„U MARCUS BAKKER: „Biesheuvel kan van mij een vuurtje krijgen, maar..." De school in de strafbank DE TIJD VAN HET KRIJTJE OP HET BORD IS VOORBIJ aanval Grotere rol Geen bewijs Volkomen vrij Tè reactionair Hoofdvuur Onbetaalbaar Krijtje Monopolie door jan wintraecken DE STEM ZATERDAG 21' OKTOBER 1972 vindt me gemak kelijk, ik woon aan het begin van Zaandam, precies tussen twee kerken", zegt Marcus Bakker aan de telefoon, en dat past precies bii zjjn image. „De enige waar voor ik de t.v. by een Kamer debat laat aanstaan", zegt menig Nederlander van de CPN-fractieleider. „De knapste parlementariër", geeft menige tegenstander grommend toe. „De enige die zegt waar het op staat", menen mensen die overigens nooit van hun leven op de CPN zullen stemmen. Wie is deze Marcus Bakker, die met z|jn 49 jaar dezer dagen zestien jaar in de Kamer zit? De Bakker die b|j het debat over de laatste regeringsverklaring andermaal grossierde in bon mots, die Bakkenist „Nederlands baas boven baas" noemde, die vaststelde dat het staatshoofd bij de krankzinnige crisis zich had moeten voelen „ais de ere-voorzitter van een goochelaarsvereniging", die de nieuwe regeringsploeg typeerde als „een kabinet van vier partijen met wat Jongelingplamuur om de gaatjes te stoppen", die sprak over „Koning Biesheuvel, forma teur van een kabinet dat zich slingert om de nullijn", en die de geloofwaardigheid van Drees jr. vergeleek met die van „een pyromaan die zich by de vrijwillige brandweer gaat melden" Marcus Bakker maakt me heel snel duidelijk dat ik met die man-achter-de-politi cus geen bliksem te maken heb, en het is hem toe vertrouwd alle hinderlaagjes die ik in die richting voor hem opstel, knap te omzeilen. „Als men Bakker ziet, of een andere CPN-'er, dan heeft men te maken met een politiek standpunt. Daar gaat het om. Of ik in m|jn vr|je tijd .kruis woordraadsels oplos, daar heeft niemand iets mee te maken. Daarover ben ik ge lukkig, aan niemand verantwoording schuldig". Marcus Bakker heeft me nóg iets duidelijk gemaakt. „Als we maar niet de hele tijd gaan praten over onze verhouding tot buitenlandse communisti sche partijen. Niet dat ik het onderwerp wil omzeilen, maar we verzanden als we er over bezig blijven." Het onderwerp lijkt me ook niet zo boeiend het aantal lieden dat er van overtuigd is dat Bakker en de zijnen zich regelmatig naar de oostgrens spoeden om te kijken of de naderende Russen geen hulp nodig hebben, is nogal afgeno men. Wellicht zijn er toch nog een paar verlate aanhangers van McCarthy, die bij het betre den van de bescheiden woning van de familie Bakker in Zaandam zouden vaststellen - dat het décor op instructie van Moskou is opgetrokken. De woonkamer, compleet met Jan Mens in de boekenkast, is aanzienlijk minder revolutio nair dan de gemiddelde stu dentenkamer. En zelfs de vriendelijk kopjes gevende kater is opgetrokken uit grijs en wit en ik kan op grond van verharingsbewij- zen op de bank bewijzen dat het dier niet op last van on duidelijke buitenlandse orga nisaties is overgespoten om de rode grondkleur weg te wer ken. De rol van de communisten in de Nederlandse politiek is de laatste tijd groter gewor den. Menig politiek te genstander heeft dat gecon stateerd. Ik leg de verbinding met de conjunctuur en vraag Marcus Bakker wat hij denkt van mijn stelling dat hij wei nig stemmen zou overhouden in 'n typische communistische gemeente in Oost-Groningen, als ik mij gewapend met de nodige miljoenen derwaarts zou spoeden, een fraai maar zeer kapitalistisch bedrijf zou bouwen en alle kostwin ners in het dorp vijf en twin tig mille per jaar zou bieden. Bakker, breed lachend: „De kwestie is dat U dat niet zou dóén. U zou zeggen: hè, daar is werkloosheid, daar kan ik arbeiders krijgen voor een prikkie. En zelfs in het gekke geval dat U wél zou willen, dan komt er in de volgende plaats iemand die de werklo zen voor twaalf mille 'laat werken. Hij produceert goed koper, en U moet omlaag. Dan nemen dc arbeiders Fré Meis in de arm om aan. een rede lijk loon te komen en ze stem men nóg CPN". Ik stel dat het afschilderen van alle ondernemers als uit buiters me simplistisch voor komt. Bakker, een nieuw sjekkie draaiend: „Er zijn wel onder nemers, vooral kleine, die het fatsoenlijk doen. Verrek we hebben daar partijleden onder. Er zijn ook ondernemers met een filantropische instelling. Maar ik zeg er meteen bij dat ze het erg moeilijk hebben in de kapitalistische samenle ving want hun buurman maakt er meteen misbruik van. Maar overigen.» is uw conjunctuur-uitgangspunt in zoverre onjuist, dat de CPN niet in de allereerste plaats op de allerarmsten steunt. De ruggegraat wprdt vaak ge vormd door de geschoolde ar beiders, die een machtsfactor zijn. Dat geeft meteen al aan dat het bij ons niet om brood alleen gaat. De boterham ligt wel aan de grondslag, maar juist in de strijd om de bo terham worden mensen zich bewust van fundamentele on juistheden, ze merken wat in flatie en werkloosheid is, ze merken dat er wezenlijke ver anderingen moeten komen. Het gaat niet alleen om het materieel voelen van onrecht, maar ook om het rationeel en emotioneel ervaren ervan. Daarom zijn veel kunstenaars communist en is er onder de studenten zoveel aan de hand". Ik: Maar de normale gang van zaken bij studenten is dat ze extreem links zijn tot ze genoeg verdienen om rechts te worden. Bakkei: „Voor die stelling is geen enkel bewijs. Want het werkelijke engagement onder de studenten is pas van de laatste jaren. Een deel zal on getwijfeld door welvaart af vallen, maar een niet gering aantal zal blijvend positie kie zen." Is er in de communistische positiekeuze niet erg veel idealisme, zwevend idealisme, van het soort dat men ook de chrisielijke kerken zo vaak verweten heeft? „Die parallel is helemaal niet vreemd. Het gaat om as piraties die altijd hebben ge leefd. Vroeger konden ze zich alleen uiten in een godsdienst - door de veranderingen van de maatschappij in 't marxis me". Is er dan voor de man die tussen twee kerken woont weinig verschil tussen chris tendom en marxisme? Bakker: „Er zijn overeen komsten, maar het duidelijke verschil is dat de godsdienst zegt: als nou de mensen alle maal maar goed zouden willen dan zou het beter zijn, terwijl het marxisme uitgaat van de onhoudbare situatie dat een kleine groep de werkelijke macht heeft en dat de grote groep die de maatschappij laat functioneren géén macht heeft. Het ligt in de logica dat degenen die laten functio neren de baas gaan worden. Daarom heeft het idealisme van de beweging een materi ële ondergrond. Pure idealis ten raken gefrustreerd. Mar xisten worden voortgedreven. omdat het de logische ont wikkeling van de maatschap pij is. En we hebben de laat ste honderd jaar geen ongelijk gekregen. Als in Breda men sen dié de KVP dom heeft wil len houden de factor macht aan de orde stellen zoals dat nu gebeurd is, dan geeft ons dat optimisme". Het woord „strijd" duikt steeds weer op. Ik vraag hem of hij begrip heeft voor de werknemer, die het niet al te slecht heeft, die op zaterdag kan gaan vissen, die goed met zijn baas overweg kan. en aan die strijd geen behoefte heeft of er geen zin in heeft. Bakkei: „De maatschappe lijke strijd bestaat, die is niet bedacht. Als er geen strijd was liepen we nou nog allemaal in berevellen. En er zijn gelukkig altijd mensen die de kop dur ven nemen. Die tevreden man van u krijgt binnenkort een huurverhoging op z'n dak, z'n BTW gaat omhoog en zijn postzegels worden duurder. Als die man de nullijn accep teert en er zijn geen ande ren die voor hem vechten dan kan-ie volgend jaar mis schien geen nieuwe hengel kopen en is z'n viswater ver vuild". Hoe ervaart hij het zelf, al tijd te strijden en bestreden 'te worden? „Onze verhouding met ande ren is volkomen vrij. We ne men als Kamerleden de bur gerlijke omgangsvormen (me vrouw Bakker, koffie ser verend, grinnikt, hij grinnikt mee) in acht. We zullen géén vriendschappen sluiten. Er zijn nogal wat Kamerleden die nooit lucifers bij zich hebben. Nou, die geef ik vuur". Ik: als U dadelijk een straatje omgaat en U komt Biesheuvel tegen, wat gebeurt er dan? Bakker: „Dan krijgt - ie vuur. Maar ik krijg niet de in druk dat ik de eerste zal zijn aan wie hij om een lucifer zal vragen. Kijk, het parlement is voor ons geen voetbalveld, waar de partijen na de wed strijd met de armen om el kaar naar de kleedkamer gaan. Ik baat een uitdrukking als „het politieke spel". Het is bloedige ernst. Als wij de Brauw hebben bestreden, en D'66 ook, en ik zie dan D'66- ers na do overwinning van de Brauw naar de minister ste venen om hem hartelijk geluk te wensen, dan vind ik dat walgelijk. U zei straks dat er een programma op de radio was vanmorgen over het feit dat de mensen niet eens we ten hoeveel leden er in de Ka mer zitten. Ik moet U zeg gen dat ik dat geen ramp vind. De techniek heeft in de politiek alleen een dienende functie men maakt zich in Den Haag toch a! veel te druk om allerlei faciliteiten voor Kamerleden en zo. Terwijl de politiek zelf in de mist blijft. Als de mensen zo weinig we ten van standpunten, wal hebben ze dan te maken met aantallen?" Is er iets veran derd in de houding tegenover de communisten? Bakker: „Dat is er zeker. Men heeft zich een tijdlang opgevrijd met de gedachte iiat het afliep met de communis tische partij. Maar nu ziet men dat we een factor zijn door onze positie in Amster dam, de Zaanstreek, in Gro ningen, onder studenten. Men weet dat wat wij zeggen iets weerspiegelt. Het maakt ook de bestrijding feller". Marcus Bakker kan daar dui delijk goed tegen. Het blijkt ook uit zijn voorkeur voor het lezen in zijn vrije tijd van A- merikaanse detectives. „Voor al die uit de jaren vijftig en zestig, zijn op de gekste plaat sen voorzien van anti-com munistische passages. Alsof ze door de schrijver worden inge last als een poging om daar mee absolutie te krijgen voor alles wat-ie daarvoor op pa pier heeft gezet". Hij blijft ze lezen? „Ach meestal is het te onbetekenend om het boekje weg te leggen. En de laatste jaren nemen onduidelijke genieën ook op tv vaak de plaats in die vroeger voor communisten gereserveerd was". We komen tot de conclusie dat we beiden in de vakantie begonnen zijn aan „Throne of Saturn" van Alan Drury, een pil van een roman van het as tronautenwezen in de Ver enigde Staten. Ik heb het na honderdvijftig pagina's als niet-communist weggelegd omdat ik het tè reactionair vond. Bakker: „Ik ben er ook in uitgescheden, maar ik ga het nog uitlezen. Drury's eerste roman, Advise and Consent, was, ook al fors gekleurd, maar ik heb het toch geboeid gelezen. Je wordt er een hoop wijzer van over de Amerikaan se politiek. Overigens ver schijnt er in Amerika ook een heerlijke satire als „Our Gang" van Philip Roth. Het fijnste wat ik in lange tijd heb gelezen". Het woord revolutie valt. Bakker: „Wat dat woord voor mij betekent? Revolutie is om wenteling. Hier en nu be tekent het een overdracht van macht van degenen die hem nu hebben aan degenen, die hem niet hebben. Wij stre ven ernaar langs de parle mentaire weg, en dat bete kent concreet: samen met socialisten en anderen de re geringsmacht overnemen. Dat is niet zoals in Rusland Nederland is geen Rusland en niet zoals in China want Nederland is geen China. Wij willen niet als communisten alléén de regeringsmacht. We willen die samen met ande ren". De sjekkies en de onderwer pen volgen elkaar op. De CPN-houding tegenover de PvdA: „Het hoofdvuur richten we op rechts. Maar als we geen fluwelen handschoenen ge bruiken tegenover Den Uyl en de zijnen, dan is het omdat ze de neiging hebben om aan rechts toe te geven." Het vaak gehoorde „alle me dia in Nederland zijn links". „Ja - ha - Ferry Hoogen- dijk en de TROS. Brandpunt en Achter het Nieuws? Nee. Links ben je pas als je niet meer anti-communistisch bent. Je hoeft geen commu nist te zijn, maar zolang je anti bent sluit je je af naar links en houd je je openingen naar rechts. Overigens zag ik pas De Zeeuw in Brandpunt evenveel ruimte krijgen als wij in de gevorderde zendtijd in één a anderhalf jaar". Het gesprek eindigt op het thema poezen. De kater slui mert op de schoot van Bak kers 21-jarige dochter Edith. We praten over het vredige image van het dier, dat het volgende moment achter een lief vogeltje kan aanjagen. Strijd. Alweer. „En toch" zegt mevrouw Bakker, „zeg je op zo'n mo ment dat-ie het niet mag doen. Hoewel het zijn natuur is." Een zeer klein ideologisch probleempje in huize Bakker te Zaandam. Tekst: Boet Kokke Foto: Kor Gadekerk De onderwijswereld is geschokt, onthutst en gegriefd. Terwijf de vraag naar onderwijs over de hele wereld nog nooit zo groot geweest is als nu, maakt opeens een boek van Ivan Illich geweldig furore. En wat preekt Illich: laten we de scholen maar afschaffen. Onderwijsredacteur Jos Ahlers vat de ideeën van Illich samen en voegt er de meningen van bekende onderwijsdeskundigen aan toe. Over één ding zijn ze het allemaal eens: De school, zegt Illich, is een instituut dat gebaseerd is op het principe, dat leren het re sultaat is van lesgeven. Maar het grootste gedeelte van het geen w|j weten, hebben we buiten de school geleerd. We leren praten, denken, lief hebben, voelen, spelen, vloe ken, politiseren, zonder dat een leraar er zich mee be moeit. We hebben daar de school dus niet voor nodig. Erger nog meent Illich: „Zo er op de scholen al iets wordt geleerd, dan vormen de leer krachten daarbij een belem mering". De school krijgt van Illich dc volle laag: De school is de niéuwe we reldgodsdienst geworden. De school maakt de men sen pasklaar voor de con sumptiemaatschappij. De school schept onbe grensde mogelijkheden voor legitieme verkwisting. De school maakt een slaaf van de mens, omdat men alleen aan die school de hoofdfunctie toekent het kritische oordeelsvermogen te ontwikkelen. Maar Illich komt ons ook troosten. Nadat hij -de school langdurig en hardvochtig in de strafbank heeft gezet, zegt hij De bevrijding uit de greep van de school kan zonder bloedvergieten verlopen. En verderop: De scholen- zullen verras send snel worden opgehe ven. Nu is Illich van dat laatste kennelijk niet helemaal zeker, want hij houdt ons toch maar even voor, dat we allemaal de plicht hebben ons zelf van het schoolonderricht te bevrijden. Het boek van Illich is net bij het Wereldvenster in Baarn verschenen onder de titel: „Ontscholing van de maat schappij". Op de cover staat: „Misschien wel het belangrijk ste boek dat de laatste 20 jaar in Amerika verschenen is". Het had dan wel wat toegan kelijker vertaald mogen wor den. Waarom worden woorden als „heresiarch" en „autoteli- sche" gebruikt en wat is in hemelsnaam „queeste"? Illich begint heel monter met het hoofdstuk: „Waarom wij de school moeten opheffen". Hij zegt: „Overal ter wereld zi;n de onderwijskosten sneller gestegen dan de aantallen leer lingen en tevens sneller dan het bruto nationaal produkt. Desondanks blijven de onder wijskosten overal steeds meer ten achter bij de verwachtin gen van ouders, leerkrachten en leerlingen". Dit vertrek punt is volkomen aanvaard baar. Eén van de nagelaten stellingen van prof. Posthu mus, die de vorige week wer den gepubliceerd, luidde: „Voor onderwijsprogramma's geldt een soort wet van Par kinson: onderwijsprogramma's zetten zich „vanzelf" zo uit, dat zij de beschikbare tijd eerst geheel en dan tot over- lopens vullen; vervolgens wordt méér tijd gevraagd, waarna het proces zich her haalt". Posthumus heeft jaren geleden al eens voorgerekend dat ons onderwijs onbetaal baar aan het worden is. Dat het onderwijs desondanks achter blijft bij de verwachtin gen zuigt Illich evenmin uit zijn duim. Deze week is de al gemene vergadering van Unes co begonnen en delegaties uit meer dan 120 landen zullen zich de komende dagen over het rapport-Faure buigen. Daarin staat onder meer dat de school een vastgeroest in stituut is en dat de weerzin van velen tegen de school nog nooit zo groot is geweest als nu. De maatschappij is sterk veranderd en daarom zal ook het onderwijs drastisch op de helling moeten. Faure ging niet over één nachts-ijs, zijn commissie bezocht 23 landen dm er het onderwijs te be studeren. Uiteindelijke conclu sie: geen enkel land bezit het ideale onderwijssysteem voor deze tijd. De meningen lopen pas uit een, als er een concrete aan pak wordt voorgesteld. Faure is revolutionair, maar heel wat minder revolutionair dan Illich. Nietteipin heb ik geen enkele onderwijsman bij Unes co kunnen vinden, die zich zonder meer achter Faure wil de stellen. Leo Fernig, de di recteur van het Internationale Onderwijsbureau in Genève schamperde: „Ik zeg niet als Faure: geef me tv-sets en computers en ik verander de wereld." Maar hij zei ook: „Het tijdperk van het krijtje op het bord is definitief voor bij". Het grote probleem is dat het onderwijs zoals het is ge groeid, niet in staat is om aan de steeds massaler wordende vraag te voldoen. Het onder wijssysteem dat is opgezet voor een minderheid, kan de meerderheid niet dienen. En dus moet er iets drastisch ge beuren. Hoe drastisch, dat is de vraag waar de discussies om draaien. Illich zegt: schaf de school maar af. Ivan Illich bekijkt het echter wel uit een speciale hoek. Hij werkt in Mexico en haalt veel trieste voorbeelden uit Zuid-Amerika. Hij is echter bepaald geen vreemde ling in ons westers-Jeruzalem. Hij is opgevoed in Wenen, stu deerde in Rome en Florence, promoveerde op Dostojewski, spreekt acht talen en koerste aanvankeliijk rechtstreeks aan op een diplomatieke functie voor het Vaticaan. Hij is nu zijn monseigneur-titel weer kwijt. Maar de kerk draaft in zijn hele boek op, vaak be paald niet zonder rancune. Hij haalt ook een voorbeeld uit de kerkelijke wereld aan, waaruit blijkt dat er zonder de school wel iets bereikt kan worden: „In het aartsdiocees New York bleek het in 1956 noodzakelijk enkele honderden onderwijskrachten, sociale werkers en geestelijken Spaans bij te brengen, om het contact met de Portoricanen te vergemakkelijken. Mijn vriend Gerry Morris maakte via een in het Spaans uitzendend radiostation bekend, dat hij mensen uit Harlem nodig had, die Spaans als moedertaal hadden. De volgende dag ver zamelden zich een 200 teenagers voor zijn kantoor. Hij koos er 50 uit, van wie ve len voortijdig de school had den verlaten. Hij leerde hun het gebruik van een leerboek Spaans dat bedoeld is voor taai-studenten met een colle ge-opleiding. Binnen een week waren zijn onderwijzers zelf standig. Ieder van hen kreeg vier New Yorkers toegewezen, die Spaans wilden leren. Na zes maanden was de opdracht voltooid. Met geen enkel schoolprogram zouden deze resultaten bereikt zijn". Dat de school niet (meer) het monopolie voor ontwikke ling bezit, is ook niet aan vechtbaar. Maar moeten de bestaande scholen daarom worden afgeschaft? Illich stelt: Ieder belangrijk politiek programma van de jaren ze ventig moet beoordeeld wor den volgens deze maatstaf: hoe duidelijk stelt het de noodzaak van ontscholing? Tessel Pollmann begint haar mini-boekje met VN-artikelen met de opmerking dat de haat tegen de school één van de meest kenmerkende trek ken van onze cultuur is: „Zeg tegen een arts dat hij een echte dokter is en hij kijkt je tevreden aan. Zeg tegen een dominee dat hij een herder zijner gemeente is en hij blikt blij in het rond. Maar zeg te gen een onderwijzer dat hij een echte schoolmeester is, en je bent verzekerd van zijn eeuwigdurende haat. Want on derwijzers houden niet van zichzelf, zoals de meeste men sen niet van scholen houden". Moeten we de scholen dus maar opblazen, zoals Goodman heeft geschreven. Prof. van Gelder (Gronin gen) zegt in het voorwoord van het berucht geworden boek van Illich heel voorzich tig: „Dit beeld van een ver- schoolde school dwingt tot een herbezinning op de taak van de school in onze samenle ving". Prof. Posthumus, de net overleden regeringscommis saris voor het hoger onderwijs, liet het volgende oordeel na: „Met de oplossing door ont- schoolsing van de maatschap pij, door het sluiten van alle scholen kan ik niet instem men". Prof. van Kemenade (Nij megen) zegt desgevraagd „Voor de hoog-geïndustriali- seerde landen heeft Illich geen gelijk. We kunnen trou wens niet eens van ons school systeem af, we hebben dat systeem ook nodig voor onze welvaart en welzijn. Onl- schoolsing zou zelfs gevaarlijk zijn, want het zou de ongelijk waardigheid in onze samenle ving bevorderen. De kinderen uit de betere milieus zouden ook dan wel gestimuleerd worden, de kinderen uit de lagere milieus juist niet". Tekst: Jos Ahlers /E snapt niet dat die Belgen er nog zo goed uitzien, want de natie houdt vrijwel voortdurend de adem in. Op de duur moet zich dat gaan wreken en vele ou den van dagen kwijnen dan ook al weg. Een te verwaar lozen onderdeel van een se conde nadat uit het natte Ita lië het bericht binnenliep om trent een verkoudheid van Eddy Merckx, stokte als op bevel de adem van de onder danen van koning Boudewijn. Het is gewoon geen gezicht als je al die Belgen met open mond grote ogen ziet opzet ten en de lucht inhouden tot dat ze er roomspaars van aan lopen. Eerst was er slechts sprake van een niesbui, die door de meerderheid der be volking nog zowel gebagatel liseerd als geridiculiseerd werd. Maar allengs werden ernstigere trommels geroerd. Agence France Presst ge bruikte als eerste het woord verkoudheid en een kwartier later deed de BRT in een ex tra uitzending de jobstijding kond aan het volk. Het daar opvolgende collectieve inhou den van de adem was abrupt. Er viel dit keer slechts een dode te betreuren. Een ge pensioneerde tramconducteur uit Esneux. Zijn echtgenote ligt met ademnood in het zie kenhuis van Aywaille maar gaat zienderogen vooruit, of schoon ze nog niet kon wor den verhoord. Alle kwade dingen in drie keer. U kent die herfstavon den. De frisse zonnige dag wordt vroeg af gesloten. De zon zakt bloedrood door de knieën. Overal grondnevels en voor ze in de koude nacht vergaan, kleuren de met de zilver af- gebiesde wolkenslierten nog even paars op. Flauw flak kert de vlam in de vissershut. Alom wordt in de kachel ge pord. Zo'n avond was het, toen weer een extra uitzen ding van de nooit slapende BRT het hart der natie scheur de. In Milaan, zo luidde het alarm, heeft een Italiaanse stier op de Mexico-fiets van Eddy Merckx getrapt. Geen Belg die nog lucht haalde. De barometer zakte dus overal. r~jE Mexico - fiets van JMerckx is de fiets, het woord zegt het al, waar mee Merckx op 24 oktober op de supersnelle Olympische wielerbaan van Mexico Stad het uurrecord van Ole Ritter zal attaqueren en de 50 km.- barrière zal doorbreken. Die fiets is 'n wonder want weegt niet meer dan een flinke si garettenaansteker en de tu ben of banden zijn dan ook niet met lucht maar met he lium opgepompt. Het frame is van bengsium, een vrij onbe kend metaal dat lichter is dan hout, maar sterker dan ijzer en bovendien roestvrij. Het zadeltje is pan driemaal ge looid openleer. Het stuur, dat was een gril van Eddy, van ivoor van een jong olifanten koetje. En op dat kleinood trapte te Milaan een of ande re stomme Italiaanse stier. Hoe het mogelijk was dat de eerste de beste stier zo dicht bij de Mexico-fiets van Eddy kon komen, wordt onderzocht. De zaak is in handen van commissario Mario Braciano. Vast staat intussen dat er geen onherstelbare schade werd aangericht. Men werkt in drie ploegen. Voor het zadel werd de bekende Romeinse schilderijen-restaurateur Um- berto Ugnelli aangetrokken. De derailleur, waar de stier met zijn linkervoorpoot op ging staan, is overgevlogen uit de rijksuurwerkfabriek te Genève. De algehele leiding berust by de createur van de fiets Ernesto Colnago zelf. Toen de Belgische natie dat zelfde vernam ademde men verlicht op want Ernesto is hier zeer geliefd. TEDDY'S uurrecord is niet J_j in gevaar. Dezulken die menen te mogen twijfe len aan het slagen der onder neming, wagen wij defaitisten te noemen en Jan .Salies te schelden. Het blijft uiteraard een kleine minderheid, maar Eddy eist een geheel gesloten thuisfront en duldt zelfs het allerkleinste barstje niet. Als er binnen de twee maal 24 uren ook nog maar een enke le Belg ook maar het aller-' kleinste twjjfeltje durft koes teren, heeft Eddy gezegd, gaat het helium uit de banden, het ivoren stuur aan de muur en wordt er niet in Mexico ge fietst maar in Parijs gebrast. Inmiddels is men reeds vol op bezig de van twijfel ver dachten het land uit te zetten. De gezuiverde natie is voor nemens straks voor de duur van het volle Mexico-uur de adem in te houden. En al wordt zij daardoor gedecimeerd, als Eddy meer dan 50 km. rijdt, was het offer niet vergeefs. Nee, het woord is aan u.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 15