j.stemvers verificateur d.van cleemputte waterklerk werkende jongeren werken aan de toekomst 1973 dameskousen linker schoenen franse slag 5 van de 100 meisjes geen opleiding rechterhand handicap door hans veldhuis „Op den duur komt er misschien de klad in ons beroep. Daar heb ik wel 's aan gedacht ja. Maar aan de andere kant: zolang er derde landen' zijn, blijft er werk aan de winkel. Trouwens, ons werk bevat voor een belangrijk deel ook het statistisch bijhouden van de in- en uitvoer. Om een goede handelspolitiek mogelijk te maken. Op dat terrein zullen we altijd nodig blijven." Aan het woord: J. M. Stemvers (62) Hoofd Verificateur van de douanepost Maastricht. Hij schat dat er zo'n 250 verificateurs in ons land zijn en noemt zijn vak niet ech+ uniek. „Ziet u het maar als een sterk specialistisch beroep, waarbij het vooral zo aantrekkelijk is dat een verificateur altijd bij moet blijven, iedere dag weer iets kan leren." In feite is een verificateur een technisch ambtenaar bij de douane. Een man, die zich niet alleen heeft gespecialiseerd op de wetgeving, maar ook een zeer grote warenkennis bezit. Hij verifieert (vandaar zijn naam) de formulieren waarin aangifte wordt gedaan voor het invoeren van wat voor goederen dan ook. Om aan de hand daarvan de hoogte van de bij invoer verschuldigde rechten vast te stellen. Dat betekent dus niet alleen een beroep met een wets-technisch aspect maar ook (en steeds uitgebreider wordende officiële documenten.' Stemvers: ,die ben ik juist weer aan het bijwerken. Want ,bij' zijn en blijven is voor ons een noodzaak.' vooral) met een handelstechnische kant. Hij moet b.v. niet alleen weten of de aangegeven waarde juist is, maar ook de handelsvoorwaarden van de leverancier kennen en de leveringsvoorwaarden, en weten of verzender en ontvanger in een bepaalde relatie staan. En hij kan daarbij voor heel gekke dingen komen te staan. Van dameskousen tot atomaire zaakjes. Maar hij moet ook het verschil kennen tussen elektrische en electronische artikelen. Een goederenaangiftt is daarom soms een echte studie. En als de verificateur het helemaal niet meer weet: ,dan schromen wij niet om een deskundige in te schakelen. Wij hebben altijd wel een paar betrouwbare insiders, die ons een handje willen helpen.' Stemvers praat honderduit over zijn vak, waarin hij is vergrijsd. Tienduizenden aangiften heeft hij onder ogen gehad, waarbij menigmaal werd geprobeerd hem iets op de mouw te spelden. .Ijzerwaren, b.v. die mitrailleurs bleken te zijn, parachutes die als textiel waren opgegeven, gedeeltelijk dieselmotoren (minder heffing) die zo goed als compleet waren („Ik laat 8 kisten openmaken. Zie ik daar de injecteur zitten. Zegt de monteur: welnee man, dat is een regulateur. Maar ik heb mij daardoor niet van de wijs laten brengen. Nee, dat is toen een hoop deining geworden, dat liep in de duizenden guldens"). En linker schoenen, die via Eysden binnenkwamen. Voor een habbekrats. Maar even later kwam een partij rechter schoenen bij Vaals over de grens. ,Maar daar hebben we nu een slim stokje voor gestoken.' Hij komt er eerlijk voor uit dat hij veel voldoening heeft wanneer hij voor de Staat geld verdient. „Daar zal ik echt niet omheen draaien. Maar ik heb een even grote voldoening als wij geld kunnen teruggeven'. En zijn plaatsvervanger - verificateur, W. H. Groeneweg (63): ,Wij helpen de handel altijd. Dat staat voorop. We moeten de voorschriften kennen maar zullen ze echt niet altijd volledig toepassen Wij werken met soepelheid, eigenlijk met de Franse slag. Want anders zou er van Maastricht tot Luik en van Vaals tot ver voorbij Aken een dubbele rij vrachtwagens staan, evenals aan onze kant van de grens.' Groeneveld vertelt ook met een zekere trots dat hij iedere dag nauwkeurig de beursnoteringen volgt. ,We moeten nu eenmaal de metaalprijzen kennen. Wist u b.v. dat de douaneman alles in kilo's uitrekent Zelfs meubels, waarvan wij bij één oogopslag kunnen bepalen wat de kilowaarde is Hij laat daarop een notitieboekje zien waarop bladzijde na bladzijde keurig de verschillende metalen, stoffen, artikelen, e.d. staan geordend met de bijbehorende kiloprijs. ,En als we het niet meer weten, dan duiken we wel in de Een verificateur is een bijzonder man. Dat wil zeggen: de selectie is zo streng, dat men zich inderdaad een soort buitenbeentje kan noemen, als men op de verificateursschool terecht komt. Die school staat in Rotterdam en de opleiding alleen voor douanemensen die al een zekere graad van deskundigheid hebben behaald en al enkele rangen hebben doorlopen duurt vier jaar. Hoe streng die selectie is blijkt wel uit het feit, dat van de honderd aanmeldingen er maar 5 worden aangenomen. De kandidaat-verificateur wordt vooral beoordeeld als persoon. De kennis dient hij al voor een groot deel te hebben. Maar bij de selectie wordt nagegaan of hij leiding kan geven, en er psychisch tegenop kan verificateur te zijn. Etn psychotechnisch onderzoek hoort dan ook bij de procedure evenals een gesprek met een speciale commissie. De student, die normaal zijn salaris krijgt doorbetaald, krijgt les in de drie moderne talen, boekhouden en scheikunde. Maar ze worden niet alleen volgepompt met theorie maar krijgen ook volop de kans de praktijk te proeven in de havens. De meeste studenten zijn tussen de 25 en 30 jaar en hebben dan al een periode als tijdelijk hulpkommies (de onderste sport van de ladder), grenskommies en (hoofd)assistent achter de rug. De studie is niet gemakkelijk, maar de moeite is wel snel beloond: de praktijk wijst uit dat de verificateur snel in een leidinggevende positie terecht komt. Ook voor meisjes staat het beroep in principe open. Hoewel er tot nu toe niet één is. Maar uit de tijd dat speciale visitatie van mensen nog tot de dagelijks voorkomende bezigheden behoorde, zijn er enkele vrouwen op Schiphol die tot het douanekorps behoren. Stemvers daarover: „Ik ben er in principe niet tegen. Een vrouw kan het zeker ook. Maar misschien komt het omdat ons vak niet zo bekend is en het voor mijn gevoel ook meer een mannenberoep is. Samenvattend kan hij het beroep van douaneman zeker aanbevelen. ,Ik heb er als oud-onderwijzer, die niet aan de slag kon komen, geen spijt van gehad.' Vereist zijn mulo of m.a.vo., het liefst met boekhouden. De meesten die zich aanmelden vinden de bestaanszekerheid erg belangrijk terwijl ook het salaris lang niet gek is (tot zo'n 30 mille). Uiteraard zijn de werktijden onregelmatig hoewel de verificateur over het algemeen uitsluitend overdag werkt. Wilt u meer inlichtingen dan kunt u schriftelijk of mondeling terecht bij een inspectie van invoerrechten en accijnzen. Die zijn er onder meer in Arnhem, Heerlen, Maastricht, Nijmegen, Roermond, Rotterdam en Venlo. voorlichting Er wordt de laatste tijd in toenemen de mate aandacht besteed aan de voorlichting over ons onderwijs. Het ministerie van onderwijs gaat daarin zelf voor, maar ook tal van gemeenten zijn erg actief. In kranten en tijdschrif ten vindt men bovendien een voortdu rende en overvloedige stroom van in formatie over het onderwijs. Het ver velende is vaak dat je zo'n artikel niet meer bij de hand hebt, als er vragen zijn. Dit a-b-c van het onder wijs zou men kunnen bewaren om over een zekere basisinformatie te be schikken. Wie echter opeens met een wat verdergaand probleem komt te zitten, dient te weten dat het bureau onderwijs- en studievoorlichting van het ministerie van onderwijs sinds kort dag en nacht bereikbaar is. Bui ten kantooruren en in de weekends is dat bureau nu te bereiken via een te- lefoonbeantwoorder. Als een vraag iets minder dringend is, ken men schrijven aan Postbus 28 in Den Haag. Wie wil bellen, dient 070- 741211 of 741534 te draaien. Vragen per telefoon worden zoveel mogelijk direct beantwoord. Bij wat ingewik kelder vragen wordt de hulp ingeroe pen van beleidsambtenaren en in dat geval duurt beantwoording wel wat langer. Wie toch in Den Haag moet zijn, kan ook persoonlijk naar het bureau On derwijs- en studievoorlichting gaan. U moei dan In het gebouw aan de Nieuwe Uitleg 1 zijn, hooguit tier mi nuten lopen van Staatsspoor en ook niet ver van Binnenhof en Bijenkorf. Veel algemeen voorkomende vragen worden snel beantwoord door toe zending van vouwbladen of overdruk ken uit een brochure. Van binnenge komen brieven wordt nog dezelfde dag een ontvangstbevestiging ge stuurd, zodat de afzender weet, dat er aan zijn probleem gewerkt wordt v.w.o. Het gymnasium en het atheneum vor men samen het v.w.o.: het voorberei dend wetenschappelijk onderwijs Die twee zesjarige scholen overbrug gen de afstand van de lagere schooi naar d^ universiteit Het zijn zonder meer moeilijke scholen. Vaak zijn atheneum en gymnasium In één school verenigd en dan spreekt men van lyceum. Het lyceum is dus geei apart schooltype, maar een com binatie van een atheneum en een gym nasium In één gebouw en met ten minste één gemeenschappelijk begin jaar (de brugklas, zie daarvoor ook onder de b). Of een kind naar het v.w.o. dient te gaan, is niet alleen afhankelijk van wat dat kind kan, maar ook van wat het wil. Voor sommige beroepen is deze weg noodzakelijk: wie arts, advocaat of psycholoog wil worden, moet naar de universiteit en dus eerst naar een vorm van v.w.o. Er zijn ook beroepen, die via verschil lende wegen bereikbaar zijn, zoals journalist en tal van functies in de handel. Men kan eerst naar het h.a.- v.o. gaan en daarna naar een vorm van hoger beroepsonderwijs (de school voor journalistiek of het h.e.a.- o.), of eerst naar het v.w.o, en daar na naar een universiteit. Er zijn ten slotte ook beroepen die men alleen via het hoger beroepsonderwijs kan be reiken, zoals onderwijzer, stuurman of piloot. De meest directe weg naar het h.b.o. is via het h.a.v.o., maar men kan er ook met een vwo-diploma terecht. Er wordt de laatste tijd nogal veel gepraat en geschreven over het „on gedeelde v.w.o." Men doelt dan op een onderwijsvorm, waarin de verde ling in atheneum en gymnasium en de onderverdeling in A- en B-afdelingen zullen vervallen. Volgens een medede ling van het ministerie van onderwijs, zal dit ongedeelde v.w.o. alleen wor den ingevoerd op scholen, die daarom vragen. Dat ongedeelde v.w.o. zal meer aan de principes van de Mammoetwet te gemoetkomen: individualisering van het onderwijs. De vrees is niet onge grond dat de vertrouwde klassieke opleiding daarmee zal verdwijnen, omdat de klassieke talen dan ook tot de keuzevakken zullen gaan behoren. LA. door bas augustijn Een waterklerk is allerminst iemand, die dag-in, dag-uit aan een stoffig bureautje zit te cijferen, op gezette tijden koffie drinkt en regelmatige werktijden heeft. Een waterklerk heeft een ruig beroep, dat ergens wel wat met administratie heeft te maken, maar waarbij het veel meer aankomt op goede contactuele eigenschappen omdat je dagelijks met talloze mensen van allerlei nationaliteiten hebt te maken, op een enorm uithoudingsvermogen, omdat je dag en nacht klaar moet staan en ook op het kunnen drinken van een goede borrel, want in de wereld van de zeescheepvaart is dat toch wel een vereiste. Een waterklerk is namelijk een man (vrouwen treft men in dit beroep niet aan) die, verbonden aan een scheepvaartkantoor, als toeverlaat fungeert voor de kapiteins van de schepen, die „zijn" haven aandoen. Een van die mensen, die over het ongewone pakket van eigenschappen van een waterklerk beschikt, is de heer D. van Cleemputte uit Terneuzen. Hij is thans chef van de z.g.n. kapiteinskamer van een groot scheepvaartkantoor in Terneuzen en als zodanig de „baas" van een behoorlijk aantal waterklerken. Het vak kent de heer van Cleemputte op zijn duimpje. Hij is er in opgegroeid en (een beetje) grijs in geworden. „Voor het vak van waterklerk bestaat er geen enkele opleiding", zegt de heer van Cleemputte (58). „Op de eerste plaats moet je belangstelling hebben voor de scheepvaart. Je moet ervan houden en er gevoel voor hebben. Een beginnend waterklerk gaat bij ons eerst enkele maanden mee met een geroutineerde collega en kan daarna als blijkt dat hij voor het werk geschikt is, alleen gaan werken. Behalve een administratieve ondergrond is voor dit vak ook een goede talenkennis vereist." De heer van Cleemputte is zelf als vijftienjarige op een scheepvaartkantoor in Terneuzen begonnen. „Ik wilde naar zee, maar mijn ouders konden de studie niet betalen. Toen ben ik naar een scheepvaartkantoor gegaan. Ik begon als loopjongen, daarna kwam ik bij de binnensleepdienst terecht, vervolgens bij de zeesleepdienst en later werd ik waterklerk", vertelt de heer van Cleemputte. Een waterklerk is volgens hem de schakel tussen de kapitein, die een haven aandoet, diens rederij, het bedrijf waar de scheepslading heen moet de havenplaats zelf. Als een schip een haven binnenkomt is de waterklerk er al de kippen bij om de kapitein behulpzaan te zijn. Hij helpt hem met de douaneformaliteiten (waarvan hij uitstekend op de hoogte moet zijn), met het bestellen van de nodige proviand, met het verzenden van de post, het zonodig inroepen van doktershulp, het verkrijgen van Nederlands geld, het afmonsteren van de bemanning, het kopen van tickets voor vertrekkende bemanningsleden enzovoort. „Als een kapitein een haven binnenkomt is hij er een vreemde. Hij kent er weg noch steg. Een waterklerk is dan zijn rechterhand. Zijn vertrouwensman", legt de heer van Cleemputte uit. „Een waterklerk moet dus niet opzien tegen lange en onregelmatige werktijden. De honorering ligt dan ook op een redelijk niveau", voegt hij eraan toe. „Als je per se staat op het maken van het voorgeschreven aantal werkuren, dan kun je dit vak wel vergeten. Je begint met werken als een schip.binnenkomt en je bent er pas mee klaar als het weer weg is. In principe werkt elke waterklerk zijn eigen schip helemaal zelfstandig af." Natuurlijk maak je in dit vak enorm veel mee en leer je de zeelieden prima kennen. „De Grieken zijn de lastigste mensen van allemaal", zegt de heer van Cleemputte. „Als ze kunnen proberen ze de zaak te belazeren en ze denken zelf voortdurend dat ze ook belazerd worden Met Scandinaviërs en Engelsen hebben we nooit moeilijkheden. Met Duitsers ook niet, dat zijn heel correcte lui." Bij de onderwijsinformatie hiernaast en onder de letter „p" zijn al verschillende zaken met betrekking tot het onderwijs voor werkende jongeren aan de orde gekomen. Hier beperk ik me tot wat meer gegevens over de uit 1970 daterende „nota inzake onderwijs- en arbeidsmaatregelen voor de werkende jongeren". Die nota behandelt de problematiek van het gebrek aan onderwijs bij een flinke groep jongeren tot 18 jaar. Einddoel is een goede onderwijssituatie voor alle jongeren tot 18 jaar en dat doel moet zo rond 1980 bereikt zijn. In het tempo als dat van minister Van Veen duurt het allemaal wel wat langer. Recente CBS-cijfers tonen aan dat een kleine 70.000 jongens en meer dan twee maal zoveel meisjes uit deze leeftijdscategorie geen enkele vorm van onderwijs of vorming ontvangen. De geringe deelname aan het onderwijs op een leeftijd waarop het volledig gaan werken nog te vroeg is, wordt vooral in het milieu van de handarbeiders aangetroffen. Die achterstand minder kans op ontplooiing ontstaat dus vooral door een sociale handicap en veel minder door een te geringe persoonlijke aanleg. Nu is het ontwikkelen van onderwijsvormen voor deze groepen jongeren wel eens vergeleken met het werk van ambulances die gewonden op een snelweg zo snel mogelijk naar een ziekenhuis vervoeren. Als je verder geen maatregelen neemt, blijven er steeds opnieuw ongelukken gebeuren en heb je tot in de eeuwigheid ambulances nodig. Je kunt ook proberen de omstandigheden die tot ongelukken leiden te beïnvloeden: je kunt de auto's veiliger maken, snelheidsbeperkingen invoeren en vangrail plaatsen. Naar het onderwijs vertaald betekent dat: je kunt ook zorgen dat het kleuter- en baasis- onderwijs zo wordt, dat die kinderen uit sommige sociale groepen beter opgevangen worden. Wie iets aan het probleem van de werkende jongeren wil doen, moet vroeg beginnen. Het is nu nog zo dat kinderen die door hun milieu met een achterstand aan de lagere school beginnen, bij het verlaten van die sehou nog een veel grotere achterstand op de anderen hebben. Onderzoek heeft geleerd dat het milieu op het eind van de lagere school nog weer eens „toeslaat". Daarom zijn er velen die voor een verandering van de structuur var het voortgezet onderwijs pleiten. Bij de onderwijsinformatie onder de letter „x" vindt u er bij de middenschool meer over Daarnaast wordt het participatie-onderwin ontwikkeld en daar vindt u onder de letter „p" informatie over. werkende jongeren Het vormingswerk voor werkenc^ jongeren begon in 1947 met de komst van de eerste Mater Amabilisschool in Maastricht. In 1950 bestonden er al twee landelijke organisaties, die zich op werkende meisjes vanaf 17 jaar richtten. Sinds in 1967 voor 14-jarige jongens en in 1969 voor 15-jarige meisjes het Voorwaardelijk Arbeids- verbod werd ingesteld, hebben Le vensscholen en Vormingsinstituten een wettelijk geregelde toevloed van leer lingen gekend. Die groepen jonge men sen moesten van toen af één dag per week naar school. In augustus 1971 werd ook voor alle 15-jarigen de par tiële leerplicht (gedeeltelijke leer plicht) ingevoerd en een jaar later ge beurde dat voor alle 16-jarigen. Het ligt in de bedoeling dat we in 1980 zo ver zijn dat alle jongeren tot 18 jaar onderwijs volgen. (Zie ook in de kolom links). Er zijn in Nederland momenteel 196 stichtingen, die in totaal zo'n 225 le vensscholen en vormingsinstituten in stand houden. Samen bereiken ze on geveer 40.000 jongeren. Zo'n 3.000 vormingsleiders zijn daarmee bezig De taak van deze instituten is niet exact omschreven. Ondanks pogingen om tot vaste en van staatswege ge controleerde leerprogramma's te ko men is hun werk een tamelijk „bui tenschoolse" vorm van onderwijs ge bleven Dat blijkt ook wel uit de figuur van de vormingsleider. Er is geen speciale opleiding voor dit beroep, ze komen uit allerlei hoeken: het lager of voort gezet onderwijs, het maatschappelijk wer'<, het jeugdwerk, de vakorgani saties, de sport en zelfs uit de „ziel zorg Zij zien hun taak meestal ook niet liggen in een soort van technische of onderwijskundige „bijscholing" van min of meer achtergebleven of mislukte iee.'tingen. Ze zijn er ziet van bewust dat hun „kinderen" de dupe zijn ge worden van ons maatschappelijk zeersysteem. In veel gevallen krijgt de vormmgs'erder trauma's te herstellen die in de onderwijsmolen zijn opgelo pen. Hij moet de leerlingen eerst over een minderwaardigheidscomplex heen helpen en dan hun eigenlijke talenten aan het licht brengen. De verzetshouding of apathie waar mee de part-time-scholieren, ook al wee> gedwongen, Het instituut bin nenkomen. moet worde» omgebogen tot persoonlijkheidsbewustzijn en gee&te'!jke weerbaarheid. Het ligt voor de hand dat zoiets niet moet via de theoretisch-docerende weg. De vormingoieider moet zich op inventie ve wijze bedienen van „vakken" als taaiactivering, handvaardigheid, ex pressie. muziek, fotografie, enz. Het is evenzeer nodig de leerlingen inzicht U geven in hei reilen en zei len van onze maatschappij. Veel vor mingsleiders zijn dan ook min of meer per dehnnie van een linkse signatuur en zitten vaak of permanent in con- flictsitu&Nes met de overheid, het on derwijs en de „economische macht hebbers". Hun instituten krijgen ge- makkeiiik het odium van revolterende broeinesten met het gevolg dat ze met handen en voeten gebonden aan overheid en bedrijfsleven doorlo pend weerstand moeten bieden aan de maatschappelijke druk om de openheid in het pedagogisch handelen dicht te schroeven. Als uitvloeisel van het centraal ak koord zou dit jaar de belofte waar gemaakt kunnen worden om te ko men tot een tweede dag vorming voor 15-jarigen. Den Haag ziet echter allerlei problemen: onvoldoende ac commodatie, onvoldoende vormingslei ders en de overheid drong aan (al weer) op een vrij nauwkeurig om schreven programma voor die tweede dag. Het wachten is nu op de resul taten van een door het ministerie van onderwijs uitgeschreven enquête on der de instituten. Vanuit de instituten ziet men best oplossingen voor de ruimtelijke en de zogenaamde perso neelsproblemen. Men vindt bovendien dat de minister niet naar een pro gramma moet vragen, maar hooguit naar de richting die het vormings werk uit wil. wetenschappelijk onderwijs Zie onder de letter „u" van universi teit. I. A ÊÊB&ÜUa

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1973 | | pagina 35