Mokerslagen op oude kerken en dierbare herinneringen
Kerken
bouwen
in de
19e eeuw
Overal torens en
torens en torens, een
ware torendolheid
Waterstaaten
kerken
kunst I
cultuur
Spitsbogen
Koekebakkers
Stucadoors
Gevallen
Breda: St.-Barbwra (voorheen kathedraal).
Bouwde in 1861-1863 een to
ren bij de uit 1831 stammende
r.-k. kerk te Steenbergen.
Bovendien is er een alfabe
tisch register opgenomen van
kerken. Daarin wordt van vol
gende kerken - uit die periode
- in zuidwest-Nederland een
beschrijving gegeven: te Aar
denburg, Bergen op Zoom
Breda, Etten, Ginneken, Goes,
Hulst, Leur, Middelburg, Oos
terhout, Oudenbosch, Prinsen
beek, Raamsdonk, Roosendaal,
Steenbergen, Vlissingen, Was
pik, Wolphaartsdijk en Zeven-
bergschenhoek.
Een groot deel van die 19e
eeuwse bouwkunst is het
waard in zijn oorspronkelijke
of in een nieuwe bestemming
bewaard te blijven. Zo besluit
drs. H. Rosenberg zijn boek
over deze periode. Een tijd
perk dat door de komst van
de Franse revolutie in de Re
publiek der Zeven Verenigde
Nederlanden in 1795 ingrij
pende verandering in de situa
tie van de kerken bracht. De
Natioale Vergadering besloot
„dat geen bevoorrechte noch
heersende kerk in Nederland
meer kan of zal geduld wor
den". Is er In de eerste eeuw
helft, waarin het ministerie
van Waterstaat toezicht uitoe
fend op de kerkenbouw, nog
nauwelijks verschil tussen ka
tholieke en protestantse bede
huizen, na het herstel der
bisschopszetels (1853) wordt
de neo-gotiek - in de veertiger
jaren hier en daar voor protes
tantse kerken toegepast - een
bij uitstek roomse aangelegen
heid.
„Waterstaatskerken" noemen
we nog steeds de kerken uit
die eerste eeuwhelft. „Een be
naming, die meer met de wer
kelijkheid overeenkomt, is
neo-classicisme of barok clas-
sisime", schrijft Rosenberg. De
witgepleisterde interieurs van
de waterstaatskerken met hun
boogramen, werden op geluk
kige wijze aangekleed door
Vlaamse ateliers. „Ongetwij
feld lag aan de kerkelijke
bouwkunst van die tijd een
goede smaak en een gevoel
voor harmonische verhoudin
gen ten grondslag". Een van
de monumentaaJste voorbeel
den is de Mozes en Aaron aan
het Amsterdamse Waterloo.
herkent, .terwijl tooh juist hun
karakteristieke eigenschappen
onaangetast blijven", zo luidt
het eerherstel in dit boek.
Aan de orde is dan ook de
invloed van het St. Bernulphus-
gilde o.l.v de Utrechtse pries-
ter-„poter»taat" Gerard van
Heukelum en daar nauw mee
verbonden de namen van Al
fred Tepe en Friedrich Men
gelberg (de vader van de diri
gent). Met Geuer, de Broms,
Linsen en Schenk hebben Te
pe en Mengelberg heel wat
visitekaartjes neo-gotiek aan
ons nagelaten. Cuypers' leer
lingen en andere neo-gotici
krijgen een apart hoofdstuk.
Dat er in die tijd zoveel mid
delmatigs is gebouwd vond
zijn oorzaak ook in de weinig
verwende smaak van pastoors
en parochianen: alles wat
spitsbogen had kon bij voor
baat rekenen op bewondering,
de offerzin was fabelachtig en
de afmetingen telden meer
dan kwaliteit. „Overal torens,
torens en torens, een ware to-
rendoliheid" schreef Vosmaer,
die zich dood ergerde aan het
Roomse triomfalisme.
De meest produktieve onder
de Cuypersleerlingen is E. Ma-
gry geweest (1841-1891). Sa
men met J. Snickers en deze
later met A. Magry, hebben
onder protectie van de bis
schop zelf de silhouetten van
onze Hollandse steden meer in
kwantitatieve dan kwalitatieve
zin beïnvloed, zo staat te le
zen. Hun kerken vertoonden
een vermoeiende overdaad aan
details.
Zeer produktief was ook
P.J. van Genk uit Bergen op
zet tegen het monopolie van
de neogotiek (tot in het Rijks
museum toe) en de liturgische
vernieuwing, onder invloed
van de abij Beuron en Ro
meinse richtlijnen, speelt hen
in de kaart. Maar ze kregen
ook tegenstand. Gerard Brom
schreef indertijd: „We komen
bij een liturgische warenhuis
terecht, alleen met slechter
waar dan de Beijenkorf." An
ton der Kinderen, Theo Mol-
kenboer, Jan Hendrik Brom
en diens zoons Jan Eloy en
Leo en Jan Toorop stonden
achter de vernieuwing. Maar
behalve Brom kreeg nog bijna
niemand een redelijke kans,
omdat de nèogo'tiek voorlopig
oppermachtig bleef, hoewel
Tepe en Mengelberg naar
Duitsland verhuisden. In 1911
schreef de bisschap van Keu
len nog voor dat alleen neogo
tisch gebouwd modht wor
den.
Jan Kalf, doelend op kerken
van Joseph Cuypers en Stuyt
schreef o.a.: „En zoo kon het
gebeuren dat de moderne ar
chitecten, die Cuypers
naast staan, reeds rooms
kerken hebben gebouwd,
alles éér gelijken dan op
pastiches der Gothiek. Kerken
als die te Steenbergen en te
Utrecht (St. Anitonius) zijn
ongetwijfeld nog onder middel
eeuwse invloed gedacht,
blijkbaar uit de school van dr.
Cuyoers; maar men kan niet
ontkennen, dat hare invloed
en ruimtevorming ze een ei
gen taal doen spreken, en als
ik een poging mag wagen die
een taal vertalken, dan zou ik
ken ten behoeve van het mo-
numentenregister. Juist deze
eeuw van het herstel van de
kromstaf in Nederland is ui
terst produktief geweest op
dit terrein. Tussen 1953 en
1909, werden er niet minder
dan 50 nieuwe r.-k. kerken
gebouwd, daarnaast nog een
aantal prostestantse kerken. In
Noord-Brabant kregen wider
Willem I de katholieken niet
minder dan 130 middeleeuwse
kerken terug, zodat ook de
protestanten moesten bou
wen.
0 Zierikzee: eerste ontwerp Nieuwe Kerk.
Interessant om in te neuzen is
het alfabetische register met
een 150-tal namen van de be
trokken architecten. B.v. P.
Huijsers, architect uit Breda,
1781-1848, werken in de neo-
class. trant. Bouwde de St.-An-
toniuskerk in Breda, vermoede
lijk ook de Herv. kerk van
Steenbergen en maakte in 1935
ontwerpen voor de nieuwe
kerk m Zierikzee. Van zijn
profane werk is oa. het raad
huis te Zunuert oekend, vol
tooid in 1840. Of: N. Plomp:
Alpnen a.ü. Rijn 1782-Kampen
1853. Bouwde in 1819 de class.
Herv. kerk te Princenhage in
zijn hoedanigheid als „conduc
teur bij ae Waterstaat'Ot: P.
Soffers: Architect uit Ginne
ken. Bouwde tussen 1849 en
1887 een 35-tal kerken in het
bisdom Breda. Vertegenwoor
diger van de stucadoorsgotiek.
Voornaamste werken: O.L.
Vrouw te Prinsenbeek (1858-
1860, gesloopt 1964). Kalf
noemt verder van hem kerken
te Achtmaal, Axel, Baarle
Nassau, Biervliet, Dinteloord,
Grauw en Langedam, Groede,
Hontenisse, Hoofdplaat, Klein-
Dongen, Nieuw-Namen, Oost-
eind, Philippine, Putte,
Sprundel, Standdaarbuiten,
Stoppeldijk, Terneuzen, Ulico-
ten, Woensdrecht en Clinge.
Roosendaal: Johannes de Doper.
HENK EGBERS
Breda: St.-Antonïus.
plein, die ook van alle kanten
bedreigd werd.
Een unieke verschijning In
de neo-classicistische kerke
lijke architectuur vormt de
Nieuwe Kerk in Zierikzee,
waarvan nog een aantal ont-
werpschetsen (stadia) te zien
zijn. De architect ervan Huij
sers bouwde tevens de St.
Antonius te Breda (1836) en
de hervormde kerk te Steen
bergen (1832). Als hoogtepun
ten uit deze stijlperiode noemt
Rosenberg o.a. de tussen 1832
en 1946 gebouwde kerken te
Waspik, Tilburg Roosendaal
en Breda.
In het midden van de 19e
eeuw wordt deze stijl ver
drongen door de zogenaamde
stucadoorsgotiek. Theo Mol-
kenboer (1796-1863) staat
daarvoor model. Hij gebruikt
de gotische vormen en motie
ven zonder het flauwste be
grip van de wijze waarop de
middeleeuwers hun bouwwer
ken construeerde. Zijn gewel
ven zijn van gestucadoord
hout en zijn bladkapitelen laat
hij in stuc modelleren. (De
Walburg in Arnhem stortte
dan ook prompt in elkaar -
1854). Andere grootheden uit
die stuc-periode waren o.a. H.
v.d. Brinik (seminarie Rijsen-
burg) en P. Soffers (de neo
gotische kruisbasiliek van
Prinsenbeek, die in '64 sneu
velde).
Dan verschijnen de namen
van (de grote) Pierre Cuypers
en Alberdingk Thijm, die sa
men de strijd aanbonden om
vernieuwing van de kerkelijke
kunst. Thijm met zijn pen:
„De pastoors arbeiden en veel
tijds met onvolprezen ijver
aan de verwezenlijking der
morele harmonie in de aan
hun zorg toevertrouwde zielen
- maar hun eigen zin voor de
harmonie der architectonische
schoonheid laat over het alge
meen veel te wenschen: en
God is toch zoowel het Schone
als het Goede."
De kerken uit Cuypers' eer
ste periode, tot in het begin
van de jaren zeventig, tonen
een aansluiting op de vroege
en vooral 13e eeuwse gotiek
van lie de France en de roma-
no-gotiek van het Rijnland
(bv. st. Catharina Eindhoven,
goed voorbeeld van omzetting
Franse gotiek in baksteen)
Zijn tweede periode kreeg
nieuwe impulsen dooi
ideeën van Duitse en Engelse
architecten en kunsthistorici
(hoogtepuntem: St. Jacob Den
Haag, St. Bonifatius Leeuwar
den, St. Vitus, Hilversum)
„Er is nooit sprake geweest
van slaafse navolging. Cuypers
interpreteert op een sterk per
soonlijke wijze en past histori
sche vormen en motieven zo
in zijn bouwwerken toe, dat
men ze eerst na enige moeite
Zoom en zijn broer C. van
Genk, die o.a. kerken bouw
den te Lepelstraat, Nieuw
Vossemeer, Breda (Anna),
Den Hout, Dongen (toren)
Groot Zundert (rest). Yerseke,
Kwadendamme, Oostburg, Os-
sendrecht, Riel, Schoondijke,
Wagenberg, Westdorpe,
Wouwsche Plantage en Zuid-
dorpe. Onder de meer begaaf
de leerlingen van Cuyper val
len natuurlijk namen als K. de
Bazel, Jos Cuyoer, Jan Stuyt,
J. Boerboom, N. Molenaar, en
W. te Riele Gzn. Drie op zich
zelf staande figuren zijn We
ber, Van Tulder en Kayser.
Uit woede over zijn nederlaag
tegen de grote Cuypers bij de
restauratie van de Munster
kerk in Roermond heeft We
ber zijn verdere loopbaan ge
wijd aan het volbouwen van
Brabant met navolgingen van
deze Munsterkerk, zo wordt
verteld. Weber zette o.a. ker
ken te Zevenbergschenhoek,
Raamsdonk, Lage Zwaluwe en
Raamsdonksveer.
In de jaren rond het midden
van de 19e eeuw ondergaat het
neoclassicisme in de bouw
kunst een verandering. In
plaats van zuiver klassieke
vormen komt een soort eclecti
cisme, waarin naast classiciti-
sche en Empiremotieven ook
romaanse en Italiaanse renais
sance stijlvormen gaan mee
spelen. Het Hervormde Kerkje
van Wolphaartsdijk van Hanna
(1867) illustreert dit onder an
deren. In de katholieke ker
ken houdt de neogotiek het
monopolie en zijn neorenais-
sance-kerken zeldzaam, dit in
tegenstelling tot de protestan
ten.
Onder de weinige katholieke
kerken, die in de tweede helft
der vorige eeuw niet naar
middeleeuwse voorbeelden
werden gebouwd, neemt als
cultuurhistorisch verschijnsel
de parochiekerk van de HH
Agatha en Barbara te Ouden
bosch een bijzondere plaats in.
De architect van deze op de
helft van de ware grootte uit
gevoerde copie van de St. Pie-
ter te Rome, is onbekend,
maar Cuypers schijnt op een
of andere manier bij de bouw
betrokken te zijn geweest
Enige jaren tevoren had het
weinig gescheeld of hij was
Rome uitgezet omdat hij ten
Vaticane onvriendelijke din
gen over de Barok had gezegd.
'.Vellicht moeten wij in Cuy-
ers' medewerking aan dit ul-
ramonyaanse geval een soort
boetedoening zien voor zijn
onbekookte uitval, die hen-
het misnoegen van de Curie
op de hals had gehaald, meen*
Rosenberg.
In de katholieke kerkelijke
bouwkunst zijn het vooral
Cuypers' zoon Joseph en Jan
Stuyt, die aan het begin staan
van een vernieuwing. Het ver-
willen zeggen diat zij
nis doen van een mannelijk en
strij'dlbaar geloof, een geloof
even ver van de bondieuserie
der gemankeerde koekebak
kers, die in hun qualiteiit van
gothiekelinigen onze architec
tuur onveilig maken, als nauw
verwant aan het geharnast
credo van eenen August i-
nus..
Maar de ontwikkeling was
niet tegen te houden. De St.
Baivo kathedraal te Haarlem
van Joseph Cuyoers mankeert
de overgang van de neogotiek
naar een nieuwe kerkelijke
bouwkunst.
Als gevolg van de huidige
ontwikkelingen, vraagt Rosen
berg zich af, of niet binnen
een halve eeuw de neogotiek
en de neorenaissance zeldza
mer zullen worden dan de
echte gotiek en renaissance.
De afgelopen tien jaar is een
respectabel aantal grote stads
kerken uit de tweede helft
van de vorige eeuw afgebro
ken.
Van Cuypers verdwenen in
Amsterdan de Maria Magdale-
na en de Willibrordus buiten
de Veste, in Breda de kathe
draal van St. Barbara, in Hel
mond de H. Hartkerk. De Hip-
polythuskerk in Delft is ge
sloten en wacht op afbraak; de
kerk van Wytgaard hoorde tot
de eerste Cuyperskerken die
gesloopt werden. Bovendien
werd zijn Augustinuskerk in
Nijmegen in de oorlog ver
woest. Van zijn leerling Mole
naar vielen de kathedraal in
Rotterdam en de St. Miciel in
Zwolle onder de slopershamer
nadat kerken in Den Haag en
Nijmegen al in de oorlog wa
ren vernield. Twee vroege
kerken van Weber, in Frane-
ker en Geertruidenberg, moes
ten reeds voor nieuwe plaats
maken en zijn mooiste centraal-
bouw in Zevenibergschenihoek
ging in de oorlog verloren.
Van Bleys verdween de O.L.
Vrouwekerk aan de Goudse
Kleiweg en van de Cuypers-
1 eenling Van Langelaar de Ma-
riakerk in Breda. De lijst van
kerken, die op het ogenblik
met sluiting wordt bedreigd is
nog veel groter. Ten aanzien
van de protestantse kerken is
eenzelfde ontwikkeling gaar
de: ails voorbeeld mogen wor
len genoemd de Koepelker:
van Van Beek te Amsterdan
en de hoogst belangrijke Kor
ginnekerk in Rotterdam, be
len gesloten en voor afbraa
bestemd. Een verheugend be
wijs dat het ook anders ka
geeft Purmerend te zien, waa
men een stichting heeft ge
vormd, die het voortbestaa
van de Grote Kerk waai
borgt.
H.E.
Geertruidenberg: St..Gertrudis.
Er gaan nogal wat kerkge
bouwen tegen de vlakte. Ker
ken, die nog ruiken naar wie
rook en psalmgezang. Gebou
wen, die velen dierbaar zijn
om de herinnnering, ook al
zetten ze er misschien geen
voet meer binnen. De herinne
ring aan donderpreken, missen
van Perosi, missen met drie
heren in goudbrokaat, aan
doop, huwelijk en uitvaart. Het
zijn vooral de kerken in de
zogenaamde neo-stijlen, die
het nu moeten ontgelden; ker
ken met name gebouwd in de
19e eeuw; neogotiek en neo-
classisme. Behalve redenen
van technische en praktische
aard, speelt ook het feit dat
er voor deze bouwstijlen wei
nig waardering werd opge
bracht, mee bij afbraakmotie
ven. Maar, in deze tijd van
neo-romantiek, is er een ken
tering te bespeuren: een her
waardering voor kerken ge
bouwd in deze verfoeide stij
len. De rellen rond de afbraak
aan de hervormde Koninglnne-
kerk te Rotterdam (een syn
these tussen neo-romaanse,
Byzantijnse, Berlagiaanse en
art-nouveau motieven) liggen
nog kort achter ons.
DRS. H. ROSENBERG komt
niei al een a:,n deze ueimwee-
gevoelens tegemoet maar heeft
ongetwijfeld ook de architec-
tectuurgeschiedenis een dienst
bewezen met zijn nieuwe boek
DE 19E EEUWSE KERKELIJ
KE BOUWKUNST IN NE
DERLAND (uitg. Staatsu' e-
verij en Rijksdienst voor mo
numentenzorg, f 25,-) Het is
voor de eerste keer dat over
dit onderwerp en dit tijdsbe
stek een dergelijke inventari
satie gemaakt is. Rosenberg is
wetenschappelijk ambtenaar,
verbonden aan de kunsthisto
rische afdeling van de Rijks
dienst voor de Monumenten
zorg. Aanleiding tot het schrij
ven van dit boek was dan ook
op de eerste plaats de inventa
risatie van de 19e eeuwse ker-
Princenhage: Hervormde Kerk.
Ook bevat het boek 208 fo
to's van nog bestaande en af
gebroken kerken, die in ge
noemde neostijlen gebouwd
werden. Een kijk- en leesboek
waaraan velen een genoegen
zullen beleven. Jammer dat
het nogal duur is. De uitgave
ziet er nogal goedkoop uit.
Giimeken: $t.-Laurentius.