sch
n:
opvoeding
marinus driesse
parketwachter
werken aan de toekomst 1973
operatie
vraag
leraar
salaris
transporten
joviaal
vaderfiguur
DE TOEKOMST
Ike vakken
|ing voor
vijs 2e klas
ling voor
Irwijs le klas
aing voor
erwijs
alleen met T)
of P onder
orwaarden)
P)
er 1973 1 5
jaar zijn).
tymnasium.
luterleidster.
de L.O., Duits
narbeid L.O.,
vijzer(es);
gere en mid-
jgbaar bij de
voor meisjes
I en jongens,
sschool).
voor jongens
onadressen
Scheel kijken. In grootmoeders tijd
dus echt nog niet zo lang geleden
was dat veelal een kwestie van
„berustend aanvaarden". Aan de ogen,
een beetje griezelig, moest je niet
te veel doen. Oogartsen, die wel
ingrepen, beperkten zich
hoofdzakelijk tot een kosmetische
behandeling, of met andere woorden:
zij zetten schele ogen recht, maar
deden weinig om de samenwerking
tussen de beide ogen van de patiënt
weer in het goede spoor te krijgen.
In de laatste 15 jaar is ook in Nederland
op dit gebied een specialisme ontstaan,
genaamd de orthoptie en vooral niet te
verwarren met de orthopedie. De
beoefenaar van het vak is de orthoptist(e),
waarbij aangetekend dat vooral vrouwen
als zodanig werkzaam zijn.
In ons land zijn overigens slechts ruim
100 orthoptisten beschikbaar, die dan
bovendien voor een groot deel in de
Randstad zijn gevestigd. De orthoptie kan
men dus een specifiek onderdeel van de 1
oogheelkunde noemen, waarbij met name
de behandeling van het scheel zien aan
de orde komt. Ongeveer 5 procent van de
bevolking, vooral kinderen, kampt met dit
euvel. Een vrij aanzienlijk percentage. Dat
kan reeds vanaf de geboorte van een kind
zijn, maar er zijn ook latere momenten
van het ontstaan ervan en dan wel
meestal tot do leeftijd van 7 jaar. Mej. E.
M. A. Chatrou (20), die als orthoptiste in
het ziekenhuis van Venlo werkt, vertelde
ons dat de oorzaken van het scheel kijken
in het psychische vlak kunnen liggen.
Bijvoorbeeld jaloezie van een kind als er
in het betreffende gezin een broertje of
zusje is bijgekomen. Maar het is meestal
een erfelijkheidskwestie. Overigens kan
scheel kijken zich ook openbaren na een
kinderziekte, b.v. mazelen, en dan zijn er
ook nog onbekende oorzaken.
Mej. Chatrou: „als het scheel kijken in
lichte graad is, kunnen oogoefeningen
soms uitkomst brengen, maar meestal moet
er operatief worden ingegrepen. Het is
geen grote operatie. Ik ben er vóór dat dit
op zo jong mogelijke leeftijd gebeurt, want
des te groter is de kans dat het
samenwerkingsverband tussen de ogen
weer een zo groot mogelijk rendement
krijgt. Mijn advies is dan ook: ga direct
naar de oogarts als geconstateerd wordt
dat een kind scheel kijkt. Want een lui
oog (dat is het oog dat door de
scheelstand uitgesloten wordt van de
eigenlijke functie en derhalve niet
meekomt in de ontwikkeling) is bij een
kind na de leeftijd van 7 jaar veel
moeilijker te behandelen. De ogen kunnen
ook dan weliswaar nog recht worden
gezet, maar een verbetering van de
werking wordt dan veel lastiger."
Kortom: hoe sneller naar de oogarts, des
te beter. De orthoptiste kan dan nog heel
wat bereiken. Mej. Chatrou over haar
beroep: „het fijne ervan is dat je de
kinderen nooit pijn doet. Het is wel een
kwestie van geduld. Ik kijk kinderen altijd
naar de ogen. Dat doe je onbewust. Er
zijn inderdaad ouders, die geen operatie
willen. Ze hebben er angst voor. Dan
moet je met ze praten en proberen ze te
overtuigen, dat het niet alleen gaat om
het recht zetten van de ogen maar ook
en vooral om ze weer goed te laten
functioneren. De grote onbekendheid van
dit beroep houdt wel in dat je het aan
iedereen moet uitleggen, want haast
niemand weet er wat van af."
Er is vraag naar orthoptisten, waaraan
niet kan worden voldaan. De oorzaak
hiervan is vooral dat er in Nederland
maar één opleiding voor bestaat en wel in
het Amsterdamse Wilhelmina-Gasthuis.
Per jaar kunnen slechts ca. 15 leerlingen
worden geaccepteerd. Kandidaten hiervoor
dienen eer. opleiding h.a.v.o. (met een
exact pakket), atheneum of gymnasium
achter de rug te hebben. Zij mogen zelf
wel een bril dragen. De dagopleiding in
Amsterdam duurt twee jaar, waarvan ruim
een half jaar stage wordt gelopen in
ziekenhuizen of bij oogartsen. De
orthoptist(e), die geslaagd is, kan vlot aan
een baan komen. Voor de goede orde: de
orthoptist(e) opereert zelf niet. Dat doet
de oogarts.
Voor nadere inlichtingen over de opleiding
kan men terecht in het
Wilhelmina-Gasthuis te Amsterdam en wel
bij het hoofd van de opleiding, mej.
Hagedoorn.
Op andere plaatsen in dit nummer wordt
één en ander gezegd over enkele
mogelijkheden binnen het onderwijs
(kleuterleidster, onderwijzer, leraar),
hieronder beperk ik me eerst tot de
opleidingen in de opvoedingssector voor
functies buiten het onderwijs. Ik volg
daarbij de cursus Oriëntatie in studie- en
beroepenkeuze.
1. De sociale academie (zie onder de S).
2. Psychologisch assistent. Duur: 2 jaar.
Vooropleiding, h.a.v.o. Inlichtingen bij
Nederlands Instituut voor Psychologen
(NIP) Nic. Maesstraat 122 Amsterdam.
3. Middelbare Sociale Arbeid. De
opleidingen zijn part-time en worden
georganiseerd vanuit Tilburg en
Haarlem en in vele plaatsen gegeven.
Duur: 3 jaar. Vooropleiding m.a.v.o.-4:
18 jaar.
4. Opleiding K. en O.-leidster. In
Amsterdam en Rotterdam. Duur: 4 jaar.
Vooropleiding h.a.v.o.; 18 jaar.
5. Mikojel: Amersfoort (Middeloo),
Nijmegen (Kopse Hof) en Baarn
(Jelburg). Deze instituten leiden
op voor beroepen als
clubleider. Duur 4 jaar, waarvan 1
praktijkjaar. Vooropleiding: h.a.v.o.
6. Centraal Instituut voor Sportleiders
(zie bij de C)
7. Academie voor school- en
beroepskeuze in Tilburg. Duur: 3yz
jaar, waarvan 1 jaar stage.
Vooropleiding: h.a.v.o.
Vervolgens komen enkele andere
opleidingen voor functies binnen het
onderwijs aan de orde:
1. Lerares huishoud- en
nijverheidsonderwijs (NO-akten). Deze
opleidingen zijn aan vele huishoud- en
nijverheidsscholen verbonden. Duur: 4
jaar. Vooropleiding: zowel via het
middelbaar huishoud- en
nijverheidsonderwijs als via m.a.v.o. of
h.a.v.o.
2. Leraar Technisch Beroepsonderwijs. In
Rotterdam en Utrecht zijn
dagopleidingen en voorts zijn er
part-time opleidingen onder meer in
Eindhoven, Enschede, Heerlen, Goes,
Rotterdam, Nijmegen en Wageningen.
Duur: 3 tot 6 jaar. Vooropleiding:
m.a.v.o. of na de l.t.s. via het o.b.a.o.
ontwikkeling). Inlichtingen bij het
ontwikkeling;. Inlichtingen bij het
Nederlands Genootschap
Hinkeloordseweg 1 wageningen.
3. Academie voor Lichamelijke
Opvoeding, onder meer in Arnhem en
Tilburg. Duur: 4 jaar. Vooropleiding:
h.a.v.o.
-v
A
door hans sternsdorff
"fs
- A:
„Het is natuurlijk nooit plezierig als
je met gevangenen op stap gaat. Je
staat enorm onder spanning. Het is je
taak dat je ze op de plaats van
bestemming brengt. Je moet er altijd
rekening mee houden dat ze proberen
te ontvluchten".
Parketwacht Marinus Driesse, 54 jaar,
waarvan precies de helft in het vak, heeft
tijdens zijn vele gevangenistransporten
driemaal een ontvluchtingspoging
meegemaakt. Een geval betrof een
gedetineerde, die in het
Gemeenteziekenhuis in Arnhem was
verpleegd en het gezond en wel op
een lopen zette.
Driesse: „We hebben een hele tijd gezocht.
Er is om het ziekenhuis heen veel
begroeiing. We vonden hem achter een
struik. Als je zo'n vluchteling te pakken
krijgt, heeft ie wel enorm de pest in. 't
Valt natuurlijk tegen, hè? Je krijgt een
scheldpartij van jewelste. Ze maken je uit
voor alles wat mooi en lelijk is".
Marinus Driesse constateert met
voldoening dat hij „er nog nooit eentje
heeft verspeeld". Laconiek concludeert hij:
,,'k Heb geluk gehad. Maar ik heb er wel
eens een robbertje voor moeten vechten.
Ik ben niet sterk. Als ik moet gaan rollen
met een knaap die dat wel is, delf ik het
onderspit. Maar je bent altijd samen met
een collega. En twee is meer dan één".
Marinus Driesse („ik word hier in
Arnhem Rinus genoemd; in Breda waar ik
ook gewerkt heb, heette ik Marijntje") is
een rustige verteller. Heel wat
lawaaieriger is het kopieerapparaat dat in
zijn werkkamer op het Paleis van Justitie
staat en dat veelvuldig wordt gebruikt.
Ook door Driesse zelf: „Ik moet even wat
kopieën voor de procureur-generaal
maken".
Driesse verkeert vaak in het gezelschap
van mr. J. P. Hustinx, die hij in Breda
heeft meegemaakt als officier van justitie
en wiens vaste chauffeur hij nu is, al acht
jaar lang. „Een van de leukste dingen van
mijn baan. Het schept een bepaalde band".
Inclusief de plezierige en de moeilijke
kanten van het beroep krijgt de
parketwacht voor zijn diensten een salaris
dat varieert van zo'n 950 tot ruim 1300
gulden per maand.
Lagere school en tuinbouwschool zijn de
onderwijsinstellingen die Marinus Driesse
heeft doorlopen. Hij werkte op een
groenteveiling. Dat duurde tot 1946. In dat
jaar solliciteerde hij naar de functie van
parketwacht. Dat was een hele sprong.
Waarom maakte hij die?
Marinus Driesse heeft er een eenvoudige
verklaring voor: „Na de Tweede
Wereldoorlog was een rijksbetrekking je
van hèt. Bovendien trok de bijzondere
rechtspleging mij aan. Iedereen had in r;
tijd zo zijn idealen".
Het gesprek wordt even onderbroken als
iemand het vertrek binnenstapt om een
nietmachientje te lenen. Het
kopieerapparaat draait nog steeds op voli
toeren. Vrouwe Justitia slaapt inderdaad
kennelijk nimmer.
Marinus Driesse zit niet altijd rustig
achter zijn bureau. Hij gaat nog
herhaaldelijk mee met grote transporten
van gevangenen door geheel Nederland.
De verstandhouding
gedetineerde-parketwacht is volgens hem
prima.
„We praten altijd met ze. Roken samen
een sigaretje. Die mensen kijken je er niet
persoonlijk op aan dat ze achter de
tralies zitten. En ik heb echt geen moeite
met een gesprek. Ik voel het wel aan. U
moet rekenen dat ik dit werk al 27 jaar
doe.
Het heeft weinig zin dat je die mensen
gaat kapittelen it. hun straftijd. Dat
hebben de officier van justitie en de
rechter al gedaan. Je kunt hoogstens
zeggen: hoe kon je toch zo stom zijn. En
dat erkennen ze dan ook. Dat ze stom
zijn geweest".
ga ik het kopen. Op die manier hield ik
hem aan de praat. De hele rit heeft hij
het over z'n boek gehad. Zo vergat ie z'n
agressiviteit. Dat voelt u wel aan, hè?".
Het leven van een parketwacht is
overigens niet louter gevuld met spanning
en romantiek. Administratieve karweitjes
worden hem niet bespaard. Enige kennis
van het wetboek van strafvordering is
beslist belangrijk. Weten hoe je moet
omgaan met een pistool is een ander
facet. Dat wapen hoort tot de vaste
uitrusting van een parketwacht.
Marinus Driesse geeft vlot een opsomming
van de eigenschappen waarover zijns
inziens de ideale parketwacht moet
beschikken: „Rust en kalmte. Hij moet eer
soort vaderfiguur zijn en luisteren naar de
problemen van de veroordeelden.
Je hebt wel eens vervoer van psychopatei
Dat zijn vaak geweldige fantasten. Dan
moet je maar gewoon mee fantaseren. Ik
heb eens een vent uit Avereest vervoerd
Dat was een geweldig agressieve knaap,
waar je mee moest uitkijken. Die zat te
fantaseren over een boek dat ie aan het
schrijven was. Ik vroeg hem: hoe is de
titel? Als het dan in de boekwinkel komi
De laatste jaren hebben de parketwachten
het drukker dan voorheen met het
begeleiden van vreemdelingen die iilegaal
ons land zijn binnengekomen en
uitgewezen worden. De meeste worden
naar Schiphol gebracht. „We hebben er
geen problemen mee", zeg* Driesse, „ze
laten zich gewillig uitwijzen".
Als je Driesse vraagt wat hem
afgezien van het rijkspensioen heeft
gedreven het werk te kiezen dat hij nu a
27 jaar doet, zegt hij ernstig: „Ik denk
dat het mijn rechtsgevoel is. Wat fout is
laat ik niet gemakkelijk over z'n kant
gaan".
Meestal begeleidt hij op de transporten
mannen maar het zijn ook wel eens
vrouwen. Enigszins versluierd is de
omschrijving die hij geeft van het beroep
van deze dames. Marinus Driesse aarzelt
even met het verstrekken van informatie
maar dan komt het er ook zonder
omwegen uit: „Ze zijn meestal erg
joviaal".
omroeponderwijs
Omroeponderwijs is onderwijs binnen
het bereik van iedereen en had al
gerealiseerd moeten zijn. Uitgangs-
punt: ons onderwijs schiet tekort om
te voldoen aan de eisen van deze
tijd. Ons onderwijs is niet meer in
staat gelijke tred te houden met alle
ontwikkelingen en veranderingen in
de wetenschappen, techniek, maat
schappij, politiek, cultuur, wereldbe
schouwingen. De moderne techniek
levert ons twee middelen voor een
dynamischer onderwijs: radio en tele
visie. Het gaat overigens niet om een
typisch Nederlands maar om een we
reldprobleem. Tal van landen zijn ons
wat dat omroeponderwijs betreft ook
al voor.
Een voorbeeldje: Marie was niet wij
zer, leerde weinig, trouwde jong en
kreeg één of twee kinderen. Ze is
nog maar achter in de twintig en
heeft reeds een zee van tijd. Wat nu?
Alsnog iets leren? Terug in het muffe
baantje van vroeger? Als tiener heeft
ze gemiddeld 98 minuten per avond
televisie gekeken, vaak haar enige
bron van ontspanning en informatie.
Het is die vertrouwde televisie die
haar nu de mogelijkheden van iets bij
leren zou moeten brengen. Buitenland
se ervaringen leren ook dat omroep
onderwijs kostenbesparend werkt.
In het begin van dit jaar hebben de
instellingen voor schriftelijk onderwijs
erop aangedrongen dat er nu snel met
omroeponderwijs moet worden be
gonnen. Het wachten is nu op het
derde kabinet: het kabinet-De Jong
meende dat er een speciaal derde net
voor dat omroeponderwijs moest ko
men, het kabinet-Biesheuvel zag dat
het centen kostte en zette de zaak in
de ijskast.
onderwijswinkel
Groningen heeft een onderwijswin
kel, een winkel waar iedereen te
recht kan die problemen heeft op on
derwijsgebied. Die winkel heeft een
coördinatiefunctie voor de mensen in
het onderwijs en is een informatie
punt voor alle consumenten van het
onderwijs.
participatie-onderwijs
In Roermond en Nijmegen zijn experi
menten op gang gekomen met een to
taal nieuwe onderwijsvorm: het parti
cipatie-onderwijs. Volgens de nota
Grosheide-Roolvink moeten we rond
1980 tot de situatie komen dat alle
jongeren tot 18 jaar onderwijs ont
vangen. Daartoe moet dat participatie-
onderwijs ontwikkeld worden: een
onderwijsvorm waarin leren op
school en leren in de praktijk met el
kaar kunnen worden vermengd. Het
is bovendien de bedoeling dat vor
ming en opleiding weer met elkaar
worden verzoend.
In Nijmegen hanteert men de naam
„streekcentrum", in Roermond spreekt
men over „educatief centrum". Op de
nieuwe instituten kunner jongens en
meisjes van 15 tot 18 jaar terecht. Er
is geen bepaalde vooropleiding ver
eist. in de praktijk komen er jongens
en meisjes die de l.t.s. of de huis
houdschool hebben afgemaakt en die
niet vee* meer voor verder leren voe
len, terwij! hun ouders ze nog te
jong vinden om al aan het werk te
gaan. Er komen ook drop-outs van
allerlei scholen van voortgezet onder
wijs: jongens en meisjes die zich niet
meer in ons schoolsysteem kunnen
schikken en bij het participatie-onder
wijs wel hun draai vinden en daar
een opleiding gaan volgen.
pedagogische academie
Dat is de nieuwe naam van de on
derwijzersopleiding. de vroegere
kweekschool Met h.a.v.o. (of het
kleuterleidstersdiploma) kan men op
die Pedagogische Academie terecht.
Duur: in drie jaar is men volledig be
voegd. Over de aantallen benodigde
onderwijzers
Zie hiervoor bij de „p" en het tref
woord pedagogische academie.
open universiteit
Voor zover het omroeponderwijs
hiernaast mensen in staat stelt om
alsnog een wetenschappelijke studie
te beginnen, spreekt men van open
universiteit. Over de open universiteit
in Engeland is in ons land al veel In
formatie verstrekt, zelf zijn we er nog
niet aan toe. Minister van Veen heeft
in februari wel gezegd dat we er nu
eens haast mee moeten gaan maken
Een interdepartementale commissie is
de invoering aan het bestuderen.
overgangsklas
Het project „overgangsklassen" begon
in september 1968 met een experimen
tele klas op de H.Landstichting, onder
leiding van het Instituut voor Orthope
dagogiek in Nijmegen. Ons schoolsys
teem is nog zo dat er een hoge
drempel is tussen kleuterschool *n la
gere school. In de eerste klas zijn
ook altijd de meeste kinderen blijven
zitten. Kinderen die best in staat ge
acht moeten worden de lagere school
te doorlopen maar die kennelijk nog
niet schoolrijp zijn, kunnen via de
overgangsklas toch met succes aan
het lager onderwijs beginnen. Prof.
Dumont (Nijmegen) en prof. Kok
(Utrecht) hebben destijds een leerplan
voor zo'n overgangskfas uitgewerkt
In enkele plaatsen wordt er mee
geëxperimenteerd. Prof. Dumont heeft
deze oplossing altijd de een na beste
genoemd, de beste is het weghalen
van de drempel tusser scholen.
ouders
Ouders hebben zich in het onderwijs
lange tijd als passieve volgzame en
bange schapen gedragen. Daar zat
ook een flink stuk gemakzucht bij:
van negen tot vier moet de school
maar voor de kinderen zorgen. Ook
de school zelf had schuld aan deze
houding: men duldde geen inspraak
want de ouders waren immers leken
op onderwijsterrein.
Niet alleen de toegenomen behoefte
aan inspraak vraagt om een betere
samenwerking tussen de school en
de ouders. Het onderwijs is aan het
veranderen, men komt steeds meer op
het terrein van de opvoeding. Die op
voeding is evenwel allereerst de taak
van de ouders en het is daarom zeer
gewenst dat de opvoeding thuis en
op school op elkaar worden afge
stemd.
Er is ook wel een praktisch motief
voor samenwerking tussen ouders en
school. We vragen om steeds beter
onderwijs en ouders kunnen daar hun
bijdrage aan leveren door allerlei
randtaken van de onderwijzers over
te nemen. J. A.
onderwijzers is de laatste jaren heel
wat te doen geweest Op het ene
moment signaleerde men een tekort
aan onderwijzers, waardoor de klassen
niet verder verkleind kunnen worden
(dat lijkt dit jaar het geval) maar in
één adem volgt dan meestal de voor
spelling over een groot overschot in de
komende jaren. Het is wel waar dat
de toeloop naar de Pedagogische
Academies na drie televisie-spotjes
enorm is gestegen. Hoeveel onderwij
zers er in de toekomst nodig zijn,
kan pas gezegd worden als er een
goed beleidsplan op tafel ligt. Pas als
we weten wat er allemaal gaat ge
beuren kunnen de nodige aantallen
onderwijzers worden berekend.
permanente educatie
Met die term wordt aangeduid dal
we allemaal levenslang zullen moeten
leren. Niemand is meer uitgeleerd,
geen onderwijs is nog eindonderwijs.
Kennis is niet zo heel veel langer
houdbaar dan vis.
posthumus
De naam van wijlen prof. Posthumu
zal verbonden blijven aan de voorge
nomen herstructurering van het we
tenschappelijk onderwijs. Hij voerde
een aantal redenen aan voor verkor
ting van de studieduur:
9 de gemiddelde afstudeerleeftijd in
Nederland is hoog, althans belang
rijk hoger dan die in zo goed als
alle andere landen, waarbij dit
leeftijdsverschil niet gepaard gaat
met een evenredig verschil in be
kwaamheid;
het groeipercentage van het we
tenschappelijk onderwijs is, ver
geleken met de groeipercentages
van het nationaal inkomen en ook
van de groeipercentages binnen
het totaal van onderwijsuitgaven,
onevenredig hoog;
het „afgestudeerd" heten, bete
kent in deze samenleving niet het
zelfde als „uitgestudeerd" zijn;
academici moeten, naast een gehe
le of gedeeltelijke dagtaak „le
venslang studeren"; tot de taak
stelling van het wetenschappelijk
onderwijs dient daarom voortaan
ook het geven van „post-acade-
misch onderwijs" te worden ge
rekend.
De totale cursusduur wordt door Pos
thumus tot aan het doctoraal verdeeld
in een propedeutische fase van !n de
regel één jaar en een doctorale fase
van in de regel drie jaar. Na het doc
toraal volgt voor sommige studierich
tingen het „post-doctorale" of „univer
sitaire beroepsonderwijs" voor het
verkrijgen van de hoedanigheid van
arts, apotheker, dierenarts, psycho
loog en voor de inschrijving als regis
ter accountant.
J.A.