jeanne machielsen
inrichtings
assistente
inrichtings
werker
werken aan de toekomst 1973
80 mille
status
zijspoor
meer rangen
verantwoording
goed salaris
mammoet
waar.-'
fniet voor de
de lagere
bol, universl-
voor avond-
pstaan afzon-
betaalt U:
vierde (en
bt lager be-
I van m.a.v.o.,
I gymnasium;
[jaar van alle
bar en hoger
tolgeld hangt
lagkracht van
fcoit meer dan
tolgeld geïnd
jnst. U krijgt
Ie brievenbus
I maandelijkse
Bt, is het mo-
I maar u moet
pe nspecteur
ji aanvragen.
Je krijgen bi)
Beur van de
leductiekinde-
prting /an 25
dan wordt
I voor vier of
We korting 50
mee:
loor school-
hderwijs vol-
tg voor we-
||s;
Igezet onder
(niet door de
phool;
bar en ouder
|d onderwijs
met de ene
(wordt er met
jegeven In
ben en tege-
Jdiekosten. In
It net goede
pt op te ma-
moeten In
Ben als het
|e school zit,
oetkomlng In
bevraagd die
volgen van
|llen moeten
aanmerking
Icoming hangt
pkomen over
Ikinderen. De
J ouders ver-
Bvloed op de
Iftrek.
Ig Tegemoet-
I het minlste-
rtesdagstraat
luiken formu-
|gen.
I.A.
lig (Wagenin-
lan zich niet
jpben we ge
tting ook in
I Een school
Blingen is al
lijnsel. Maar
Ie of te gro-
huwelijks be-
I laren Is er
mee bezig
Iden we het
fenschap nog
■eenschap is
pol.
pn paar jaar
pat het zaak
Jorische pro-
Ichool onder
ntelijk heeft
Siesbers ge-
kenmerken
anisatie van
onderwijs
ïem niet dat
laar wel uit
>cholen zijn.
of directeur
et hij eerder
agogiek ge-
als voordat
wijs binnen
rol met een
fde (of vier
de splitsing
de studie
de voor-
g met meer
e natuurwe-
ng tot vroe-
rlingen niet
•et program-
is ook dat
doen van
lelingen zijn
leiden dan
De plannen
(zie ook
ïrigens nog
het voor-
Arbeid om
•neum) vijf-
mende jaar
studie ge-
at voorstel
'9 verslag"
orstel-Post-
n volgens
veel vol-
en kunnen
derwijsvorm
fstandigheld
cheid meer
•use zou er
worden en
dan even
.o. en dat
bij de Inte-
I.A.
Als een jongen of meisje van acht
jaar zegt, dat hij of zij later
tramconducteur, dokter of exploitant
van een bloemenzaak wil worden,
dan zjjn dat geaccepteerde ambities.
Maar als er al een kind op het idee
zou komen „hoogleraar" te willen
worden, dan krijgt het slechts een
vertederde glimlach retour.
Dat heeft enerzijds te maken met
de omstandigheid dat het nogal hoog
gemikt is, maar anderzijds ook met
het feit dat het hoogleraarschap
eigenlijk geen beroep is, maar een
functie. Er bestaat geen opleiding die
men kan volgen om hoogleraar te
worden.
Prof. dr. S. L. Bonting (48), hoogleraar in
de biochemie aan de medische en de wis-
en natuurkundige faculteit van de
Nijmeegse universiteit: „Het is net zoiets
als een minister, daar kun je ook niet
„voor Ieren". Je kunt, zoals in mijn geval,
zeggen: ik wil biochemicus worden. Ga je
daarop door, val je op, dan kan er een
leerstoel inzitten".
Tot voor kort was de benoeming van een
hoogleraar een zaak die zich helemaal
achter gesloten deuren afspeelde. Pas sinds
enige tijd kan men naar een vacature
solliciteren.
Prof. Bonting: „Meestal solliciteert men
dan niet zelf, maar draagt men de naam
van een ander aan. Mensen die zichzelf
presenteren kunnen meestal niet op een
enthousiaste ontvangst rekenen. Of daar
niet een stuk huichelarij inzit Ik dacht
het niet. Een hoogleraar wordt geacht een
wetenschappelijke eminentie te bezitten.
die men bij zichzelf niet zo gauw
aanwezig acht".
Vraag: waarom wil iemand hoogleraar
zijn Om het geld
Prof. Bonting „Het hoogleraarschap wordt
in vergelijking met de meeste landen vrij
ruim betaald (het hooglerarensalaris
bedraagt momenteel bijna 80 mille) maar
dat zal voor weinigen de belangrijkste
beweegreden zijn. Soms werkt het zelfs
negatief, bijvoorbeeld voor mensen die in
de industrie werkzaam zijn, of sommige
specialisten. Nee, de belangrijkste reden is
dat je er erkenning mee krijgt op je
vakgebied. En tot voor kort een
mate van vrijheid en verantwoordelijkheid
die aantrekkelijk is".
Nu niet meer
„Lang niet in die mate. Voor veel mensen
is een hoogleraar iemand die een paar
uur in de week een verhaaltje weggeeft,
maar dat beeld klopt niet met de
werkelijkheid. Als ik mezelf neem: mijn
taak is drieledig. In de eerste plaats de
onderwijstaak. Dat is de enige die in mijn
benoemingsbrief staat, maar de andere
zijn niet minder belangrijk: het
wetenschappelijk onderzoek en de leiding
van dit laboratorium. En de
organisatorische taak slorpt steeds meer
tijd op".
Let men er bij de benoeming van een
hoogleraar ook op of hij in staat is zijn
kennis op anderen over te brengen
Prof. Bonting: „Nauwelijks, en dat zou
best wat meer mogen. Eigenlijk zou het
geven van een paar proefcolleges helemaal
niet zo gek zijn, maar je krijgt het wél
moeilijk met de geheimhouding. Het is nou
eenmaal niet leuk als bekend wordt dat
iemand om-die-en-die-reden van de lijst
afgevoerd is"
De hoogleraar bezit nog altijd een zekere
status, binnen en buiten de academische
gemeenschap. Hoewel dat wel sterk
verminderd is door de publiciteit en de
democratisering (het is typerend dat de
geïnterviewde zich terzijde laat staan
door een wetenschappelijk medewerker en
een student).
„Toen ik na mijn promotie in '52 in
Amerika werkte ik heb dat dertien
jaar gedaan, tot mijn benoeming hier
was ik hevig geschokt als een
schoonmaker de professor met wie ik
rondging op de schouder klopte en „hi,
doe" riep. Zover is het hier nog niet,
maar er is toch wel veel veranderd".
Hoogleraren hebben de negatieve
gevolgen ondervonden van de
veranderingen in de maatschappij:
menigeen is ondergegaan in de stroom van
democratisering of alternatieve aanpak. De
rechtspositie van de hoogleraar blijft
ijzersterk:
„Je kunt wel zeggen dat je je
schoonmoeder vermoord moet hebben om
ontslagen te worden. Hoogleraren zijn
ambtenaar of daarmee gelijkgesteld. Maar
het is natuurlijk wél mogelijk dat je op
een zijspoor wordt gerangeerd".
Een andere tegenvaller voor steeds meer
hoogleraren: de enorme papierwinkel, en
het feit dat er van alle kanten aan
de professor wordt getrokken. Prof.
Bonting: „Het is een bedreiging voor je
werk, maar het is wél onontkoombaar. De
organisatie van de eigen afdeling is
bijvoorbeeld een onvermijdelijke taak. En
om personeelskwesties kun je niet heen.
En het is ook begrijpelijk dat men van
buiten, op landelijk niveau, door de
regering enzovoorts, vaak een beroep doet
op de hoogleraar. Ik kan me intussen wel
voorstellen dat menigeen het loodje legt.
Voor mij blijft het een buitengewoon
boeiend bedrijf".
Voor prof. Bonting is het daarmee nog
niet afgelopen, want in Amerika werd hij
Anglikaans priester, en terug in Nederland
is hij één van de zes chaplains die een
groep gelovigen doorgaans Engelsen
voorgaan. Het beeld ligt vér van dat van
de kamergeleerde die af en toe een
college weggeeft.
Voor het afscheid zegt prof Bonting: „Ik
heb straks het woord leerstoel gebruikt,
maar daar heb ik een vreselijke hekel
aan. Het suggereert een éénmanszaak,
terwijl de opzet met stafleden en lectoren
volledig veranderd is. Den Haag houdt er
aan vast, helaas. Het is een hele toer om
een wetenschappelijk ambtenaar tot lector
benoemd te krijgen, al kost dat niet
zoveel meer. Er zouden veel meer rangen
moeten komen zoals men in Amerika
de associate professors en assistant
professors kent. Men moet maar eens af
van de mening dat elke hoogleraar zijn
eigen „zaakje" moet leiden dat leidt
tot een zinloze versnippering".
handelsavondschool
De eerste handelsavondschool werd
al in 1867 In Amsterdam opgericht,
maar veel meer dan een eeuwfeest
zit er niet fn: de Mammoetwet biedt
aan deze onderwijsvorm geen plaats;
op 1 augustus 1975 zal het allemaal
verleden tijd zijn.
h.a.v.o.
Eén van de nieuwe schooltypen, die
de Mammoet ons bracht is het h.a.
v.o.: het hoger algemeen voortgezet
onderwijs. Men kan de vroegere
m.m.s. wel een beetje als een voorlo
per beschouwen, maar het h.a.v.o. is
voor jongens én meisjes en biedt bo
vendien veel meer mogelijkheden. De
cursus duurt vijf jaar.
Het h.a.v.o. heeft ook wat met de
oude h.b.s. te maken. Die h.b.s. had
een tweeslachtige functie: een deel
van de leerlingen ging door naar de
universiteit, de rest ging werken of
naar een vorm van hoger beroepson
derwijs. Die laatste functie van de
h.b.s. is door het h.a.v.o. overgeno
men; het is dé vooropleiding voor alle
mogelijke vormen van hoger beroeps
onderwijs (zoals de pedagogische
en de sociale academie).
Er zijn overigens slechts enkele zelf
standige scholen voor h.a.v.o. in het
hele land. In de regel is het h.a.v.o.
een onderdeel van een scholenge
meenschap (zie bij de ,,s").
hb.o.
De letters h.b.o. staan voor hoger be
roepsonderwijs. Prof. Snijders typeer
de dit geheel al9 „350 losse opleidin
gen met een wirwar van aanbouw
sels en bllndgangen". Die wirwar
dient in de toekomst samen' met het
huidige wetenschappelijk onderwijs
het „hoger onderwijs nieuwe stijl" te
vormen. Er zullen samenwerkingsvor
men moeten ontstaan tussen instellin
gen voor h.b.o. en verwante studie
richtingen aan de universiteiten.
Tot het eerste leerjaar van de instel
lingen voor hoger beroepsonderwijs
hebben toegang: bezitters van een ha
vo-diploma en van een diploma mid
delbaar beroepsonderwijs. Dat laatste
uiteraard alieen als er een middelbare
vorm van dat onderwijs bestaat en
dat is niet altijd het geval. Ds peda
gogische academie bereikt men bij
voorbeeld alleen vla het h.a.v.o. De
wat moeilijker vormen van h.b.o., zo
als het h.e.a.o. (zie hieronder) en de
h.t.s., hebben trouwens ook proble
men met havo-kandidaten.
h.e.a.o.
Deze afkorting betekent: hoger econo
misch en administratief onderwijs.
Onder de letter „e" wordt nader op
dit nieuwe onderwijs ingegaan.
h.t.s.
Voor bijzonderheden ovet de hogere
technische school zie onder de „t" bij
technisch onderwijs.
huishoudonderwijs
Dit uit de kook-, naai- en industrie
scholen voortgekomen onderwijstype
wordt wel spottend de spinazie-aca-
demie genoemd, maar dat klopt niet
meer met de werkelijkheid. Op de
630 scholen en afdelingen voor l.h.n.o.
(lager huishoud- en nijverheidsonder
wijs) staat het onderwijs tegenwoor
dig in het teken van de algemene
vrouwelijke vorming. Wie de huis
houdschool van nu wil typeren, moet
niet meer aankomen met poetsen, ko
ken, boenen en naaien, maar kan bé
ter de algemene vorming, de voe
dingsleer en de muzische vorming
noemen.
Men is op de huishoudschool wat
aarzelend begonnen aan een T- en
een P-stroom. Tegenoverde winst
van de veel gemakkelijker doorstro
ming van de T-meisjes meer theorie
naar het middelbaar huishoud- en nij
verheidsonderwijs (m.h.n.o.), staat het
verlies van een min of meer doodlo
pende straat voor de P-leerlingen
(meer praktijk).
Met de komst van de Mammoet Is
het l.h.n.o. driejarig geworden, maar
de uitbouw naar vierjarigheid staat a!
weer voor de deur.
De animo voor het l.h.n.o. loopt lang
zaam terug, het aansluitende middel
baar- en hoger huishoud- an nijver
heidsonderwijs verheugen zich juist
in een stijgende belangstelling. J. A.
doorjoop bartman
v
Ze is Mond, ze is tenger, ze is
enthousiast. Enthousiast over haar
werk en dat is dan ook de reden dat
ik tegenover haar zit. 't Heeft anders
moeite genoeg gekost om deze
mejuffrouw Jeanne Machielsen te
vinden. Want wie naar het St.
Ignatius-ziekenhuis in Breda belt en
naar juffrouw Machielsen vraagt,
moet eerst de wedervraag
beantwoorden wat die juffrouw dan
wel doet. Wel, die juffrouw is
inrichtingsassistente. Nooit van
gehoord meneer. Personeelszaken
moet maar opheldering verschaffen en
doet dat dan ook.
„Zo gaat 't altijd", bevestigt de
inrichtingsassistente me als de ontmoeting
dan toch tot stand is gekomen: „Het is
een volslagen onbekend beroep".
Een volslagen onbekend beroep, maar dat
neemt niet weg dat de amper twintigjarige
Jeanne Machielser. aan 't hoofd staat van
de keuken op de chirurgische afdeling van
het St. Ignatius. Dat betekent zorg voor
de dagelijkse voedselvoorziening van 72,
steeds wisselende patiënten. De dagelijkse
kost van mensen die een operatie hebben
ondergaan en daar zijn nogal wat
maaglijders bij vergt natuurlijk meer
aandacht dan de hap en de prak van
gezonden. Dieetvoorschriften zijn er om
nauwgezet te worden opgevolgd, niet
alleen door de patiënt zelf, maar in de
eerste plaats door degene die
verantwoordelijk is voor de distributie van
de maaltijden op de afdeling. Geen
sinecure, want er zijn soms bijna evenveel
Leefregels als er belegen bedden zijn. En
dan moeten die hoeveelheden spijs en
drank voortdurend worden aangepast en
bijgewerkt. Van het keukenhoofd vergt dat
veel oplettendheid, een goed contact met
diëtiste en verpleegsters en vooral een
slagvaardig organisatievermogen. Voor
Jeanne Machielsen vormen die
duizend-en-één dingen die je zelf moet
opknappen en die verantwoordelijkheid nu
juist de aantrekkelijke kanten van haar
werk. Ze is min of meer toevallig in het
St. Ignatius terecht gekomen, maar ze had
net zo goed in de keuken van een
jeugdherberg kunnen staan,
bezigheidstherapie kunnen leiden in eer
sanatorium of in een vakantiekolonie o
bejaardenhuis kunnen werken
Want de opleiding tot inrichtingsassisknte,
die ongeveer vijftien jaar geleden aan de
huishoudscholen werd ingevoerd, is in
haar korte duur erg veelzijdig. In het
eerste, theoretische jaar wordt les gegeven
in rekenen, Nederlands, Engels, schei- en
natuurkunde, tuinbouw, handenarbeid,
fysiologie en anatomie, ziekenverzorging,
e.h.b.o., tekenen en maatschappijleer. Het
tweede jaar is geheel praktisch. De
leerlingen werken een half jaag in een
ziekenhuis, drie maanden in een kinder-
of bejaardenhuis en twee maanden in een
gezin. De stagiaires genieten kost en
inwoning, krijgen reisgeld en vijftig
gulden zakgeld per maand. Veel meisjes
die de cursus inrichtingsassistente hebben
gevolgd, Ieren verder, met name voor
verpleegster of maatschappelijk werkster.
Het examen wordt onder rijkstoezicht
afgenomen en het diploma is officieel
erkend. Het staat in menig opzicht gelijk
met dat van M.A.VO.. Maar Jeanne
Machielsen heeft 't best naar haar zin in
het werk dat ze nu al tweeëneenhalf jaar
doet, eerst als assistente, nu als hoofd van
de keuken. De waardering ontbreekt ook
niet, variërende van mentale
schouderklopjes als „Een goed hoofd van
de keuken is net zo belangrijk als een
verpleegster" of „Voeding is je beste
medicijn" tot de maandelijkse
salarisbetaling, die door Jeanne zelf als
„zeer goed" wordt beschouwd. Dat zelfs
haar bedrijfsgenoten in het ziekenhuis
meestal niet weten wat het woordje INAS,
dat ze op een broche meedraagt, betekent
neemt ze dan maar op de koop toe.
Het ontstaan van een middelbare
beroepsopleiding inrichtingswerk aan een
aantal scholen in Nederland, betekent het
einde van de A- en B-cursussen
kinderbescherming. Deze cursussen
werden kort na de tweede wereldoorlog
georganiseerd door de Nationale Federatie
voor Kinderbescherming en hebben lange
tijd in de behoefte aan goed opgeleide
groepsleiders voorzien. Ze waren
aanvankelijk als een noodoplossing
bedoeld, maar ze hebben het ruim 20 jaar
volgehouden. De laatste jaren zijn er
echter ingrijpende ontwikkelingen
opgetreden binnen het
kinderbeschermingswerk. Daar was de
overgang van de liefdadige instelling naar
het veel meer beroepsmatig werken en
daar vloeide weer de overgang van meer
verzorgend en intuïtief werken naar
methodisch en hulpverlenend bezig zijn
uit voort. Een overgang ook van veelal
solistisch werken naar werken in
teamverband.
De Mammoet bracht ons lager-,
middelbaar- en hoger beroepsonderwijs.
De B-cursus kinderbescherming werd
omgebouwd tot een middelbare
beroepsopleiding inrichtingswerk.
Daarnaast ontstond ook een hogere
beroepsopleiding inrichtingswerk. De
middelbare opleiding komt weliswaar
voort uit de cursussen
kinderbeschermingswerk, maar overstijgt
in ruime mate het oorspronkelijke veld
van kinderbeschermingsinternaten. Bij het
opzetten van die middelbare
beroepsopleiding inrichtingswerk werd
uitgegaan van het totale veld van
inrichtingen, waarbij naast internaten voor
kinderbescherming, ook inrichtingen voor
geestelijk en/of lichamelijk gehandicapte
kinderen werden opgenomen. Ook
inrichtingen waarin volwassenen zijn
opgenomen, kunnen hun functionarissen
op uitvoerend niveau aan deze opleiding
laten deelnemen.
Men kan deze opleiding onder meer
volgen in Breda (Markendaal), Eindhoven
(De Dommel), Hengelo, Nijmegen (Kopse
Hof) en Sittard (Sociale Academie).
Gewenste vooropleiding: 4 jaar m.a.v.o.; de
opleiding duurt drie jaar, maar de lessen
zijn op één volle dag per week
geconcentreerd. De hogere opleiding vindt
men onder meer in Hengelo, Eindhoven en
Sittard. Voorlopig minstens h.a.v.o.; deze
opleiding duurt 4 jaar, aanvankelijk 1 dag.
later 1% dag per week.
(er» l.v.o. betekenen: Individueel
voortgezet onderwijs. In tegenstelling
tot de hiervoor genoemde scholen met
een „i" In de naam, gaat het hier
niet om een school voor een speciale
groep leerlingen. Het l.v.o. is gewoon
een m.a.v.o. met een heel ander sys
teem, maar het einddiploma heeft pre
cies dezelfde waarde.
jenaplanschool
l.h.n.o.
Die letters staan voor Individueel
huishoud- en nijverheidsonderwijs
(nog niet zo lang geleden sprak men
over l.n.o.m.: Individueel nijverheids
onderwijs voor meisjes). Het i.h.n.o.
Is bedoeld voor die leerlingen, waar
voor de gewone huishoudschool in
theoretisch opzicht te moeilijk is. Er
wordt In kleinere groepen gewerkt
en er zijn meer praktijkgerichte vak
ken. Het i.h.n.o. neemt kinderen aan,
die niet verder dan de vijfde klas van
de lagere school zijri gekomen, maar
wel al zes jaar op school hebben
gezeten. Al 165 huishoi-dsoholen
hebben zo'n l.h.n.o.-afdelirn
ï.f.O.
Het Individueel technisch onderwijs
(i.t.o.) is bedoeld voor leerlingen, die
om één of andere reden op een ge
wone l.t.s. niet tot hun recht zouden
komen. Er bestaan zelfstandige i.t.o.-
scholen en er zijn ook l.t.s.-en met
een i.t.o.-afdeling.
De leerlingen van het i.t.o. krijgen bij
zondere aandacht en begeleiding, ze
zitten In kleinere klassen en het leer
programma en het tempo worden
aangepast aan de afzonderlijke leer
lingen. In een recent rapport wordt
nog eens benadrukt dat men het i.t.o.
eigenlijk niet als een aparte school
moet zien, maar als een l.t.s. met een
speciale aanpak. Net als bij het i.h.
n.o. worden door het i.t.o. leerlingen
aangenomen, die wel al 6 jaar op de
lagere school hebben gezeten, maar
die nog niet verder dan de vijfde
klas zijn gekomen.
I.V.O.
Op een aantal m.a.v.o.-scholen ge
bruikt men het l.v.o.-systeem. Die Iet-
Er komen steed9 meer Jenaplanscho
len in ons land. Nog geen maand ge
leden werd in Nijmegen per adverten
tie een huis te koop aangeboden, met
daarbij als speciale attractie: „vlak bij
jenaplanschool". Die naam komt van
de stad Jena, waar prof. Peter Peter
sen in de twintiger jaren een pedago
gisch model uitwerkte. Overigens is
de opkomst van de Jenaplanschool bij
ons iets van de laatste paar jaar.
Kenmerken van een lagere school, die
volgens het Jenaplan werkt, zijn:
1) Er is gebroken met de jaarklas. Op
wat langere termijn zal dat overi
gens in alle 8000 Nederlandse la
gere scholer gebeuren. Zie voor
die ontwikkeling onder de „b" bij
basisonderwijs.
De verschillen tussen leerlingen
van ongeveer dezelfde leeftijd zijn
te groot om steeds dezelfde stof
te kunnen verwerken.
2) Er is bovendien gebroken met de
klassikale manier van lesgeven.
Op de Jenaplanschool is het vee!
meer een aanzetten tot zelf zoe
ken van oplossingen, samen wer
ken enz.
3) Petersen ontdekte net als Maria
Montessori dat de opeenvolgende
jaarklassen (eerste, tweede, derde
enz.) beter vervangen kunnen
worden door drempelvrije jaar-
blokken van drie leerjaren. Op een
Jenaplanschool zitten dus kinderen
van de eerste, tweede en derde
klas samen in „de onderbouw-
groep" en kinderen van de vierde,
vijfde en zesde in „de boven
bouw". Elk jaar komen er een
stuk of tien nieuwe kinderen in
zo'n groep en vertrekken de tien
oudsten. Elk kind is in die groep
dus een tijdlang één van de jong-
sten, een jaar een „middenmoter"
en een jaar één van de oudsten.
Ze leren zich in die groep gedra
gen volgens de wet: hier doet
niemand iets wat een ander
stoort.
4) De klasse-onderwijzer heeft in een
Jenaplanschool plaats gemaakt
voor de groepsleiders.
5) Binnen een onderbouw- of boven-
bouwgroep worden weer groep
jes van in een bepaald vak gelijk-
gevorderden gemaakt, leder kind
gaat in eigen tempo door, zitten
blijven is uitgebannen.
journalistiek
In Utrecht staat de school voor four
nalistiek. Duur: drie jaar inclusief sta
ges. Vooropleiding: h.a.v.o. 1 A