Lange jaren is Jef de Graauw daar in zijn eentje de maker van geweest. Sinds een aantal jaren maakt hij het sa men met vier man van de Commissie Protocol. Over de kwaliteit van die liedjes is nauwelijks discussie mogelijk. Het zegt genoeg, dat het Berg se carnavalsliedje het in Krab begat jaar na jaar met succes kan opnemen tegen de vloed golf van pseudo-carnavalslied- jes waaraan professionele tekstdichters, zangers en musi ci, royaal „geplugd" door po pulaire radiozenders, goed geld willen verdienen. „Ik schrijf de tekst altijd in mijn zomervakantie", vertelt Jef de Graauw. „Als ik weer thuis kom Is het in grote trek ken klaar. Soms wordt er al leen hier of daar nog een woordje aan veranderd, soms hebben mijn medewerkers nog goede ideeën die we er in kunnen verwerken". Dat Jef de Graauw er al zo vroeg in het jaar aan kan beginnen komt doordat de Stichting Vastenavend drie of vier weken na carnaval al weer aan de voorbereidingen voor het volgende jaar begint. De eerste de beste vergade ring van de Commissie Proto col wordt gewijd aan een te rugblik op het voorbije feest. In de wekelijkse vergaderin gen daarna wordt zo snel. mo gelijk het motto voor volgend jaar vastgesteld. „Dat moet wel", legt Jef de Graauw uit. „In juli en augustus vergade ren we niet, omdat iedereen dan op vakantie is. Maar in september moeten we al aan de bouw van de prinsenwagen beginnen, waarin het jaarlijk se motto (dit jaar „H'aange- kleed ga d'uit") wordt uitge beeld. Dat betekent, dat we vóór de vakantietij d het ont werp van de wagen tot in details en in kleur op papier moeten hebben. We hebben onze tijd dus hard nodig". Ook het liedje wordt op het jaarlijkse motto geschreven en daar schuilt natuurlijk een groot deel van het succes in. Maér daarin niet alleen. Wie de teksten, met stérke taal kundige vondsten, aandachtig doorleest zal merken, dat het echte gemeenschapsliedjes zijn, waarin de Krabben el kaar op muziek toespreken en aanmoedigen. De vraag, of een zo vroege start niet het nadeel heeft, dat je niet meer kunt inhaken op actuele gebeurtenissen, is voor Jef de Graauw geen vraag. „Actuele gebeurtenissen", zegt hij, „zijn voor ons de dagelijk se dingen des levens.En die moet je nu net in de carna valsdagen vergeten. Wij, de stichting, zijn steeds met het sprookje bezig". De meest obligate vraag aan de vooravond van een afscheid maar wat heet afscheid? is voor Jef de Graauw het moeilijkst te beantwoorden. De vraag naar zijn mooiste herinneringen. Hij moet er eens extra lang voor aan zijn (onafscheidelijke) sigaar trek ken en bedachtzaam kiezen uit een zee van bonte belevenis sen uit al die jaren waarin hij aan het Bergse carnaval heeft gebouwd. „Ik heb zoveel mooie herin neringen". Maar dan plotseling heeft hij zijn keuze gemaakt. „Het mooiste is voor mij", zegt hij zeer overtuigd, „dat carnaval na de oorlog een so ciaal element gekregen heeft. Omdat het een waar volks feest moet zijn willen wij er zoveel mogelijk iedereen in laten delen. We trekken naar de ziekenhuizen en naar- hoe heet dat ook weer- vroeger zeiden we „d'n èrmenblok", o ja, huize St.- Gertrudis. Daar zitten mensen die soms een heel jaar niet buiten komen en die niets van vastenavond zien. Je zou eens moeten meemaken hoe zo'n bezoek gewaardeerd wordt. Man, die ene tulp die ze van de prins krijgen, die wordt als goud bewaard". En dan ver in zijn herinne ringen terug gaande vertelt Jef de Graauw hoe de eerste na-oorlogse prins, Kees Becht oftewel Nilles I dat sociale element erin gebracht heeft. Diezelfde Nilles I was ook de man die het Kindercarnaval in het leven riep. Jef de Grauw: „Iets wezen lijks van het Bergse carnaval is, dat de vastenavondvierders twee dagen gemaskerd op straat mogen komen. Maar het eerste jaar en ook nog het tweede jaar na de oorlog werd daar geen toestemming voor gegeven. Bang dat er nog zo veel haat en nijd van de oor logsjaren zou zitten, dat er moeilijkheden zouden ont staan. Toen heeft Nilles I ge zegd: alles goed en wel, maar die haat en nijd kan er niet bij de kinderen zijn. Dus laat die dan tenminste wel gemas kerd de straat op. Dat is ge beurd. Allemaal om vier uur 's maandags naar de Markt, een praatje van de prins en daarna 'n stukske dweilen". Daaruit is in de loop van de jaren het huidige Bergse kin dercarnaval gegroeid, een unieke happening met grote faam tot ver buiten de Krab begatse grenzen. „Ik kom nou vaak mensen tegen", zegt De Graauw met grote voldoening, „die mij zeggen: toen ik zó was heb ik nog aan jouw hand door het Vierkantje gedweild". Naar zijn mening is dat kin dercarnaval trouwens een deel van de Bergse succesformule. „Wanneer ik wel eens praat met mensen die in andere plaatsen carnaval willen ma ken wat een woord, hè, dat „maken" dan adviseer ik ze altijd met een kindercarnaval te beginnen Want daar moet je het van hebben". Jef de Graauw denkt dat de geleidelijke uit, van zijn stad het carnavah-in de kaart gespeeld heeft. Als een stad hard gaatyp groeien dan wordt carnaval iets dai alleen maar eep^beperkt dee) van de in^tmere Aanspreekt, In Bergen <>p Zoom is die uitgro^feleidelijk gegaan. 0e ïèrgenaren, zo trot&r als een Stip op hun vastej^uond, j.euwkomerS mee zat is.lgóed ge- probeg£. mij niet te&naken d h" of aller n al kunrjgtpvwen Vandaag is vastenavond 1974 officieel begonnen. Op 11 november vorig jaar is Jef de 0 Zo begint ieder jaar ii Krabbegat de vastenavondvier daagse. De Prins arriveert met een speciale trein vanuit zijn vaste verblijf, de Slikken om met een dikke bos tulpen, sym bool van de naderende lente, zijn onderdanen te begroeten. Hij wordt verwelkomd door de hoogste gezagsdrager van Krab begat, de Grootste Boer. Graauw voor het laatste geko zen tot Grootste Boer. Voor het laatst beeft hij toen de „kale n'eet" afgelegd bij de It van Mie d'n Os. Voor het aiitst heeft hij op het Neuzen- bal het vastenavondliedje be- kjpd gemaakt, yecttLhet laatst treedt- hij vief ringel: op als lQut-burgemeester van-de ach- fer mofn bakkesen jln gur- dijntjes 'f feesÜShi^prKrabben. Vastenavond is eeuwig en de Grootste Boer ook. En Jef de raam gaai (nog) niet to ren. Maar toch zullen veel echte Krabben volgend jaar die typisehfe loop missen die de Grootgti Boer jarenlang mnad. En die heel en manier waarop hij z'n dumke aan z'n nuske bracht om zijn duizenden burgers langs de straat te groeten TOON KLOET Naar mijn gevoel wordt Carnaval elk jaar een beetje minder leuk. Dat kan een kwestie van leeftijd zijn. Ou we mopperaars zeggen altijd dat vroeger alles beter en ge zelliger was. En naargelang dat verleden "verder af is, krijgt het meer een mooi gou den randje. Maar dat bedoel ik nu niet. Ik herinner mij als jongere carnavals te hebben meegemaakt, waarbij de leef tijd voor niemand een kwestie was. Niet alleen werd er niet over gezeurd, dat het vroeger allemaal veel gezelliger was, maar er liep op zo'n feest ook geen zichtbare leeftijds grens door de aanwezigen. En die is de laatste tijd alomte genwoordig. Een van de aardigste dingen van een volksfeest, namelijk dat het voor iedereen is, gaat daar mee verloren. Ik zou mij kun nen voorstellen, dat op dit ogen blik de opheffing van het ge- neratieverschil een even fees telijke ervaring zou kunnen zijn als vroeger de opheffing van het standsverschil geweest moet zijn. Maar het nieuwe verschil lijkt hardnekkiger te zijn dan het oude en de gene raties zijn nu strenger ge scheiden op een feest dan de standen het ooit geweest zijn in het gewone leven. Zij heb ben aparte cafés en aparte bijeenkomsten, waar de aan wezigheid van de andere ge neratie ervaren schijnt te wor den als een inbreuk op de gezelligheid. Dit neemt van die gezelligheid naar mijn smaak precies voldoende weg om de afwezigheid te recht vaardigen. Het is een heel vreemde ervaring een café binnen te komen waar alleen ouderen of alleen jongeren zit ten. Je wordt er wel niet uit gegooid als je niet bij de groep hoort, maar de lol is er toch af. Hoe dit zo gekomen Is, weet ik niet. De eenvoudigste ver klaring is waarschijnlijk, dat het niet zo is, maar dat ik het mij alleen maar verbeeld. Dan maakt die verbeelding het feest minder aantrekkelijk en het meedoen moeilijker. Spon taniteit kan door de verbeel ding sterk afgeremd worden. Maar als ik mij dan wil spie gelen aan de spontaniteit van anderen, valt het mij steeds weer op, hoeveel er in hun gedrag ontleend is, bij voor keur aan de grote, aanstekelij ke voorbeelden van het scherm. Het heet, dat men zo zichzelf is, maar het is duide lijk dat honderden alleen maar machteloos de nationale guiten imiteren. En het is geen ver heffend gezicht een hele me nigte mensen woorden en ge baren te zien nadoen die op de televisie voorgedaan zijn of een van die onverbiddelijke krakers te horen aanheffen die er door de platenmaatschappij en of zuilen al maanden tevo ren ingestampt zijn met een nadruk en een hardnekkigheid alsof het om de dressuur van een heel log, dom dier ging. Bij wijze van dank voor deze wat beledigende veronder stelling schijnt het publiek te doen wat de dompteurs vra gen. Ik heb er geen bezwaar tegen dat hier toch van „spon taniteit" gesproken wordt, maar persoonlijk kan ik daar bij nooit het proces van dres suur en conditionering verge ten, dat daaraan voorafgegaan is. Ik ben mij er wel van bewust dat dit ook geldt van elk lied, dat zogenaamd spon taan wordt aangeheven, inclu sief de nationale hymne, en dat improvisatie door een me nigte een onmogelijkheid Is. Mensen zingen alleen liederen die ze kennen; ze wellen niet ter plaatse uit de volksziel op. Maar in dit geval denk ik eerder aan vervreemding, om dat die liederen er zo letter lijk van buiten af in gestampt zijn, namelijk vanuit een cen trum waar carnaval nauwe lijks iets anders betekent dan een drukke tijd voor de com mercie. Op die manier gaan buiten staanders het gebeuren in de hand nemen en dirigeren en gaat de lol ervan steeds meer lijken op de flauwiteiten die overal en het hele jaar door na een grappige avond op de buis ten beste gegeven worden op kantoren, werkplaatsen en scholen. Ben ik een kniesoor wan neer deze en dergelijke dingen mij opvallen en dwarszitten te midden van al het mooie, dat carnaval toch ook te bieden heeft? Ik heb tegen dat predi kaat nauwelijks bezwaar. Al- 'een wordt daardoor te gemak kelijk het feit aan de waarne ming onttrokken, dat het car naval als een specifiek cul tuurverschijnsel bezig is te verdwijnen juist op het mo ment dat de deelname daaraan massaler is dan ooit. CORN. VERHOEVEN

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 17