MANNETJE EN VROUWTJE SPEIEN Ondergang van de Indianen „MANNEN ZIJN SOUTENEURS" ONTDEKKEN WIE JE EIGENLIJK BENT DICK BOSCH WEER POPELAIR „EEN GOEDE INDIAAN IS EEN DODE INDIAAN...." VERBIJSTEREND BOEK kunst cultuur We wisten het allemaal al lang. Dat d e Indianen waren uitgeroeid en zo. Niets nieuws dus in dit boek. Maar niette min is het een even schok kend als ontroerend boek. Het is ook verbijsterend want het toont, misschien onbedoeld, aan dat de ondergang van de Noordamerikaanse Indianen even onafwendbaar als drama tisch was. De botsing der culturen van nomaden en sedentaire volken, diè overal op de wereld al tot sociale omwentelingen had ge leid, kreeg in Amerika een vernietigende kracht door bij komende factoren als goud vondsten, de burgeroorlog tus sen de Unie en de Confedera tie en de gigantische stroom emigranten uit de oude we reld, die de westelijke grenzen steeds verschoof met als ge volg dat er aan de „Borders" voortdurend een gezagsva cuüm bestond. Daarin hadden angstige militaire garnizoenen onder bevel van bevooroor deelde officieren en vaak slechts op eigen belang uit- zijnde agenten van het Was- hingtonse Bureau voor Indi aanse aangelegenheden vrij spel. De Indianen waren daar bij niet alleen verre in de minderheid (rond 1860 waren er nog 300.000 Indianen merendeels ten westen van de Mississippi en liep het aan tal blanke Amerikanen al te gen de dertig miljoen!). Zij hadden ook het nadeel dat ze niet gedoopt waren, een brui ne huid hadden en er een cultuur op nahielden waarvan de blaken even weinig begre pen als de Indianen van de cultuur den blanken. De Indianen zagen in de blanke man een felle hater van de natuur die de oorlog moest hebben verklaard aan heldere stromen, donkere wouden, uitgestrekte prairies en aan de dieren waarvan de Indianen moesten leven. De blanken op hun beurt beschouwden de Indianen als wilden, in het bezit van enorms lappen vruchtbare of ertsrijke grond, waarmee zij echter niets deden. In 1829 werd generaal An drew Jackson president van de Verenigde Staten. Hij was geen vriend van de Indianen die hem „Scherp Mes" noem den en hij was ervan over tuigd dat blanken en Indianen niet vreedzaam samen konden leven. Jackson had als militair duizenden Indianen, vooral Cherokezen, gedood, maar er waren er altijd nog zoveel over in het zuiden van de V.S. dat ze de blanken voor de voe ten liepen. Jackson adviseerde daarom het Congres alle India nen over te brengen naar een gebied ten westen van de Mis sissippi. In die gebieden „zou den zij kunnen leven zolang zij dat zelf wilden". In 1830 werd dit voorstel wet, maar van de bedoelde geleidelijke overbrenging der Cherokezen naar het nieuwe gebied kon niets komen omdat er in het stamgebied goud gevonden werd. Gedreven door soldaten trokken de duizenden Chero kezen geforceerd westwaarts, één op elke vier Indianen kwam om tijdens deze barre tocht, die de Indianen het „Spoor der Tranen" zouden gaan noemen. Inmiddels was de Amerika nen ook de Mississippi al niet westelijk genoeg -meer. Nog voor Jacksons wet van kracht was ,werd de „eeuwige grens" naar de 95ste lengtegraad ver schoven. Toen brak in 1847 de oorlog met Mexico uit en een jaar later werd goud gevonden in Californië. De grens bleek wederom niet eeuwig te zijn, Iaat staan heilig. Het duurde niet lang- meer of de bkirke oorlog tegen de InTn- -n -lie al bijir "19 jaar duurde en meer dan de helfi van hen had weggevaagd, be reikte ook machtige stammen van het midden-westen: de Navaho's en Apachen, de Kio wa's en Comanches, de Chey- ennes, de Arapaho's, de Sioux-- stammen van Dakota en ten slotte ook de westelijk van het Rotsgebergte levende Ponca's en Doorboorde Neuzen en zelfs de vreedzame, niet-no- madische en al met de blan ken in goede nabuurschap le vende Modocs uit Californië. Binnen dertig jaar waren deze volken uitgeroeid of ge degradeerd tot reservaat-Indi anen .Het is alleen maar ver bazingwekkend dat de 300.000 laatste Indianen, waarvan het merendeel toch vrouwen en kinderen moeten zijn geweest, de strijd nog zo lang hebben volgehouden. Onder de India nen die in de armzalige, op slecht en voor de blanken waardeloos terrein gelegen re servaten terechtkwamen, be vonden zich dan ook geen krijgers meer. Die waren alle maal gesneuveld, de laatsten bij de slachtpartij aan de oe ver van het riviertje Wounded de Kruitrivier. Gele Steen en de Kleine Grote-Hoorn (Little Big-Horn). Daar in de forten en 'o de agentschappen zaten de vertegenwoordigers van Grote Vader. Er waren zeker ook veel „Old Shatterhands" bij mannen die voo de India nen deden wat zij konden ,die Indianen beschouwden als waardige mensen maar die niettemin weinig begrepen van de Indiaanse cultuurwaar den. De praktijk was gewoonlijk dat Uncle Sam met de geld buidel rammelde. Hij wilde grond in- ruil voor (meestal weinig) dollars, voedsel, wa pens en munitie voor de jacht. De Indianen waren doorgaans door de nood waar in zij al verkeerden wel ge dwongen dergelijke betalingen te accepteren maar aan de an dere kant begrepen zij niets van dat kopen en verkopen van grond. Heimot Tooyalaket van de Doorboorde Neuzen drukte dat alq. volgt uit: de aarde en ikzelf zijn van één geest. De afmeting van het land en de afmeting van onze lichamen zijn gelijk. Zeg ko) zei het nog korter: „Men verkoopt geen aarde aarop de mensen lopen." De Indianen dus waren ge woonlijk afkering van het idee hun jachtvelden, heilige plaat sen, rivieren en wouden af te staan. Maar ze moesten ook eten. De reservaten voldeden vanaf het begin niet, ook al omdat ze dikwijls honderden mijlen verwijderd waren van de oorspronkelijke stamgebie den en vaak in totaal andere klimaten waardoor de India nen onbekende ziekten 'oplie pen. Er moesten dus andere mid delen worden gebruikt om de Indianen weg te krijgen. List, bedrog en gemanipuleer met vertalingen en interpretaties van verdragen die de Indianen met de „Grote Vader" dachten te sluiten. "Men vergete niet dat ook de Indianenleiders analfabeten waren en geen Engels spraken of verstonden. Provocatie en woordbreuk leidden dan tot strooptochten door ongeduldige jonge heet hoofden en dat was dan vol doende aanleiding om een In dianendorp door het leger te laten uitroeien. Dat gebeurde soms gruwe lijk grondig zoals bij het be ruchte bloedbad aan de Zand- Knee, niet ver van de plaats waar enkele jaren tevoren de ouders van het opperhoofd Crazy Horse hun zoon in stilte hadden begraven. Het was de vierde dag na Kerstmis, in het jaar 1890. Veel grote mannen waren gesneuveld: Manuelito van de Navaho's, Kleine Kraai van de Santees, Stomp Mes en Krom me Neus van de Cheyennes, Zilvermes van de Comanches, Cochise en Geronimo van de Apachen, Satanta van de Kio wa's en Vlekstaart van de Brulé-Sioux. Ook de overwin naars van de Little Big-Horn waren er niet meer: Gek Paard (Crazy Horse), Twee Manen. Kraai-Koning en de machtigste van allemaal Zit tende Stier (Sitting Buil). Alleen de krijger en diplo maat Rode Wolk, opperhoofd van de Oglala-Sioux die de oorlog om de Kruitrivier had gewonnen, die de blanken ook aan de „conferentietafel" zijn wil had opgelegd en die zelfs bij de „Grote Vaider" in Was hington was geweest, werd oud genoeg om de ondergang van zijn volk tot het bittere einde mee te maken. Op hoge leeftijd concludeerde Rode Wolk, wellicht de vaakst be drogen Indiaan uit de Ameri kaanse geschiedenis: „Zij heb ben ons vele beloften gedaan, meer dan ik mij kan herinne ren, maar zij zijn ze nooit nagekomen, op één na; zij be loofden ons land af te nemen, en dat hebben ze gedaan," In het begin van de jaren zestig, toen de Indianen steeds meer het veld moesten ruimen en de. verdragen die zij met de vertegenwoordigers van de „Grote Vader" in Washington sloten, alsmaar waardelozer werden, zochten vooral jonge re Indianen-leiders meer en meer hun toevlucht tot guer rilla-praktijken. Vooral de Apachen in Arizona zouden zich daar ware meesters in' tonen. De oudere stamhoofden, zoals Zwarte Ketel van de Cheyennës bleven op een in deze meer cynische tijd naïef aandoende manier gelo ven in de goede bedoelingen van Grote Vader. De Grote Vaders van die bloedige jaren zestig en ze ventig waren achtereenvolgens Abraham Lincoln en Ulysses Grant, zeker geen Indiancnha- ters maar ver verwijderd van ons, als U dat kunt zeggen, dat U gezonden bent door de Scheppende Macht om met ons te spreken. Misschien denkt U dat de Schepper U naar hier gezonden heeft om met ons te doen wat U goeddunkt. Als U gezonden was door de Schep per, zou ik misschien gedacht hebben, dat U het recht had om over mij te beschikken. Begrijp mij niet verkeerd, maar heb begrip voor mij en mijn liefde voor dit land. Ik heb nooit gezegd dat het land aan mij behoorde, om ermee te doen wat mij goeddunkt. Degene die het recht heeft er over te beschikken is degene die het geschapen heeft. Ik eis het recht in mijn land te mo gen leven, en ik erken Uw recht om in Uw land te le ven". Gek Paard (Tashunka Wit- kreek in november 1864. Kolo nel Chivington die zich in het openbaar voors.ander had verklaard van het scalperen van Indianen en het doden van kinderen onder het motto: „Neten rqaken luizen!", viel daar het onverdedigde dorp van de groep van Zwarte Ke tel aan. Mannen, vrouwen en kinderen werden op een beest achtige manier omgebracht en verminkt, hoewel Zwarte Ketel zwaaiend met een Ame rikaanse en met een witte vlag om vrede smeekte. Het was uitsluitend aan de onge disciplineerdheid en dronken schap van de troepen te dan ken dat een aantal Cheyennes en Arahapo's, waaronder Zwarte Ketel zelf, het bloed bad wisten te ontvluchten. Dit drama aan de Zand- kreek had grote gevolgen. De Indianenstammen sloten zich JULIUS FAST: DE KLOOF TUSSEN MAN EN VBOUW en hoe die te overbruggen (uitg. Weten schappelijke uitg. f 12,90). Met vorige in het Nederlands vertaalde boek van Fast „De taal van het lichaam" is nogal aangeslagen. Ik was er niet zo enthousiast over, maar het schijnt „in een behoefte te voorzien". In dit boek pro beert Fast aan te tonen, op welke factoren de onderlinge strijd tussen man en vrouw berust. Ook in dit boek gaat hij op de obligate toer, maar waarschijnlijk daardoor voor velen zo herkenbaar. Mannen en vrouwen zitten vol met voorgevormde rol-opvattingen: Zó is de man, zó is de vrouw nu eenmaal. Een soort borrel praat, waarvan Fast talrijke voorbeelden geeft. De wat on genuanceerde plakplaatjes, zo in de geest van „mannen le ven nu eenmaal in de overtui ging dat vrouwen geschapen zijn om overheerst en gebruikt te worden" Of: „Tot in het paleolithische tijdperk zijn de vrouwen psychologisch over tuigd geweest van hun eigen lichamelijke en verstandelijke minderwaardigheid. Door tal loze eeuwen heen hebben mannen en vrouwen het met deze onverzoenlijkheid weten te rooien". Aan het eind van ieder hoofdstuk geeft Fasl wat spe len aan met twee kartonnen poppetjes (mannetje-vrouwtje: uit de achterkaft te halen), die de geijkte rollen moeten doorprikken. Maar omdat deze rollenspelen vrij oppervlakkig zijn, kunnen ze evenzeer be vestigen. Die hoofdstukken hebben o.a. als inhoud: Hoe ziet de man een vrouw; hoe de vrouw de vrouw en hoe de man; hoe zien de mannen zichzelf; aggressiviteit en sex; seksuele gelijkheid; de grote misvatting etc. Omdat Fast zélf niet zoveel en diep denkt, maar veelal anderen aanhaalt brengt hij wel veel interessant materiaal bij elkaar. Maar ook dit is door zijn eigen keuze- zeef gegaan. Hoewel hij met de spelletjes in dit boek de afgezaagde spelen-van-een-rol door mannen en vrouwen bin- nenste-buiten wil keren, is dit toch een typisch mannen-boek. Uiteindelijk wil hij het maar laten zoals het is „altijd zo geweest" maar speelt de Grote Verzoener: „juist in de verschillen tussen de seksen in de eerste plaats de bron vinden van de onderlinge aan trekking. Als wij kunnen le ren ophouden met het gebrui ken van onze verschillen als wapens. .etc." Het is iets, maar wat daarna komt moet komen verzwijgt hij, of ziet hij niet. HANNELOKE SCHÜTZ: DE GEDRESSEERDE VROUW (Uitg. In den Toren-Athos - f 8,90) Een antwoord op het boek „De gedresseerde man" van Esther Villar; kritisch en furieus inhakend op talloze beweringen van Villar, die Scbütz nog lang niet ver ge noeg gaan. Met Greer en vele anderen is daarmee de eman- cipatie-lectuur wéér gegroeid. Dat Hannelore de zaak verder brengt, kan moeilijk gezegd worden. Ze komt nog steeds •niet veel verder met dit pro bleem want dat is het in derdaad dan nogmaals een woedende opeenstapeling te geven van feiten, die moeten aantonen hoe beroerd de vrouw het heeft in ons maat schappelijk bestel en hoe de man haar 'voortdurend belazert om zijn haan-koning te kun nen laten kraaien in het hok. Het kan best zijn, dat dit soort lectuur nog nodig is om talrij ke vrouwen bewust te maken van de situatie waarin zij zich bevinden en uit de valse waan te halen", dat alles zo gek nog niet is." ,,De meeste mannen zijn souteneurs", zo begint dit boek van dik hout zaagt men planken. Recht voor zijn raap. Hij buit zijn vrouw uit. Zij werkt voor hem zonder loon cn heeft daarbij min der vrijheid dan de snol op de hoek van de straat. De meeste vrouwen zijn totaal afhanke lijk van hun mannen. Finan cieel en ook maatschappelijk. Hij vond het onderscheid uit tussen „jufrouw" en „me vrouw" een onderscheid dat mannen niet kennen bij hun eigen kunne als passend in het „systeem" van dressuur: een onbemande vrouw is maar niets; de man maakt haar. Hij weert haar uit het openbare leven, houdt de deur voor haar open, trekt behulpzaam haar mantel uit etc. Allemaal dres- suurmiddelen...Ook de woning bouw, de konijnenhokken in de slaapsteden (buitenwijken) is een mannen-uitvinding. „Natuurlijk zijn er vrouwen, die het een genoegen vinden," aldus Schütz, „die bij de aan blik van de vlekkeloze was orgastische trillingen ervaren als nooit tevoren onder of bo venop een man; die de Witte Reus als ware het een min naar ontvangen. Er zijn vrou wen, die de groeikracht van hun kamerlinde belangrijker vinden dan de aandriften van alle mannen bij elkaar, en vrouwen die zich pas bewust worden dat er demonstraties aan de gang zijn, wanneer er een steen door de ruit vliegt en een of ander snuisterijtje sneuvelt. Zulke vrouwen zijn er. Zij zijn de mannen wel kom. Want deze vrouwen zul len geen vragen stellen.' In deze geest gaat het boek door en doorklieft het hele maat schappelijke leven, zoals dat door de mannen in elkaar ge timmerd wordt. Uiteraard zit er nog veel waarheid in dit boek. Wie als man overdag bv. in eigen bedrijf de koppen en de „stoelen" eens telt, komt op dit gebied nog tot talrijke vraagtekens, waarop geen zin nig antwoord is te geven. Wat je in dit boek mist is: het blootleggen van de historisch- psychische achtergronden voor het ontstaan van deze scheef gegroeide maatschappij en vandaar uit een handreik om er gezamenlijk iets aan te doen, vooral aan de mentali teit. Eerst vanuit een andere mentaliteit, kan er iets veran deren aan een maatschappij structuur, die het bv eindelijk eens mogelijk moet maken voor mannen èn vrouwen op fifty-fifty basis (gelijke ver antwoordelijkheden en taken binnen èn buitenshuis) te le ven. Dit boek drijft de man nen in de hoek. Misschien ver dienen ze het wel, maar het lijkt me niet de beste metho diek om dit onderwerp posi tief te beïnvloeden. IIANS KORTEWEG: SPEL EN TEGENSPEL (Uitg. Bert Bakker - f 13,50) Een vriend die ik al een paar keer had trachten uit te leggen wat mijn werk inhield meende dat ik iets als groepseks organi seerde", schrijft Korteweg in de inleiding van dit boek. Hoewel er steeds meer litera tuur komt over de zogenaamde sensitivity training, non-verba le communicatie e.d. blijft er bij velen een levensgroot mis verstand overeind. Argwaan. Die argwaan is dan gericht op anderen en niet op zichzelf. En dat is juist één van de kernpunten van dit soort trai ningen: komen uit het vrijblij vende gepraat over jezelf, maar DURVEN leren ontdek ken, wie je bent. Breken uit de facades, die we allen om onze ingekapselde natuur heb ben gebouwd; het ontdekken van het wezenlijke in de men selijke relaties, uitstijgend bo ven het vriendschappelijk rechtop zitten en pootjes ge ven. Behalve het feit, dat deze trainingen ook misbruikt kun nen worden (dankzij deze trainingen van het kader, kan Dow Chemical nog meer na palm fabriceren) en de sensa- tielectuur er gretig gebruik van maakt, verschijnt er ge lukkig ook veel serieuze lec tuur over. Dit boek van Hans Korteweg is een eerlijk boek, geschreven vanuit eigen erva ringen als trainer. Hij doet dit al improviserend en met de nodige relativiteit om een bijna religieuze verheerlijking uit de weg te gaan naar wel aan stekelijk. Geen systematisch handboek, maar ervaringen met zichzelf, met groepen, ge sprekken met anderen, reac ties van mensen, die deze er varingen opdeden. Eerlijk en vaak indringend. Bovendien geeft hij na ieder hoofdstuk „huiswerk" oefeningen, waar mee we zelf mogelijk kunnen werken. Korteweg: „We zijn volgepompt met cijfers en kennis en technieken, maar we hebben niets geleerd over onszelf en we hebben niet ge leerd met elkaar als met gelijk waardige mensen samen te leven. We zijn levensvreemd gebleven. Je kunt gaan besef fen dat je niet slechts een produkt van je omgeving bent, maar dat je kunt kiezen en dat je de omgeving kunt veran deren. Sensitivity is geen ge- zondheidsfabriek. De mensen worden zich bewust van hun gevangenis. Ze ervaren dat er andere mogelijkheden zijn. Ze komen weer tot zelfgesprek en ze gaan meer openstaan voor hetgeen anderen hun te zeg gen hebben". Alleen degenen, die dat niet willen, moeten dit boek maar niet lezen. Of toch? HENK EGBERS. nauwer aaneen, de stemmen van de meer vredelievende stamhoofden verzwakten. Niet in het minst omdat kolonel Chivington uitgerekend de ne derzetting had overvallen waarin zich Zwarte Ketels „vredespartij" der Cheyennes had gevestigd. De meeste lei ders daarvan, op Zwarte Ketel na, waren nu dood. Het hoogtepunt van de der tigjarige Indianen-oorlog in het Midden-Westen komt, als de machtige Sioux en hun bondgenoten zijn teruggewor pen op de gebieden die hen het heiligst zijn: Paha Sapa of de Zwarte Heuvels in het stroomgebied van de Grote- Hoorn en de Kleine Grote- Hoorn. In de zomer van 1876 doet zich daar een reeks schermutselingen voor met verschillende colonnes opruk kende militairen. Het gebied moet opengelegd worden on danks het verdrag van 1868 waarin (ondermeer) stond: „Geen blanke persoon of per sonen is het toegestaan zich te vestigen op enig deel van het gebied, of zonder toestemming van de Indianen in dat gebied te reizen". Nu „reisden" er meer dan duizend soldaten onder bevel van generaal „Lang Haar" Custer en honderden goudzoe kers die afkwamen op Custers lokroep dat de Zwarte Bergen „vanaf de wortel van het gras" vol lagen met goud. Op 25 juni 1876 kwam het tot een massaal treffen dat de geschiedenis in zou gaan als de Slag bi.i Little Big-Horn. Vele honderden Sioux India nen en krijgers van bevriende stammen vielen Custers leger macht aan van drie kanten. „Het bloed van de mannen was heet en hun harten vol toorn, en zij maakten geen ge vangenen die dag", zei later de nicht van Zittende Stier, Pte-San-Was te-Win. De Indianen onder aanvoe ring van Zittende Stier, Gek Paard, Kraai-Koning en Twee Manen doodden die dag alle soldaten van Custers Colonne, met inbegrip van de generaal zelf. Maar er waren nog veel meer soldaten onderweg naar de Little-Big-Horn en de krij gers van Zittende Stier had den bijna geen munitie meer. En zo verlieten zij, ondanks hun overwinning, -het heilige Paha Sapa. Elke stam ging zijn eigen weg. De ondergang of. een stinkend reservaat tege moet. De ondergang van de India nen in Noord-Amerika is waarschijnlijk nooit zo indruk wekkend beschreven als in „Begraaf mijn hart bij de bocht van de rivier" van de Amerikaanse historicus Dee Brown. Dat komt vooral omdat Brown zijn boek heeft opge bouwd met getuigenissen van de Indianen zelf. In de prach tige beeldende taal waarvan de geestelijk ontwikkelde analfabeet zich bedient, ver tellen tientallen Indianenlei ders hier zelf over wat hen overkwam. Hun woorden zijn teruggevonden in de vorm van notulen en aantekenin gen, gemaakt tijdens de veie onderhandelingen van opper hoofden met grenscommissies, ook in de vorm van in beeld schrift opgetekende versla gen. Ontroerende, naar vredezoe- kende en visionaire woorden die in schrille tegenstelling staan tot de onsterfelijk ge worden uitroep van generaal Sheridan tot Comanche-opper- hoofd Zilver Mes: „De enige goede Indianen, die ik ooit heb gezien waren dood! WIM KOCK Het moet al wel zo'n 25 jaar geleden zijn dat Winnetou, het opperhoofd der Apachen, door mijn dromen spookte. Winnetou is terug in mijn dromen, al heet hij thans beur telings Cochise, Red Cloud, Sitting Bull of Crazy Horse want ik heb wéér een sterfscène gelezen: de dood van een heel ras. Het nieuwste indianenboek heet: „Begraaf mjjn hart bij de bocht van de rivier". Het is net verschenc bij uitgeveiij Hoilandia - prijs f 29,50. Indianen zijn gedegradeerd tot toeristisch verschijnsel De sterk toegenomen be langstelling voor het beeldver haal resulteerde enkele jaren geleden al in het opnieuw uit geven van een serie Bommel- verhalen. De uitgeverij Skara- bee heeft nu het initiatief ge nomen om twee andere Maar ten Toonder creaties te her drukken: de om zijn wijsgeri ge uitspraken bekende koning Hollewijn en het goudeerlijke brave ventje Panda. Van bei den zijn twee paperbacks ver schenen met heiden in totaal 5 verhalen, terwijl er nog even zoveel herdrukken op stapel staan. De vaak briljante teksten, die bij Toonder onder de al tijd uitstekende tekeningen te vinden zijn, maken steeds weer op zeer speelse wijze maatschappelijke verhoudin gen en ontwikkelingen duide lijk, die vooral in deze tijd bijzonder actueel zijn. Toon ders figuren staan dan ook bijna allemaal symbolisch voor bepaalde groepen mensen uit de samenleving. Gaat het bij Bommel en Hollewijn voornamelijk over groepen en ontwikkelingen in de maatschappij, bij Panda gaat het wat meer om. de ver schillende personen in de ver halen en wel in het bijzonder om de onbetrouwbare figuren, die er steeds weer in rond blijken te lopen. De les die Panda steeds weer uit al zijn lotgevallen leert, is dan ook dat het in de wereld hard toegaat en dat je eenmaal op eigen benen staand, best aller lei betrekkingen kunt krijgen, maar dat daar zelden een net te bij is. Maarten Toonder Ko ning Hollewijn- en Pandaserie, Uitgeverij Skarabee, per deeltje f 7,90. Alfred Mazurc Dick Bosch 9-12, Uitgeverij De Ar beiderspers, f 11,50. Opmerkelijke uitgave tussen de echte stripboeken is de derde Dick Bosch bundel met weer vier intrigerende detecti ve verhalen, waarin Alfred Mazure de koelbloedige speur der allerlei misdaden laat op lossen. Ditmaal triomfeert Dick Bosch, die dertig jaar geleden een van de meest po pulaire striphelden was In de verhalen Dr. X, Jiu Jitsu Gas en De Blauwe Diamant. Een boek, dat jeugdherinne ringen op moet roepen bij bij na alle dertigers in Neder land. Voor nog oudere lezers is overigens ook een boek op de markt verschenen, dat een stuk jeugdsentiment tot- nieuw leven wekt. Het is een heruit gave van vijf „stuiverromans" uit 1916, waarin Colonel W. F. Cody, bijgenaamd Buffalo Bill over zijn avonturen als „held van het wilde westen" ver haalt. Toen de eerste verhalen van Buffalo Bill destijds in Nederland verschenen was hij alleszins een onbekende voor het Nederlandse publiek. De in 1916 gestorven scout deed namelijk met zijn Wild-West circus ook een aantal Neder landse steden aan, waar hij geestdriftig werd ontvangen. De op schrift gestelde avontu ren van de man, leidde tot hetzelfde enthousiasme zodat de heruitgave ook wel af trek zal vinden. Ook bij het jongere publiek, dat tegen woordig wel anders tegen in dianen aankijkt, dan in de tijd van de legendarische Buffalo Bill. HENK POSTMA Bommel: onverwoestbaar. Colonel W. F. Cody Buffalo Bill, herdruk van de afleveringen uit 1916, Uitgeve rij Skarabee, f 12,90.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 8