MANNETJE EN VROUWTJE SPEIEN
Ondergang
van de
Indianen
„MANNEN ZIJN SOUTENEURS"
ONTDEKKEN WIE JE EIGENLIJK BENT
DICK BOSCH WEER POPELAIR
„EEN GOEDE INDIAAN IS
EEN DODE INDIAAN...."
VERBIJSTEREND BOEK
kunst
cultuur
We wisten het allemaal al
lang. Dat d e Indianen waren
uitgeroeid en zo. Niets nieuws
dus in dit boek. Maar niette
min is het een even schok
kend als ontroerend boek. Het
is ook verbijsterend want het
toont, misschien onbedoeld,
aan dat de ondergang van de
Noordamerikaanse Indianen
even onafwendbaar als drama
tisch was.
De botsing der culturen van
nomaden en sedentaire volken,
diè overal op de wereld al tot
sociale omwentelingen had ge
leid, kreeg in Amerika een
vernietigende kracht door bij
komende factoren als goud
vondsten, de burgeroorlog tus
sen de Unie en de Confedera
tie en de gigantische stroom
emigranten uit de oude we
reld, die de westelijke grenzen
steeds verschoof met als ge
volg dat er aan de „Borders"
voortdurend een gezagsva
cuüm bestond. Daarin hadden
angstige militaire garnizoenen
onder bevel van bevooroor
deelde officieren en vaak
slechts op eigen belang uit-
zijnde agenten van het Was-
hingtonse Bureau voor Indi
aanse aangelegenheden vrij
spel. De Indianen waren daar
bij niet alleen verre in de
minderheid (rond 1860 waren
er nog 300.000 Indianen
merendeels ten westen van de
Mississippi en liep het aan
tal blanke Amerikanen al te
gen de dertig miljoen!). Zij
hadden ook het nadeel dat ze
niet gedoopt waren, een brui
ne huid hadden en er een
cultuur op nahielden waarvan
de blaken even weinig begre
pen als de Indianen van de
cultuur den blanken.
De Indianen zagen in de
blanke man een felle hater
van de natuur die de oorlog
moest hebben verklaard aan
heldere stromen, donkere
wouden, uitgestrekte prairies
en aan de dieren waarvan de
Indianen moesten leven. De
blanken op hun beurt
beschouwden de Indianen als
wilden, in het bezit van enorms
lappen vruchtbare of ertsrijke
grond, waarmee zij echter niets
deden.
In 1829 werd generaal An
drew Jackson president van
de Verenigde Staten. Hij was
geen vriend van de Indianen
die hem „Scherp Mes" noem
den en hij was ervan over
tuigd dat blanken en Indianen
niet vreedzaam samen konden
leven. Jackson had als militair
duizenden Indianen, vooral
Cherokezen, gedood, maar er
waren er altijd nog zoveel
over in het zuiden van de V.S.
dat ze de blanken voor de voe
ten liepen. Jackson adviseerde
daarom het Congres alle India
nen over te brengen naar een
gebied ten westen van de Mis
sissippi. In die gebieden „zou
den zij kunnen leven zolang
zij dat zelf wilden". In 1830
werd dit voorstel wet, maar
van de bedoelde geleidelijke
overbrenging der Cherokezen
naar het nieuwe gebied kon
niets komen omdat er in het
stamgebied goud gevonden
werd. Gedreven door soldaten
trokken de duizenden Chero
kezen geforceerd westwaarts,
één op elke vier Indianen
kwam om tijdens deze barre
tocht, die de Indianen het
„Spoor der Tranen" zouden
gaan noemen.
Inmiddels was de Amerika
nen ook de Mississippi al niet
westelijk genoeg -meer. Nog
voor Jacksons wet van kracht
was ,werd de „eeuwige grens"
naar de 95ste lengtegraad ver
schoven. Toen brak in 1847 de
oorlog met Mexico uit en een
jaar later werd goud gevonden
in Californië. De grens bleek
wederom niet eeuwig te zijn,
Iaat staan heilig.
Het duurde niet lang- meer
of de bkirke oorlog tegen de
InTn- -n -lie al bijir "19 jaar
duurde en meer dan de helfi
van hen had weggevaagd, be
reikte ook machtige stammen
van het midden-westen: de
Navaho's en Apachen, de Kio
wa's en Comanches, de Chey-
ennes, de Arapaho's, de Sioux--
stammen van Dakota en ten
slotte ook de westelijk van het
Rotsgebergte levende Ponca's
en Doorboorde Neuzen en
zelfs de vreedzame, niet-no-
madische en al met de blan
ken in goede nabuurschap le
vende Modocs uit Californië.
Binnen dertig jaar waren
deze volken uitgeroeid of ge
degradeerd tot reservaat-Indi
anen .Het is alleen maar ver
bazingwekkend dat de 300.000
laatste Indianen, waarvan het
merendeel toch vrouwen en
kinderen moeten zijn geweest,
de strijd nog zo lang hebben
volgehouden. Onder de India
nen die in de armzalige, op
slecht en voor de blanken
waardeloos terrein gelegen re
servaten terechtkwamen, be
vonden zich dan ook geen
krijgers meer. Die waren alle
maal gesneuveld, de laatsten
bij de slachtpartij aan de oe
ver van het riviertje Wounded
de Kruitrivier. Gele Steen en
de Kleine Grote-Hoorn (Little
Big-Horn). Daar in de forten
en 'o de agentschappen zaten
de vertegenwoordigers van
Grote Vader. Er waren zeker
ook veel „Old Shatterhands"
bij mannen die voo de India
nen deden wat zij konden ,die
Indianen beschouwden als
waardige mensen maar die
niettemin weinig begrepen
van de Indiaanse cultuurwaar
den.
De praktijk was gewoonlijk
dat Uncle Sam met de geld
buidel rammelde. Hij wilde
grond in- ruil voor (meestal
weinig) dollars, voedsel, wa
pens en munitie voor de
jacht. De Indianen waren
doorgaans door de nood waar
in zij al verkeerden wel ge
dwongen dergelijke betalingen
te accepteren maar aan de an
dere kant begrepen zij niets
van dat kopen en verkopen
van grond. Heimot Tooyalaket
van de Doorboorde Neuzen
drukte dat alq. volgt uit:
de aarde en ikzelf zijn van
één geest. De afmeting van
het land en de afmeting van
onze lichamen zijn gelijk. Zeg
ko) zei het nog korter: „Men
verkoopt geen aarde aarop de
mensen lopen."
De Indianen dus waren ge
woonlijk afkering van het idee
hun jachtvelden, heilige plaat
sen, rivieren en wouden af te
staan. Maar ze moesten ook
eten. De reservaten voldeden
vanaf het begin niet, ook al
omdat ze dikwijls honderden
mijlen verwijderd waren van
de oorspronkelijke stamgebie
den en vaak in totaal andere
klimaten waardoor de India
nen onbekende ziekten 'oplie
pen.
Er moesten dus andere mid
delen worden gebruikt om de
Indianen weg te krijgen. List,
bedrog en gemanipuleer met
vertalingen en interpretaties
van verdragen die de Indianen
met de „Grote Vader" dachten
te sluiten. "Men vergete niet
dat ook de Indianenleiders
analfabeten waren en geen
Engels spraken of verstonden.
Provocatie en woordbreuk
leidden dan tot strooptochten
door ongeduldige jonge heet
hoofden en dat was dan vol
doende aanleiding om een In
dianendorp door het leger te
laten uitroeien.
Dat gebeurde soms gruwe
lijk grondig zoals bij het be
ruchte bloedbad aan de Zand-
Knee, niet ver van de plaats
waar enkele jaren tevoren de
ouders van het opperhoofd
Crazy Horse hun zoon in stilte
hadden begraven. Het was de
vierde dag na Kerstmis, in het
jaar 1890.
Veel grote mannen waren
gesneuveld: Manuelito van de
Navaho's, Kleine Kraai van de
Santees, Stomp Mes en Krom
me Neus van de Cheyennes,
Zilvermes van de Comanches,
Cochise en Geronimo van de
Apachen, Satanta van de Kio
wa's en Vlekstaart van de
Brulé-Sioux. Ook de overwin
naars van de Little Big-Horn
waren er niet meer: Gek
Paard (Crazy Horse), Twee
Manen. Kraai-Koning en de
machtigste van allemaal Zit
tende Stier (Sitting Buil).
Alleen de krijger en diplo
maat Rode Wolk, opperhoofd
van de Oglala-Sioux die de
oorlog om de Kruitrivier had
gewonnen, die de blanken ook
aan de „conferentietafel" zijn
wil had opgelegd en die zelfs
bij de „Grote Vaider" in Was
hington was geweest, werd
oud genoeg om de ondergang
van zijn volk tot het bittere
einde mee te maken. Op hoge
leeftijd concludeerde Rode
Wolk, wellicht de vaakst be
drogen Indiaan uit de Ameri
kaanse geschiedenis: „Zij heb
ben ons vele beloften gedaan,
meer dan ik mij kan herinne
ren, maar zij zijn ze nooit
nagekomen, op één na; zij be
loofden ons land af te nemen,
en dat hebben ze gedaan,"
In het begin van de jaren
zestig, toen de Indianen steeds
meer het veld moesten ruimen
en de. verdragen die zij met
de vertegenwoordigers van de
„Grote Vader" in Washington
sloten, alsmaar waardelozer
werden, zochten vooral jonge
re Indianen-leiders meer en
meer hun toevlucht tot guer
rilla-praktijken. Vooral de
Apachen in Arizona zouden
zich daar ware meesters in'
tonen. De oudere stamhoofden,
zoals Zwarte Ketel van de
Cheyennës bleven op een in
deze meer cynische tijd
naïef aandoende manier gelo
ven in de goede bedoelingen
van Grote Vader.
De Grote Vaders van die
bloedige jaren zestig en ze
ventig waren achtereenvolgens
Abraham Lincoln en Ulysses
Grant, zeker geen Indiancnha-
ters maar ver verwijderd van
ons, als U dat kunt zeggen,
dat U gezonden bent door de
Scheppende Macht om met ons
te spreken. Misschien denkt U
dat de Schepper U naar hier
gezonden heeft om met ons te
doen wat U goeddunkt. Als U
gezonden was door de Schep
per, zou ik misschien gedacht
hebben, dat U het recht had
om over mij te beschikken.
Begrijp mij niet verkeerd,
maar heb begrip voor mij en
mijn liefde voor dit land. Ik
heb nooit gezegd dat het land
aan mij behoorde, om ermee
te doen wat mij goeddunkt.
Degene die het recht heeft er
over te beschikken is degene
die het geschapen heeft. Ik eis
het recht in mijn land te mo
gen leven, en ik erken Uw
recht om in Uw land te le
ven".
Gek Paard (Tashunka Wit-
kreek in november 1864. Kolo
nel Chivington die zich in het
openbaar voors.ander had
verklaard van het scalperen
van Indianen en het doden
van kinderen onder het motto:
„Neten rqaken luizen!", viel
daar het onverdedigde dorp
van de groep van Zwarte Ke
tel aan. Mannen, vrouwen en
kinderen werden op een beest
achtige manier omgebracht en
verminkt, hoewel Zwarte
Ketel zwaaiend met een Ame
rikaanse en met een witte
vlag om vrede smeekte. Het
was uitsluitend aan de onge
disciplineerdheid en dronken
schap van de troepen te dan
ken dat een aantal Cheyennes
en Arahapo's, waaronder
Zwarte Ketel zelf, het bloed
bad wisten te ontvluchten.
Dit drama aan de Zand-
kreek had grote gevolgen. De
Indianenstammen sloten zich
JULIUS FAST: DE
KLOOF TUSSEN MAN EN
VBOUW en hoe die te
overbruggen (uitg. Weten
schappelijke uitg. f 12,90).
Met vorige in het Nederlands
vertaalde boek van Fast „De
taal van het lichaam" is nogal
aangeslagen. Ik was er niet zo
enthousiast over, maar het
schijnt „in een behoefte te
voorzien". In dit boek pro
beert Fast aan te tonen, op
welke factoren de onderlinge
strijd tussen man en vrouw
berust. Ook in dit boek gaat
hij op de obligate toer, maar
waarschijnlijk daardoor voor
velen zo herkenbaar. Mannen
en vrouwen zitten vol met
voorgevormde rol-opvattingen:
Zó is de man, zó is de vrouw
nu eenmaal. Een soort borrel
praat, waarvan Fast talrijke
voorbeelden geeft. De wat on
genuanceerde plakplaatjes, zo
in de geest van „mannen le
ven nu eenmaal in de overtui
ging dat vrouwen geschapen
zijn om overheerst en gebruikt
te worden" Of: „Tot in het
paleolithische tijdperk zijn de
vrouwen psychologisch over
tuigd geweest van hun eigen
lichamelijke en verstandelijke
minderwaardigheid. Door tal
loze eeuwen heen hebben
mannen en vrouwen het met
deze onverzoenlijkheid weten
te rooien".
Aan het eind van ieder
hoofdstuk geeft Fasl wat spe
len aan met twee kartonnen
poppetjes (mannetje-vrouwtje:
uit de achterkaft te halen),
die de geijkte rollen moeten
doorprikken. Maar omdat deze
rollenspelen vrij oppervlakkig
zijn, kunnen ze evenzeer be
vestigen. Die hoofdstukken
hebben o.a. als inhoud: Hoe
ziet de man een vrouw; hoe
de vrouw de vrouw en hoe de
man; hoe zien de mannen
zichzelf; aggressiviteit en sex;
seksuele gelijkheid; de grote
misvatting etc. Omdat Fast
zélf niet zoveel en diep denkt,
maar veelal anderen aanhaalt
brengt hij wel veel interessant
materiaal bij elkaar. Maar ook
dit is door zijn eigen keuze-
zeef gegaan. Hoewel hij met
de spelletjes in dit boek de
afgezaagde spelen-van-een-rol
door mannen en vrouwen bin-
nenste-buiten wil keren, is dit
toch een typisch mannen-boek.
Uiteindelijk wil hij het maar
laten zoals het is „altijd zo
geweest" maar speelt de
Grote Verzoener: „juist in de
verschillen tussen de seksen
in de eerste plaats de bron
vinden van de onderlinge aan
trekking. Als wij kunnen le
ren ophouden met het gebrui
ken van onze verschillen als
wapens. .etc." Het is iets,
maar wat daarna komt
moet komen verzwijgt hij,
of ziet hij niet.
HANNELOKE SCHÜTZ:
DE GEDRESSEERDE VROUW
(Uitg. In den Toren-Athos - f
8,90) Een antwoord op het
boek „De gedresseerde man"
van Esther Villar; kritisch en
furieus inhakend op talloze
beweringen van Villar, die
Scbütz nog lang niet ver ge
noeg gaan. Met Greer en vele
anderen is daarmee de eman-
cipatie-lectuur wéér gegroeid.
Dat Hannelore de zaak verder
brengt, kan moeilijk gezegd
worden. Ze komt nog steeds
•niet veel verder met dit pro
bleem want dat is het in
derdaad dan nogmaals een
woedende opeenstapeling te
geven van feiten, die moeten
aantonen hoe beroerd de
vrouw het heeft in ons maat
schappelijk bestel en hoe de
man haar 'voortdurend belazert
om zijn haan-koning te kun
nen laten kraaien in het hok.
Het kan best zijn, dat dit soort
lectuur nog nodig is om talrij
ke vrouwen bewust te maken
van de situatie waarin zij zich
bevinden en uit de valse waan
te halen", dat alles zo gek nog
niet is."
,,De meeste mannen zijn
souteneurs", zo begint dit
boek van dik hout zaagt men
planken. Recht voor zijn raap.
Hij buit zijn vrouw uit. Zij
werkt voor hem zonder
loon cn heeft daarbij min
der vrijheid dan de snol op de
hoek van de straat. De meeste
vrouwen zijn totaal afhanke
lijk van hun mannen. Finan
cieel en ook maatschappelijk.
Hij vond het onderscheid uit
tussen „jufrouw" en „me
vrouw" een onderscheid dat
mannen niet kennen bij hun
eigen kunne als passend in
het „systeem" van dressuur:
een onbemande vrouw is maar
niets; de man maakt haar. Hij
weert haar uit het openbare
leven, houdt de deur voor haar
open, trekt behulpzaam haar
mantel uit etc. Allemaal dres-
suurmiddelen...Ook de woning
bouw, de konijnenhokken in
de slaapsteden (buitenwijken)
is een mannen-uitvinding.
„Natuurlijk zijn er vrouwen,
die het een genoegen vinden,"
aldus Schütz, „die bij de aan
blik van de vlekkeloze was
orgastische trillingen ervaren
als nooit tevoren onder of bo
venop een man; die de Witte
Reus als ware het een min
naar ontvangen. Er zijn vrou
wen, die de groeikracht van
hun kamerlinde belangrijker
vinden dan de aandriften van
alle mannen bij elkaar, en
vrouwen die zich pas bewust
worden dat er demonstraties
aan de gang zijn, wanneer er
een steen door de ruit vliegt
en een of ander snuisterijtje
sneuvelt. Zulke vrouwen zijn
er. Zij zijn de mannen wel
kom. Want deze vrouwen zul
len geen vragen stellen.' In
deze geest gaat het boek door
en doorklieft het hele maat
schappelijke leven, zoals dat
door de mannen in elkaar ge
timmerd wordt. Uiteraard zit
er nog veel waarheid in dit
boek. Wie als man overdag bv.
in eigen bedrijf de koppen en
de „stoelen" eens telt, komt op
dit gebied nog tot talrijke
vraagtekens, waarop geen zin
nig antwoord is te geven. Wat
je in dit boek mist is: het
blootleggen van de historisch-
psychische achtergronden voor
het ontstaan van deze scheef
gegroeide maatschappij en
vandaar uit een handreik om
er gezamenlijk iets aan te
doen, vooral aan de mentali
teit. Eerst vanuit een andere
mentaliteit, kan er iets veran
deren aan een maatschappij
structuur, die het bv eindelijk
eens mogelijk moet maken
voor mannen èn vrouwen op
fifty-fifty basis (gelijke ver
antwoordelijkheden en taken
binnen èn buitenshuis) te le
ven. Dit boek drijft de man
nen in de hoek. Misschien ver
dienen ze het wel, maar het
lijkt me niet de beste metho
diek om dit onderwerp posi
tief te beïnvloeden.
IIANS KORTEWEG: SPEL
EN TEGENSPEL (Uitg. Bert
Bakker - f 13,50) Een
vriend die ik al een paar keer
had trachten uit te leggen wat
mijn werk inhield meende dat
ik iets als groepseks organi
seerde", schrijft Korteweg in
de inleiding van dit boek.
Hoewel er steeds meer litera
tuur komt over de zogenaamde
sensitivity training, non-verba
le communicatie e.d. blijft er
bij velen een levensgroot mis
verstand overeind. Argwaan.
Die argwaan is dan gericht op
anderen en niet op zichzelf.
En dat is juist één van de
kernpunten van dit soort trai
ningen: komen uit het vrijblij
vende gepraat over jezelf,
maar DURVEN leren ontdek
ken, wie je bent. Breken uit
de facades, die we allen om
onze ingekapselde natuur heb
ben gebouwd; het ontdekken
van het wezenlijke in de men
selijke relaties, uitstijgend bo
ven het vriendschappelijk
rechtop zitten en pootjes ge
ven. Behalve het feit, dat deze
trainingen ook misbruikt kun
nen worden (dankzij deze
trainingen van het kader, kan
Dow Chemical nog meer na
palm fabriceren) en de sensa-
tielectuur er gretig gebruik
van maakt, verschijnt er ge
lukkig ook veel serieuze lec
tuur over. Dit boek van Hans
Korteweg is een eerlijk boek,
geschreven vanuit eigen erva
ringen als trainer. Hij doet dit
al improviserend en met de
nodige relativiteit om een bijna
religieuze verheerlijking uit
de weg te gaan naar wel aan
stekelijk. Geen systematisch
handboek, maar ervaringen
met zichzelf, met groepen, ge
sprekken met anderen, reac
ties van mensen, die deze er
varingen opdeden. Eerlijk en
vaak indringend. Bovendien
geeft hij na ieder hoofdstuk
„huiswerk" oefeningen, waar
mee we zelf mogelijk kunnen
werken. Korteweg: „We zijn
volgepompt met cijfers en
kennis en technieken, maar
we hebben niets geleerd over
onszelf en we hebben niet ge
leerd met elkaar als met gelijk
waardige mensen samen te
leven. We zijn levensvreemd
gebleven. Je kunt gaan besef
fen dat je niet slechts een
produkt van je omgeving bent,
maar dat je kunt kiezen en
dat je de omgeving kunt veran
deren. Sensitivity is geen ge-
zondheidsfabriek. De mensen
worden zich bewust van hun
gevangenis. Ze ervaren dat er
andere mogelijkheden zijn. Ze
komen weer tot zelfgesprek en
ze gaan meer openstaan voor
hetgeen anderen hun te zeg
gen hebben". Alleen degenen,
die dat niet willen, moeten dit
boek maar niet lezen. Of
toch?
HENK EGBERS.
nauwer aaneen, de stemmen
van de meer vredelievende
stamhoofden verzwakten. Niet
in het minst omdat kolonel
Chivington uitgerekend de ne
derzetting had overvallen
waarin zich Zwarte Ketels
„vredespartij" der Cheyennes
had gevestigd. De meeste lei
ders daarvan, op Zwarte Ketel
na, waren nu dood.
Het hoogtepunt van de der
tigjarige Indianen-oorlog in
het Midden-Westen komt, als
de machtige Sioux en hun
bondgenoten zijn teruggewor
pen op de gebieden die hen
het heiligst zijn: Paha Sapa of
de Zwarte Heuvels in het
stroomgebied van de Grote-
Hoorn en de Kleine Grote-
Hoorn. In de zomer van 1876
doet zich daar een reeks
schermutselingen voor met
verschillende colonnes opruk
kende militairen. Het gebied
moet opengelegd worden on
danks het verdrag van 1868
waarin (ondermeer) stond:
„Geen blanke persoon of per
sonen is het toegestaan zich te
vestigen op enig deel van het
gebied, of zonder toestemming
van de Indianen in dat gebied
te reizen".
Nu „reisden" er meer dan
duizend soldaten onder bevel
van generaal „Lang Haar"
Custer en honderden goudzoe
kers die afkwamen op Custers
lokroep dat de Zwarte Bergen
„vanaf de wortel van het
gras" vol lagen met goud.
Op 25 juni 1876 kwam het
tot een massaal treffen dat de
geschiedenis in zou gaan als
de Slag bi.i Little Big-Horn.
Vele honderden Sioux India
nen en krijgers van bevriende
stammen vielen Custers leger
macht aan van drie kanten.
„Het bloed van de mannen
was heet en hun harten vol
toorn, en zij maakten geen ge
vangenen die dag", zei later
de nicht van Zittende Stier,
Pte-San-Was te-Win.
De Indianen onder aanvoe
ring van Zittende Stier, Gek
Paard, Kraai-Koning en Twee
Manen doodden die dag alle
soldaten van Custers Colonne,
met inbegrip van de generaal
zelf. Maar er waren nog veel
meer soldaten onderweg naar
de Little-Big-Horn en de krij
gers van Zittende Stier had
den bijna geen munitie meer.
En zo verlieten zij, ondanks
hun overwinning, -het heilige
Paha Sapa. Elke stam ging
zijn eigen weg. De ondergang
of. een stinkend reservaat tege
moet.
De ondergang van de India
nen in Noord-Amerika is
waarschijnlijk nooit zo indruk
wekkend beschreven als in
„Begraaf mijn hart bij de
bocht van de rivier" van de
Amerikaanse historicus Dee
Brown. Dat komt vooral omdat
Brown zijn boek heeft opge
bouwd met getuigenissen van
de Indianen zelf. In de prach
tige beeldende taal waarvan
de geestelijk ontwikkelde
analfabeet zich bedient, ver
tellen tientallen Indianenlei
ders hier zelf over wat hen
overkwam. Hun woorden
zijn teruggevonden in de vorm
van notulen en aantekenin
gen, gemaakt tijdens de veie
onderhandelingen van opper
hoofden met grenscommissies,
ook in de vorm van in beeld
schrift opgetekende versla
gen.
Ontroerende, naar vredezoe-
kende en visionaire woorden
die in schrille tegenstelling
staan tot de onsterfelijk ge
worden uitroep van generaal
Sheridan tot Comanche-opper-
hoofd Zilver Mes: „De enige
goede Indianen, die ik ooit
heb gezien waren dood!
WIM KOCK
Het moet al wel zo'n 25 jaar geleden zijn dat Winnetou,
het opperhoofd der Apachen, door mijn dromen spookte.
Winnetou is terug in mijn dromen, al heet hij thans beur
telings Cochise, Red Cloud, Sitting Bull of Crazy Horse
want ik heb wéér een sterfscène gelezen: de dood van een
heel ras. Het nieuwste indianenboek heet: „Begraaf mjjn
hart bij de bocht van de rivier". Het is net verschenc
bij uitgeveiij Hoilandia - prijs f 29,50. Indianen zijn gedegradeerd tot toeristisch verschijnsel
De sterk toegenomen be
langstelling voor het beeldver
haal resulteerde enkele jaren
geleden al in het opnieuw uit
geven van een serie Bommel-
verhalen. De uitgeverij Skara-
bee heeft nu het initiatief ge
nomen om twee andere Maar
ten Toonder creaties te her
drukken: de om zijn wijsgeri
ge uitspraken bekende koning
Hollewijn en het goudeerlijke
brave ventje Panda. Van bei
den zijn twee paperbacks ver
schenen met heiden in totaal 5
verhalen, terwijl er nog even
zoveel herdrukken op stapel
staan.
De vaak briljante teksten,
die bij Toonder onder de al
tijd uitstekende tekeningen te
vinden zijn, maken steeds
weer op zeer speelse wijze
maatschappelijke verhoudin
gen en ontwikkelingen duide
lijk, die vooral in deze tijd
bijzonder actueel zijn. Toon
ders figuren staan dan ook
bijna allemaal symbolisch voor
bepaalde groepen mensen uit
de samenleving.
Gaat het bij Bommel en
Hollewijn voornamelijk over
groepen en ontwikkelingen in
de maatschappij, bij Panda
gaat het wat meer om. de ver
schillende personen in de ver
halen en wel in het bijzonder
om de onbetrouwbare figuren,
die er steeds weer in rond
blijken te lopen. De les die
Panda steeds weer uit al zijn
lotgevallen leert, is dan ook
dat het in de wereld hard
toegaat en dat je eenmaal op
eigen benen staand, best aller
lei betrekkingen kunt krijgen,
maar dat daar zelden een net
te bij is.
Maarten Toonder Ko
ning Hollewijn- en Pandaserie,
Uitgeverij Skarabee, per
deeltje f 7,90.
Alfred Mazurc Dick
Bosch 9-12, Uitgeverij De Ar
beiderspers, f 11,50.
Opmerkelijke uitgave tussen
de echte stripboeken is de
derde Dick Bosch bundel met
weer vier intrigerende detecti
ve verhalen, waarin Alfred
Mazure de koelbloedige speur
der allerlei misdaden laat op
lossen. Ditmaal triomfeert
Dick Bosch, die dertig jaar
geleden een van de meest po
pulaire striphelden was In de
verhalen Dr. X, Jiu Jitsu
Gas en De Blauwe Diamant.
Een boek, dat jeugdherinne
ringen op moet roepen bij bij
na alle dertigers in Neder
land.
Voor nog oudere lezers is
overigens ook een boek op de
markt verschenen, dat een
stuk jeugdsentiment tot- nieuw
leven wekt. Het is een heruit
gave van vijf „stuiverromans"
uit 1916, waarin Colonel W. F.
Cody, bijgenaamd Buffalo Bill
over zijn avonturen als „held
van het wilde westen" ver
haalt. Toen de eerste verhalen
van Buffalo Bill destijds in
Nederland verschenen was hij
alleszins een onbekende voor
het Nederlandse publiek. De
in 1916 gestorven scout deed
namelijk met zijn Wild-West
circus ook een aantal Neder
landse steden aan, waar hij
geestdriftig werd ontvangen.
De op schrift gestelde avontu
ren van de man, leidde tot
hetzelfde enthousiasme zodat
de heruitgave ook wel af
trek zal vinden. Ook bij het
jongere publiek, dat tegen
woordig wel anders tegen in
dianen aankijkt, dan in de tijd
van de legendarische Buffalo
Bill.
HENK POSTMA
Bommel: onverwoestbaar.
Colonel W. F. Cody
Buffalo Bill, herdruk van de
afleveringen uit 1916, Uitgeve
rij Skarabee, f 12,90.