Het meeste heb ik al doende geleerd" ERDRUK HERDRUK HERDRUK HERDRUK HERDRUK fezasz„Psychiater veroordeelt afwijkingen" Lukacz Chomsky Wittgenstein Stoel van Bernlef Hoe eskimo's leefden GRIEKSE BESTELLER RESTAUREERDE HOLLANDSE BOUWVAL 11 WERELD BEKEKEN DOOR CAMERA K föaaznrare awaaaa Aan de Langegracht in Maarssen, staat een mooi, 17e eeuws grachtenhuisje. Het is eigendom van en wordt bewoond door de Griek Petros Vertkas (34), die als besteller bij de post in Maarssen werkzaam is. Het bijzondere van dit onder Monumen tenzorg vallend huisje is, dat het grotendeels door de heer Vert- kas zelf in zijn vrije tijd gerestaureerd is, met hulp van enkele vrienden. Het karwei heeft enige jaren gevergd, maar het re sultaat mag dan ook gezien worden. Wat in '67 eigenlijk niet meer dan een bouwval was, is nu zowel van binnen als van buiten een fraai pand geworden, een monumentaal bezit. I Petros Vertkas is in 1962 I naar Nederland gekomen. Hij lag het niet meer zitten om in [zijn geboortedorpje Itia Fiori na, vlakbij Saioniki, de hele dag als bouwvakker en smid in de weer te zijn voor [omgerekend ongeveer drie gulden per dag. Daarom be- i sloot hij zijn geluk hier te •beproeven. In Maarssen vond [hij werk bij een zinkerij. I Vertkas is geen jongen met ■twee linkse handen en ook ■niet iemand die het gauw laat ■afweten. Op die manier en Idoor uiterst zuinig te leven ■slaagde hj erin in een paar [jaar tijd een flinike som geld E-te sparen. Daarmee kou hij [het pand aan de Langegracht kopen, waarop zijn oog tijdens een wandeling langs de Vecht was gevallen en dat sindsdien niet meer uit zijn gedachten was gegaan. Dat pand bestond uit twee (woon) gedeelten onder één kap, van elkaar gescheiden door een doorlopende muur. Vertkas kocht in '67 eerst het rchtergedeelte en enige tijd later het linkerstuk. Toen kon hij de tussenmuur wegbreken en van de twee delen één geheel maken. Dat is hier na tuurlijk heel wat sneller neer geschreven dan het door Vert kas en de zijnen gedaan is. Aan een monumentenpand mag niet zomaar gebroken en verbouwd worden; de restau ratie moest nauwgezet 'geschie den volgens tevoren goedge keurde plannen. Die werden ontworpen door de Maarssense architect B. O. v. d. Berg. Vert kas: „Het is geen gemakke lijk kawei geweest. Ik had wel wat ervaring als bouw vakker, maar dat loste niet alle problemen op. Het meeste heb ik al doende geleerd. Daarbij heb ik veel steun ge had van mijn vrienden, Grie ken maar ook een fabrikant hier uit de buurt, die met een Griekse vrouw gtrouwd is. Elk vrij uurtje en bijna iedere za- tedag en zondag ben ik de laatste jaren aan het huis kwijt geweest. Maar nu heb ben we 't gehad". En met rechtvaardige trots laat hij ons vervolgens zijn huis zien. Het grote werk hieraan, zoals de vernieuwing van het dak (niet het leggen van de pannen) en de wijzi ging van de voorgevel is door een aannemer gedaan. In 1970 solliciteerde Vertkas bij de PTT. Hij werd op het districtspostikantoor in Utrecht als hulpkracht aangenomen, promoveerde tot besteller en kon begin 1971 in Maarssen als besteller starten, letterlijk dichtbij huis. Plezierig voor hem en voor zijn vrouw, want hij was in middels getrouwd met een THOMAS: DE TWEEDE doen: ..Onder het. mom van de dit boek is: veestesziekte is vraa.ff: was is geestesziekte? handeling bezie. THOMAS: DE TWEEDE ONDE (uitgeverij Ambo- ken). Wie THOMAS ZASZ mocht zijn gaan waar eren om zijn vroegere publi és, wordt ongetwijfeld te- rgesfteld door het boekje: E TWEEDE ZONDE. Hij is n van de eersten geweest, !e op fundamentele wijze de aande psychiatrie heeft iergraven. Simpel gezegd mt het hierop neer: geestes- |éken bestaan niet, maar de atschappij is ziek. Je had gen verwachten, dat de eur b.v. „De waan van de anzin", in deze afforismen Jn theorieën op een puntige sjze had samengevat, maar i zijn ongenuanceerde kre- n geworden. De eerste zonde is de zonde. de kermis van en kwaad; de tweede nde noemt Szasz: duidelijke ad spreken. Szasz staat in dit ekje zelf model voor die eede zonde, wat zijn verbit- rde duidelijkheid maakt de erkelijkheid onduidelijk. Het an misschien leuk zijn om volgende uitspraak te doen: „Onder het mom van de diagnose van een ziekte ver oordeelt de psychiater afwij king van het gewone patroon", maar war doe je daarmee? Of een andere uitspraak: „Wees op uw hoede voor de analist die grappen analyseert in plaats van erom te lachen". Zijn uitspraken lijken pro gressiever dan ze in werke lijkheid zijn. Veel bla-bla, op geblazenheid. Zijn uitspraken over o.a. kindertijd, gezin, hu welijk, liefde, sex, vrouwen, ethiek, vrijheid, bestraffing, sociale betrekkingen, drugs, psychiatrie, geesteszieken etc, bevatten hier en daar onge twijfeld zinvolle typeringen, maar je kunt ze beter op hun waarde schatten, wanneer je eerst wat ander werk van hem gelezen hebt. Daarom is het misschien zinvol te wijzen op de enige tijd geleden versche nen vertaling van zijn reeds in de 50-er jaren geschreven boek: „The myth of mental illnes, waarvan een tweede herziene en verkorte editie verscheen: GEESTESZIEKEN ALS MYTHE (uitgeverij Lem- niscaat f 19,50). Thema van dit boek is: geestesziekte is een mythe; tussenkomst van een psychiater is een vorm van sociale adtie. Dit boek veroorzaakte in het begin van de zestiger jaren nogal wat deining, vooral in de vakkrin gen. Mede door het boek van Foudradmie is in ons land de psychiatrie ook doorgedrongen in die belangstellingssfeer van zogenaamde niet-vakmensen op dit gebied. Dit boek van Szasz is daarom een soort in- haa'l boek. „Gezien mijn over tuiging, dat psychiatrische problemen overwegend com municatie-problemen zijn van verbale en ndet-verbale aard, ben ik verheugd dat Neder lands-sprekenden die belang stelling in deze zaken hebben, mijn boek thans in hun eigen taal kunnen lezen", schrijft Szasz iii zijn ten geleide voor deze uitgave. En het is nog steeds de moeite waard dit boek te lezen. Deel I is gewijd aan het blootleggen van de sooiaal-his- torisehe en epistemologische wortels van de moderne op vatting van geestesziekte. Aangetoond wordt, dat de vraag: was is geestesziekte? onverbrekelijk verbonden is met de vraag: wat doen psy chiaters? Deel II, III en IV zijn gewijd aan de uiteenzetting van een systematische theorie van het persoonlijk gedrag, ten dele gebaseerd op materiaal dat ontleend is aan psychia trie, psycho-analyse en andere vakken van wetenschap, en ten dele op eigen waarnemin gen en denkbeelden. „Doordat men tot psychiatri sche theorieën geen morele vraagstukken of normatieve maatstaven heeft toegelaten", aidjus Szasz, „zoals nadrukke lijk geformuleerde doeleinden en gedragsregels, .is de psychi atrie losgeraakt van juist die werkelijkheid die zo heeft trachten te beschijnen en ver klaren". En: „Het is de gewoonte de psychiatrie te omschrijven als een medisch specialisme, dat met de studie, diagnose en be handeling van geestesziekten bezighoudt. Dit is een waarde loze en misleidende definitie. Geestesziekte is een mythe. Psychiaters houden zich niet met geestesziekten en hun be handeling bezig. In werkelijk heid behandelen zijn persoon lijke, sociale en ethische le vensproblemen". Szasz over trekt de zaak uiteraard, maar wie een doorbraak wil force ren, moet dat wel eens doen. Hij verkondigt koeien van waarheden, maar grove waar heden zijn nooit helemaal waar. Latere publicaties b.v. van Lainig en Sechehye (bij dezelfde u itgever verschenen) maken een genuanceerde kijk op vele zaken toeh wel moge lijk. Bij Szasz is het veel meer öf-öf en niet èn-èn. De sociale actie die Szasz invoert bij de psychiatrie is een goede zaak hoewel dit op het ogenblik geen nieuw standpunt meer is maar de wijze waarop dat dan moet gebeuren, wordt tevens be paald door de maatschappijvi sie van de psychiater i.e. van Szasz. En zijn opvattingen zijn nogal liberaal-conservatief. Maar met alle bedenkingen die je tegen dit boek kunt hebben, blijft het een prikke lende studie, die nog steeds de moeite van het lezen waard ia. Er liggen momenteel een tal herdrukken in de boek- nkels, die stuk voor stuk de moeite waard zijn. Het Teeds in 1906 verschenen boek Van FREDERIK VAN EEDEN: ~E KLEINE JOHANNES is eds talloze malen herdrukt, ét zeer poëtische en symboli ze verhaal van de kleine hannes met Windekind blijft m lezenswaardig boek, het en je niet van alle boeken 31 Van Eeden kunt zeggen, (et tweede en derde deel met (Se scharenslijper Marcus Vis Christusfiguur zijn minder Berk, maar maken mede deze Bilogie tot een blijvend monu- lent van Van Eeden's schrij- érstalent. Paris-Manteau gaf Ie drie_delen samen uit in een tand (503 pagina's) voor da -Krijs van f 25.75 Uchterbij ligt het werk van jSe in 1970 overleden ED fiOORNlK wiens verzamelde Jrken door Meulenhoff .ordt uitgegeven. De vier de- u zijn afzonderlijk verkrijg- Het tweede deel VER- .ENDE PROZA (f 23,90) il waarschijnlijk het grootste ■zerspubliek trekken. Het be at de beide romans De Over ziende en De Vingerwijzing, Jgen zestal verhalen (waarvan de meeste niet eerder gebun deld zijn) en een hoofdstuk uit een onvoltooide roman, dat hier voor het eerst in boek vorm verschijnt. De dichter Huormk schreef de laatste twee jaar van zijn leven opeens twee romans, met de hoofdfiguur Kuyll, die in zijn derde roman dood zou moeten gaan. De auteur stierf zelf. „Kuyll" stierf voortijdig. Intri gerende romans, die het schuldgevoel, de dood en de doods-obsessie, verbonden met Hoornik's concentratie kamp-syndroom tussen ver beelding en werkelijkheid meesterlijk en puur menselijk vorm geven. De zes verhalen (o.a. Het Huis uit 1942 en Meneer Zeventien uit 1958) verschenen eerder in- diverse tijdschriften. Het nagelaten ro man fragment, de Lift. stond in 1970 in de Gids. Al enige tijd geleden ver schenen, maar waarschijnlijk door velen over het hoofd ge zien, is een her-uitgave van JAN WALRAVENS VERZA MELD PROZA (uitgeverij Pa ris Manteau). Louis Paul Boon schreef de inleiding over deze strijdbare Vlaming, van wie een tiental werken in deze dundruk-editie bijeen gebracht werd. Hij heeft een belangrij ke stoot gegeven aan de Vlaamse literatuur na de laat ste Wereldoorlog. Zowel zijn eerste roman. Roerloos aan zee, zijn fictie-negatief: Het dagboek Jan Biorix, als de Slag bij Waterloo en een niet eerder gepubliceerd nagelaten werk Het Tuintje maken deel uit van de 718 pagima's dikke uitgave. In totaal 10 proza stukken. Walravens was een geëngageerd schrijver, die in een prachtige proza uitgave gesproken ideeën boeiend wist te verwerken. Een bundel pro za waarin je blijft lezen. Van PAUL VAN OSTAYEN 'S: BEZETTE STAD:, ver scheen een reprint. Een onver anderde fotografische herdruk van de eerste en enige editip uit 1922 met de originele houtsneden en tekeningen van Oskar Jespers werd verzorgd door uitgeverij Bert Bakker f 18,50). Dit oorlogsboek, ge drukt met rithmische typogra fie, is niet alleen een tijdsdo cument uit de Nadaïsche hoek, maar onderstreept nog weer eens hoever Van Ostayen zijn tijd vooruit was. De tijdgeno ten uitdrukkingsvormen heb ben iets vertederends zolang je niet door de tekst heen leest en maken er ook een interessant kijkboek van. Deze herdruk is een goede gedachte geweest, al is de uitgever ken nelijk niet zo hoopvol over de interesse hiervoor. Er zijn slechts 540 exemplaren van gemaakt Van herdrukken is ook sprake geweest bij het boek GODFRIED BOMANS: VAN MENS TOT MENS uit na gelaten werk-1 (uitgeverij Elsevier, f 9,90). Het is de eerste keer. dat deze korte stukken, essays en interviews van Bomans, in kranten en tijdschriften verschenen tussen 1945 en 1971, in een boek werden gebundeld. Er zijn le zers, die ook al was dat voor kort een soort nationale zonde een hekel hadden aan Bomans, en zijn gewilde leu tigheid. Daarvan is in dit boek nauwelijks sprake, zodat het historische materiaal hier bij eengebracht, waarschijnlijk veel mensen zal boeien. Dit boek bevat vooral Bomans' journalistiek werk. De reeks van 9 artikelen over Lodewijk van Deyssel (mijnheer Thijm) is weliswaar een beetje veel van het goede. In de serie artikelen onder de kop: „Ont moetingen met mensen en boeken" komen o.a. aan de orde: Maria Sibylla Merian, H. G. Wells. G. K. Chesterton, Simon Carmiggelt en Wim Sonneveld. „Laatst las ik een in het Brabantse dagblad De Stem, dat er in het dorpje Etten een 78-jarige postbode woonde, Minus Oostrijk gehe ten, die Vincent van Gogh persoonlijk gekend had en ook een schilderij van hem in zijn huisje bewaarde", aldus Bo mans in de bijdrage „Echte Van Gogh in jutezak"?. Een aspect van Bomans activiteiten de laatste jaren, die heel wat mensen boeide, waren zijn in terviews. Zijn gesprekken met de acteurs Paul Steenbergen en Myra Ward, minister J. Luns, prof dr. Max Euwe en met Jan Foudraine behoren daarom tot het interessantste deel van het boek. Jammer dat de tekst van zijn gesprek met pater Van Kilsdonk er oiiet in is opgenomen. Inmiddels is ook het tweede deel uit nagelaten werk van GODFRIED BOMANS ver schenen: THOMAS ROBERT SPION, verhalen en schetsen (uitgeverij Elsevier f 9,50). In 1954 schreef Bomans voor El- seviers Weekblad het dwaze verhaal over Thomas Robert Spoon; een persiflage op de praktijken rond proefschriften aan onze universiteiten. Een kolderieke geschiedenis rond een gefingeerde figuur, die aanleiding is tot kwasi-diep- zinnige beschouwingen, voor zien van voetnoten en bijla gen. Verder is opgenomen het verhaal Het Duel, dat hij in 1945 voor de stichting voor Volksontwikkeling in Amster dam vertelde: de geschiedenis van Vader Oljon, die hij tij dens de kerstdagen in het klooster Stanislaus aan de Louka bezoekt. De overige pa gina's worden gevuld met een negental schetsen (o.a. brief aan Sinterklaas, zedenverwil dering in Limburg, de huis tiran), die eerder verschenen in diverse dagbladen en perio dieken tussen 1950 en 1969. Veel meer dan in het eerste deel uit zijn nagelaten werk is in dit deeltje een kolderieke Bomans aan het woord. Inmid dels zit er ook nog een derde deel aan te komen met nagela ten werk (o£ is inmiddels al verschenen) dat de titel zal krijgen van: Een mooie tijd: jeugdherinneringen en be schouwingen over godsdienst en actuele problemen. Griekse schone die hij op va kantie iin zijn moederland had leren kennen. Mevrouw Vert kas, die de restauratie vanaf het begin heeft meegemaakt, was en is al even enthousiast over het huis als haar man. Beiden zouden hun huis aan de Vecht voor geen geld wil len missen. Dat kan men zich voorstellen. Uit het voorbeeld van Vertkas blijkt, dat restau ratie niet allen een zaak van „dure jongens" hoeft te zijn. Aan de renovatie van oude huizen (b.v. binnensteden) kunnen ook mensen met een smalle beurs hun aandeel le veren, mits ze de inzet van Vertkas bezitten. GEORGE LICHTHEIM: GEORG LUKACZ (Uitg. Meu lenhoff f 9,50). In de feeks „Oriëntatie op morgen" van de uitgeverij Meulenhoff is een boekje ver schenen ever de Hongaarse, marxistische cultuurfilosoof Georg Lukacs. Hoewel nauwe- lijke wordit bestreden dat hij een groot denker is geweest, blijft zijn werk voor velen een teken van tegenspraak. De communisten zijn er nooit ge lukkig mee geweest. Voor hen was Lukicz een te onafhanke lijke geest, diie het in 1956 bovendien nog bestond de zij de van de Hongaarse opstan delingen te kiezen. De niet- marxisten daarentegen wan trouwen de schrifturen van Lukaz omdat zij vaak een te gyote gebondenheid aan de of ficiële Sovjet-ideologie demon streren. George Lichtheim, die deze studie over Lukacz schreef, tracht door de politieke nevels heen te zien en de waarde van een boeiend, maar moeilijk hanteerbaar oeuvre langs ob jectieve weg vast te stellen. J. V. JOHN LYONS „NOAM CHOMSKY" (Uitgeverij Meu lenhoff - t 12,50). Chomsky is een begirip in de taalwetenschap. De laatste ja ren heeft hij vooral aandacht getrokken in de V.S. om zijn politieke geschriften en zijn politieke activiteiten. Vanuit deze gezichtshoek moet je dit boekje maar niet gaan lezen, al heeft zijn taalrevolutie wel iets te maken met de revolutie van Nieuw Links, die hij voorstaat. Zijn theorieën zijn niet zo simpel. Wanneer Lyons in de eerste helft van dit boekje het denkkader van Chomsky schetst dan is dat over het algemeen goed te volgen, maar wanneer hij in gaat op detailkwesties die te maken hebben met zijn gram matica-opvattingen wordit het erg specialistisch. Na een uiteenzetting over Chomsky's vroegere opvatting over de doelstellingen en de methodologie van de taalwe tenschap (nog in hoge mate Bloomfieldiaans) volgt in een drietal hoofdstukken de uit eenzetting van de belangrijk ste en meest oorspronkelijke kant van zijn werk, namelijk zijn formalisering van ver schillende soorten generatieve grammatica. Vervolgens gaat Lyons in op zijn recentere bijdrage tot de psychologie en de filosofie van de taal. Interessant blijft voor al het volgen van Chomsky's speurtocht naar de universele kenmerken in alle wereldta len, die naar zijn mening te rug te voeren zijn naar alge mene gegevenheden in de menselijke structuur. Hij heeft daardoor baanbrekend werk verricht bij het afbreken van muren tussen kunsten en we tenschappen tussen lichaam en geest, met als gevolg dat zijn taalwetenschap voor de ver schillende disciplines (filoso fie, psychologie, biologie, tech nologie, antropologie) van be lang is geworden. Dit boekje is een goede introductie op de kennismaking met Chomskv's theorieën. H E DAVID PEARS: LUDWIG WITTGENSTEIN (Uitgeverij Meulenhoff f 10.). Er is over Wittgenstein de laatste tier. jaar nogal wat li teratuur verschenen. We den ken maar aan de boeken van W. F. Hermans. Wittgenstein's denkwereld spreekt waar schijnlijk meer tot de verbeel ding dan zijn authentieke werken leesbaar zijn. Ook ddt boekje is geen simpele inlei ding op zijn redeneerkunst. Maar wie er voor wil gaan zitten, kan in dit boekje van deze docent filosofie uit Ox ford misschien wat meer greep krijgen op de invloed van Wittgenstein's denken op de hedendaagse wetenschap. De inhoud ervan valt uiteen in twee delen: Wittgenstein's vroege filosofie en Wittgen stein's latere filosofie. Pears geeft een heldere analyse van de werken van Wittgenstein .Fraetaus logico en Philoso- phicus en de philosophical in vestigations) om van daaruit beide periodes met elkaar in verbinding te brengen. In sa menhang met Chomsky is het bijv. interessant te volgen hoe Wittgenstein als doel van de filosofie de afbakening van de taalgrenzen stelde. Ook kun je bewondering krijgen voor dp consequente wijze, waarop de ze grote denker conclusies trok uit zijn eigen methodes en van daaruit stap voor stap en zichzelf niet ontziend, ver der probeerde te komen. Met enige inspanning kunnen ook degenen, die geen filosofische opleiding genoten hebben en toch gen'eresseerd zijn in de denkstructuren van Wittgen stein, dit boekje lezen. H. E. Rond 1960 ontstond in de literatuur de bewging die men „nieuw realisme" noemde, een reactie, op de zeer literaire vijftigers die schreven over de grootsheid van het leven en die veelal in onverstaanbaar heid vervielen. Het nieuw rea lisme, ook wel informatieve poëzie genoemd, lanceerde de kreet: „alles is poëzie", en keerde zich daarmee tegen al les wat hoogdravend en verhe ven is. In Nederland zijn de belang rijkste vertegenwoordigers Bernlef, Schippers, Armando en Verhagen. Inhakend op de ingepakte kinderwagens, om gekeerde fietsen en levensgro te namaak-biefstufcken die men in de moderne musea aantrof (want de literatuur schijnt nu eenmaal altijd te moeten achterlopen), ging men teksten schrijven, waarin men het dagelijks ding centraal stelde. Er stond een soort eer bied (in dit verband misschien een te beladen woord) voor het dagelijkse. De aandacht voor het gewone van alledag bereikte men door het ding te is van Barbarber, het „Tijd schrift voor teksten" waarvan het eerste nummer in oktober 1958 verscheen en dat in Ne derland de „doorbraak" van het nieuw-realisme heeft be werkstelligd, de meest beken de redacteur. De mensen van Barbarber hebben altijd er kend dat zij veel reminiscen ties vertonen aan dada en zero (Schwitters en Duchamp), maar zonder het karakter van ergens-tegen-aan-te-willen- trappen, zoals in de jaren twin tig wel het geval was. Als je nu de nieuwe bundel De Stoel (uitg. Querido f 9.90) van Bernlef leest, constateer je een duidelijk voortborduren op de teksten van het nieuw-rea- lisme, maar het idee wordt nog vollediger onder woorden gebracht geperfectioneerd. Nu het baanbrekend werk voor de beweging van 60 is verricht, kan Bernlef zijn teksten, het samenspel tussen dat wat iets doorgaans is en wat het kan zijn (of ook is?) meer aan dacht geven. Omdat men over het algemeen al meer ver trouwd is met het idee kan isoleren of in een ander ver band te plaatsen. Door isola tie werd het voorwerp vanzelf iets anders: een keukentafel in een museum met een bordje erbij: „keukentafel 1961" wordt automatisch iets anders omdat je er anders naar kijkt en iets bestaat alleen maar bij de gratie van de manier waarop er naar gekeken wordt. Ik ben altijd getroffen en soms zelfs een beetje onroerd als ik zo'n ding waar ik alle dagen zomaar voorbij liep, opeens anders ging bekijken (goed ging bekijken?) omdat ik in zo'n museum er met mijn neus opgdrukt werd. Ik ervoer deze mengeling van herkenning en vervreemding als iets fijns. De meeste kunstenaars van deze stroming (meer een ver schijnsel dan een stroming) bleven echter stilstaan bij de „vondst", het grapje van de ta fel met de afgebroken poot in een museum. Bernlef was eoh- ter een van de vertegenwoor digers die verder ging en, die geen genoegen namen met de isolatie alleen, maar op een bepaalde manier isoleerden, zodat bewust een bepaald ef fect gecreëerd werd. Bernlef Bernlef zich veroorloven min der badinerend tg zijn, waar door zijn teksten aan overtui gingskracht winnen. Het is een enorme krachttoer die Bernlef in De Stoel verricht heeft: want wat is er niet voor nodig om een lezer zover te brengen dat hij de stap kan doen om van het meest alle daagse ding dat pe je kunt voorstellen, een stoel afstand te nemen, helemaal terug te gaan en opnieuw te beginnen, om je dan oprecht te verba zen, en om die verbazing gaat het, zo tegen de dingen aan kijken, zonder dat je bevoor oordeeld bent omtrent hun functie is een sensatie. In sommige werken van '60 had ik wel eens het gevoel dat ik er tussen genomen werd, vooral omdat dit soort poëzie nogal gauw naar de humoristi sche toon neigt (een vanzelf sprekendheid opnieuw vast stellen kan humoristisch wer ken, denk maai' aan de keu kentafel in het museum), maar steeds meer kwam je er achter (en zeker als je De Stoel leest) dat ermeer achter zit. Anti-poëzie wordt poëzie met een dubbele werking, JEANNE DIJNENBURG. Een allervermafcelijkst, inte ressant en ook goed geschre ven boek is „NUNAGA MIJN LAND, TIEN JAAR EEN ES KIMO VAN DE SCHOT DUN CAN PRIDE (uitg. Gott- mer). Twaalf jaar geleden ver huisde de Schot helemaal naar Canada om in dienst van de Hudson Bay Company een eenzame handelspost in het noordpoolgebied te gaan be mannen. Eenzaam tussen al leen maar eskimo's zocht hij de romantiek van een hartver warmend volk uit het ijzige noorden. Het resultaat is een instruc tief boek geworden, waaruit te leren valt hoe de eskimo's vroeger leefden; en dat blijkt tooh vei heel verbazingwek kend te zijn. Immers eskimo- bloed moet heel wat warmer zijn dan hun kille omgeving doet vermoeden. Gelooft men alles wat Pride vertelt, en waarom zou men niet, dat kan men de oude samenlevingsmoraal van de eskimo's ronduit progressief noemen. Vooral de hoofdstuk ken ,.AIs vrijgezel in de pels- handel" en „Geboorte, dood en huwelijk" zijn zeer het lezen waard. Pride beschrijft in de ge noemde hoofdstukken hoe hij er toe komt samen met de eskimo Nasarlulik één vrouw lief te hebben en te delen. Aangezien eskimo-families al tijd gezamenlijk slapen heeft hij situaties meegemaakt, waarover hij schrijft:.,Het lijkt erg vreemd een vrouw op te vrijen met haar man op een paar centimeter van je rech terknie en haar schoonmoeder op een paar centimeter van de linker, maar dat is weer zo'n remming waar je kennelijk overheen moet". Verder gaat het boek over de kariboe, het hondespan, iglo's en nog veel meer wetenswaardigheden uit een cultuur waarover de schrijver zelf in het laatste hoofdstuk zegt „De verande ring gaat enorm snel. Eskimo- gebruiken verdwijnen van de ene op de andere dag". U kunt het allemaal nog liezen niu het waarschijnlijk al te laat is om het ii werkelijkheid ooit nog eens te zien. Voor de twintigste keer is verschenen het mooie foto-jaar- boek: DAS DEUTSCHE LICHTBILD 1974. Op 164 grote pagina's, waarvan er zestig in kleur zijn en vijfendertig dubbelbladig, pre senteren zich foto-journalisten beroeps en amateurs met hun neste werk Het hoek staat model voor de stijl, die de mo derne fotografie ontwikkelde tegenover de realiteit. Rainer Fa bian, redacteur van Die Welt leidt het boek in met een lezens waardige bijdrage: Können Fotos die Welt veranderen? Hij be antwoordt deze vraag positief op voorwaarde, dat de kijker de foto's weet te ondergaan als een document en als accent van de werkelijkheid Bij ieder van de 180 foto's wordt informatie gege ven over desbetreffende fotografen en de technische achtergron den. De serie foto's zeli geeft een indringend tijdsbeeld, een do cument over het afgelopen jaar: behalve iandschapsfoto's. surrea listische composities, experimenten, art-studies e.d. vinden we er o.a. foto's in over de Olympische spelen, de oorlog in Ierland, vulkaanuitbarsting, Rood-China, Christo's landschapskunst of verwordingsprocessen in onze maatschappij, zoals b.v. boven staande foto van de fotograaf Bernd Jansen over bodybuilding laat zien. Het boek is verkrijgbaar in liet Engels of het Duits: wordt uitgegeven door Verlag DSB. Dr. Wolf Strache, 7 Stuttgart I Deutschland en kost gebonden DM 36 en genaaid DM 29.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 13