Schrijvers maken theater BOEKBOEK-BOEK BOEKBOEK-BOEK BOEK-BOffi-BOEK Je zult maar voor mens staai POPMUZ GRONDE IN PANOl kunst cultuur 1BBBBWHBHBH Muziek Een scène uit „West of Suez'' van Osborne, met Jill Bernet (Osborne's vrouw) en Geoffrey Palmer Er zijn in het algemeen ge sproken drie soorten theater: die van acteurs, schrijvers en bestuurders. De afgelopen drie jaar is er in Engeland vooral sprake geweest van een ac teurstheater de voornaam ste figuren daarvan waren personen als Garrick, Kean, Kembel, Macready en Irving. Maar dat is nu allemaal veran derd. Aldus Michael Billington van ,.The Guardian". Het zijn nu de schrijvers die de toon aangeven. Een man, die daartoe het meest heeft bijgedragen is de nu vergeten George Devine. In 1956 besloot hij The Royal Court in Sloane Square, West- Londen, te stichten, als een tehuis voor moderne schrij vers. Het derde spel, dat hij daar presenteerde was John Osborne's „Look back in an ger". Het succes daarvan luid de een nieuwe periode in in de Engelse dramatische kunst sinds de Restauratie. In het theater is Osborne nog steeds de belangrijkste Britse dramaturg. In 1956 kreeg hij natuurlijk de titel van „angry young man". Op dit moment is het gemakkelij ker zijn waarde te overzien, en te concluderen dat hij is, was en altijd is geweest, een poëet van het theater, gezegend met een tomeloos gepassioneerd gevoel van betrokkenheid bij de Engelse natie. De andere sleutelfiguur te midden van de talrijke geta lenteerde schrijvers voor het moderne Britse drama, is Ha rold Pinter. Anders dan Osborne is hij zuinig in het woordgebruik; hij is ogenschijnlijk minder geïnteresseerd in sociale pro blemen of de grilligheid van terloopse scènes. Tot nog toe verraden al zijn stukken vanaf ..The Birthday Party" tot „Old Times" dat hij tevens een dichter is, die de blijkbaar alledaagse dingen weet uit te diepen in hun verborgen ach tergronden en de taal daarbij hanteert met een uiterste pre cisie. Voor hen die in de praktijk te maken hebben met kinde ren met ontwikkelingsmoei lijkheden e,d. ts de Ortho- reeks van belang. De werken in deze reeks steunen op wetenschappelijke kennis en praktische ervaring. Het boek van J. F. W. KOK: OPVOEDING EN HULPVER LENING IN BEHANDELINGS TEHUIZEN (uitgeverij Lem- niscaat, f 29,50) is geschreven voor alle werkers in ortho pedagogische organisaties, met name die in behandelingste huizen. Het kan als handboek in de verschillende opleidingen wor den gehruikt. Als te behandelen stof in middelbare beroepsop leidingen. Als inleidend boek voor zelfstudie of werkcollege aan de pedagogische instituut van universiteiten. Bekleders van functies in besturen, directies en staven zullen er oplossin gen en richtlijnen in vinden bij hun zoeken naar een mo derne, orthopedagogisch ver antwoorde vormgeving van hun instituut als behandelmgs- ïnternaat. Er is een groeiende groep mensen in onze samenleving, die met dit onderwerp van doen heeft. Kok is hoogleraar orthopedagogiek aan de Rijks universiteit te Utrecht, maar zijn boek blijft niet in abstrac te wetenschappelijke beschou wingen steken. Het vakjargon ls zelfs voor niet-ingevoerden te begrijpen. Tegenover het in discrediet rakende internaat stelt hij het specifieke groeiklimaat, waar binnen kinderen of jeugdigen, met gestoord gedrag, door een -bijzondere vorm van mede menselijkheid beter functioneren. Voordeel van dit boekwerk is, dat het hard maakt wat dikwijls vaag en ongrijpbaar leeft binnen de gevoelens van ongenoegzaam heid. die momenteel dikwijls het werk van allen, die in genoemde instituten werkzaam zijn, frustreren. Kok behandelt op de eerste plaats de organisatie als ge heel: daarna komt het functio neren van de instelling aan de orde: het functioneren vanuit de doelstellingen, het functio neren als inwerkende groep of opgenomen groep. In het gehe le bewustwordingsproces rond deze problematiek biedt dit boek ongetwijfeld vele hand vaten om verder te komen. Mogelijkheden tot een wat ge nuanceerdere opstelling, niet alleen ten aanzien van de te behandelen kinderen, die dik wijls nog teveel dubbel slachtoffer worden, maar ook ten aanzien van het werk en de werkers in en rond inter naten. De crisissfeer rond interna ten wordt mede bevorderd door de onderkenning, hoe be langrijk het is voor de ont wikkeling van zwakzinniger zichzelf te kunnen redden er dingen, die ieder kan (lezen als vergelijkingspunt word schrijven, met geld omgaar e.d.) te beheersen. Dit is es sentieel voor het zelfrespec fn zelfvertrouwen, die nodif zijn om naar normale social' verhoudingen toe te groeien en in de maatschappij te wor den opgenomen. In de Ortho- reeks verscheen de Nederland se vertaling en aanpassing van Gunzburgs Social Competence and Mental Handicap. Een zes tal Nederlandse auteurs be werkten het boek van H. C. Gunzburg: SOCIALE VAAR DIGHEID VOOR GEESTE LIJK GEHANDICAPTEN, (uitgeverij Lemniscaat, f 28,50). Een boek, dat duidelijk van uit de praktijk geschreven is. Tendens is de geestelijk ge handicapten niet beschermend werpen als het leren aankle den, lezen, spelactiviteiten, huiselijke bezigheden en oefe ningen voor de grove motoriek behandelt. De Tilburgse orthopedagoge drs. E. Barter behandelt een aantal leermiddelen en leer methoden. „Wij hebben rede nen om aan te nemen, dat een groot deel van de geestelijk gehandicapten zich tamelijk goed zal kunnen aanpassen aan de gewone levens- en werkomstandigheden mits een goede start en een degelijke voortgezette begeleiding, ver te isoleren, maar via een goe de begeleiding, waarbij het zo genoemde normale kind niet gehanteerd, zelfstandig te laten functioneren in deze maat schappij. Gunzburgs flexibele methode (registratiemogelijk heden op PAC-observatiescha len, periodieke controle er bijsturingsmogelijkheden) wordt bijzonder helder er praktisch uiteengezet. Daarb: wordt de problematiek ront het begrip geestelijk gehandi capt nauwkeuriger afgelijnr ilan in de praktijk vaak he geval is. Het gebruik van or hopedagogische observatie schalen wordt behandeld. De voorzieningen voor gees- elijk gehandicapten in België :n Nederland worden om schreven. N, Heynen. directri ce Katrinahof Antwerpen, be werkte het programma voor sociale opvoeding, dat onder- ondersteld mogen worden" Dat wordt gezegd in het slot hoofdstuk over de vooruit zichten, waarin aan de hand van een aantal concrete geval len perspectief wordt gegeven aan de behandelingsmethodie ken uit dit boek. Een hoopge vend boek voor allen, die werkzaam zijn en te maken hebben met mensen, die op een of andere wijze geestelijk gehandicapt zijn. Voor beide boeken geldt echter: zolang wij onze economische structu ren niet weten te veranderen, zal veel van hetgeen aan men taliteit en methodiek ten op zichte van de gehandicapte medemens gewonnen is, blij ven steken in wensen. HENK EGBERS DR. J. BRAS heeft naar mijn mening het meest com plet# w#rk geschreven dat er in de Nederlandse taal ge maakt is over „DE OPLEI DING VAN DE GROEPSLEI DER" (uit. De Tijdstroom f 18). De ondertitel: „Een bijdrage tot de ontwikkeling van ortho pedagogische residentiële hulpverlening" kan wat een voudiger vertaald worden als: een hulp voor mensen die in een inrichting groepsleider zijn of dat willen worden. Dr. Bras heeft in zijn boek geprobeerd via een zeer brede oriëntering en daarna inventa risering van alles wat er zoal op het gebied van het inrich tingswerk te koop is (ook in het buitenland) een aanzet te geven tot een ander oplei dingsmodel voor de groepslei der. In .een vijftal hoofdstukken komt de schrijver langzaam tot een „schets voor een ande re opleidingsweg'V In de inleiding laat hij zich wat denigrerend uit over de „cursus" kinderbescherming-B en wijst op de beweging die in de richting gaat van een middelbare Beroepsopleiding inrichtingswerk. Hij vraagt zich echter tegelijkertijd af of deze beweging wel voldoende overdracht is. De vraag is suggestief en verwacht het antwoord nee. het is dan ook juist deze lacu ne die Bras op wil vullen. Hij stelt een aantal hypothe sen od en gaat aan het werk; men kan zioh zelfs als socio loog niet aan de indruk ont trekken, dat het opstellen en verifiëren van hypothesen, nog altijd uit het intrappen van open deuren bestaat. Zoals bijvoorbeeld hypothe se 7: „De meerderheid van de respondenten vindt, dat het le ren bezig zijn met groepen en individuen, het belangrijkste is in de opleiding voor groeps leider" (inderdaad wordt deze hypothese bevestigd). Belangrijker dan hierover te vallen is aan te geven dat Bras een degelijk onderzoek uitvoert onder afgestudeerde B-cursisten, een analyse pleegt van de behoeften aan groeps leiding in residentiële orthope dagogische werkvelden, een zeer leerzame analyse geeft van de literatuur over de op leiding tot groepsleider, en via een kritische blik op de mid delbare beroepsopleiding in richtingswerk (MBO-IWen de hogere opleiding (HBO- IW) op sociale academie „De Dommel" in Eindhoven (waar dr. Bras zelf werkzaam is) komt tot een nieuwe visie op de opleiding van groepsleiders Die visie is zeer de moeite van het lezen waard. Moeite kost het nogal omdat het in typeschrift uitgevoerde boek zich bedient van onver valst sociologisch jargon, en een macht aan tabellen eri schema's. Wie echter groepsleider in het inrichtingswerk wil wor den, of daar, om welke reden dan ook. alles van af wil we ten, kan ik het boek van dr J Bras van harte aanbevelen. Zoals gezegd een completer werk over de groepsleider in het Nederlandse werkveld, is mij nog niet onder ogen geko men. MARC VAN ABBE GERARD ROTH: EEN HOOFD VOL MANKE VLIE GEN. (uitg. Agathon, Bussum. f 12,50) Voor iemand die aan schi zofrenie lijdt vallen de dingen uit hun verband. Ze gaan een bizar eigen leven leiden, mon sterachtig. als in een ordeloze nachtmerrie. In zijn roman „Een hoofd vol manke vlie gen" tracht de auteur Gerhard Roth zioh in te leven in de geesteswereld van een patho logisch gestoorde en in het nieuwe wereldbeeld dat door een verminkte wijze van waarnemen ontstaat. Ervarin gen en verschijnselen raken los van plaats en tijd en asso ciëren op een angstwekkende manier. De gefingeerde vertel er van dit verhaal beeldt zich in dat hij Albert Einstein is. In zijn geest gaan de verou derde ideeën omtrent tijd en ruimte inderdaad overstag, maar uiteraard op geheel an dere wijze dan bij de werke lijke schepper van de relativi teitstheorie. Het, boek van Gerhard Roth is een uitdaging aan de lezer, ook en vooral met betrekking tot de vraag waar de grenzen liggen tussen de „realiteit" van de geestelijk gestoorde en die van een gezonde waarne mer. Een bijzonder knap en intrigerend boek. LEN DEIGHTON: EEN DURE STAD. (uitg. A. W. Bruna) „Een dure stad om dood te gaan" is een spionageroman, maar niet van een soort waar van er dertien in een dozijn gaan. De auteur, Len Deigh- ton. is namelijk een begena digd verteller, die de intrige van zijn verhaal omkleedt met een bijzonder fijn-zinnige sfeertekening. De karakters in deze roman en de lokatie waarin ze geplaatst zijn (het moderne, wat afgeleefde Pa rijs) hebben alle dimensies om de liefhebber van een goede thriller geboeid vast te hou den. m ANNA TAYLOR: DRUS- TAN. (uitg. Leopold f 15.90) In haar roman „Drustan" heeft de Britse schrijfster An na Taylor de legende van Tristan en Isolde nieuw leven ingeblazen. Ze ging de oor spronkelijke Franse bronnen na van dit Keltische verhaal en gebruikte recente archeolo gische ontdekkingen om haèr figuren in een omgeving te plaatsen die de oorspronkelij ke entourage zo dicht mogelijk benadert. De sfeer van het verhaal, gegeven door een tijd waarin christendom en magie zich op een wonderlijke manier met elkaar vermengden, wordt in deze vernieuwde versie geen geweld aangedaan. Het tegen deel is eerder het geval. JAN VAN HILLO: „JULI ANA, KONINGIN DER NE DERLANDEN 1948-1973" (uitg. A. W. Sijthoff en Sem per Agendo f 19,50) De veel bekeken en uitvoe rig geprezen t.v.-documentaire over koningin Juliana, in op dracht van de NOS gemaakt door Jan van Hillo en op 4 september uitgezonden, heeft gestalte gekregen in dit boek. Evenmin als de documentaire is deze uitgave blijven steken in het doorsnee-„staatsiepor- tret". Het is daarentegen een levendig en boeiend verslag over het leven van konin gin Juliana als vorstin, echtge note, moeder en grootmoeder. Het boek bevat behalve de volledige interviews, bijdra gen van prof. dr. P. J. Bou- man en dr. A. Alberts en een groot aantal foto's in zwart wit en kleur het complete draaiboek en scenario van de t.v.-documentaire, waarvan de ze uitgave een blijvende her innering zal zijn. RUTH MONTGOMERY: EEN WERELD AAN GENE ZIJDE (uitg. J. H. Gottmer) Een Amerikaanse vrouw zegt te fungeren als medium van overledenen, die door haar hun „belevenissen" in het be staan na de dood op schrift stellen. Als de zielen der afge storvenen ons werkelijk niets meer te vertellen hebben dan de gezellige familiekout, die in dit boek staat opgetekend, mogen ze van ons hun bood schappen in het hiernamaals houden. De „theologie" achter dit alles heeft het meest weg van een pantheïstisch gekleur- se reïncarnatietheorie. Vanuit dat hiernamaals da- Ohina zo aardig vindt, maar juist omdat hij het helemaal niet aardig vindt. Aan het ein de van het boek werd ons duidelijk dat de auteur zich slechts vrolijk heeft gemaakt over wat hij maar domme communisten vindt. Een dom standpunt en niet leuk. Een vain de mopjes, waarom we overigens toch wel gelachen hebben (maar dat stond voor in): De getrouwde kamera den hebben het lang niet zo goed. Hun kamers zijn zo klein, dat er alleen maar plaats voor een tweepersoons bed is. Wanneer iemand zich wil omdraaien, kan dat niet binnen de kamer. Hij gaat de kamer uit, draait zich om en komt in zijn nieuwe stand weer binnen". J.L. 0Dorris Prinsen: „En wat dan nog"? (een vrouw vertelt iets uit haar leven). (Uitgeverij Het Vrije Woord, Eindhoven f 2) De bedoeling van deze uit gave in de reeks „Het vrije woord" is om eenvoudig werk op prozagebied wat meer ver spreidingskans te geven. „Het zijn allen auteurs die de crea tieve ontspanning en vreugde hebben beleefd van in ver woording zichzelf te tekenen, met daarbij de situatie waarin ze verkeren", zo zegt de re dactie van deze reeks. Dorris Prinsen is een eenvoudige len via het medium overigens zeer onderhoudende „onthul lingen" af. Zoals antwoorden op vragen hoe John F. Kenne dy, Winston Churchill en Mar tin Luther King het maken, en zelfs hoe het Napoleon, He mingway en Ludwig van Beethoven is vergaan. Dit soort geestelijke science ficti on kunnen we echt niet serieus nemen, tenzij als fenomeen van een puur verburgerlijkte schijnreligie. J.L. 0 K FRIEDMANN: 8.000.000 SPIJKERS OP LAAG WA TER (uitg. De Fontein f 9,75) Een satire op het China van Mao. Een aardig boek, dat wel, maar naarmate we erin vorderden bekroop ons het ver moeden dat de auteur spot, niet omdat hij in de grond Brabantse vrouw, gehuwd en moeder van zeven kinderen. Haar jeugd bracht zij door in het dorp Haarsteeg nabij Den Bosch. Sedert haar huwelijk woont zij in het Belgische Wilrijk. Haar verhaaltjes zijn mijmeringen over haar gezin en de belevenissen van zich zelf met haar kinderen. Het is allemaal erg sympathiek ge daan, maar van te weinig be lang om dat nu in boekvorm uit te geven. Iets onbenulligs kan belangrijk worden door de herschepping ervan via li terair talent. Maar daarvan is hier geen sprake. Bas de Bont: „Met de groe ten van Om" (Uitg. Het Vrije Woord, Eindhoven f 2). De Eindhovenaar Bas de Bont publiceerde gedichten en kort proza verspreid in een tiental bundeltjes over een 20- tal jaren. Dit is zijn eerstJ verhaal van langere adem. I:| het voorwoord ervan zegt J<x. Oversteegen: „Zijn levensloojl heeft zijn geestelijk ringel reik bevrucht". De tekst dj hij schrijft is wat beter du deze zin. De Bont blijkt r-c-fl rasverteller, die zonder vei literaire pretenties achter elt| aar doorvertelt. Het verhai van een jongen met een jeugd die via een instituut va) de Broeders van Liefde en i nogal beestachtige periode soldaat in Indonesië zijn J ven in de gevangenis eindig! als pyromaan, laat zich vit lezen. De ondertoon is wtl grimmig kritisch op de maaij schappij en haar instelling gen. A. van der Straaten: „Intr( vert" (Uitg. Opus 2 - f 3,75). I Een gepensioneerde ondeJ wijsman uit Dubbeldatl schreef een aantal gedichttf die als ondertoon hebben benauwenis van een levens» vond. Eerlijke gedaehterl maar nogal rijmelachtig voj met opgeblazen beelden. Guy van Hoof: „Zonder ril quiem" (Uitg. Albatros Pac:f,| catiestraat 38, Antwerpen frank). Sterk beeldend gaat Va] Hoof in deze gedichten strijd aan met zichzelf en i natuur rondom zich; een strij| die zijn kristallisatiepui vindt in het lichaam van geliefde vrouw. Hij blij daarbij nogal tegen de buiterj kant aanhangen, zonder dot te dringen naar de intrinsiek! waarden achter zijn object'-! Doch wel prettig om te ltj zen. HANS FERREE: HET Iï] STANT PARADIJS, (uitg Sijthoff f 9,-) Een boek dat geestiger doeld is dan het in feite i Over bijna 200 pagina's roi| papier tracht Hans Ferree i korte stukjes te reageren „de misère die met bakkiJ vol bij je naar binnen gesmtl ten wordt". Hij badineert T de zogenaamde welwaartsstil waarin wij te leven hebbel Een vorm van ludieke kritiei op onze maatschappij. Hf heeft zo zijn zegjes over contactstoornissen tussen mensen, over de vervelinj over het lust- en liefdelevel over de vervuiling, het pe| soonlijk aanzien, verkeer i vervoer, woon-, werk- en let'l kilimaat, de ongelijke verdil ling van rechten en plichtef etc. Dat zijn allemaal, dirjeI die praktisch iedereen bezijl houden. Af en toe slaagt Se:| ree er wel in daar geestig i raak op te reageren, mal meestal is het te leuk om leaf te zijn. Waarom geen vrolijk] boerenbonte gordijntjes in trein? Waarom geen geweldid monumenten gebouwd van oil ze afvalprodukten? Waaro| geen sexklinieken? Doek scholen op! Een plan voor et| Nederlandse vereniging tegel sleur in het huwelijk plan om de spoorwegen te 1 ten swingen etc. Toch we! gek boekje. J.II Zolang er moraal onder de mensen gepredikt wordt, heb ben de kanselredenaars ge bruik gemaakt van voorbeel den en vergelijkingen, die ont leend zijn aan de actualiteit. Deze voorbeelden en vergelij kingen waren zo iets als dich terlijke vrijheden, die men zich met blanco geweten ver oorloofde, omdat het doel im mers was: een onaantastbare waarheid van geheel andere en eeuwige orde in eeh ver rassend en tevens begrijpelijk licht te -plaatsen. Het eigen tijdse licht. In onze tijd heeft het mi lieuvraagstuk een belangrijke plaats in de prediking ingeno men. Het M.I.T.-rapport, dat iedereen beter kent onder de naam „Rapport van de club van Rome" behoort tot de door pre dikanten meest gebruikte bron nen voor krachtige citaten. Zo dra een predikant het woord „Club van Rome" in de mond neemt, spitsen de oren van de kerkgangers zich. Bij eerste waarneming is men geneigd om te veronderstellen, dat wij hier opnieuw te maken heb ben met hantering van orato risch gereedschap, zoals in het verleden. Millieuproblemen zijn „in" en de predikanten zullen daar, terwille van de kracht van hun betoog dan ook graag gebruik van maken, zolang deze „mode" duurt' denkt men argeloos. Toch is er méér aan de hand. Wat wij gemakshalve „het milieu vraagstuk" noemen wordt in vele vormen van prediking meer en meer doel en steeds minder hulpmiddel van ver kondiging. Daarvan wordt men zich heel scherp bewust bij lezing van een uit 40 pagina's bestaand pamflet, dat geschre ven is door de Hilversumse predikant ds. IIANS BOUMA en dat van illustraties werd voorzien door Bert Bouman. Het is op „recycled" (is twee dehands) papier uitgegeven bij uitgeverij Kok in Kamper en het kost maar een krats Het pamflet, eigenlijk een ge dicht zou men een scheppings relaas in omgekeerde volgorde kunnen noemen, met als be ginregel: „Aan het eind was er nog altijd het woord" en als slotzin: „En God zag hoe alles woest was en ledig". Bouma noemde het: „BLU ZIJN OM EEN DOOIE MUS", wat ongevaarlijk klinkt, maar bij lezing ontdekt men dat het hier gaat om iets. dat wel een op nieuw opgedolven paragraaf uit het boek der openbaringen zou kunnen zijn. Daarin nu eens geen symbolen en vaagheden, maar keiharde conclusies. De bundel opent met een gravure van een gevelde, boom. Bouma dichtte: „Bomen geveld, vogels gevlogen, vissen gestikt. Alsof de duivel ermee speelde, inderdaad!" De twee de illustratie toont een mon stertje en een visgraat in troe bel water, met daarboven een zonneschijf. Tekst: „Toen de zon in het water scheen ont stelde hij zeer". Tegenover een pagina waarop een stuk plaveisel is afgebeeld, lezen wij: „Minachtend lopen wij de aarde onder de voet. Gevan- lijken van dieren zien wij een tamboer roffelen. „Tussen al les wat leeft komt de mens nog maar net kijken. Verblind door zichzelf kijkt hij wég wat hem een plaats gunde". De triomfen der chemie be schrijft Bouma in het volgen de vers: „In het vetweefsel van zuidpoolpinguïns zijn gro te hoeveelheden D.D.T. aange troffen. Onze invloed reikt tot aan de uitersten der aarde. Alles wat leeft geven wij zijn vet. Het gif van onze wel vaart..." Even later constateert hij somber: „Was het maar bij de beesten af. Er zou nog hoop zijn. Het is bij de mensen af!" Bouma zoekt de milieuver- 0 Verre voorouders van ons gen in ons wegennet hapt zij naar adem. Huizenhoog stam pen wij het onheil uit de grond. Wij bouwen en bou wen, wij maken een leven als een oordeel. En gaan over lij ken, voortvarend en trots lo pen wij dood..." Nog even flakkert er hoop „Ik heb een vlinder gezien....' Hoop doet leven" Maar dan komt de bange vraag: „Wordt de aarde weer woest en ledig als in den beginne? Het zou het einde zijn!" Vervolgens' „Bleef het maar bij de tak waarop wij zaten! Heel de boom zagen wij om!" Naast de woesting niet bij de industrie of bij de planologen, maar bij alle mensen met hun ingebo ren of aangekweekte program- mafout. „Overal mensen", schrijft hij, „adembenemend, voortwoekerend kwaad, be smettelijke ziekte, dodelijke monocultuur. Alsof zij het rijk alleen hadden. Er is geen kruid tegen hen opgewassen Alles ruimt het veld. Zij zul len het rijk alleen hebben" Illustrator Bouman typeerde een kort vers over de mensen die hun eigen wereld verpes ten. door twee naakte figuren met een bromfietshelm op het hoofd, te schetsen. Terwijl d twee bromfietsers symb voor ons allen, met onze va plaatsingsdrift, zich vool bewegen, blaast er uit hJ achterste een roetwolk naar if aarde toe. „Zonen van de aai de, hun eigen nest bevuilen! Ontaarde mensen", schrej Bouma ontsteld. Bouman een aangeklede aap in spiegel kijken, terwijl Boui dichtte: „Arme apen, ven] voorouders van ons. Je maar voor mens staan!" het slot van het pamflet Bouma droevig de stand va zaken vast, in het licht vJ het scheppingsverhaal. Jl men geven zou de mens. - scheppen. Een herder zijn t. aarde. Vrede stichten. Maar zwijgt dood. Vervloekt. Sli uiteen, Is geen mens meel En vervolgens: „Het leed c| dieren is het ergste. Zij tóf ben er geen woorden voel Triest zegt hij aan het eir| van het onthutsende boei „Ik huiver voor de tijd we zullen vechten om dooie mus..." Pamfletten als „Blij met el dooie mus" Wekken de f druk, dat de kerken hun pfl| fetische taak weer willen vatten en dat zij moedig treden in de lange rij zegslieden Gods, die (liet L nooit anders geweest!) weisl vleiends over het mensëi doen en laten hadden mee] delen. In elk geval is w# dat doelgerichte prediking als die van Bouma en talloze anderen, op een ven sende manier de bijbel als', ze grootste openbarinsv'L weer doet ontwaken. verrassend is het om te er: ren hoe fossiele Schriftwe' den in de confrontatie met' ze eigentijdse, kerkelijke fetieën", tot leven komen. L, in het visioen van Ezectj nemen de verbleekte knetj vlees aan, worden met ld] geladen en gorden zich 4 voor de strijd tussen goed kwaad. Zo'n dun boekje dat van Bouma en Bouman I ondanks het onooglijke 'l pier geen werkje dat '1 veronachtzamen moet. Het l'| in al zijn bescheidenheid eens een documentatie zijn1, wijst op een vernieuwd ?fl] telijk élan, waarvan fl slechts moet hopen dat j niet tenondergaat in pessimisme of in opgeW zelfoverschatting TOM KOOF-1' Woensdag 9 januari 1974 gerieus schrijven over pop muziek tien jaar voor 198' het jaar, waarin George Or well zijn afschrikwekkend toekomstroman situeerde waarin ook de door Aldoi Huxley zo cynisch Brave Nei World genoemde maatschappi zich zo langzamerhand af zo kunnen gaan tekenen, mag ee nogal zinloze onderneming lij ken. Een wat nadere beschou wing kan anders leren. Als we nog eens terugkijke naar de wereldgebeurtenisse in het afgelopen jaar kun gemakkelijk tot de conelusi komen, dat we weer een stap je dichter zijn gekomen bi een wereld, die alleen bestaa uit enkele op hetzelfde onder druikikingsmechanisime steu nen.de supermogendheden, di. de, op het maatschappelijk ge beuren geen enkele invloe! uitoefenende mensheid, in eer ijzeren greep houden en d< mens alle recht op openbar' geestelijke vrijheid ontzeg gen. Voor veel mensen kfunnet de gebeurtenissen in het dooi rechts overgenomen Child eer aanwijzing voor zo'n ontwik keling zijn geweest en eer reden temeer om de moed uit- eindeliik maar te laten zak. ken. Een andere aanwijzing zouden de verklaringen kun nen vortmen van Amnesty In ternational. die een afschuwe lijk beeld van systematische martelingen in steeds me" landen op deze aardbol geven Doel van die martelingen is bijna overal „opstandige" be woners aan te passen aan het heersende systeem. De weige ring van Amerika om het in het internationale diplomatie ke verkeer op te nemen voor de Russische dissidenten, die in psychiatrische inrichtingen „aangepast" worden geeft mis schien nog meer vorm aan het beeld van naar elkaar toe- gro nde supermachten, wier onderdrukkend machtsmis bruik steeds groter wordt. En om nu op de muziek terug te komen. In de ontwik kelingen, die zich het afgelo pen jaar in de popwereld heb ben afgespeeld kunnen net zo goed aanwijzingen worden ge vonden voor een maatschappe lijke ontwikkeling In de rich ting van Orwell's 1984 en Huxley's Bra 3 New V arid. In „1984" is de mens terugge bracht tot een wezen, dat al leen voor het systeem nog van enig nut is, geen eigen mening heeft en buiten elke ontwik keling van enige betekenis valt. In „Brave New World" wordt de mens, wanneer die ook maar eventjes met de niet altijd even leuke werkelijk heid wordt geconfronteerd, kunstmatig gelukkig gemaakt door een tabletje van de „drug" soma. Dingen als dood en ziekte worden veraange naamd door prettige zachte muziek. Ondertussen houdt het hoogontwikkelde systeem de werkelijkheid in zijn ijze ren greep. In beide boeken ontleent het systeem zijn macht aan de volkomen apa thische houding, die de men- HILVERSUM (ANP) Het NOS-televisieprogramma „Pa- noramiek" geeft zondagavond 20 januari in een co-produktie met de BBC een analyse van de Amerikaanse grondwet in relatie tot het president schap. Op dieze dag, waarop vorig jaar de Amerikaanse president Richard Nixon voor een twee de aimbt ermijn werd geïn stalleerd, continueren de BBC en de NOS hun samenwerking tijdens de „Watergate"-verho- ren thans in een gezamenlijke produktie van anderhalf uur uit Washington en Philadel phia. Oe grondslagen van da Amerikaanse „constitutie", voorbeeld door - veel democra- tisehe regeringsvormen in de wereld, zullen in dit program ma worden getoetst a-an de oorspronkelijke bedoelingen Y®n de „founding fathers" en aan de huidige opvattingei van vooraanstaande politici alsook aan die van minder heidsgroepen in de Verenigde Staten. Het programma is in Neder- f land te zien van 20 45 tot 22.15 UUx via Nederlerd 2. Bi

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1974 | | pagina 14