Wanneer de
Mens de
Mier een
Monster vindt
ZEVEN GEIDEN PER WEER
OP EEN KLEIN EILAND
MILIEU
HYGIËNE
groot probleem voor vakbeweging
Generaals in Paraguay:
één grote smokkelbende
dcmeimIÏcmen dcmm^,en npnrm impeilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilinge
peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen
GEVOLGEN
VEEL STUDIE
LAPWERK
Prijs
Onder druk
f L. NGEn PE L NGEN pelngen pe lingen PEIL NGEN peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen
d?ifm/-ckieili dci?ïi.^c^.eillypifri,^r?,eili^9,e^ peil|ng™ p 'l'ngen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen peilingen
Hoe zou u het vinden 's
morgens wakker te worden
door een fel stekende zon,
lui liggend op een rabar-
berblad, om daarna een
heerlijk fris bad te nemen
in een forse heldere dauw
druppel. Onzin natuurlijk,
zoiets waanzinnigs is geen
vraag waard. We leven nu
eenmaal niet in een sprook
jeswereld uit „Duizend en
een nacht". Nee, inderdaad,
maar de hierboven geschet
ste situatie komt wel voor
in een verrukkelijk scien-
ce-fiction-verhaal van
Lindsay Gutteridge. Toe
komstmuziek dus....
In het boek wordt geëx
perimenteerd met de ver
kleining van mensen, met
behoud van het volle ver
stand. Minitianisering heet
het. Bonken van kerels
worden langs chemische
ahacadabra verkleind tot
wezentjes van pakweg drie
millimeter hoog. Het zou
een oplossing betekenen
voor ontzettend veel pro
blemen. Denk alleen al
maar eens aan het voedsel-
vraagstuk en de overbevol
king om even een paar
knelpunten van onze huidi
ge samenleving naar voren
te halen. Wat zouden we
over een zee van ruimte
kunnen beschikken. Neen
bijvoorbeeld eens een heer
lijk warme dag. Even naar
het zwembad voor een op-
frissertje is er met onze
huidige proporties niet
meer bij. Het is meer een
kwestie aan het worden
van massaal in een soep
achtige substantie verblij
ven.
Dan is dat piepkleine
mannetje uit het verhaal,
dat in een dauwdruppel
kruipt, heel wat aanlokke
lijker. Er is trouwens veel
te zeggen voor zo'n minia
tuurwereldje. De aanleg
van vele honderden vier
kante meters asfalt voor
een wegennet kun je dan
wel vergeten, evenals de
bouw van grote stadswij
ken met de afschuwelijke
betonkolossen. Een heel ge
zin in miniatuur zou aan
een lege mosselschelp een
riante woning hebben. Het
probleem is dan uiteraard
wel wie de mosselschelp
leegmaaktgeen karwei
voor kleine kruimelmens-
jes.
Uit het boek wordt dui
delijk dat er nog heel wat
meer problemen om de
hoek komen kijken. Bij
voorbeeld hoe houdt een
mens van drie millimeter
hoogte zich staande in een
vijandige insectenwereld.
Je moet met je drie hele
millimeters maar eens een
mier tegenkomen, laat
staan een duizendpoot. Dat
zijn in deze verhoudingen
net zulke monsters als de
dinosaurussen voor de oer
mensen. Maar die hebben
het destijds ook overleefd
zodat de miniatuurmens
van straks ook wel een ant
woord zal weten te vinden
op dit soort ongemakken.
Ais je de belevenissen van
majoor Mathew Dilke- de
eerste proefmens in zakfor
maat, leest zou je zo met
hem willen oversteken. Al
moet het weer niet te hard
gaan regenen, want dan zou
je gauw verdrinken in een
plasje. De majoor kan zich
tijdens een forse bui maar
net redden onder een ra-
barberblad. Maar alles bij
elkaar wordt het leven er
toch wel een stuk interes
santer op. Er komt weer
wat pioniersgeest aan te
pas, je kunt weer iets be
reiken met wat handig
heid en ondernemingsgeest.
Het gemeenschapspatroon
ligt niet zo vast voor je
uitgestippeld. Maar goed,
het is natuurlijk allemaal
fantasie, een heerlijke
droomwereld.
De fantasie van de auteur
van het boek „Koude oor
log in de achtertuin", waar
in deze geminitianiseerde
mens komt opdraven, gaat
wat ons betreft in het
tweede deel wel wat te
ver. De beschrijving van
hoe de gemillimeterden
zich in de totaal nieuwe
situatie aanpassen is onge
meen boeiend. Maar in het
tweede deel maakt de heer
Gutteridge er een drie-stüi-
vers-roman van, een slecht
James-Bondverhaal in zak
formaat. Hij laat de super
lilliputters opdraven als ge
heim-agenten. Ik kan me
best indenken dat dergelij
ke mensjes als 007 van on
schatbare waarde zouden
kunnen zijn, maar de ma
nier waarop ze in dit ver
haal een opdracht krijgen
achter het ijzeren gordijn,
is niet veel zaaks. Letter
lijk en figuurlijk is het een
luizenbaan als je als agent
piepkleine zendertjes in de
haardos van een Bulgaarse
generaal moet plaatsen. De
schrijver komt tijdens het
„avontuur" zelfs nog met
een geininitianeseerd ne
germeisje op de proppen.
Voor ons hoeft dat allemaal
niet. En het eerste deel zal
wel voorgoed in het rijk
der fabelen blijven hangen.
Maar dat stukje science fic
tion geeft de lezer tenmin
ste ruim voldoende stof om
eens lekker te dromen
M. VAN BIJNEN
„Koude oorlog in de achter
tuin", Lindsay Gutteridge,
uitg. Elsevier. Prijs f8.90.
(Van onze redactie buitenland)
Op de Cocoseilanden een groep van 27 tot Australië
behorende koraaleilanden in de Indische Oceaan
blijken feodale toestanden te bestaan. In een vertrouwelijk
rapport dat is opgesteld door een ambtenaar van het Mi
nisterie voor Overzeese Gebieden, wordt volgens goed
ingelichte kringen in Canberra gezegd, dat de in de cocos-
notenplantages werkende bevolking nog geen zeven gulden
per week verdient.
Hun „loon" moeten zij bovendien besteden in de winkel
van de eigenaar van de meeste plantages, John Clunies-
Ross. Hij is een nakomeling van de Schotse stichters van
de cocosnootcultuur op de op 5.000 km ten westen van
Darwln liggende eilandengroep, die in 1955 door Graot-
Brittannië aan Australië werd overgedragen. Bij de over
dracht was bepaald dat de familie Clunies-Ross in het
bezit van haar plantages zou blijven. De uit Maleirs be
staande bevolking in totaal ruim 600 zielen zou in
de gelegenheid moeten worden gesteld Australisch staats
burger te worden.
John Clunies-Ross, zijn vrouw en een buitenlander, zijn
de enige blanken op het eiland Home, een van de twee
hoofdeilanden van de Archipel. Hij wenst beslist geen in
menging van Australië. Volgens het vertrouwelijke rapport
zouden meer dan 300 Maleirs van Home willen vertrekken
als zii daar de kans toe kregen.
Het Brabantse NKV heeft vorige week haar 26ste Gemerfse studiedagen
gewijd aan een beschouwing vanuit verschillende gezichtshoeken van het
vraagstuk van een doelgericht milieubeleid. Vijf inleiders hebben toen hun
licht laten schijnen over de talrijke aspecten die de hele milieu-problematiek
heeft. Een fprum van deskundigen, aan het slot van de drie studiedagen,
toonde nog eens aan hoe verschillend men over de milieu-vervuiling en de manier
waarop die kan (moet) worden aangepakt, kan denken. Het is niet in de
laatste plaats een zaak van levens- en wereldbeschouwing. Geen wonder dat in
het forum voorstanders van een verandering van de maatschappelijke
structuur en tegenstanders daarvan elkaar nogal flink in de haren zaten.
De vraag die werd gesteld, en niet kon worden beantwoord, is, of binnen
de bestaande economische orde en de maatschappelijke structuur op het gebied
van de milieu-politiek spijkers met koppen kunnen worden geslagen.
Een interessante vraag. Uit wat er allemaal in Gemert is gezegd krijgt men de
indruk dat ze in alle redelijkheid ontkennend moet worden beantwoord.
Alleen reeds wat de woordvoerders van de vakbeweging daar hebben gesteld,
nuchter en zonder een ogenblik te gaan zweven, kan men de conclusie
trekken. Het waren vooral de heren G. H. Martijn, voorzitter van de Brabantse
NKV, en drs. A. Arnolds, directeur van het wetenschappelijk bureau van
het NKV, die vanuit vakbewegingskring de materie aanpakten.
Hun visie, sterk verkort uiteraard, vindt u in bijgaande beschouwing.
De vakbeweging moet kiezen: fabriekspoorten sluiten terwille van een schoon milieu of een
vuil(er) milieu terwille van de werkgelegenheid? Het is geen eenvoudig dilemma.
Er wordt bar veel ge
praat, eii nog veel
mee r geschreven,
over de vervuiling van
de wereld. Sinds de ver
schijning van de studie
die de „club van Rome"'
heeft laten maken is dat
onderwerp „in". Ook de
vakbeweging lioudt er
zich mee bezig, omdat in
alle toonaarden wordt be
toogd dat alleen het bren
gen van enorme offers
in geld en goederen
ons op weg kan helpen
ons milieu weer schoon
te maken.
Natuurlijk wil de vakbe
weging helpen om dat te be
reiken. Maar ze stelt daar
bij vooraf wel enkele heel
klemmende vragen. Want
het verleden heeft haar ge
leerd dat als er zo druk ge
praat wordt over noodzake
lijke offers, bijna altijd
de kleinere man, de lage en
ook niet zo hoge inkomens
klassen, veruit het meeste
moeten offeren.
Beseffen al die mensen die
om offers vragen wel dat ze
dat ook vragen van mensen
veruit de meerderheid in onze
samenleving die pas kort
op weg zijn naar wat meer
welvaart. Dat zijn de mensen
die terecht menen dat ze
op die weg echt nog niet het
aanvaardbare eindpunt hebben
bereikt. Sinds enige jaren lijkt
het erop of het bereiken van
een zekere mate van welvaart
voor de massa eigenlijk veel
minder belangrijk is dan het
verwerven van ook al weel
een zekere mate van wel
zijn. Juist met betrekking tot
de leefbaarheid van het milieu
krijgt die accentverschuiving
grote betekenis.
De vakbeweging wil onge
twijfeld in de voorste gelede
ren staan als het erom gaat de
nieuwe tijd, de toekomst, ge
stalte te geven. Maar ze
moet dan wel weten dat het
de moeite waard is zich ervoor
in te zetten. Want men moet
goed beseffen diat maatregelen
op het gebiéd van de milieu
hygiëne die werkelijk zoden
aan de dijk zetten ingrijpend
zullen moeten zijn. Dat zulke
maatregelen fundamentele
veranderingen in de maat
schappelijke structuur en
waarschijnlijk ook in de eco
nomische orde onontkoombaar
maken. Want zulke maatrege
len kunnen betekenen dat we
aanvaarden dat er voor heel
wat mensen geen werk meer
is te krijgen. Dat we bereid
zijn bepaalde produkties van
goederen die bijdragen tot de
vervuiling van het milieu
of die kostbare grondstoffen
verslinden stop te zetten.
Om maar enkele zaken te noe
men die tot de „offers" kun
nen behoren waarom hier en
daarzo driftig wordt ge
vraagd. Enl om nog wat dich
ter bij huis te blijven in
Brabant elk jaar vragen in
deze provincie zo'n 5000 men
sen meer om werk. Waar kun
nen zij het vinden als we
besluiten een einde te maken
aan het inderdaad zo langza
merhand niet meer houdbare
uitgangspunt van onze econo
mie: het voortdurende groei
principe? Men moet daarbij
goed zien dat we het dan al
leen - nog maar hebben over
ons eigen kleine landje. Kan
dat zich veroorloven het ter
wille van dat schone milieu
allemaal op eigen houtje te
doen? De vraag stellen is haar
beantwoorden. Nederland kan
in z'n eentje slechts hier en
daar wat maatregelen nemen
om enkele opvallende ver
schijnselen van vervuiling de
baas te worden. Meer niet,
want het gaat om een wereld
vraagstuk. En zolang de fa
briek die Nederland niet wil
hebben, omdat ze zoveel
„vuil" produceert nog met
open armen door onze buren
in Europa wordt ontvangen,
moeten we heel voorzichtig
zijn. Om het nog maar heel
zacht te zeggen.
De vakbeweging heeft zich
tot nu toe niet intensief met
het vraagstuk van de milieu
hygiëne beziggehouden. Ze
moet dat wel gaan doen. Zal
er waarschijnlijk specialisten
voor moeten aantrekken. Een
dure geschiedenis. Maar ze zal
er niet onderuit kunnen. Het
wel en wee van haar honderd
duizenden leden 30 pro
cent van de werkende Neder
landers is maar lid van een
vakbond! is heel nauw be
trokken bij de manier waarop
de gemeenschap het milieu
vraagstuk gaat aanpakken. De
vakbeweging moet erover
gaan studeren.
Daar is, bijvoorbeeld, de vraag
of we zo langzamerhand de
discussie over recht op arbeid
niet moeten gaan verleggen
naar recht op inkomen. En,
weer een voorbeeld, als er
straks voor tallozen geen ar
beid meer is omdat we zijn
afgestapt van de opvatting dat
economische groei hét genees
middel is voor onze kwalen,
wat doen we dan met ons
onderwijs? Blijven we dan
rustig mensen opleiden voor
beroepen waarin ze geen ar
beid kunnen kiïjigen? Reeds
nu kunnen heel wat academici
niet meer aan de slag ko
men.
En kan de vakbeweging het
zich doodgemoedereerd ver
oorloven volmon/dig „ja" te
zeggen tegen maatregelen die
gericht zijn op een schonere
wereld zonder dat ze de rede
lijke zekerheid heeft dat de
gevolgen van die maatregelen
voor de mensen door de ge
meenschap worden gedragen?
En kan ze aan die maatregelen
meewerken als niet vooraf
heel duidelijk het werkgele
genheids- en inkomstenbeleid
wordt herzien?
Dat zijn zo een paar vragen
die de vakbeweging ongetwij
feld zal stellen. Moet stellen.
Maar er is nog heel wat meer.
Ze zal zich ook moeten afvra
gen, of het hele vraagstuk van
de vervuiling van de wereld
met overheidsmaatregelen al
léén kan worden opgelost. Of
het niet ook een kwestie is
van een verandering in de
mentaliteit van ons allemaal.
En of de mensen bereid zijn
er de nodige enorme offers
voor te brengen.
Daaraan twijfelt die vakbewe
ging in niet gieringe mate.
Want ze weet heel goed dat in
onze samenleving het egoïsme
hoogtij viert. Welvaart en con
sumptie „kopen maar, jon
gens" is de mensen met de
paplepel ingegeven. Dat ver
ander je niet in een generatie.
Bovendien is het hele stelsel
van sociale voorzieningen door
de oudere generatie met ont
stellend veel offers opge
bouwd. Zijn die ouderen
wat hebben ze allemaal al niet
meegemaakt bereid nu een,
twee, drie dat beetje welvaart
voor een deel op te geven? En
heel wat van de jongeren heb
ben maikkelijik praten. Zij zijn
in een sociaal opgemaakt bed
je gestapt. Hebben er niets
voor gedaan. Als zij over of
fers praten terecht overi
gens bedoelen ze dat de
ouderen die moeten brengen.
Die hebben wat om te offeren.
Meestal niet zoveel, trou
wens.
Milieupolitiek is duur. De
vakbeweging vindt dat die
door de overheid moet worden
gevoerd. Het particulier initia
tief kan het niet. Dan blijft
het lapwerk. Dat betekent wel
dat we bereid moeten zijn die
overheid veel meer macht te
geven. De vakbeweging is
daarvoor niet benauwd. Ze be
seft immers dat ze juist door
dat overheidsingrijpen in het
verleden een gro.ot deel van
haar eisen op sociaal econo
misch gebied kreeg ingewil
ligd. Maar dan moet wel wor
den ingebouwd dat de bureau
cratie niet oppermachtig gaat
worden. Die invloed is nu
reeds hier en daar bedenke
lijk.
Vaststaat voor de vakbewe
ging dat elke weg die men
gaat volgen om tot een verant
woord milieubeleid te komen
zal leiden tot ateeds meer be
voegdheden Van de overheid
om in te grijpen. Daaruit zul
len grote structurele verande
ringen in ons maatschappelijk
systeem voortkomen. En wie
gelooft dan nog dat men daar
naast doodrustig ons econo
misch systeem onaangetast
kan laten? De vakbeweging
niet en ze aanvaardt dat. Ze is
steeds voorvechtster geweest
van menselijke waarden tegen
over de ongebreidelde econo
mische en technische vooruit
gang. De vakbeweging is ont
staan uit mededogen. Ze stoelt
op humanitaire beginselen.
Een gezond milieu is een van
de waarden die uit die begin
selen voorkomen. Ze wil er
zich voor inzetten. Maar ze
kan alleen offers van haar le
den vragen als vaststaat, dat
vanuit een nieuw sociaal per
spectief wordt gedacht en ge
werkt.
JACQUES LEVIJ
(Van onze correspondent)
SANTIAGO Zoals alle
ontwikkelingslanden heb
ben ook de landen van La-
tijns-Amerika grote proble
men met hun handel. Er is
op dat punt één grote uit
zondering, die de regel voor
de volle honderd procent
bevestigt: de smokkelhan
del bloeit, en speciaal de
handel in verdovende mid
delen. Op dat gebied is, on
danks de grote concurrentie,
Paraguay onbetwist record
houder.
Zeker, in de meeste overige
landen van Latijns-Amerika
weten ze ook van wanten. De
president van Uruguay, Borda-
berry, staat bekend als een no
toir veesmokkelaar. Bij dui
zenden worden de koeien over
de Braziliaanse grens gevoerd,
omdat daar het vlees veel
meer opbrengt dan in Uruguay.
Dat is één van de oorzaken
van de uitzichtloze economi
sche crisis die het land door
maakt.
In Noord-Chili heeft de smok
kelarij mijzelf bijna een ver
keersongeluk veroorzaakt. Al
leen door driftig te remmen
kon ik een vrachtauto vermij
den, die in het pikdonker
dwars over de grote Pan-Ame-
rikaanse weg geparkeerd stond
om zijn smokkelwaar snel te
kunnen overladen. In het ui
terste noorden van Colombia,
in de provincie Guajira, die
grenst aan Venezuela, heb ;k
midden in de woestijn stadjes
gezien, waarvan het enige be
staansmiddel de smokkelhan
del is. In een soort wild-west-
winkeltjes werden flessen
Bols en Philips-televisietoestel-
len verkocht. De vertegen
woordiger van deze provincie
in de senaat, tevens senaats
voorzitter, voert een ware
smokkelgroothandel. Mexico
mag als leverancier van verdo
vende middelen voor de Vere
nigde Staten beslist niet wor
den onderschat. Maar de
hoofdrol speelt ongetwijfeld
Paraguay.
de smokkelhandel „de prijs
van de vrede". Daarin heeft
hij geen ongelijk, want hij kan
de hoogste chefs van leger en
politie alleen maar te vriend
houden door hun een onge
stoord smokkelaarsbestaan te
garanderen, ieder in zijn eigen
specialiteit.
Paraguay was in de vorige
eeuw nog een welvarende, ont
wikkelde staat die zich geheel
uit eigen middelen kon bedrui
pen. Maar dat was vóórdat Pa
raguay dioor Engeland im de
z.g. oorlog van de Triple Alli
antie economisch kapot was
gemaakt, waardoor het land
een gewillige afzetmarkt werd
voor de Britse industriepro-
dukten. Het land wordt nu
economisch beheerd door de
Verenigde Staten en Brazilië.
Alles is in particuliere handen,
tot de staatsloterij en de casi-
no's toe. Die zijn dan ook het
eigendom van een schoonzoon Pailcllllcl
van Stroessner.
het Amerikaanse congreslid
Mann is Ricord verantwoorde
lijk voor meer dan de helft
van de invoer van verdovende
middelen in de V.S. Paraguay
zou de belangrijkste schakel
zijn in een net, dat in tien
Zuidamerikaanse steden ver
takkingen zou hebben.
In dit land in het hart van
Zuid-Amerika, waar Alfredo
Stroessner al sinds 1954 de ab
solute dienst uitmaakt, is de
smokkelarij niet eens illegaal
meer, maar off'ote"! georgani
seerd. Stroessner zelf noemt
Dat daardoor de economie
volslagen wordt ontwricht, zo
dat de weinige rijken van het
miserabel arme Paraguay puis
sant rijk zijn, vormt voor deze
heren geen punt van bijzonde
re overweging. Evenmin trek
ken zij zich iets aan van de
protesten van een pas opko
mende klasse van industriëlen
en handelaars, dat hun zaken
als gevolg van de officiële
smdkkel niet van de grond
kunnen komen.
De meest waarschijnlijke op
volger van Stroessner maar
die tijd lijkt nog ver, want
Stroessner wil zich in 1973
voor de vijfde maal laten her-
verkiezen is één van de
grootste heroïnesmokkelaars
van het land, generaal Andrés
Rodriguez, commandant van
de eerste oavalerie-divisie. Sa
men met drie andere leger-
chefs behoort hij tot de „Grote
Vier" van de Paraguayaanse
drugsmokkelelite. Dte vier fi
guren hielden hun hart vast,
toen Stroessner midden aug.
beloofde de Frans-Argentijnse
ex-nazi en smokkelkoning Au-
guste Joseph Ricord aan Wash
ington uit te leveren. Deze
zat sinds maart 1971 gevangen,
nadat hij clandestien Paraguay
was binnengekomen. Volgens
Stroessner heeft lang geaar
zeld met toe te geven aan de
Amerikaanse druk tot uitleve
ring van Ricord, welke uitle
vering overigens vorige week
om een nog onbekende reden
is uitgesteld. Wanneer Ricord
zijn medeplichtigen gaat noe
men zullen de „Grote Vier"
van Paraguay zeker op het
lijstje voorkomen. Dat is ook
beweerd door de beken
de en beruchte colum
nist Jack Anderson. Diens aan
klachten moet men wel in een
politieke context zien. Hij
heeft bijvoorbeeld de broer
van de „sterke man" van Pa
nama, Torrijos, en de Paname
se minister van Buitenlandse
Zaken, Tack, beschuldigd van
handel in verdovende midde
len. Dat was juist op het mo
ment, waarop de onderhande
lingen over een nieuw statuut
voor het Panamakanaal voor
de V.S. een deb.cle dreigden
te worden.
Toen Amerika Stroessner
steeds meer onder druk begon
te zetten en de Paraguayaanse
suikerquote op de Amerikaan
se markt afschafte, begon
Stroessner nerveus te worden.
Hij reisde zelfs naar Japan om
de kredieten te zoeken, die
Washington dreigde af te snij
den. Deze verkoeling in de re
laties met de Beschermheer,
gevoegd bij de toenemende
kritiek uit de commerciële en
industriële sector en het open
lijke verzet van de kerk tegen
de dictatuur, hebben uiteinde
lijk Stroessner doen zwichten.
Door de uitlevering van Ri
cord kan hij de gunst van
Washington herwinnen, al
neemt hij het risico, dat zijn
regime openlijk in opspraak
wordt gebracht.
Het is overigens best mogelijk,
dat Amerika op verzoek van
de Paraguayaanse president de
doofpot te voorschijn haalt.
Want als Stroessner in moei
lijkheden zou komen, zijn d«
Verenigde Staten nog verder
van huis, omdat voor de op
volging alleen smokkelgene-
raals in aanmerking komen.
JAN VAN DER PUTTEN