Handel en wandel van iconen
Denkend op zoek naar de stad van morgen in het plan 2000
Van geloofswaarde
naar
marktwaarde is de
realiteit
kunst
cultuur
0 Maria Gedorouskaja icoon van Russische oorsprong; stamt uit
de 18e eeuw.
In cultureel centrum De Beyerd te Breda is momenteel
(tot en met 12 november) een grote iconententoonstelling te
zien. De beelden, die eens met grote piëteit geschilderd en
vereerd werden zijn nu te koop. Daar wordt gebruik van ge
maakt en het koop-publiek is opvallend jong, ondanks de prij
zen, die niet beneden de 1000 liggen. Wat zijn de oorzaken
van het feit, dat „het oosten" nu deze religieuze voorwerpen
als exportartikel afstoot en „het westen" er veel geld voor op
tafel legt? Robert Roozemond, directeur van het instituut POK,
dat de iconententoonstelling verzorgt, weet daarover o.a. het
volgende te vertellen:
„Iconen zijn, zolang ze ge
maakt werden, betaald en ver
kocht. Alleen de methode en
vooral de prijs is veranderd.
De morele problemen, die
vroeger de gelovige iconen
schilder had op het moment
dat hij geld moest ontvangen
voor zijn arbeid, zijn er nu
nog bij degene die „gelooft"
in de iconen die hij verhan
delt", aldus Koozemond.
„De iconenschildér en de or
thodox gelovigen vonden steun
en troost in de ontmoeting met
hun Christus, hun Maria, hun
beschermheiligen, persoonlijk
aanwezig in de icoon en
daar ligt voor een groot deel
de-magie der iconenkunst: de
icoon is niet, als het heiligen
beeld in de westerse kerk, een
stap naar de heilige, een soort
hulpmiddel bij de benadering
der hemel nee, het is de
heilige zelf, Nikolaas, Chris
tus, Maria- persoonlijk aanwe
zig in de icoon. En met heili
gen ga je met sjacheren.
Zo zaten vroeger de iconen
schilder en de koper elk aan
een kant van de tafel. Voor de
schilder lag de icoon, voor de
koper de afgesproken betaling,
en op een moment werd dan
van stoel geruild. Meestal was
die koper een van de miljoe
nen lijfeigenen die het grote
Rusland „rijk" was en de
icoon dan een simpel stuk
handwerk waartegenover een
„ruil" van enkele kopeken
stond, (de zogenaamde „volks
iconen" die, vooral in de 19e
eeuw met honderdduizenden
in schildersateliers werden
vervaardigd). Vaak was de ko
per een lid der adel, die een
tot in de kleinste details rijk
uitgewerkte icoon met de goed
gehonoreerde „meesterschil
der" ruilde voor vele goudroe
bels. Dikwijls was de op
drachtgever een vorst, die een
kerk liet bouwen en een soms
alom beroemd en geëerd schil
der met zijn leerlingen de ge
hele iconostase en alle fresco's
liet vervaardigen. De kerk
tenslotte, met geld zowel van
lijfeigenen als adel, als ver
kregen uit eigen (klooster)ar-
beid, o. a. het maken van
iconen, bouwen liet kloosters
bouwen en haar monniken
schilderden de vreugde van het
geloof. Zo ontstonden in het
gebied der orthodoxie het
grootste geloofsgebied ter we
reld miljoenen iconen. De
kleinere huisiconen, die elke
orthodox gelovige in de mooie'
hoek van zijn kamer had, tot
aan de metershoge kunstwer
ken in de grote kerkwand.
Geënt op de Byzantijnse
beeldvorm kent de christelijk
orthodoxe iconografie twee
hoofdgebieden: de Griekse en
de (Russisch) Slavische ico
nenkunst. De Griekse iconen
zijn in het westen het
eerst „ontdekt" en begeerd,
Dat begeren heeft bij de
Griekse iconen veel nare ge
volgen gehad. Verzamelaars en
vooral mindergewetensvolle
handelaren soms Werkend
onder 'n mom van re religieuse
betrokkenheid stimuleerden
in grote mate het „namaken"
(een voorzichtig woord voor
vervalsen) van oude Griekse
iconen.
Iconen, die bij elke over
dracht weer een eeuw ouder
werden gedateerd en de goed
gelovige bewonderaar in het
„westen" betaalde een antieke
prijs voor een (soms wel
fraaie) nieuwe schildering op
oud hout- om van de opge
plakte en geverniste reproduk-
ties maar niet te spreken.
Natuurlijk zijn daarmee niet
alle Griekse iconen als slecht
te bestempelen ,maar zeker is,
dat van de honderden Griekse
iconen die de laatste drie de
cennia in ons land verhandeld
zijn vooral in Limb, en Bra
bant het merendeel „fout
gedateerd" is. Toen wij drie
jaar geleden een iconenexposi
tie in 's-Hertogenboscli had
den, kwamen bijna dagelijks
de „gelukkige" bezitters met
hun iconen en vroegen om een
oordeel meestal tot hun te
leurstelling, maar helaas wei
nigen durven hun vergissing
te erkennen en bij de verko
per verhaal te halen.
Bij mijn eerste iconenexpo
sitie in 1968 heb ik nog
niet eens één oog in het land
der blinden trots ook
een in bruikleen en ten ver
koop gegeven collectie Griekse
iconen „gegarandeerd 12e-17e
eeuw" getoond; de blaren op
mijn gebrande vingers hebben
heel lang zeer gedaan en ik
„beperk" me nu tot de Russi
sche (Slavische) iconen.
Zijn er dan geen „valse"
Russische iconen
Nauwelijks: In West-Duits
land zitten twee ateliers waar
zéér oude Russische iconen
(14e-17e eeuw) worden „geko
pieerd" fraaie sier voor en
kele „handelaren", goede straf
voor snobs die datering belang
rijker vinden dan zuiverheid
en hun illusie duur moeten
betalen maar voor elke in
sider zijn ze herkenbaar. Ver
der zijn er zoveel echte Russi
sche iconen voor (nu nog) re
delijke prijs te koop dat het
(nog) geen zin heeft deze te
gaan vervalsen. Wat niet weg
neemt dat ook bij de echte
iconen de „waarde", die de
leek er aan toekent, vaak
meer illusie dan realiteit is.
De trotse bezitters die hun
„17e eeuwse meestericoon die
wel 10.000 gulden waard is"
door de kenner horen be
schrijven als een 19e eeuwse
volksicoon met zilverpapierver
siering, komen dagelijks bin
nen. Maar hier is geen opzet
bij de vervaardiging in het
spel, alleen valse hoop, soms
wat menselijke hebzucht, goed
gebruikt door de verkoper.
Willen de Russen er van af
Niemand zal ontkennen, dat
de politiek in de Sovjet-Unie
van grote invloed is geweest
op het verval waarschijn
lijk zelfs jarenlang onderdruk
ken van het geloof. Maar
dat is een historische eigen
schap die ook ons in het wes
ten niet vreemd was. Nu in
de USSR der zeventiger jaren
is er zeker geen sprake
meer van onderdrukking der
kerk, integendeel de sa
menwerking tussen staat en
kerk, is goed. Dat de staat
zich hier uitsluitend interes
seert voor de culturele-kant
der samenwerking en geen be
moeienis wenst in geloofsza-?
ken kan slechts gunstig zijn.
Het was bij de revolutie van
1971 niet primair de partij pro
paganda die de iconen bij het
volk naar de kelder of de
zolder deden verhuizen, het
was het spontaan zich afwen
den van een kerk die zich
symbool had gemaakt van het
ondraaglijke juk van het tsa
risme. De communistische an-
ti-reldgieuse propaganda viel
in vruchtbare aarde, omge
ploegd door de zweepslagen
en bajonetten der door de
kerk gesteunde adel. De kerk
heeft sindsdien veel geleerd en
dat strekt haar tot eer. Niet
ten onrechte zijn de kerken in
de Sovjet-Unie dan ook goed
bezet en neemt het aantal ge
lovigen toe.
En vandaag de dag herrijst
de oude cultuur als een Phoe
nix uit de as van een politieke
omwenteling, een burgeroorlog
en een wereldoorlog. Alle
vroegere kloosters en krem-
lins, kathedralen en dorps
kerkjes die hun funktie heb
ben verloren worden door de
staat van binnen en buiten
gerestaureerd- Van de kloos
ters die nog in gebruik zijn
zoals het seminarie in Zagorsk
en de kerken en kathedra
len waar de gelovigen nog da
gelijks zingen en bidden,
wordt het gebouw door de
str.at gerestaureerd en de ico
nen op kosten van de kerkge
meenschap, waarbij de staat
experts beschikbaar stelt. Ico-
nostases worden aangevuld,
fresco's teruggebracht óók
in de nog voor hun oorspron
kelijke doel gebruikte kerken.
Geregeld ook worden in de
Sovjët-Unie nieuwe musea ge
opend met een schat aan
vaak bijzonder knap gerestau
reerde iconen.
De reizende experts van het
Russische Staatsinstituut regis
treerden in de ongeveer acht
jaar dat zij nu bezig zijn met
het opsporen van ongeveer
20.000 iconen; op het totaal
van de zeker nog honderddui
zenden iconen in het voorma
lige Groot-Russische rijk, is
dit een gering aantal.
Zodra een icoon, hetzij aan
een museum, een Russisch
verzamelaar of een exporteur
verkocht is, ontvangt de eige
naar het getaxeerde bedrag
minus 10% voor de staat.
Vooral de laatste 5 jaar is
de interesse voor de Russiche
iconografie in het westen
enorm toegenomen. Steeds
meer exposities worden geor
ganiseerd en de iconen die
reeds lang in het westen wa
ren (meegenomen door emi
granten in de jaren 1917 -
1920, verkocht tussen de twee
wereldoorlogen omdat de
maa-g toen meer hongerde dan
het hart en meegenomen in de
tweede wereldoorlog) kwamen
te voorschijn.
Velen ontdekten de magi
sche kracht, de „verstilde"
emotie van deze kunst en ver
rijkten hun huis met een icoon
of bouwden een hele collectie
op.
Natuurlijk bleef dat in d „han
del' in de prijzen, niet
ongemerkt. De lange onder
waardering van iconen had het
mogelijk gemaakt voor enkele
honderden guldens en soms
voor enkele tientjes een fraai
stuk te veroveren. De tientjes
zijn nu duizenden geworden,
de honderden tienduizenden.
Nog steeds loopt de „markt
waarde" v-'an iconen per jaar
op met 20 - 50 afhankelijk
van.de kwaliteit. Iconen onder
de duizend gulden zijn nauwe
lijks meer te krijgen of min
der van kwaliteit en kunst
waarde. De „grote" stukken
zijn zoals nagenoeg alle ou
de kunst harde beleggiwgs-
projecten geworden.
De expositie die nu in de
Beyerd te Breda wordt geor
ganiseerd, omvat hoofdzakelijk
iconen uit de periode van 1650
- 1850- Vele van die stukken
komen uit oarticulier bezit en
zijn voor deze expositie in
bruikleen gegeven. Bij de ver
koop van alle belangrijke ico
nen, waarvoor wij mogen be
middelen, stellen wij als voor
waarde, dat wij de icoon later
mogen lenen. Daarmee schep
pen wij een reserve aan ico
nen voor de vervulling van
onze eerste taak: het organise
ren van exposities. Bovendien
lossen wij zo een andere mo
rele schuld in de plicht
tegenover de Sovjet-Unie om
een beeld te geven van de
grote cultuur van het oude
Rusland en de wijze waarop
deze nu een herwaardering
vindt. Historie van de Russi
sche iconografie, het vervaar
digen van een icoon, dia's van
details der iconen, films over
het Mouskouer Kremlin en de
kathedralen tonen de achter
gronden van deze grote kunst
vorm.
0 Allerheiligen icoon van Griekse oorsprong; stamt uit de 17e
eeuw.
„Het is heel merkwaardig, dat liefde voor de oude iconen,
dat begrip voor de oude iconen in het westen terugkeert,
juist in een periode van een diep ingrijpende (maar tegelijk
misschien hoopgevende) crisis in onze kerken. Ligt hieraan
veelal niet ten grondslag een worstelen om een dieper be
grip van het kerkbesef, van het wezen der eeuwige, mys
tieke kerk, die alle begrensdheid van tijd en ruimte te
boven en te buiten gaat. Wat is de kerk?
De icoon kan wellicht het beste gedefinieerd worden:
niet als een kunstwerk uit een ver verleden, niet als een
stuk interessante folklore, noch als een facet van kerke
lijke kunst, maar als een glimp uit een wereld van volko
menheid, van licht en van waarheid. Ook de icoon kan het
best gedefinieerd worden met dat laatste woord van alle
theologie, van alle liturgie, van alle sacrementele symboli
sche werkelijkheid, met het woord: mysterium."
P. IIENDRIX.
0 Altaarkruis uit Macedonië uit de 18e eeuw. Op het houten
binnenkruis afbeeldingen nan Johannes de Doper en de vier evan
gelisten.
Handel en wandel der ico
nen hebben ons in hét westen
de ogen doen opengaan voor
een cultuur die vreemd ge
noeg in Nederland in geen
enkel museum is vertegen
woordigd maar misschien
dat ook hier dé overheid nog
bekeerd zou kunnen wor
den".
Zondagochtend 10 uur in
mijn kamer van het Metropole
hotel te Moskou: de telefoon
rinkelt. Onze Russische reis-
leidster Margarctha vraagt mij
om naar beneden in de hal te
komen voor de geplande sight
seeing. Als ik haar vriendelijk
vertel dat ik niet meega, maar
in de St.-Nicolaas kathedraal
de heilige mis ga bijwonen en
tevens de ikonenschilderingen
wil bestuderen, antwoordt zij
beslist „dat ik veel beter met
de touringcar kan meegaan om
het besneeuwde Kremlin te
fotograferen... trouwens in die
kerk vindt u alléén maar oude
mensjes, die kaarsjes opsteken
voor de ikonen". Dan herinner
ik haar eraan, dat zij mij
heeft verzekerd, dat ik als vrij
mens in Moskou kan gaan en
staan waar ik wil. Okay. Eni
ge uren later sta ik met een
gezagvoerder van de KLM in
een stampvolle kerk, door
drongen van geurige wierook,
brandende kaarsen en olielam
pen, die een beweeglijk spel
oproepen in de goudglanzen
der eeuwenoude kleurrijke
Ikonen. Tussen die opeenge
pakte menigte, letterlijk
schouder aan schouder, waar
van ik weet, dat zij bijna 3
volle uren zullen blijven
staan, luisterend, biddend, zin
gend tot juichend toe, voel ik
mij plotseling mede opgeno
men in één ritme, in één le
vensadem. Ver weg van huis,
word ik mij hevig bewust van
de universaliteit van het chris
tendom ,maar óók, dat buiten
deze tempelmuren reeds meer
dan een halve eeuw de „God
is dood" propaganda haar ijze
ren regime oplegt. Dit kleur
rijk visioen, soms schuil gaand
achter een sluier van wolken
wierook, wordt geschraagd
door een gemengd koor van
bewogen gezangen, dat een
subliem klankbeeld oproept,
een klankbeeld van de zwij
gende kerk.
Opzij van de ikonostase,
vooraan, zie ik twee
met bloemen versierde, nog
open lijkkisten, man en vrouw
liggen hier opgebaard, om
ringd door him vele familiele
den. Een grijze vermoeide po
pe loopt rond de kisten, al
maar wierokend en biddend,
de laatste eer gevend aan hun
lichamen. Het enige wat ik
kan verstaan, uit zijn gepre
vel, dat Christus verrezen is,
en zij met hem zullen verrij
zen.... Christos Voskresnje. In
hun verstijfde handen om
klemmen zij, op hun borst ge
drukt, een ikoon van Christus,
de Kyrios.
Méér nog dan de Griekse
Ikonen die ik zag in de ,kerr-
ken van Beiroet en Damas
cus, viel het mij op, dat de
Russische ikonen uitmunten
door hun warm verfijnd colo-
riet, etherisch van expressie
en ook van een diepe ootmoed.
Leon Ouspensky, de befaamde
professional in Parijs zei mij
eens: „Men bespeurt erin de
nostalgie van het verloren pa
radijs".
Na getracht te hebben een
passerende pope te benaderen,
om hem te vragen achter de
ikonostasewand de liturgie te
mogen bijwonen, wat hij en
kel beantwoordde met een
milde glimlach, aarzelde ik
niet langer en trad door een
zijdeur naar binnen. Tot mijn
grote verbazing kwam de
dienstdoende clerus direct
naar mij toe en allen omhels
den mij zonder iets naders te
zeggen of te vragen, mijn
zwarte monnikspij was hun
voldoende, ik voelde mij opge
nomen. De camera en de flits,
die ik vroeg te mogen hante
ren waren geen bezwaar, later
maakte men zelfs het grapje,
dat mijn flitsen deden denken
aan de lichtstralen op de Tha-
borberg.... zo zijn de Russen.
Enige uren later stond ik
weer op het Kremlinplein met
de alles ziende waakzame
Kremlinpolitie en hun sner
pende fluitjes, een hunner een
vriendelijke reus, wenkte mij
toe, toen bij het slaan van de
reusachtige klok uit de Spass-
kaya toren, de officiële wacht-
aflossing plaatsvond aan het
mausoleum van Lenin. Zijn
portretten vindt men door de
gehele stad. Vaak in ontzag
wekkende formaten gefotogra
feerd. Trachten de Sovjetmi
nisters misschien de levende
tradities van hun volk om te
buigen naar hun regime? Bij
voorbeeld de cultus van de
ikonen naar de cultus van de
geestelijke vader van de Sov
jet Unie? Temidden van een
grote mensenmenigte op het
Kremlinplein, werd ik bena
derd door een jonge vrouw,
die vloeiend Frans sprak, ze
bleek een verslaggeefster te
zijn van de Prawda. Ze infor
meerde naar mijn professie en
wat mij vooral boeide in hun
cultuur. Ze straalde toen ik
vertelde, dat mijn reisgroep
opgetogen was over de „e-
gards" waarmee wij ontvan
gen waren. Zij straalde niet
meer toen ik o-a. vertelde, dat
Stalin na 1945 wagonladingen
vol met ikonen naar het Wes
ten stuurde in ruil voor Ame
rikaans graan. De volgende
ochtend bij het ontbijt lag de
Prawda naast mijn bord. Ma-
rella onze reisleidster, vertaal
de niet zonder enige fierheid,
dat een latijnse monnik uit
Amsterdam, grote bewonde
ring had getoond voor wat de
regering allemaal deed, voor
het behoud van de culturele
erfenis, met name de laborato
ria en hun eminente vakspeci
alisten, voor het redden, con
serveren der eeuwenoude iko
nen en fresco's. Ik had mij
hierover, dankzij de hartelijke
onvermoeide toewijding van
de reisleidster volledig kunnen
informeren, een uitnodiging
bracht mij in contact met de
technische staf van het „Tret-
jakow" museum en „Andron-
nikow" klooster alwaar de vele
vrouwelijke restaurateurs
werken aan de eeuwenoude,
beschadigde, vaak totaal zwart
geblakerde, en overgeverfde
ikonen.
Hun uitstekende procédés be
drijven zij met engelengeduld
en precisie, soms volledig af
wijkend van onze methoden in
het Westen. Gelukkig voor
mij, had ik met twee Frans
sprekende dames een vrucht
baar gesprek. Afgezien van
een zekere schroom waren zij
mededeelzaam tot het inzage
geven zelfs van hun chemische
vondsten. Zij toonden mij bij
voorbeeld hoe zij via röntgen-
opnamen, een 13e eeuwse
ikoon onder 2 lagen overschil
deringen uit de 17e en 19e
eeuw konden te voorschijn ha
len, een prestatie die raak
vlakken heeft met perfecte
chirurgie. Men kopieerde ook
antieke ikonen, louter en al
leen, om de uiterst moeilijke
tempera-techniek en bladgoud
behandeling meester te wor
den, zoals de monniken van de
Athos dit volgens hun pod-
linniks" voorschriften pleeg
den te doen.
Men make zich echter niet
al te veel illusies, men beoogt
alleen het cultuur erfdeel van
vele eeuwen te behouden en
niet het minst de ontzaglijke
financiële waarden die deze
kunstschatten vertegenwoordi
gen. Religie is voor de staat
een fictie, althans...zo schijnt
het. De ikonen gaan verdwij
nen na conservering en restau
ratie naar de expositie- en
museumzalen, in plaats van
naar hun oorspronkelijke be
stemming, de kathedralen en
de kapellen, die trouwens
veelal voor geheel andere doel
einden zijn ingreicht. Toch
blijven zij in die onmetelijke
gebouwen van de Sovjetstaat
voor de eindeloze stromen
Russen en toeristen van alle
volken ondanks een be
klemmend atheïsme en mate
rialisme, de stralende trans-
cedente getuigen van Christus'
boodschap aan de mensheid-
St. Paulus Abdij, Oosterhout
Frère JeanMarie O.S.B.
We bouwen de boel vol. Ze
ker ons land is één grote stad
aan het worden. Ons land be
zit, relatief, de meeste cara
vans. We vluchten uit de stad
om elders nieuwe opstoppin
gen te veroorzaken. De stad
ervaren we doorgaans als een
onleefbare leef- en woonsitua
tie. De rapporten, die pleiten
voor een opnieuw woonbaar
maken van de stad, stapelen
zich op. „Het herkennen van
de toekomstige stedelijke pro
blemen is slechts ons eerste
probleem. Het tweede, dat
nauw met het eerste samen
hangt, is: hoe moeten we onze
selectie maken voor dc bestu
dering binnen het raam van
Plan Europa 2000?" Dat
schrijft de wetenschappelijke
commissie van het Plan 2000
van de Fondation Européenne
de la Culture. Dit plan wil een
gecoördineerd interdisciplinair
en internationaal programma
van de op de toekomst gerich
te studies, om inzicht te krij
gen in de problemen, die Eu
ropa te wachten staan en een
bijdrage leveren tot hun oplos
singen.
Het studieprogramma omvat
vier projecten: Opvoeding en
onderwijs; de menis en de in
dustrie, urbanisatie en de
landbouw.
„OP ZOEK NAAR DE
STAD VAN MORGEN (uitg.
Kluwer f 24,50) is de éérste
publicatie uit het project urba
nisatie. Een aantal probleem
gebieden op het terrein van de
verstedelijking, werden sa
mengevat in paragrafen, die
begin 1970 werden toegezon
den aan vooraanstaande Euro
peanen, die werken op ver
schillende terreinen, samen
hangend met de urbanisatie.
Dertien bijdragen, als reacties
daarop, vormen de 273 pagi
na's van dit boek, waarin de
wel zeer uiteenlopende opvat
tingen nogmaals duidelijk ma
ken hoe ingewikkeld dit pro
bleem is; vanuit welke ver
schillende gezichtshoeken men
zich daarbij kan opstellen
(wetenschappelijk en ideëel).
Hoewel je het gevoel (van on
macht) hebt, dat de steen- en
betonkanker ongelimmiteerd
doorvreet, ondanks de talrijke
rapporten, studies, lees je een
dergelijk boek toch voor het
grootste deel met de vage hoop
dat er een kentering aan het
komen is.
Veel van hetgeen in dit
boek gesteld wordt, is geen
nieuws; is ook op vele andere
plaatsen reeds gezegd of ge
schreven Toch brengt de in
terdisciplinaire aanpak van dit
onderwerp zoveel verschillen
de aspecten bijeen, dat dit feit
al voldoende is om er de aan
dacht op te vestigen, want
doorgaans is stedebouw c.s.
nog een vrij éénzijdige zaak
van „deskundigen" op een te
beperkt aantal terreinen.
Er wordt in dit boek niet
gefantaseerd in de vorm van
een soort science-fiction achti-
ge utopie. Nuchter worden de
feiten op een rijtje gezet en
de trends daaruit afgeleid. Be
doeling is „het grote publiek"
(wat daar dan ook onder ver
staan mag worden, want zo
simpel is het boek niet ge
schreven) inzicht te geven, dat
we iets kunnen doen aan ons
milieu, in het bijzonder aan de
„stad"; alternatieven laten
zien, zonder speciale aanbeve
lingen te willen geven. Daar
bij wordt gekozen voor de
evolutie, niet voor de revolutie
op dit terrein. Gezien de
kaalslaghoos in onze steden,
zou je echter kunnen zeggen,
dat de praktijk al gekozen
heeft voor de revolutie..; al
thans materieel!
Opvallend opent het boek
met een beschouwing van de
Zweedse bioloog Torsten
Malmberg, die zich baserend
op Konrad Lorenz, verdiept in
de domeindrift van de leven
de wezens, i.e. van de mens.
waar we in dit land met zijn
slootjes en hekjes van mee
kunnen spreken. Hij pleit dan
ook voor ecologisch geschoolde
plannenmakers, waarbij o.a.
de bevolkingsaanwas wordt
teruggedrongen en de kwali
teit van het bestaan gesteld
wordt boven de winst der pro-
duktie. Daarbij moet de urba
nisatie in de huidige vorm zo
snel mogelijk tot staan worden
gebracht en vestiging op het
platteland worden bevor
derd.
Onderzoek en planning die
nen te worden verricht met
respect voor de menselijke bi
ologie en vooral de territoriali-
teit van de mens. Hij besluti
met „Men dient de bedenken
dat in een wereld die zoch zo
snel ontwikkelt dat de mens
geen kans heeft het tempo bij
te houden en zich aan te pas
sen, de enige radicale methode
is, conservatief te zijn!"
Een van de interessantste
bijdragen is die van de Itali
aanse filosoof Umberto Eco
over de „Culturele aanpassing
en participatie", waarbij hij
uitgaat van de huidige tegen
stelling tussen kapitalistische
en socialistische samenleving.
Hij zegt dat de futurologie op
een a-politieke wijze denkt
over de politieke problemen
van vandaag en dat kan niet.
Vertaald zou je verder kunnen
zeggen, dat één van de proble
men, die hij aansnijdt, mo
menteel hier al zeer actueel is
i.v.m. de buitenlandse gastar-
beidersrellen. „In een toekom
stige civilisatie waarbinnen het
coëxisteren van verschillende
codes noodgedwongen zal toe
nemen, zal tevens een toene
ming optreden in verscheiden
heid van betekenissen, die de
ontvangers zullen 'toekennen
aan tekendragers, tevoren door
de architectuur als onveran
derlijk beschouwd... De ab
stracte uitwerking van de ar
chitect en stedelijke planner
die de ideale mens als para
meter stelt, geeft duidelijk
blijk van haar abstracte uto
pisme en verouderd esthetis-
me. De mens als zodanig be
staat niet. Er bestaan mensen
groepen...
tie, die impliciet is in de hui-
tuur zullen optreden. De stad
van morgen zal rekening moe
ten houden met deze tenden-
De activiteit van architecten
en plannenmakers dient in de
nabije toekomst van politieke
en educatieve aard te zijn
want, zegt Eco, in tegenstelling
tot de voorspellingen van vele
theoretici van de massa-sa
menleving heeft de centralisa
tie van elk soort boodschap
pen (duidelijk optredend bi
de massa-media) in geen en
kel opzicht een nieuwe gene
ratie opgeleverd, die „ander;
gericht" is, passief en gehyp
notiseerd. De generatic die is
opgevoerd door tv. beeldverha
len, pocketboeken, radio, ma
gazines enz., is de generatie
van uitdaging en protest ge
weest.
Dit portret kwam o.a. naar
boven in het ontstaan van
commissies van „gewone
mensen, die gebruik maken
van hun recht beslissingen te
nemen i.p.v. de besluitvorming
geheel over te laten aan
machtshebbers en in het ont
staan van marginale groepen
in tegenstelling tot het centra
lisatieprinciep; kleine gemeen
schappen (universitaire sit-ins.
hippies, anarchistische commu
nes e.d.) die nieuwe artistieke
en politieke boodschappen pro
duceren. Eco: „Deze verschijn
selen zeggen ons, dat parallel
aart de hoog ontwikkelde cen-
sa-tie van de industriële sa
menleving er zelfs nog meer
verschijnselen van decentrali-
tralisatie van 'n handwerkscul-
dige samenleving".
De zogenaamde Berlijnsc
rt'oep (Barnbrock, Frank
Grosse,Joeres, Hartmann en
Stirnemann) leveren een bij
drage, die uitgaat van de te
genstelling kapitalisme-socia-
lisme. Daarin wordt de huidi
ge ontwikkeling geschetst als
ïitlopend op de slotconclusie'
,Het gevolg is een toenemen
en verergeren van het klasse
conflict, waarop de bourgeoisie
maar op één manier kan rea
geren. met facisme"..
Een van de meest brandende
en vaak ook zeer onbehaaglij
ke problemen op dit moment
(i.e. bij allerlei eisen tot in
spraak e.d.) is wei wat L.
Sharpe samenvat onder de
kop: „Centralisatie, decentrali
satie, en participatie". „In de
mocratieën, waar de regering
aan het oordeel van de kiezers
wordt onderworpen, ontstaat
er een duidelijk conflict met
de planniingsfunctie", aldus
Sharpe, die verscheidene op
lossingen voor decentralisatie
schetst. Bij het streven de mo
derne nationale staat te rijmen
met het democratisch ideaal, is
de participerende rol van de
kiezers opgeheven. De verde
ling van macht per gebied kan
de gebrekkige partici-atie bin
nen moderne democratieën
mogelijk enigszins' tegengaan,
het fundamentele dilemma
blijft niettemin bestaan..."
Het boek bevat twee Neder
landsr bijdragen. Sicco Mans-
holt ovei „Supranationale
structuren" en Michel van
Huiten over „Overeenkomsten
en tegenstellingen-analyse van
stedelijk toekomstgericht
denken". Mansliolt spreekt
in liet kader van streven naar
centralisatie over het ge
vaar van perfectionisme en
zegt o.a. „De opgave is van
daag de dag niet de dingen te
regelen, maar weigeren dingen
te regelen.." En: „De enigf
moeilijkheid is, dat de consu
menten niet georganiseerd
zijn. Dat is een van de grote
problemen waarop we stuiten.
We zijn een producentenmaat-
schappij. geen consumenteu-
maalschappij". Maar ook: „We
moeten ons uiterste best doen
niet te proberen elke burger
op zijn wenken te bedienen en
op elke eis in te gaan. Er moet
persoonlijke verantwoordelijk
heid zijn in plaats van perfec
tionisme." Dat het perfectio
nisme al op vele terreinen zo
ver doorgedreven is, dat er
geen ruimte meer is voor per
soonlijke verantwoordelijk
heid, komt bij Mansliolt niet
aan d< orde, al is er wel een
tendens in die richting in zijn
voorden te bespeuren.
Van Huiten maakt als slot
van het boek een vergelijken
de studie, waarin hij de voor
naamste ideeën uit voorgaande
bijdragen bijeenbrengt, als ba
sis voor verdere studie in het
kader van Plan 2000 Hij wijst
erop, dat alle schrijvers blij
ven geloven in het voortbe
staan van onze stedelijke be
schaving. Alleen Mishan
(„Mensen, geld en stad")
en Mansholt met hem
meent: „Tenzij we in het Wes
ten ons kunnen ontworstelen
aan de huidige heersende ide
ologie, waarin de kwaliteit
van het bestaan slechts een
nevenproduktie is van de
stuwkracht uitgaand van tech
nologische groei en zakelijke
expansie, zal onze civilisatie
nog voor het jaar 2000 uiteen
beginnen te vallen'
HEinIK EGbEttS