AANLEGGEN VAN SPEELTERREINEN
GEEN OPLOSSING VOOR SPELEND KIND
Geef het kind de kans creatief te zijn
Weggroeien van
traditionele
speelwerktuigen
EEN DERDE VAN
SPEELPLAATSEN
GEREALISEERD
KIND IN MODERNE WIJK VAAK KIND VAN DE REKENING
r ONDER PA£-
P. M. van Engelen, secretaris nationale
stichting „Ruimte voor de jeugd":
MIDDELBURG:
Zwaartepunt op
voorzieningen
voor kleuters
GOES:
Terneuzen:
jwiwijsHl
„De ideale speelgelegen-
heid voor kinderen is géén
speelgelegenheid". Dit zegt
de heer P. J. M. van Engelen
(38) uit Zevenbergen, alge
meen secretaris van de na
tionale stichting „Ruimte
voor de jeugd" in Rotter
dam.
De stichting, die pressie
groep en tevens adviserend
orgaan wil zijn heeft o.m.
als doel het bevorderen van
voldoende en juiste speel
ruimte voor de jeugd.
De basis van waaruit de
stichting werkt, is onlangs nog
eens duidelijk gesteld in een
boekwerkje. Spelen is zo ver
weven met het wezen van het
kind, dat de mogelijkheid er
toe zich niet laat afzonderen
op speciaal ingerichte speel
ruimten. De stichting gaat er
van uit, dat speelruimte een
stuk geestelijke ruimte is en
niet een lap grond, waarop het
dan zo nodig moet.
Van Engelen: „Het kenmerk
van een spelend kind is spon
taniteit. Het moet niet gebon
den zijn aan een bepaalde ge
legenheid waar gespeeld moet
worden. Ideaal zou zijn, wan
neer de woonomgeving van
dien aard is, dat het kind zich
op elk moment en op elke
willekeurige plaats al spelend
P. M. VAN ENGELEN
zou kunnen uiten".
Hij vindt het een kwalijke
zaak, dat kinderen tegenwoor
dig vaak geïsoleerd worden in
voor hen apart ingerichte
speelplekken. Ze moeten crea
tief bezig kunnen zijn, schep
pend met wat zo maar ergens,
waar dan ook, voor handen is.
Niet louter op dat ene plekje,
tien meter verderop ook.
Een groot nadeel van de
huidige speelplaatsen is, zo
stelt Van Engelen, dat ze ge
maakt worden door volwasse
nen, die hup eigen gevoelens
volgen en hun eigen inzichten.
Meestal ook dient, bij de vast
stelling van een bestemmings
plan, de aanleg van een kin
derspeelplaats als sluitpost.
„Een groot aantal gemeenten
in Nederland gaat bij het in
richten van speelplaatsen
voorbij aan de pedagogische
inzichten", aldus de heer Van
Engelen.
Op speciaal aangelegde
speelplaatsen hebben de kin
deren de beschikking over ob
jecten als een klimrek, wat ku
bussen. een zandbak.
Van Engelen: ,,En dat is.
hoe goed de uitrusting ook is.
niet ideaal. Een kind zou in
zijn woonwijk op onderzoek
moeten kunnen uitgaan, niet
vastgeprikt moeten zijn op een
speelgelegenheid, vaak onder
het directe toeziend oog van
mamma. Een grote belemme
ring voor dit speelse ontdek
ken is het autoverkeer. We
moeten naar de gedachtengang
toe, dat de auto in een leefba
re woonwijk de gast is van de
mensen. De auto moet zich
aan gaan passen. In eerste in
stantie zou de maximum snel
heid in woonwijken moeten
worden verlaagd. Maatregelen
heeft men bijvoorbeeld al ge
nomen in Delft. Daar vertonen
in diverse wijken de straten
over onbepaalde afstanden
drempels, zodat de automobi
list wel snelheid moet minde
ren. Een zelfde effect bereikt
men met heit plaatsen van
bloembakken op de straten. Als
je zo te werk gaat, is er voor
het kind een kans om op zijn
gemak en veilig zijn eigen
woonwijk aan een onderzoek
te. onderwerpen".
Een apart probleem is de
flat en omgeving.
„Plannen om speelruimten
te scheppen in de vorm van
een groot balkon of speelzalen
per etage, zijn funest voor het
spelende kind", meent Van
Engelen. Het is volgens hem
een ongezonde zaak. Op die
manier kan het kind zijn
noodzakelijke indrukken niet
op zijn eigen houtje in zich
opnemen en wordt er op elke
etage een soort sociaal contact
afgedwongen.
In speelruimten voor het
flatgebouw ziet Van Engelen
ook al geen heil. Hij meent,
dat de lift of de trap voor
kinderen vanaf de vierde eta
ge reeds een te grote belem
mering vormt. Wetenschappe
lijk is aangetoond, zo merkt
hij op, dat kinderen van de
hogere verdiepingen zelden of
nooit buiten komen,
„Dit benadeelt in ernstige
mate de ontwikkeling van het
kind. Uit een onderzoek is ge
bleken dat diverse kinderen
uit hoogbouw rekenstoornissen
hebben. Iets anders is, dat de
auto voor een kind van de
zesde etage in werkelijkheid
een onbereikbaar stuk speel
goed is, een dinky toy in de
verte, dat geen kwaad kan en
de afstanden vallen in het niet
bij de vergezichten vanuit de
woonkamer." Hoogbouw is, zo
als Van Engelen het noemt, een
maquette, vijfentwintig keer
opgeblazen en met de werke
lijke behoeften is dikwijls
geen rekening gehouden.
„Voor een kind moet een wo
ning en de omgeving meer
zijn dan alleen een bivak voor
de nacht".
Bij laagbouw openen zich
meer perspectieven:
„Een stukje natuur met on
diep water, zand en struiken,
dicht bij de woningen, is voor
de kinderen een paradijs,
vooral als ze er zelf nog iets
kunnen bouwen van aanwezig
kunststofmateriaal of hout".
Voorwaarde is wel, dat de af
stand tussen dit paradijsje en
de veilige woning, zonder
moeilijkheden moet kunnen
worden overbrugd.
„Verschillende gemeenten
zaaien gras rond een terrein,
waar kinderen uit zichzelf
plegen te spelen. Na verloop
van tijd wordt het pad naar
het terrein, dat de kinderen
zelf hebben uitgekozen, door
de gemeente verhard. De ge
makkelijkste weg die het kind
zelf langzamerhand uit ge
woonte bepaalde, is daarmee
geschapen".
Van Engelen komt op de
problemen die zich voordoen
bij de bevolkingsopbouw in
nieuwbouwwijken.
„Hier zijn bijna geen be
jaarden. Aan de kinderen, en
trouwens ook aan de bejaar
den, wordt in deze situatie
speelgelegenheid ontnomen.
Het kind moet namelijk uit
zichzelf al spelend, vertrouwd
kunnen raken met het ouder
worden en het afsterven. Het
moet dit leren verwenken".
Deze kans tot zelfontplooiing
is er in nieuwbouwwijken
vaak dus niet.
„Men moet in de stede-
bouw", aldus Van Engelen,
„rekening houden met de sei
zoenen. Niet alleen met die
van het jaar, maar ook met
die van het leven. Dan pas
ontstaat ook voor het kind,
een gezonde woon- en leefsi
tuatie".
FRANS VAN SON
Hoe zit het nu precies
met de speelvoorzieningen
in Middelburg Volgens
sommige inwoners doet de
gemeente niets, of althans
heel weinig, en men be
schuldigt het gemeentebe
stuur ervan niets voor de
jeugd over te hebben.
Niets is minder waar, al
dus het hoofd sport- en
jeugdzaken, de heer W.M.
van Groesen. Middelburg zit
juist erg gunstig, wanneer
we even naar andere Zeeuw
se steden zoals Vlissingen en
Terneuzen kijken. In de
Zeeuwse hoofdstad zijn zo'n
zestig speelvoorzieningen,
waaronder dan speelveldjes,
trapvelden, speeltuinen en
elk stukje recreatief groen
wordt verstaan. Vanzelfspre
kend zijn de voorzieningen
geconcentreerd in de nieuwe
en jonge stadsdelen, waar
ook de meeste jeugd voor
komt. Dat komt dus neer op
de Magistraatwijk en Dau-
wendaele, hoewel dat abso
luut niet wil zeggen dat er
in de rest van de stad niets
is.
Het zwaartepunt ligt op de
voorzieningen voor kleuters.
Dat wordt veroorzaakt door
de norm die men hanteert.
Het gemeentebestuur gaat
ervan uit dat een kleuter
niet meer dan honderd meter
hoeft te lopen om een speel
veldje tegen te komen. Voor
de oudere jeugd is de af
stand vierhonderd meter.
Wat de keuze van de plaats
betreft Iaat men veel, zo niet
alles aan de buurtbewoners
zelf over, die altijd worden
uitgenodigd om te komen pra
ten. Nu maken wel niet zo
veel mensen van die moge
lijkheid gebruik, maar dat
valt het gemeentebstuur niet
te verwijten.
Tot voor kort was het mo
de om een veldje vol te bou
wen met toestellen, klimrek-
ken, glijbanen en wat dies
meer zij. Op het ogenblik
veranderen de inzichten die
men heeft. Deskundigen heb
ben een nieuwe vorm van
ontspanning voor de jeugd
ontdekt: een stuk terrein met
daarop een paar heuvels, die
pe kuilen, grote zandbakken
en een modderpoel, want de
ervaring leert dat de jeugd
zich in die omgeving bijzon
der goed thuis voelt. De vui
le kleren behoren de ouders
dan op de koop toe te ne
men, zeggen de deskundi
gen.
De gemeente Goes geeft de voorkeur aan allerlei houtopstanden.
Voordeel van die nieuwe
soort voorzieningen is dat
men een heleboel overlaat
aan de creativiteit van een
kind. Men spreekt dan ook
niet meer van speelvoorzie
ningen maar van speelaanlei-
dingen. In de nabije toe
komst gaat Middelburg dan
ook die kant op, door overal
van die speelaanleidingen te
gaan aanleggen.
Bedoeling is om op wat
langere termijn te komen tot
een heel netwerk van voor
zieningen, zodat men even
het hoekje maar om hoeft te
wippen om wat tegen te ko
men.
HANS LAROES
„Eigenlijk zijn we van
die traditionele speelwerk,
tuigen wat aan het weg
groeien. We propageren
steeds meer het gebruik
van allerlei houtopstanden.
Daar zijn we in Zuid al
mee begonnen."
Deze drie zinnen, afkom
stig uit de mond van wet
houder L. H. de Leeuw van
Goes, zijn typerend voor de
inzichten die het Goese col
lege voor wat betreft de
voorzieningen voor kinderen
de laatste jaren er op na
houdt. Wethouder De Leeuw
beheert er de portefeuilles
van openbare werken, volks
huisvesting en stadsontwik
keling, en is uit dien hoofde
voor een belangrijk deel van
de speelvoorzieningen ver
antwoordelijk.
„Aan de slijtgage van de
grasmat is wel te zien dat
die houttoestanden door de
kinderen veel intensiever
gebruikt worden", stelt hij
tevreden vast. De chef be
plantingen W. de Koning, die
ook aan het gesprek deel
neemt, onderschrijft deze
uitspraak ten volle. „Er is
een heel verschil tussen
vroeger en nu", vult hij aan.
..Vroeger werd het kind door
de volwassene gezegd: zo
moet je spelen. Nu worden
ze veel meer gedwongen hun
eigen creativiteit te ontwik
kelen".
Met die gedachte in het
achterhoofd bepaalt het Goe
se college tegenwoordig zijn
beleid: in het nieuwste uit
breidingsplan in Noord, de
Goese Polder II, is zelfs met
CRM-gelden al een beeldend
kunstenaar aan het werk ge
zet om de weg die het kind
van huis naar school en te
rug aflegt wat te veraange
namen. Een reeks speelvoor
zieningen moet dit initiatief
nog gaan completeren. Dat
dit mogelijk het aantal laat
komers zal doen toenemen is
volgens de heer De Koning
uitgesloten. „Toen ik vroeger
naar school liep, had ik ook
allerlei afleiding onderweg",
vertelt hij. „Het is eigenlijk
een teruggang naar wat er
vroeger was. Nee, geen nos
talgie, het heeft meer te ma
ken met het feit dat in wezen
de ouderen vrij geordend
zijn en daarom ook het kind
in bepaalde banen willen lei
den. Daar moeten we voor
oppassen, het kind wordt dan
in zijn eigen ontwikkeling
geremd".
Overigens heeft noch hij,
noch wethouder De Leeuw
de illusie dat het met de
speelvoorzieningen in de stad
Goes nu wel rond zit. „er
moet nog veel bijkomen",
zegt wethouder De Leeuw,
„vooral ook in een wijk als
Goes-Zuid. Maar de struc
tuur van de wijk maakt het
nogal moeilijk om er veel
groen of speelvoorzieningen
in te passen".
Mevrouw H. van Ackooy-
Bleidiek, voorzitster van de
Vrouwen Advies Commissie
die het Goese college regel
matig van adviezen voorziet,
is het op dit laatste punt niet
met de wethouder eens. „Door
een paar straten te asfalteren
en om te vormen tot speel
straten, en door een paar
schoolspeelplaatsen open te
stellen zou er ai een hoop
ellende ondervangen kunnen
worden", zo meent zij.
JAN BOÜWMANS
atrtSBSiËHii sSgi
k r
ïfer
■T."- "JF&x, 'i
-
Speelgelegenheid in Terneuzense nieuwe woonwijk.
Het gemeentebestuur van Terneuzen alsmede de gemeente
raad is zich wel bewust van de noodzaak van speel gelegenheden,
voor de jeugd. Als de financiële toestand niet zo preciar was.
dan zou de Terneuzense speelgelegenheid-nota, die voorziet m
ongeveer honderd speelplaatsen, in de korste keren gereali
seerd worden.
Er zijn momenteel 32 projecten uitgevoerd, waarvan 13 in de
buitenkernen en 19 in de gemeente zeil. Dit betekent een derde
van het totale pakket, maar die hebben alles bjj elkaar toch
nog ongeveer een ton gekost. Momenteel is nog niet te zeggen
of de overige projecten (de reeds bestaande zijn in anderhalf
jaar gerealiseerd) over twee drie jaar hun beslag zullen heb
ben gekregen. Dat hangt allemaal van de financiën af.
Bij het scheppen van de speelgelegenheden wordt er zoveel
mogelijk naar gestreefd de speelplaatsen zodanig te situeren,
dat de kinderen niet het gevaar lopen het slachtoffer te wor
den van verkeersongelukken e.d. Tevens wordt gelet op de
mogelijkheid om de speelplaatsen daar aan te leggen waar
groenbeplanting mogelijk is. Dit om het geheel een vriendelijk
karakter te geven
Als een wijk voor een speel- of trapveldje in aanmerking
komt. wordt er eerst een onderzoek ingesteld naar het aantal
kinderen, dat er gebruik van zal maken.
„Als er geen andere zaken zijn, die dringend op uitvoering
wachten, dan is de gemeenteraad altijd wel genegen om er
gelden voor te voteren", zegt men op het gemeentehuis. „Men
ziet heus de noodzaak van goede speelgelegenheden in".
GEORGE WIJNE
In de gemeenten Hulst,
Axel en Hontenisse heeft
het probleem van kinder
speelplaatsen wel de nodige
aandacht, maar gebrek aan
geld is er meestal de oorzaak
van, dat men bij de plan
ning van speelplaatsen niet
veel verder komt dan het
gebruikelijke stramien van
fantasieloze speelwerktuigen
en door honden vervuilde
zandbakken. In Axel is de
situatie eigenlijk nog zo be
roerd niet
Volgens voorlichtingsambte
naar C. Smies heeft bijna elke
wijk zijn eigen - zij het be
scheiden - speelgelegenheid,
voor zover het de kern Axel
betreft. In buitenkernen als
Koewacht, Zuiddorpe en Over
slag zijn er deze voorzieningen
niet. Daar is de behoefte ook
niet zo groot, omdat in de
nieuwe wijken het verkeer
nog niet zo intensief is en de
landelijke kernen van nature
nog mogelijkheden te over
hebben voor kinderen om zich
bezig te houden.
De behoefte aan speelgele
genheid doet zich gelden bij
wat intensievere bebouwings-
conoentraties en behalve in
Hulst en Axel komen die in
Oost-Zeeuwsch-Vlaander en
nauwelijks voor. Pogingen om
van nieuwe speelplaatsen iets
bijzonders te maken worden
er nauwelijks ondernomen.
Af en toe worden de ge
meentebesturen geconfron
teerd met ouderverenigingen,
die meer speelruimte voor
kinderen eisen. Als er de mo
gelijkheden zijn komt er weer
wel ergens een trap-veldje of
anders krijgt zo'n oudervere
niging wel het bericht, dat de
aanleg van een „speeltuin"
niet gerekend kan worden tot
een gemeentelijke taak en dat
de ouders er zelf voor moeten
zorgen. Meestal hoor je er
daarna nog nauwelijks iets
van. Af en toe wordt er wel
eens een serieuze studie ge
maakt van dit probleem, zoals
in Hulst, maar gèwoonlijk komt
men daarna niet verder dan
het samenbundelen van de
conclusies. En de voornaamste
conclusie is steeds dat het te
duuir is om er serieus werk
van te maken.
Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen
heeft geen hoogbouw, zodat
het probleem van de speelge
legenheid niet echt nijpend is.
De meeste eengezinswoningen
hebben fraaie tuintjes, maar
de grootste ellende daarvan is,
dat de meeste kinderen er hun
overtollige energie ook niet in
kunnen botvieren. Veel te vaak
nog wordt een fraai gazon en
veel te vaak nog worden de
belangen van fraaie gazons en
sierlijke bloemetjes nog ge
steld boven die van een kind,
dat eens lekker met een schop
wil aanmodderen. Het enige
alternatief zijn dan nog ge
meentelijke plantsoenen die
het dan vaak moeten ontgel
den. De bekende speel- en
trapveldjes bieden al evenmin
enig soulaas. Kinderen willen
kunnen timmeren, knutselen,
modderen en graven, maar zo
dra ze daarvoor hun oog op
een gemeentelijke speelplaats
laten vallen roept de gemeen
teraad halt. Primitieve bouw
werken van afvalhout zijn im
mers onesthetisch en horen in
een nieuwe wijk niet thuis.
Kind van de rekening is zo
doende in de moderne nieuwe
wijken ook inderdaad vaak
het kind.
TON VERLIND