Handel en wandel van iconen Denkend op zoek naar de stad van morgen in het plan 2000 Van geloofswaarde naar marktwaarde is de realiteit kunst cultuur 0 Maria Gedorouskaja icoon van Russische oorsprong; stamt uit de 18e eeuw. In cultureel centrum De Beyerd te Breda is momenteel (tot en met 12 november) een grote iconententoonstelling te zien. De beelden, die eens met grote piëteit geschilderd en vereerd werden zijn nu te koop. Daar wordt gebruik van ge maakt en het koop-publiek is opvallend jong, ondanks de prij zen, die niet beneden de 1000 liggen. Wat zijn de oorzaken van het feit, dat „het oosten" nu deze religieuze voorwerpen als exportartikel afstoot en „het westen" er veel geld voor op tafel legt? Robert Roozemond, directeur van het instituut POK, dat de iconententoonstelling verzorgt, weet daarover o.a. het volgende te vertellen: „Iconen zijn, zolang ze ge maakt werden, betaald en ver kocht. Alleen de methode en vooral de prijs is veranderd. De morele problemen, die vroeger de gelovige iconen schilder had op het moment dat hij geld moest ontvangen voor zijn arbeid, zijn er nu nog bij degene die „gelooft" in de iconen die hij verhan delt", aldus Koozemond. „De iconenschildér en de or thodox gelovigen vonden steun en troost in de ontmoeting met hun Christus, hun Maria, hun beschermheiligen, persoonlijk aanwezig in de icoon en daar ligt voor een groot deel de-magie der iconenkunst: de icoon is niet, als het heiligen beeld in de westerse kerk, een stap naar de heilige, een soort hulpmiddel bij de benadering der hemel nee, het is de heilige zelf, Nikolaas, Chris tus, Maria- persoonlijk aanwe zig in de icoon. En met heili gen ga je met sjacheren. Zo zaten vroeger de iconen schilder en de koper elk aan een kant van de tafel. Voor de schilder lag de icoon, voor de koper de afgesproken betaling, en op een moment werd dan van stoel geruild. Meestal was die koper een van de miljoe nen lijfeigenen die het grote Rusland „rijk" was en de icoon dan een simpel stuk handwerk waartegenover een „ruil" van enkele kopeken stond, (de zogenaamde „volks iconen" die, vooral in de 19e eeuw met honderdduizenden in schildersateliers werden vervaardigd). Vaak was de ko per een lid der adel, die een tot in de kleinste details rijk uitgewerkte icoon met de goed gehonoreerde „meesterschil der" ruilde voor vele goudroe bels. Dikwijls was de op drachtgever een vorst, die een kerk liet bouwen en een soms alom beroemd en geëerd schil der met zijn leerlingen de ge hele iconostase en alle fresco's liet vervaardigen. De kerk tenslotte, met geld zowel van lijfeigenen als adel, als ver kregen uit eigen (klooster)ar- beid, o. a. het maken van iconen, bouwen liet kloosters bouwen en haar monniken schilderden de vreugde van het geloof. Zo ontstonden in het gebied der orthodoxie het grootste geloofsgebied ter we reld miljoenen iconen. De kleinere huisiconen, die elke orthodox gelovige in de mooie' hoek van zijn kamer had, tot aan de metershoge kunstwer ken in de grote kerkwand. Geënt op de Byzantijnse beeldvorm kent de christelijk orthodoxe iconografie twee hoofdgebieden: de Griekse en de (Russisch) Slavische ico nenkunst. De Griekse iconen zijn in het westen het eerst „ontdekt" en begeerd, Dat begeren heeft bij de Griekse iconen veel nare ge volgen gehad. Verzamelaars en vooral mindergewetensvolle handelaren soms Werkend onder 'n mom van re religieuse betrokkenheid stimuleerden in grote mate het „namaken" (een voorzichtig woord voor vervalsen) van oude Griekse iconen. Iconen, die bij elke over dracht weer een eeuw ouder werden gedateerd en de goed gelovige bewonderaar in het „westen" betaalde een antieke prijs voor een (soms wel fraaie) nieuwe schildering op oud hout- om van de opge plakte en geverniste reproduk- ties maar niet te spreken. Natuurlijk zijn daarmee niet alle Griekse iconen als slecht te bestempelen ,maar zeker is, dat van de honderden Griekse iconen die de laatste drie de cennia in ons land verhandeld zijn vooral in Limb, en Bra bant het merendeel „fout gedateerd" is. Toen wij drie jaar geleden een iconenexposi tie in 's-Hertogenboscli had den, kwamen bijna dagelijks de „gelukkige" bezitters met hun iconen en vroegen om een oordeel meestal tot hun te leurstelling, maar helaas wei nigen durven hun vergissing te erkennen en bij de verko per verhaal te halen. Bij mijn eerste iconenexpo sitie in 1968 heb ik nog niet eens één oog in het land der blinden trots ook een in bruikleen en ten ver koop gegeven collectie Griekse iconen „gegarandeerd 12e-17e eeuw" getoond; de blaren op mijn gebrande vingers hebben heel lang zeer gedaan en ik „beperk" me nu tot de Russi sche (Slavische) iconen. Zijn er dan geen „valse" Russische iconen Nauwelijks: In West-Duits land zitten twee ateliers waar zéér oude Russische iconen (14e-17e eeuw) worden „geko pieerd" fraaie sier voor en kele „handelaren", goede straf voor snobs die datering belang rijker vinden dan zuiverheid en hun illusie duur moeten betalen maar voor elke in sider zijn ze herkenbaar. Ver der zijn er zoveel echte Russi sche iconen voor (nu nog) re delijke prijs te koop dat het (nog) geen zin heeft deze te gaan vervalsen. Wat niet weg neemt dat ook bij de echte iconen de „waarde", die de leek er aan toekent, vaak meer illusie dan realiteit is. De trotse bezitters die hun „17e eeuwse meestericoon die wel 10.000 gulden waard is" door de kenner horen be schrijven als een 19e eeuwse volksicoon met zilverpapierver siering, komen dagelijks bin nen. Maar hier is geen opzet bij de vervaardiging in het spel, alleen valse hoop, soms wat menselijke hebzucht, goed gebruikt door de verkoper. Willen de Russen er van af Niemand zal ontkennen, dat de politiek in de Sovjet-Unie van grote invloed is geweest op het verval waarschijn lijk zelfs jarenlang onderdruk ken van het geloof. Maar dat is een historische eigen schap die ook ons in het wes ten niet vreemd was. Nu in de USSR der zeventiger jaren is er zeker geen sprake meer van onderdrukking der kerk, integendeel de sa menwerking tussen staat en kerk, is goed. Dat de staat zich hier uitsluitend interes seert voor de culturele-kant der samenwerking en geen be moeienis wenst in geloofsza-? ken kan slechts gunstig zijn. Het was bij de revolutie van 1971 niet primair de partij pro paganda die de iconen bij het volk naar de kelder of de zolder deden verhuizen, het was het spontaan zich afwen den van een kerk die zich symbool had gemaakt van het ondraaglijke juk van het tsa risme. De communistische an- ti-reldgieuse propaganda viel in vruchtbare aarde, omge ploegd door de zweepslagen en bajonetten der door de kerk gesteunde adel. De kerk heeft sindsdien veel geleerd en dat strekt haar tot eer. Niet ten onrechte zijn de kerken in de Sovjet-Unie dan ook goed bezet en neemt het aantal ge lovigen toe. En vandaag de dag herrijst de oude cultuur als een Phoe nix uit de as van een politieke omwenteling, een burgeroorlog en een wereldoorlog. Alle vroegere kloosters en krem- lins, kathedralen en dorps kerkjes die hun funktie heb ben verloren worden door de staat van binnen en buiten gerestaureerd- Van de kloos ters die nog in gebruik zijn zoals het seminarie in Zagorsk en de kerken en kathedra len waar de gelovigen nog da gelijks zingen en bidden, wordt het gebouw door de str.at gerestaureerd en de ico nen op kosten van de kerkge meenschap, waarbij de staat experts beschikbaar stelt. Ico- nostases worden aangevuld, fresco's teruggebracht óók in de nog voor hun oorspron kelijke doel gebruikte kerken. Geregeld ook worden in de Sovjët-Unie nieuwe musea ge opend met een schat aan vaak bijzonder knap gerestau reerde iconen. De reizende experts van het Russische Staatsinstituut regis treerden in de ongeveer acht jaar dat zij nu bezig zijn met het opsporen van ongeveer 20.000 iconen; op het totaal van de zeker nog honderddui zenden iconen in het voorma lige Groot-Russische rijk, is dit een gering aantal. Zodra een icoon, hetzij aan een museum, een Russisch verzamelaar of een exporteur verkocht is, ontvangt de eige naar het getaxeerde bedrag minus 10% voor de staat. Vooral de laatste 5 jaar is de interesse voor de Russiche iconografie in het westen enorm toegenomen. Steeds meer exposities worden geor ganiseerd en de iconen die reeds lang in het westen wa ren (meegenomen door emi granten in de jaren 1917 - 1920, verkocht tussen de twee wereldoorlogen omdat de maa-g toen meer hongerde dan het hart en meegenomen in de tweede wereldoorlog) kwamen te voorschijn. Velen ontdekten de magi sche kracht, de „verstilde" emotie van deze kunst en ver rijkten hun huis met een icoon of bouwden een hele collectie op. Natuurlijk bleef dat in d „han del' in de prijzen, niet ongemerkt. De lange onder waardering van iconen had het mogelijk gemaakt voor enkele honderden guldens en soms voor enkele tientjes een fraai stuk te veroveren. De tientjes zijn nu duizenden geworden, de honderden tienduizenden. Nog steeds loopt de „markt waarde" v-'an iconen per jaar op met 20 - 50 afhankelijk van.de kwaliteit. Iconen onder de duizend gulden zijn nauwe lijks meer te krijgen of min der van kwaliteit en kunst waarde. De „grote" stukken zijn zoals nagenoeg alle ou de kunst harde beleggiwgs- projecten geworden. De expositie die nu in de Beyerd te Breda wordt geor ganiseerd, omvat hoofdzakelijk iconen uit de periode van 1650 - 1850- Vele van die stukken komen uit oarticulier bezit en zijn voor deze expositie in bruikleen gegeven. Bij de ver koop van alle belangrijke ico nen, waarvoor wij mogen be middelen, stellen wij als voor waarde, dat wij de icoon later mogen lenen. Daarmee schep pen wij een reserve aan ico nen voor de vervulling van onze eerste taak: het organise ren van exposities. Bovendien lossen wij zo een andere mo rele schuld in de plicht tegenover de Sovjet-Unie om een beeld te geven van de grote cultuur van het oude Rusland en de wijze waarop deze nu een herwaardering vindt. Historie van de Russi sche iconografie, het vervaar digen van een icoon, dia's van details der iconen, films over het Mouskouer Kremlin en de kathedralen tonen de achter gronden van deze grote kunst vorm. 0 Allerheiligen icoon van Griekse oorsprong; stamt uit de 17e eeuw. „Het is heel merkwaardig, dat liefde voor de oude iconen, dat begrip voor de oude iconen in het westen terugkeert, juist in een periode van een diep ingrijpende (maar tegelijk misschien hoopgevende) crisis in onze kerken. Ligt hieraan veelal niet ten grondslag een worstelen om een dieper be grip van het kerkbesef, van het wezen der eeuwige, mys tieke kerk, die alle begrensdheid van tijd en ruimte te boven en te buiten gaat. Wat is de kerk? De icoon kan wellicht het beste gedefinieerd worden: niet als een kunstwerk uit een ver verleden, niet als een stuk interessante folklore, noch als een facet van kerke lijke kunst, maar als een glimp uit een wereld van volko menheid, van licht en van waarheid. Ook de icoon kan het best gedefinieerd worden met dat laatste woord van alle theologie, van alle liturgie, van alle sacrementele symboli sche werkelijkheid, met het woord: mysterium." P. IIENDRIX. 0 Altaarkruis uit Macedonië uit de 18e eeuw. Op het houten binnenkruis afbeeldingen nan Johannes de Doper en de vier evan gelisten. Handel en wandel der ico nen hebben ons in hét westen de ogen doen opengaan voor een cultuur die vreemd ge noeg in Nederland in geen enkel museum is vertegen woordigd maar misschien dat ook hier dé overheid nog bekeerd zou kunnen wor den". Zondagochtend 10 uur in mijn kamer van het Metropole hotel te Moskou: de telefoon rinkelt. Onze Russische reis- leidster Margarctha vraagt mij om naar beneden in de hal te komen voor de geplande sight seeing. Als ik haar vriendelijk vertel dat ik niet meega, maar in de St.-Nicolaas kathedraal de heilige mis ga bijwonen en tevens de ikonenschilderingen wil bestuderen, antwoordt zij beslist „dat ik veel beter met de touringcar kan meegaan om het besneeuwde Kremlin te fotograferen... trouwens in die kerk vindt u alléén maar oude mensjes, die kaarsjes opsteken voor de ikonen". Dan herinner ik haar eraan, dat zij mij heeft verzekerd, dat ik als vrij mens in Moskou kan gaan en staan waar ik wil. Okay. Eni ge uren later sta ik met een gezagvoerder van de KLM in een stampvolle kerk, door drongen van geurige wierook, brandende kaarsen en olielam pen, die een beweeglijk spel oproepen in de goudglanzen der eeuwenoude kleurrijke Ikonen. Tussen die opeenge pakte menigte, letterlijk schouder aan schouder, waar van ik weet, dat zij bijna 3 volle uren zullen blijven staan, luisterend, biddend, zin gend tot juichend toe, voel ik mij plotseling mede opgeno men in één ritme, in één le vensadem. Ver weg van huis, word ik mij hevig bewust van de universaliteit van het chris tendom ,maar óók, dat buiten deze tempelmuren reeds meer dan een halve eeuw de „God is dood" propaganda haar ijze ren regime oplegt. Dit kleur rijk visioen, soms schuil gaand achter een sluier van wolken wierook, wordt geschraagd door een gemengd koor van bewogen gezangen, dat een subliem klankbeeld oproept, een klankbeeld van de zwij gende kerk. Opzij van de ikonostase, vooraan, zie ik twee met bloemen versierde, nog open lijkkisten, man en vrouw liggen hier opgebaard, om ringd door him vele familiele den. Een grijze vermoeide po pe loopt rond de kisten, al maar wierokend en biddend, de laatste eer gevend aan hun lichamen. Het enige wat ik kan verstaan, uit zijn gepre vel, dat Christus verrezen is, en zij met hem zullen verrij zen.... Christos Voskresnje. In hun verstijfde handen om klemmen zij, op hun borst ge drukt, een ikoon van Christus, de Kyrios. Méér nog dan de Griekse Ikonen die ik zag in de ,kerr- ken van Beiroet en Damas cus, viel het mij op, dat de Russische ikonen uitmunten door hun warm verfijnd colo- riet, etherisch van expressie en ook van een diepe ootmoed. Leon Ouspensky, de befaamde professional in Parijs zei mij eens: „Men bespeurt erin de nostalgie van het verloren pa radijs". Na getracht te hebben een passerende pope te benaderen, om hem te vragen achter de ikonostasewand de liturgie te mogen bijwonen, wat hij en kel beantwoordde met een milde glimlach, aarzelde ik niet langer en trad door een zijdeur naar binnen. Tot mijn grote verbazing kwam de dienstdoende clerus direct naar mij toe en allen omhels den mij zonder iets naders te zeggen of te vragen, mijn zwarte monnikspij was hun voldoende, ik voelde mij opge nomen. De camera en de flits, die ik vroeg te mogen hante ren waren geen bezwaar, later maakte men zelfs het grapje, dat mijn flitsen deden denken aan de lichtstralen op de Tha- borberg.... zo zijn de Russen. Enige uren later stond ik weer op het Kremlinplein met de alles ziende waakzame Kremlinpolitie en hun sner pende fluitjes, een hunner een vriendelijke reus, wenkte mij toe, toen bij het slaan van de reusachtige klok uit de Spass- kaya toren, de officiële wacht- aflossing plaatsvond aan het mausoleum van Lenin. Zijn portretten vindt men door de gehele stad. Vaak in ontzag wekkende formaten gefotogra feerd. Trachten de Sovjetmi nisters misschien de levende tradities van hun volk om te buigen naar hun regime? Bij voorbeeld de cultus van de ikonen naar de cultus van de geestelijke vader van de Sov jet Unie? Temidden van een grote mensenmenigte op het Kremlinplein, werd ik bena derd door een jonge vrouw, die vloeiend Frans sprak, ze bleek een verslaggeefster te zijn van de Prawda. Ze infor meerde naar mijn professie en wat mij vooral boeide in hun cultuur. Ze straalde toen ik vertelde, dat mijn reisgroep opgetogen was over de „e- gards" waarmee wij ontvan gen waren. Zij straalde niet meer toen ik o-a. vertelde, dat Stalin na 1945 wagonladingen vol met ikonen naar het Wes ten stuurde in ruil voor Ame rikaans graan. De volgende ochtend bij het ontbijt lag de Prawda naast mijn bord. Ma- rella onze reisleidster, vertaal de niet zonder enige fierheid, dat een latijnse monnik uit Amsterdam, grote bewonde ring had getoond voor wat de regering allemaal deed, voor het behoud van de culturele erfenis, met name de laborato ria en hun eminente vakspeci alisten, voor het redden, con serveren der eeuwenoude iko nen en fresco's. Ik had mij hierover, dankzij de hartelijke onvermoeide toewijding van de reisleidster volledig kunnen informeren, een uitnodiging bracht mij in contact met de technische staf van het „Tret- jakow" museum en „Andron- nikow" klooster alwaar de vele vrouwelijke restaurateurs werken aan de eeuwenoude, beschadigde, vaak totaal zwart geblakerde, en overgeverfde ikonen. Hun uitstekende procédés be drijven zij met engelengeduld en precisie, soms volledig af wijkend van onze methoden in het Westen. Gelukkig voor mij, had ik met twee Frans sprekende dames een vrucht baar gesprek. Afgezien van een zekere schroom waren zij mededeelzaam tot het inzage geven zelfs van hun chemische vondsten. Zij toonden mij bij voorbeeld hoe zij via röntgen- opnamen, een 13e eeuwse ikoon onder 2 lagen overschil deringen uit de 17e en 19e eeuw konden te voorschijn ha len, een prestatie die raak vlakken heeft met perfecte chirurgie. Men kopieerde ook antieke ikonen, louter en al leen, om de uiterst moeilijke tempera-techniek en bladgoud behandeling meester te wor den, zoals de monniken van de Athos dit volgens hun pod- linniks" voorschriften pleeg den te doen. Men make zich echter niet al te veel illusies, men beoogt alleen het cultuur erfdeel van vele eeuwen te behouden en niet het minst de ontzaglijke financiële waarden die deze kunstschatten vertegenwoordi gen. Religie is voor de staat een fictie, althans...zo schijnt het. De ikonen gaan verdwij nen na conservering en restau ratie naar de expositie- en museumzalen, in plaats van naar hun oorspronkelijke be stemming, de kathedralen en de kapellen, die trouwens veelal voor geheel andere doel einden zijn ingreicht. Toch blijven zij in die onmetelijke gebouwen van de Sovjetstaat voor de eindeloze stromen Russen en toeristen van alle volken ondanks een be klemmend atheïsme en mate rialisme, de stralende trans- cedente getuigen van Christus' boodschap aan de mensheid- St. Paulus Abdij, Oosterhout Frère JeanMarie O.S.B. We bouwen de boel vol. Ze ker ons land is één grote stad aan het worden. Ons land be zit, relatief, de meeste cara vans. We vluchten uit de stad om elders nieuwe opstoppin gen te veroorzaken. De stad ervaren we doorgaans als een onleefbare leef- en woonsitua tie. De rapporten, die pleiten voor een opnieuw woonbaar maken van de stad, stapelen zich op. „Het herkennen van de toekomstige stedelijke pro blemen is slechts ons eerste probleem. Het tweede, dat nauw met het eerste samen hangt, is: hoe moeten we onze selectie maken voor dc bestu dering binnen het raam van Plan Europa 2000?" Dat schrijft de wetenschappelijke commissie van het Plan 2000 van de Fondation Européenne de la Culture. Dit plan wil een gecoördineerd interdisciplinair en internationaal programma van de op de toekomst gerich te studies, om inzicht te krij gen in de problemen, die Eu ropa te wachten staan en een bijdrage leveren tot hun oplos singen. Het studieprogramma omvat vier projecten: Opvoeding en onderwijs; de menis en de in dustrie, urbanisatie en de landbouw. „OP ZOEK NAAR DE STAD VAN MORGEN (uitg. Kluwer f 24,50) is de éérste publicatie uit het project urba nisatie. Een aantal probleem gebieden op het terrein van de verstedelijking, werden sa mengevat in paragrafen, die begin 1970 werden toegezon den aan vooraanstaande Euro peanen, die werken op ver schillende terreinen, samen hangend met de urbanisatie. Dertien bijdragen, als reacties daarop, vormen de 273 pagi na's van dit boek, waarin de wel zeer uiteenlopende opvat tingen nogmaals duidelijk ma ken hoe ingewikkeld dit pro bleem is; vanuit welke ver schillende gezichtshoeken men zich daarbij kan opstellen (wetenschappelijk en ideëel). Hoewel je het gevoel (van on macht) hebt, dat de steen- en betonkanker ongelimmiteerd doorvreet, ondanks de talrijke rapporten, studies, lees je een dergelijk boek toch voor het grootste deel met de vage hoop dat er een kentering aan het komen is. Veel van hetgeen in dit boek gesteld wordt, is geen nieuws; is ook op vele andere plaatsen reeds gezegd of ge schreven Toch brengt de in terdisciplinaire aanpak van dit onderwerp zoveel verschillen de aspecten bijeen, dat dit feit al voldoende is om er de aan dacht op te vestigen, want doorgaans is stedebouw c.s. nog een vrij éénzijdige zaak van „deskundigen" op een te beperkt aantal terreinen. Er wordt in dit boek niet gefantaseerd in de vorm van een soort science-fiction achti- ge utopie. Nuchter worden de feiten op een rijtje gezet en de trends daaruit afgeleid. Be doeling is „het grote publiek" (wat daar dan ook onder ver staan mag worden, want zo simpel is het boek niet ge schreven) inzicht te geven, dat we iets kunnen doen aan ons milieu, in het bijzonder aan de „stad"; alternatieven laten zien, zonder speciale aanbeve lingen te willen geven. Daar bij wordt gekozen voor de evolutie, niet voor de revolutie op dit terrein. Gezien de kaalslaghoos in onze steden, zou je echter kunnen zeggen, dat de praktijk al gekozen heeft voor de revolutie..; al thans materieel! Opvallend opent het boek met een beschouwing van de Zweedse bioloog Torsten Malmberg, die zich baserend op Konrad Lorenz, verdiept in de domeindrift van de leven de wezens, i.e. van de mens. waar we in dit land met zijn slootjes en hekjes van mee kunnen spreken. Hij pleit dan ook voor ecologisch geschoolde plannenmakers, waarbij o.a. de bevolkingsaanwas wordt teruggedrongen en de kwali teit van het bestaan gesteld wordt boven de winst der pro- duktie. Daarbij moet de urba nisatie in de huidige vorm zo snel mogelijk tot staan worden gebracht en vestiging op het platteland worden bevor derd. Onderzoek en planning die nen te worden verricht met respect voor de menselijke bi ologie en vooral de territoriali- teit van de mens. Hij besluti met „Men dient de bedenken dat in een wereld die zoch zo snel ontwikkelt dat de mens geen kans heeft het tempo bij te houden en zich aan te pas sen, de enige radicale methode is, conservatief te zijn!" Een van de interessantste bijdragen is die van de Itali aanse filosoof Umberto Eco over de „Culturele aanpassing en participatie", waarbij hij uitgaat van de huidige tegen stelling tussen kapitalistische en socialistische samenleving. Hij zegt dat de futurologie op een a-politieke wijze denkt over de politieke problemen van vandaag en dat kan niet. Vertaald zou je verder kunnen zeggen, dat één van de proble men, die hij aansnijdt, mo menteel hier al zeer actueel is i.v.m. de buitenlandse gastar- beidersrellen. „In een toekom stige civilisatie waarbinnen het coëxisteren van verschillende codes noodgedwongen zal toe nemen, zal tevens een toene ming optreden in verscheiden heid van betekenissen, die de ontvangers zullen 'toekennen aan tekendragers, tevoren door de architectuur als onveran derlijk beschouwd... De ab stracte uitwerking van de ar chitect en stedelijke planner die de ideale mens als para meter stelt, geeft duidelijk blijk van haar abstracte uto pisme en verouderd esthetis- me. De mens als zodanig be staat niet. Er bestaan mensen groepen... tie, die impliciet is in de hui- tuur zullen optreden. De stad van morgen zal rekening moe ten houden met deze tenden- De activiteit van architecten en plannenmakers dient in de nabije toekomst van politieke en educatieve aard te zijn want, zegt Eco, in tegenstelling tot de voorspellingen van vele theoretici van de massa-sa menleving heeft de centralisa tie van elk soort boodschap pen (duidelijk optredend bi de massa-media) in geen en kel opzicht een nieuwe gene ratie opgeleverd, die „ander; gericht" is, passief en gehyp notiseerd. De generatic die is opgevoerd door tv. beeldverha len, pocketboeken, radio, ma gazines enz., is de generatie van uitdaging en protest ge weest. Dit portret kwam o.a. naar boven in het ontstaan van commissies van „gewone mensen, die gebruik maken van hun recht beslissingen te nemen i.p.v. de besluitvorming geheel over te laten aan machtshebbers en in het ont staan van marginale groepen in tegenstelling tot het centra lisatieprinciep; kleine gemeen schappen (universitaire sit-ins. hippies, anarchistische commu nes e.d.) die nieuwe artistieke en politieke boodschappen pro duceren. Eco: „Deze verschijn selen zeggen ons, dat parallel aart de hoog ontwikkelde cen- sa-tie van de industriële sa menleving er zelfs nog meer verschijnselen van decentrali- tralisatie van 'n handwerkscul- dige samenleving". De zogenaamde Berlijnsc rt'oep (Barnbrock, Frank Grosse,Joeres, Hartmann en Stirnemann) leveren een bij drage, die uitgaat van de te genstelling kapitalisme-socia- lisme. Daarin wordt de huidi ge ontwikkeling geschetst als ïitlopend op de slotconclusie' ,Het gevolg is een toenemen en verergeren van het klasse conflict, waarop de bourgeoisie maar op één manier kan rea geren. met facisme".. Een van de meest brandende en vaak ook zeer onbehaaglij ke problemen op dit moment (i.e. bij allerlei eisen tot in spraak e.d.) is wei wat L. Sharpe samenvat onder de kop: „Centralisatie, decentrali satie, en participatie". „In de mocratieën, waar de regering aan het oordeel van de kiezers wordt onderworpen, ontstaat er een duidelijk conflict met de planniingsfunctie", aldus Sharpe, die verscheidene op lossingen voor decentralisatie schetst. Bij het streven de mo derne nationale staat te rijmen met het democratisch ideaal, is de participerende rol van de kiezers opgeheven. De verde ling van macht per gebied kan de gebrekkige partici-atie bin nen moderne democratieën mogelijk enigszins' tegengaan, het fundamentele dilemma blijft niettemin bestaan..." Het boek bevat twee Neder landsr bijdragen. Sicco Mans- holt ovei „Supranationale structuren" en Michel van Huiten over „Overeenkomsten en tegenstellingen-analyse van stedelijk toekomstgericht denken". Mansliolt spreekt in liet kader van streven naar centralisatie over het ge vaar van perfectionisme en zegt o.a. „De opgave is van daag de dag niet de dingen te regelen, maar weigeren dingen te regelen.." En: „De enigf moeilijkheid is, dat de consu menten niet georganiseerd zijn. Dat is een van de grote problemen waarop we stuiten. We zijn een producentenmaat- schappij. geen consumenteu- maalschappij". Maar ook: „We moeten ons uiterste best doen niet te proberen elke burger op zijn wenken te bedienen en op elke eis in te gaan. Er moet persoonlijke verantwoordelijk heid zijn in plaats van perfec tionisme." Dat het perfectio nisme al op vele terreinen zo ver doorgedreven is, dat er geen ruimte meer is voor per soonlijke verantwoordelijk heid, komt bij Mansliolt niet aan d< orde, al is er wel een tendens in die richting in zijn voorden te bespeuren. Van Huiten maakt als slot van het boek een vergelijken de studie, waarin hij de voor naamste ideeën uit voorgaande bijdragen bijeenbrengt, als ba sis voor verdere studie in het kader van Plan 2000 Hij wijst erop, dat alle schrijvers blij ven geloven in het voortbe staan van onze stedelijke be schaving. Alleen Mishan („Mensen, geld en stad") en Mansholt met hem meent: „Tenzij we in het Wes ten ons kunnen ontworstelen aan de huidige heersende ide ologie, waarin de kwaliteit van het bestaan slechts een nevenproduktie is van de stuwkracht uitgaand van tech nologische groei en zakelijke expansie, zal onze civilisatie nog voor het jaar 2000 uiteen beginnen te vallen' HEinIK EGbEttS

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 11