Drang tot prestaties ten koste van gezin en gezondheid... vrij 1 uit- E oor orn. verhoeven Idealen Niet eerlijk Eeuwige puber Gezondheid Ogenschijnlijk Prestatievermogen Nietsnut Liefde en rust Echt serieus DE STEM ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1973 22 SEPTEMBER 1973 r was eens een man en die vertelde zijn doch tertje altijd een ver- voordat zij ging s[apen luisterde aandachtig, maar niets van wat en onderbrak llCTB luid op te springen vertelde hij stepd, onzin. Tenslotte vol. met de vaststelling: je dan. Dat vond zé leukste van alle v&. aaltje ij luis., erstond ertelde )ms door aarom 'o ter ond lar )g het ilen. hij hen zo is DE MAN VAN Tpr was eens een man en Jjj die kon uren lang fcjjJl ken naar zijn dochtertjei de wieg. Hij dacht dus dat een goede vader was. Maar nader inzien was dat vol- rekt niet het geval. Want s zij sliep, maakte hij haari iekum wakker en als zij akker was, bedacht hij al- rlei kunstjes om haar in aap te krijgen. T^r was eens een man die Jjj niets liever deed dan thuisblijven. En omdat ij graag thuis bleef, wilde hij n mooi huis hebben. Daar- n kocht hij een mooi huis. j aar omdat hij een mooi huis j id, moest hij veel geld be ien, moest hij heel hard erken. En omdat hij heel ird moest werken, moest hij kwijls zijn mooie huis uit. j n omdat hij dikwijls zijn lis uit moest, had hij geen d om van zijn mooie huis f genieten. Hij dacht: wacht aar, later zal ik ervan ge- j eten. En het werd later en j ter en hij kon nog niet van jn huis genieten, omdat hij veel moest werken om. het ld te verdienen om van zijn lis te genieten. Toen be- icht hij: ik doe het allemaal )or mijn vrouw en kind. Dat elde hem gerust; hij werkte eer met veel genoegen, ter ijl zijn vrouw het grote huis hoon hield en zijn kind in n klein kamertje sliep. 7r was eens een man die £_j heel veel nadacht. Maar I hij had pech. Want hoe eer hij nadacht, hoe minder j begreep. Tenslotte had hij veel nagedacht, dat hij heie aal niets meer begreep. Sinds e tijd denkt hij daar weer o- t na, maar het lijkt wel of er met zijn gedachten niet iemaal bij is. T?r was eens een man die" l*; altijd binnen bleef. Er j gingen hele dagen voor- dat hij zelfs vergat naar riten te kijken. Na verloop n tijd leerde hij het heie aal af. Als hij, gedreven door n oude nieuwsgierigheid, j ilde weten wat voor weer t die dag was, zette hij de levisie aan. T?r was eens een man, die heel gelukkig was. Hij vertelde het tegen nie- and en keek zelfs met opzet n beetje boos, maar toch erkte iedereen het. Daarom •oegen de mensen: leg ons ns uit, waarom je gelukkig nt. Je hebt er geen rechtop t allemaal voor je zelf te uden. En hij zei: ik weet t niet zo precies, waarom ik lukkig ben; het zal mijn on- zeiheid zijn. Toen werd ie- J reen boos en hij werd ge- oongen haarfijn te vertellen e hij het klaar speelde om deze ellendige wereld ge- kkig te zijn. Hij vertelde al- Eerlijk gezegd verzon hij lar wat. En toch geloofde iereen hem. Vanaf dat ogen- I ik was iedereen heel geluk- 7. Maar de man zelf werd tzettend bedroefd en vond niets meer aan. Hij moest lemaal opnieuw beginnen. Een man is zo oud als hij zich voelt, roepen reclamemensen. Artsen, psychologen en anderen die de „kwaliteit" van de man en zijn gedragingen bestuderen denken daar anders over. Zij weten dat het aantal levensjaren van grote invloed is op het denken en doen van een man. Daardoor is een man van 30 zo totaal verschillend van een van 40. Verschillen die duidelijk worden in z'n gezin, z'n werk en de samenleving. In een tweetal artikelen geven deskundigen een overzicht van wat mannen van 30 en 40 typeert. Vandaag: de man van 30. Natuurlijk is het onzin om te beweren dat alle mannen rond de dertig zo'n beetje hetzelfde zouden zijn. Maar wél hebben zij vaak belangrijke dingen gemeen. Zoals het ook waar is dat ze zich als groep duidelijk onderscheiden van de nog niet gevormde twintigers enerzijds en anderzijds de geheel ont plooide veertigers. Er valt dan ook wel degelijk een beeld-in-grote-lijnen te schetsen van „de man van 30". Hij hoort, om te beginnen, riet meer bij de jeugd, i al is hij nog jong. Maar een gezeten burger is hij ook nog niet, want doorgaans staat hij nu pas aan het begin van vele dingen. Van zijn maatschappelijke carrière bijvoorbeeld. Terwijl hij als echtgenoot en als vader meestal even- I eens een „beginneling" is. De man van 30 verkeert eigenlijk in een merkwaardige positie. Aan de ene kant staat hij met zijn werk, met zijn verantwoordelijk heid voor een jong gezin midden in de werkelijkheid. Aan de andere kant: de tijd dat hij zelf nog een twen was die absolute ideeën en idealen had en wars was van compromissen, ligt niet ver achter hem. Dikwijls is het nog maar 'en paar jaar geleden, dat hij druk deelnam aan allerlei demonstraties, acties en teach-ins. Wat is er nu van dat I ieugd-idealisme overgebleven? De psycholoog J. Frenken regt daarover: De man van 30 die midden >n de realiteit staat, merkt hoe moeilijk het is om absolute stelregels in de trant van: ffl moet het en niet anders 'e hanteren bij het beoordelen san mensen en situaties. Hij doet de ervaring op, dat de werkelijkheid van dat sociale, politieke en economische leven veel taaier is dan hij had gedacht. Hij merkt dat zijn vroegere Puur-idealistische houding bt mislukkingen leidt. I 'n zijn werk en door andere maatschappelijke contacten ontdekt hij de begrensdheid van zijn eigen dunnen. biet zichzelf doet hij de Tvaring op, dat het feit dat dij een bepaalde norm als bist erkent, nog niet betekent dat hij er ook naar handelt". Hij had zich bijvoorbeeld 'oorgenomen om altijd eerlijk en open te zijn, 'ieh niet mooier voor te doen dan hij is, tijn vrouw en zijn baas te zeggen waar het op staat, niet aan strooplikkerij te doen. Maar als het er op aankomt, durft hij niet helemaal eerlijk te zijn, houdt hij in een gesprek bepaalde dingen achter en durft hij vaak niet voor een gemaakte fout uit te komen. Hij merkt, dat hij ook laf en onoprecht kan zijn, precies zoals de ouderen wie hij dit altijd heeft verweten. Na zijn idealistische plannen van tien jaar geleden leert de man van 30 ontmoedigd wat „middelmaat" is, „alledaags heid", zowel in zijn eigen leven als in de maatschappij. Hij moet die maatschappij in zoverre leren accepteren, dat hij bereid is een taak te aanvaarden en door middel daarvan iets te betekenen voor anderen. Professor H. R. Wijngaarden schrijft in zijn boek „Hoofdproblemen der volwassenheid", dat de opgave die aan de jonge volwassene wordt gesteld, juist die van de levensaanvaarding is. Dit gaat niet altijd even gemakkelijk en geruisloos: bij sommige dertigjarigen is er een sprake van een „crisis in de aanvaarding van het leven zoals het is". Voor zijn gehele verdere leven is het van groot belang hoe de jonge volwassene deze crisis te boven komt. Dat kan mislukken. Als de man van 30 zichzelf niet aanvaardt zoals hij is en met de maatschappij „niks te maken wil hebben", blijft hij steken in zijn absolute idealisme en ontwikkelt hij zich tot een fanaticus die niets waardeert en overal kritiek op heeft. Hij wordt een eeuwige revolutionair die niet tot een echte prestatie komt, omdat hij zich blind staart op gefantaseerde prestaties. Hij blijft de eeuwige puber. De mislukte aanvaarding kan ook een andere vorm aannemen: de jonge volwassene met zijn aanvankelijk onvoorwaarde lijke ideeën capituleert voor de werkelijkheid, d.w.z. voor de verkeerde werkelijkheid, die van wat „allen" zeggen en wat de middelmaat wil. Het zijn die dertigjarigen die zich zonder meer conformeren aan de be staande orde, die het in alles eens zijn met hun baas om hun promotie niét in gevaar te brengen en voor wie geld de enige waarde is. Het zijn de vroeg oud ge worden dertigjarigen die tegen iedereen die werkelijk streeft en hoopt zeggen: „Je moet realistisch zijn, je moet het leven maar nemen zoals het is en pakken wat je pakken kunt". TEKSTFrits Koffijberg m.m.v. drs. Jos Fren ken, psycholoog G. T. Haneveld, arts De gezonde oplossing van de crisis ligt volgens de Duitse filosoof en theoloog Romero Guardini in het vasthouden aan de eigen idealen en normen, maar er tegelijkertijd in be rusten dat die idealen minder snel en minder volledig te realiseren zijn dan men graag zou willen. Zo groeit langzamerhand ook het besef dat het weinig effectief is zich voor de hele werkelijkheid verantwoordelijk te voelen, maar dat het zinvoller is zich in te zetten voor zijn directe omgeving (gezin, vrienden kring, werkmilieu), een stukje werkelijkheid immers waarop men rechtstreeks invloed kan uitoefenen. De man van 30 gaat zelden naar een dokter. Hij voelt zich dan ook kern gezond op een paar kleinigheidjes na waarop hij geen acht slaat. Wanneer hij tien jaar in de toekomst zou kunnen kijken, zou hij zich waarschijnlijk wel wat vaker door een arts laten onderzoeken. Want dan zou hij weten, dat die kleine kwaaltjes die hij nu bagatelliseert later tot hinderlijke afwijkin gen kunnen uitgroeien. De Duitse spörtmedicus E. Spannbauer karakteriseert de gezondheids toestand van de man van 30 als volgt: Hij is lichamelijk geheel volgroeid. Zijn hart- en long capaciteit zijn nu het grootst. Hij kan op deze leeftijd maximale prestaties leveren en dat zelfs gedurende lange tijd achtereen. Maar niet zelden legt het razenddrukke leven volledig beslag op de dertigjarige die midden in een inspannend arbeidsproces staat. En dan teert hij op zijn krachten. Dan pleegt hij roofbouw op zijn zenuwen en die zijn weer van vitaal belang voor zijn gehele conditie. De enige manier voor de man van 30 om zijn goede conditie terug te winnen (of te behouden) is, dat hij zijn leven zo indeelt dat er een evenwicht bestaat tussen spanning en ont spanning. Maar wat is ontspanning? Veel dertigjarigen hebben hiervan een verkeerde voor stelling, vooral degenen die zich nu pas gaan bezighouden met sport. De man van 30 die nü gaat beginnen met sport, moet zich hierover eerst laten adviseren door zijn huisarts, anders kan verkeerde eer zucht alleen maar schade berokkenen. Zo is bijvoorbeeld tennis géén ideale ontspanningssport voor een manager die de hele dag ingespannen bezig is. Hij komt dan van de ene nerveuze spanning in de andere, in plaats van zich te ontspannen. Zelfs de 30-jarigen die altijd aan sport hebben gedaan, schieten vaak hun doel voorbij. Doordat zij over drijven, bestaat er kans op beschadiging van bijvoorbeeld de tussenwervelschijven of van het hart. Bij een geregeld leven hoort ook geregeld eten. Hiertegen zondigt menige dertigjarige. De succesvolle man van 30 denkt meer aan zijn werk dan aan zijn eten. Vaak laat hij de lunch weg, maar eet dan 's avonds tweemaal zoveel en te zwaar. En dat is een gewoonte die gauw enkele ponden teveel aan lichaamsgewicht kan opleveren, met alle nare gevolgen vandien, vooral op de lange duur. Wanneer een 30-jarige ziek wordt, dan moet hij dikwijls boeten voor hetgeen hij als twintigjarige heeft nagelaten: hij heeft zich niet regelmatig onder behandeling van een tandarts gesteld bijvoorbeeld, of hij heeft niets gedaan aan zijn houdingsafwijkingen. Spannbauer: „Steeds weer moeten wij constateren dat maag- en darmafwijkin-gen die wij jarenlang zonder succes hebben behandeld, veroorzaakt worden door afwijkingen in de lichaams houding. Dergelijke afwijkingen kan men op het dertigste jaar nauwelijks meer behandelen, de botten hebben dan hun uiteindelijke vorm gekregen". Een keel-, neus- en oorarts: „Tandwortel- en kaak ontstekingen die op jongere leeftijd zijn verwaarloosd, zijn de oorzaak van ontstekingsprocessen in de neus en de keel. Er is geen leeftijdsgroep waarbij meer aandoeningen van de luchtwegen voorkomen dan juist bij de 30-jarigen". Voor de man van 30 de ogenschijnlijk zo kernge zonde man is de spreuk „voorkomen is beter dan genezen" buitengewoon belangrijk. Want juist omdat hij zich in staat voelt van alles te kunnen doen, denkt hij dat het met zijn gezondheid wel goed zit. Men zal de man van 30 vaker duidelijk moeten maken, dat hij tóch gevaar loopt en dat hij dit zelf kan voorkomen. Wanneer hij 40 of 50 is, zal hij voor deze waarschuwingen dankbaar zijn. De Amerikaanse psycholoog Tyler heeft een studie ge maakt van de samenhang tussen leeftijd en prestatie vermogen. Hij kwam tot de conclusie dat de dertiger in vrijwel alle opzichten superieur is aan ouderen. Pas na het 35ste levensjaar beginnen diverse capaciteiten geleidelijk minder te worden, al wordt deze teruggang pas goed duidelijk na het vijftigste levensjaar. Lehman, een andere Amerikaanse psycholoog, ging na op welke leeftijd topmensen in allerlei branches hun grootste pres taties hadden geleverd. Hij kwam tot het volgende interessante lijstje, waar de leeftijden staan vermeld waarop gewoonlijke topprestaties worden verricht: s-Dort 25-29 j. medische wetenschap pen, chirurgie 35-39 j. natuurwetenschappen 30-34 j. dichtkunst 25-29 j. schrijven van detec tive- er science-fiction verhalen 30-39 j. schilderkunst 30-45 j. filosofie 35-39 j. De geestelijk en lichamelijk gezonde man van 30 bevindt zich dus op het top punt van zijn capaciteiten. Hij is dan ook in staat in de maatschappij een vaste binding aan te gaan: zijn werkkring. Hier kan hij zijn grote prestatiedrang uitleven. Het gevoel in zijn beroep „iemand te zijn" is voor hem uitermate belangrijk. De Amsterdamse psychiater prof. Rümke, wijst er dan ook op, dat werkloosheid speciaal voor de dertigjarige een van de ergste dingen is die een man kan overkomen: „Het is niet alleen de ellende van het steuntrekken, maar vooral de verwringing van een levensgang. Iedere normale man, tot welke klasse hij ook behoort, maakt in dit tijdvak in eigen gezin en met gere geld werk een der hoogtepun ten in zijn leven door. Dat hoogtepunt is voor de werkloze niet te bereiken". Zijn- leven wordt voor een stuk geschonden, zijn zelf vertrouwen geschokt. Hij voelt zich niet zelden een nietsnut omdat hij niet eens „zijn eigen centen" kan verdienen. Het verdienen van geld wat psychologisch iets heel anders is dan het hébben van geld is een van de peilers van- zijn zelfbewustzijn. Voor de man van 30 is werk waarin hij plezier heeft, zowat alles! Hij laat er zich helemaal door opslokken, enthousiast en met grote be trokkenheid. Hij is daarbij heel gevoelig voor de waardering van zijn werk door zijn chefs. Hij wil graag samenwerken in teamverband en houdt van een produktieve sfeer. Daar staat tegenover dat zijn meestal oudere chef zich vaak bedreigd voelt door de grote energie en goede ideeën van zijn jongere ondergeschikte. In dat geval ontstaan er tussen hen spanningen en soms openlijke conflicten. Bekend is de studie van prof. Buiter over het Salariaat. Deze toonde aan dat veel jonge functionarissen teleur gesteld waren in hun werk omdat ze geen promotie konden maken. De oudere chefs blokkeerden de hogere posities. Het is dan ook begrijpelijk dat de man van 30, die een goede positie zoekt als startpunt voor zijn carrière, nogal eens van werkgever wisselt. Een vaak gehoorde klacht is, dat de man van 30 het „gezellig thuis-zijn" niet op waarde weet te schatten. Dat hij zo weinig echte belangstelling toont voor zijn vrouw en zijn kinderen. Dat hij niet teder kan zijn. Wat is daarvan waar? En wat zijn de oorzaken? In de meeste gevallen is de man van rond de 30 een jaar of vijf getrouwd en heeft hij kleine kinderen. Betekent zijn beroep voor hem vooral: inspanning en prestaties en succes, kortom werken in „de grote wereld", in zijn huwelijk beleeft hij heel andere kanten van het leven: liefde en rust en ontspanning, de beslotenheid van „de kleine wereld". Zijn gezin ervaart hij als een „binnen", waar hij kan uitrusten en weer krachten kan opdoen voor zijn functioneren in de „buiten"- wereld. Elke dag beleeft de man de afwisseling en de spanning van dit gaan van „binnen" naar „buiten" en omgekeerd: overdag moet hij zich weren in de „struggle for life", 's avonds kan hij zich koesteren in de geborgenheid van zijn eigen thuis. Veel mannen genieten dan ook van de huiselijke sfeer die het samenleven met vrouw en kinderen hun biedt. Toch klagen veel jong gehuwde vrouwen er over blijkens een Amerikaans onderzoek (en ook in Neder land wordt die klacht vaak gehoord) dat hun man zo weinig aan dacht aan zijn vrouw en kinderen besteedt en een schromelijk gebrek aan gezelligheidszin vertoont. De meeste van deze klachten vinden hun voornaamste oorzaak in de nog wat een zijdige uitgroei van de persoonlijkheid van de dertiger: zijn veelal sterke gerichtheid op prestatie en succes maakt het hem moeilijk zich open te stellen voor andere aspecten van het leven dan het actieve doen. Degene voor wie „praktisch nut" en „carrière" ontzettend be langrijke begrippen zijn, zal met moeite kunnen genieten van de kleine dingen des levens, zal nooit „stil" kunnen zijn, nooit echt kunnen luiste ren naar zijn vrouw met haar problemen en probleempjes die hem onbe nullig schijnen in het licht van zijn eigen „belangrijke" werk. Er bestaat een duidelijke samenhang tussen de op prestatie gerichte persoonlijkheid van de dertl- ger en zijn problemen met betrekking tot de aanvaar ding van zijn vrouw als De Ander in zijn leven. De jonggehuwde man, die sterk door zijn werk wordt opgeslokt, kan haar makkelijk enkel als een achtergrondgegeven beschouwen („goed voor het eten koken en de kinderen") of als een representatief decorum voor zijn zaken relaties. Hij zal zich weinig inspannen om haar „in haar eigenheid" te leren kennen, om haar problemen voor échte problemen aan te zien. Hij heeft er moeite mee haór manier van denken en rede neren niet als „vrouwenpraat" af te doen. Kortom, hij moet Ieren haar echt serieus te nemen. In zijn boek „De Volwassen Man", zegt drs. P. Eliëns: „De volle dige en volwaardige gericht heid op zijn vrouw als persoonlijkheid komt dan ook vaak pas in een later ontwikkelingsstadium tot stand. Rond de 30 is de man tot een werkelijke over gave en onbaatzuchtige liefde nog slechts in aanzet en gedeeltelijk in staat". Veel huwelijksproblemen van de 30-jarige man zijn terug te voeren op zijn onvermogen om de ander (zijn- vrouw) ook werkelijk anders te laten zijn. Volgende week DE MAN VAN VEERTIG

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1973 | | pagina 21