Adriaan Kouw: kunstenaar
uit
Ik vind het mooi geweest,
de tijd is rijk
WIKÊÊÊM
onweer
VTfl
-
Italiaanse
uitvinding
door
corn, verhoeven
DE STEM ZATERDAG 2
JUN11973
ft ft Mijn vader zei al: jongen,
7 7 ik heb er niets op tegen
dat jij kunstenaar wordt,
maar je moet dan wel
alleen zijn, want je
trouwt met moeder-armoede.
Daar heeft hij volkomen, gelijk
in gehad. Over twee jaar heb
ik a.o.w. en ik kan nu wel zeg
gen dat ik het helemaal nie
gemakkelijk heb gehad in mijn
leven. Helemaal niet. Het if
zelfs vaak heel moeilijk geweest
Onze opleiding hebben wij
eigenlijk gehad van onze va
der, die zelf een voortreffelijke
bariton had en als kerkzanger
een grote naam had. Ik ben niet
ver van de hoofdstad geboren
en kreeg daar op school de al
lereerste lessen van hoofd
onderwijzer A. J. Schalks die in
Breukelen woont. Deze man was
een enorm muzikaal mens en
daar heb ik veel van geleerd.
Maar je begreep niet eens dat
het voor je latere leven van
enorme waarde kon zijn. Het
zingen en tekenen hebben mijn
hele leven beheerst, al vanaf
mijn jeugd. In de andere vak
ken was ik maar een heel mid
delmatig jongetje en ik kon
vaak niet eens meekomen, maar
als het over zingen en schilde
ren ging, was ik meestal haan
tje de voorste.
Ik ben daarna op verschillende
plaatsen in het land verbleven,
tot de periode kwam waarin ik
het wat rustiger aan moest gaan
doen. Ik was toen goed twintig
en. werkte als verpleger in het
Sint Ignatiusziekenhuis in Bre
da. In mijn vrije tijd ging ik
met de fiets naar Turnhout om
daar het Gregoriaans goed te
leren. Ik heb in dat Gregoriaans
het eigenlijke zingen, geleerd,
want het is de beste oefening
om de stem tot ontwikkeling
te brengen.
Daar zat nog niet direct een
bedoeling achter, want het plan
om naar de opera te gaan is
wat later gerijpt. Ik heb in die
tijd wel al een paar keer solo
gezongen bij het Breda's Man
nenkoor. Toen ik in 1935 naar
Nijmegen kwam had ik mijn
zangstudie eigenlijk voltooid,
maar ik kwam daar in handen
van mevrouw Landré die de
stemmen nog verder uitbeeldde
en vooral een gedegen opleiding
gaf in de theorie. Via haar
kwam ik meer op het podium
terecht en in 1942 ben ik naar
Den Haag gegaan, en kwam
daar in het koor van de opera.
Maar in 1943 werd het hier erg
moeilijk omdat je overal in
moest, waar je beter niet in kon
gaan. Omdat er geen andere
uitweg was ben ik naar Duits
land gegaan, naar Leipzig. In
Duitsland is mij nooit gevraagd:
ben jij ergens lid van?
Het was natuurlijk erg prettig
dat je daar als kunstenaar kon
werken. Toen de theaters gin
gen sluiten., reisde ik met een
gezelschap langs de kampen van
de buitenlanders om bonte
avonden te verzorgen. Tenslotte
kwam er een eind aan de oor
log en zag ik de Russen bin
nen komen. Ik heb toen een
paar maanden op mijn lauwe
ren moeten leven en dat ging
ook wel. Ik heb mij gemeld bij
de Nederlandse militaire missie
en kreeg van hen een oproep of
ik hen wilde helpen. Ik heb ad
ministratief- en speurwerk ver
richt. Aan kunst was toen ook
niet zo'n behoefte, er was meer
behoefte om de rotzooi en de
puin op te ruimen, al heb ik
dat zelf natuurlijk nooit hoeven
te doem Daar waren handen te
teer voor.
Totdat de dag kwam, dat ik
toch maar liever weer ging zin
gen en ik een contract kreeg
in Stendal, veertig kilometer
van Leipzig. Het grote optre
den dateert dus van na de oor
log. In 1947 ben ik naar Rostock
gegaan, aan de Oostzee en daar
heb ik een verdienstelijke pe
riode gehad van twee jaar. Ik
had toen 20 opera's en 8 klassie-
ke operettes op mijn program
ma staan. Ik mocht toen ook in
andere theaters als gast optre
den. Maar die Russische bezet
ting was ontzettend moeilijk. Ik
had al een paar keer vastgeze
ten., je werd zo maar van het
theater weggehaald, omdat er
weer iets niet in orde zou zijn
met je pas of zo. Na de derde
maal werd het me toch wel te
gortig en verlangde ik terug
naar huis. Ik heb geen slechte
behandeling van die Russen ge
had, maar goed was ze ook niet.
Ik heb éénmaal zes weken in
een. kelder gezeten en dat ver
geet ik nooit. Ik durf dan ook
eerlijk te zeggen: mochten we
de Russen hier krijgen, dan is
een zelfmoord geen doodzonde.
Op de dag dat ik weer terug
kwam in Nijmegen werd de
voorzitter van het mannenkoor
begraven. Dat was mijn entree.
En ik had natuurlijk niks, al
leen wat rooie marken die hier
geen waarde hadden. Mijn eer
ste weg was dan ook naar So
ciale Zaken en dat was natuur
lijk heel erg moeilijk. Enkele
weken eerder kreeg je nog ap
plaus en nu stond je net als
iedereen bij Sociale Zaken.
Als je eenmaal in de steun
staat, kom je daar ook niet
makkelijk weer onderuit, want
yik had geen vak geleerd. Als
kunstenaar ben je in Neder
land een bedelaar en dat blijf
je altijd. Het is altijd de hand
ophouden.
Omdat ik een paar mooie avon
den in Oldenzaal had gezongen,
kwam ik daar in de textiel te
recht. Stom hoor, ik had dat
niet moeten doen. Maar ze zei
den: wij kunnen je hier best aan
een baan helpen en dan kun je
bij ons op het koor. Dat zou
een aanwinst zijn.
Het was een hele mooie baan
hoor. Je stond achter een ma
chine in de fabriek met grote
balen katoen die geruwd moes
ten worden. Ik heb er schrome
lijk veel moeheid door onder
vonden, zo dat ik er wel bij in
slaap viel. Die fabriek was voor
mij een gevangenis, maar wat
wilde je? Je was blij dat je op
eigen benen kon staan. Ik heb
het er ook buitengewoon goed
naar mijn zin gehad en ver
diende f 37,65 per week. Toch
heb ik het maar veertien dagen
vol gehouden, want ik maakte
promotie. Ik werd toen kleu-
rentechnicus, ik moest de stof
fen keuren op de kleur. Dat
baantje was wel buitengewoon
geschikt en ik heb het ander
half jaar gedaan. Ik kreeg ook
een aardige verhoging.
Maar de fabriek bleef de fa
briek. Na een bonte avond, waar
ik een groot aandeel aan had,
zei de directeur: Jij bent geen
fabrieksman. Ik zei: Nee, ik ga
hier dood. Meneer Herman
vroeg: wat zou je dan willen?
Ik vertelde dat ik graag naar
West-Duitsland wilde om te
proberen daar weer aan de ope
ra te komen. Door zijn bemid
deling ben ik een half jaar in
Duitsland geweest en ik ge
zocht en gezocht, maar het luk
te niet. Er was geen werk meer,
want wat in het oosten maar
enigszins kon zingen, was al
naar het westen gegaan.
Met de kous op de kop moest
ik naar Holland terug en in
1954 stond ik weer bij Sociale
Zaken in. Nijmegen. Daar ben ik
verschillende jaren blijven aan
kloppen.
In 1957 ben ik weer voor me
zelf begonnen: ik ben toen gaan
kellneren. Uit die tijd dateert
ook het enige wat ik eraan
overgehouden heb: de kam
pioenswimpel van de KRO voor
de zingende obér. Verder bracht
ook dat geen roem op.
Maar toen kwam het aanbod
om zelf een café te beginnen,
een. studentencafé. Ik was ere
lid van een paar disputen. Ik
heb me daar warm voor laten
lopen, zonder het idee dat ik
het lang zou volhouden. Een
kunstenaar is niet te peilen, hij
is gauw van de kaart. In janua
ri 1960 bij één meter hoge
sneeuw, werd Trajanus ge
opend, het eerste artiestencafé
van Nijmegen. Dat café liep als
een trein, als een sneltrein. Dat
is wel een beetje mijn opkomst
geweest. Maar zoals het steeds
gaat, na negen maanden werd
mijn lichamelijke gesteldheid zo
dat het me steeds moeilijker af
ging. Ik had reuma en ik kon
tegen veel dingen niet op. Daar
kwam nog bij dat ik het zingen
toch niet kon laten en ik had
op zaterdag wel eens vier hu
welijksmissen. Op doktersadvies
hield ik er dan ook mee op, ik
ging het weer rustig aan doen.
En natuurlijk terug naar So
ciale Zaken.
Ik kreeg daar toen het mooiste
baantje dat ik ooit in mijn le
ven gehad heb: vuilnisbakken
stempelen. Ze wisten niet hoe
veel vuilnisbakken er in de stad
waren en daarom moesten ze
allemaal genummerd worden.
Met een hele groep gingen we
huis-aan-huis, maar het was
wel erg zwaar, je moest trap
op, trap-af.
Dat was dus ook maar iets voor
een blauwe maandag en daarom
kreeg ik een kantoorbaantje,
maar dat liep ook niet zo best.
Ik ben toen weer enige tijd
thuis geweest totdat ik een
baan, kreeg aangeboden in de
kantine van het Labre-
huis. Dat was een prachtige tijd
en ik heb er veel mensenken
nis opgedaan. Maar ik viel een
keer van de fiets en lag negen
maanden in Kalorama. Ik ben
toen voor tachtig procent afge
keurd en later is dat honderd
procent geworden.
Maar je bent kunstenaar en je
blijft kunstenaar. Als ik het al
lemaal opnieuw mocht doen,
zou ik het weer net zo doen. Ik
heb echt mijn litertjes ook wel
gedronken. Niet dat ik een be
roepsdrinker was, maar je was
toch alleen. Dan ging je 's
avonds wel eens op pad en om
dat de kerken dan gesloten wa
ren, kwam je van zelf in een
kroeg terecht. Een halve liter
kostte toen nog drie kwartjes.
Nou is het toch niet meer te
betalen,. Ik drink geen pils
meer, het is niet meer op te
brengen. Je bent zo een tientje
kwijt.
Ik lees de krant ook niet meer
en dat spijt me zeer. Ik heb
drastisch moeten bezuinigen en
nou kan ik die krant jammer
genoeg niet meer betalen. Maar
ik klaag niet hoor. Over twee
jaar krijg ik a.o.w. Ik heb tij
den gekend dat ik met een
rijksdaalder uit kon komen en
tijden dat ik met honderd gul
den niet uit kon komen. Je moet
de tering naar de nering zetten.
Ik vind het mooi geweest, de
tijd is rijk besteed. En nu zit
ten we maar rustig af te wach
ten hoe oud we worden. Ik
heb nog wel zoveel inspiratie en
zoveel levensmoed dat ik er nog
een poosje mee door wil gaan.
Als dat er niet in zit, dan niet.
Ik til daar niet zwaar aan. Ik
heb altijd gezegd: als de grote
baas komt, dan moet je mee
gaan.
Nu ik ouder ga worden, voel ik
wel het gemis dat er niemand is
die voor je zorgt, dat je toch
altijd maar alleen staat. Ze kun
nen nog zo vaak zeggen: Adri
aan, wat heb je mooi gezongen,
maar je komt thuis en je bent
alleen. Zet je er ook in dat ik
nu in de Tijgerstraat 79 woon?
Dat zou niet gek zijn. Dat geeft
vast wel weer reacties. Maar
eerlijk, als ik het allemaal over
kon doen, deed ik het
weer net zo. Want zou A fk
ik anders nog wel kun-
stenaar zijn?
Tekst: Jos Ahlers
Foto's: Janv. Leeuwen
Boek-in-afleveringen
Boeken-per-weekaflevering
(„partworks" volgens het
vakjargon van de uitgeve
rijen) ontstonden doordat
een boekbinder zijn werk
niet aankon.
Dat was in Italië,
kort na de oorlog.
Zoals overal in Europa
wilden velen Engels leren,
de taal van de bevrijders c.q.
bezetters.
Een Italiaanse uitgever
bracht een populair leerboek
Engels op de markt,
maar de vraag was zó groot,
dat de boeken niet tijdig
konden worden voorzien
van een band.
De uitgever stuurde daarop
de kopers de losse katerns.
Dat vergrootte zijn omzet
nóg meer.
Het boek-in-weekafleverin-
gen was geboren.
Na de Engelse les kwam de
uitgever met een eenvoudige
encyclopedie.
Na enkele jaren sloeg de
rage van de partworks
over naar Spanje en via
Engeland (waar enkele
uitgevers schatrijk werden
en enkele anderen failliet
gingen) bereikte het feno
meen Nederland.
een riskant artikel
ZOU u een servies
stukje voor stukje
kopen? Deze week
een soepterrien, de
volgende week een
deksel, de derde week een
bordje, de vierde week een
kopje enzovoort, tot u na
twee jaar het servies com
pleet hebt? Waarschijnlijk
niet.
Maar vele tienduizenden Neder
landers kopen wél boekwerken
per week. Elke keer 24 of 32
pagina's, twee jaar lang, tot ze
een standaardwerk compleet
hebben. Eenvoudig opgeborgen
in apart verkrijgbare banden.
Geschiedeniswerken, encyclope
dieën, kookboeken, medische na
slagwerken worden zó aan de
man gebracht. De voor- en na
delen van dit soort uitgaven
worden hieronder belicht.
„Bericht van de Tweede We
reldoorlog", „Avontuur van de
Mens", „Menu", „Dieren-ency-
clopedie", „De Bijbel", „Boek
van de Mens", „Fleur", ziedaar
enkele titels van boeken-in-
weekaflevering, die in Neder
land op de markt zijn gebracht.
Alleen kapitaalkrachtige uitge
verijen kunnen de gok van een
boek-in-weekafleveringen aan.
Pas bij een wekelijkse oplage
van 40.000 tot 50.000 kan de uit
gave enige winst opbrengen.
En zo'n oplage is alleen te be
reiken als:
a. het werk aanslaat bij het
publiek;
b. er een goede (en. kostbare)
reclamecampagne wordt ge
voerd bij de start van het
project.
„Bericht van de Tweede Wereld
oorlog", een partwork over de
jaren 1939-1945, was een goede
keuze. Er waren voldoende lief
hebbers, waardoor de hoge kos
ten van redactie, drukken en
verzenden er uit kwamen.
„Avontuur van de Mens", een
wereldgeschiedenis in tien de
len van elk 16 afleveringen,
sloeg niét voldoende aan. Het
aantal inschrijvers bleek veel te
laag, waardoor de uitgever
(Unieboek, op het ogenblik een
dochteronderneming van de
Nederlandse Dagbladunie, NDU)
er zoveel geld op moest toeleg
gen, dat de aandeelhouders het
merkten in hun dividend.
De inschrijvers op „Avontuur
van de Mens" merkten het óók.
Ze abonneerden zich op een
standaardwerk van 160 x 28 pa
gina's, maar toen het aantal
abonnee's onder de verwachtin
gen bleef, verminderde de uit
gever de wekelijkse omvang tot
24 pagina's. Bovendien werd de
kwaliteit van het papier van de
omslag verminderd. En ook
werd de Nederlandse redactie
raad, die de oorspronkelijk in
Spanje gemaakte uitgave moest
vernederlandsen, aan de dijk
gezet.
Het kwam er op neer, dat uit
gever Unieboek de prijs van de
wekelijkse aflevering in feite
met bijna 17 procent verhoogde,
terwijl de kwaliteit van het
werk ernstig was verminderd.
Alleen op die manier kon de
uitgave worden voortgezet zon
der dat het dividend van de
NDU al te veel achteruit liep
Op het ogenblik zijn er in feite
nog maar twee uitgeverijen in
Nederland, die zich aan de
„partworks" wagen. Het zijn
„Argo" van Tij] in Zwolle (die
vertalingen van Engelse werken
in weekafleveringen brengt) en
Amsterdam Boek van de VNU.
die ook de familiebladen Pano
rama, Nieuwe Revu en Televi-
zier, de vrouwenbladen Libelle
Margriet en Viva en de jeugd
bladen Donald Duck, Sjors en
Pep verkoopt).
Amsterdam Boek is het meest
succesvol met de partworks. Na
de bestseller „Bericht van de
Tweede Wereldoorlog", de wat
tegenvallende serie „De Bijbel"
en het redelijk verkochte „Onze
jaren 19451970" brengt de uit
geverij op het ogenblik „Menu"
en „Fleur".
„Je dient als uitgever van part
works ervaring te hebben én als
boeken-uitgever én als tijd
schriftenuitgever", meent direc
teur Koens van Amsterdam
Boek. „Je moet veel kennis heb
ben van: a) het publiek, b) hoe
je een boek maakt, c) hoe je het
publiek moet benaderen om het
werk ook te kunnen verkopen.
En bovendien moet je kunnen
beschikken over een goed dis
tributie-apparaat.
„Alleen aan een aantal grotere
uitgeverijen is het voorbehou
den dit soort uitgaven te bren
gen", aldus de heer Koens.
„Daar ben ik aan de ene kant
blij om, omdat dit de koper de
garantie geeft, dat hij het werk
ook compleet geleverd zal krij
gen".
Waarom zou iemand bijvoor
beeld een boek-in-weekafleve-
ringen over tuinieren kopen
voor in totaal meer dan twee
honderd gulden als hij voor dat
geld in de boekhandel een
prachtig stel kant-en-klare
boekwerken over hetzelfde on
derwerp kan aanschaffen?"
De heer Koens: „Men geeft niet
zo gauw een paar tientjes voor
een boekwerk uit. Door iedere
week een verhoudingsgewijs ge
ring bedrag te betalen krijgt
men een uitstekend standaard
werk, dat zijn waarde heeft voor
nu en later. Een bijkomend
voordeel is, dat men de weke
lijkse afleveringen ook leest.
Dat gebeurt meestal niet als
men eens in de paar maanden
een dik deel in huis zou krij
gen".
Maken de verzendkosten elke
week opnieuw uitgaven voor
de bezorging het boek-in-
week-afleveringen niet onnodig
duur?
„De verzending kost veel geld.
Maar dank zij de grote oplage
kunnen wij een kwaliteit bren
gen, die bij een gewone gebon
den uitgave voor die prijs nooit
te bereiken is. Een voorbeeld:
alleen al de redactie-kosten voor
een werk als „Fleur" bedragen
zeker een miljoen gulden. Daar
komen de kosten van papier,
drukken en verzenden nog bij!"
Raakt de markt niet gauw
overvoerd?
„Voor elk partwork heb je een
bepaald publiek. Als dat publiek
maar groot genoeg is én als je
het weet te bereiken kun je
een voldoende grote oplage be
reiken. Daartoe is kwaliteit van
het boekwerk eerste vereiste.
Daarnaast is een goede cam
pagne bij de start van de serie
vereist. Zo'n campagne met
reclame op tv en radio en in
dag- en weekbladen - kost ton
nen. Maar alleen op die manier
kun je voldoende belangstelling
wekken bij potentiële kopers.
We hebben oplagen van ge
middeld zo'n 40.000 exemplaren
per week nodig. Dat gemiddel
de halen we als we in het begin
starten met zo'n 50.000. Dat aan
tal neemt tijdens het verschij
nen wel wat af er vallen
mensen af door overlijden,
doordat ze financieel moeilijk
zitten of door andere oorza
ken maar in feite is het ver
loop erg gering".
Tekst: Theo Weening
Foto: Arie Wapenaar
T~IR trok weer eens
Jh ™aal ore, t
streek. Ik betrapte J
erop, dat mjjn angst „oor J
verschijnsel de laatste jare,
enorm is toegenomen. Toen ik
nog in de stad woonde, vmin
dat geknetter en geromrne'
eigenlijk wel een prettig soek
takel. Nu tel ik, zoals ik j.
mijn kinderjaren geleerd heb
de seconden die verlopen tus
sen. de bliksem en de donder
om op die manier het peuaar
te meten.
Van angst wordt dikwijls
aangenomen dat hij nogal on.
redelijk is, maar in dit getal
moet er een regelrechte rela-
tie bestaan tussen de nabij.
heid van het gevaar en de he.
vigheid van de angst. Als het
een beetje de verkeerde kam
in gaat, kun je elk ogenblik
verkoold in je stoel zitten of
je huis boven je boojd tien
afbranden. Er is nauwelijks 'n
redelijker verschijnsel dan Je
angst voor onweer.
In de oudheid al waren er
verlichte geesten die meenden
dat deze angst de goden ge
schapen had. Een van de re
denen die ze hiervoor konden
hebben was, dat de oppergod
een dondergod was; hij straf,
te de mensen met zjjn blik.
semschichten. We zouden ook
kunnen zeggen, dat het in.
druk wekkende karakter ton
donder en bliksem in termen
van goddelijkheid werd uitge-
drukt. Het lag dus ook «oor
de hand dat verlichte gees
ten. meenden de vrees voor de
goden te kunnen bezweren
door de goden te herleiden
tot natuurverschijnselen en
deze weer wetenschappelijk te
verklaren. Dit proces bete
kent tegelijk een vergoiieli).
king van de menselijke kennis,
die immers met de goden
concurreert.
De Romeinse dichter Lucre
tius heeft zich hiervoor zeer
verdienstelijk gemaakt.
Hij probeert uitvoerig te be
wijzen dat de bliksem niet can
de goden afkomstig is, maar
een natuurverschijnsel dal
verband houdt met meteoro
logische omstandigheden.
Hij doet dit nadrukkelijk met
de bedoeling de angst voor de
goden te bezweren.
rAAR wordt ie angjt
voor de goden oj 1
het onweer door
verklaring ook inderdaad mi
genomen? Maakt het 20i>"l
verschil uit of de dodelijke
bliksem een natuurlijk of een
bovennatuurlijk verschijnsel
is? Is een natuurlijke terkla
ring van een verschijnsel al
tijd voldoende om ie angst
daarvoor te bezwerenSoms
is dat het geval Wanneer een
kind begrijpt dat ie grillige
schaduwen op de muur af
komstig zijn van de maan of
van de passerende auto's, 2
het misschien minder banp
zijn voor spoken. Maar ie
bliksem blijft ook na de meest
duidelijke fysische uitleg dole
lijk en dus terecht angst mek
kend. De verklaring op mé
zelf neemt de angst niet uil
maar kan die evengoed ter
groten omdat zij immers ooi
de kennis van het gevaar «er-
groot. Onwetendheid kan <-
ven goed een bron von moei
als van angst zijn. Het s#
dat artsen niet de minst In
ge patiënten zijn als het «af
om een operatie aan hunt
gen organen.
TTOE kan toch die w"
#7 of meer vamelJH"'
kende verondersteld
ontstaan zijn, dat een «ar»
ring van verschijnselen
angst daarvoor wegneemt.
Het lijk erop dat mensen gr"
geruststellend praten f
angstwekkende zaken.
En een verklaring is 1'
geval het best gedocem.
teerde geruststellende P'»
je. Maar blijkbaar gi>'-
toch niet alleen om u'oor
Waarschijnlijk is de tea
ring en de verzekering
alles „heel gewoon" ivjjj
maar geruststellend
zij ook de macht inl
het nemen van pt'
maatregelen die efficient
Niet de natuurlijke verkP
van de bliksem ,maar dl
vinding van de bliksem"1
der kan de angst voor m
bezweren. Tussen het ee
het ander verliepen mee'
achttien eeuwen. En jj®
wel werkt zonder dat t"
cies hoeven te weten
werkt, blijkt de vefk
niet meer nodig te zb"-