W. B. JANSSENS,
NIEUWE DIRECTEUR
VAN DE
BREDASE „KOEPEL":
„Er zullen altijd mensen zijn die
moeten worden afgezonderd"
Zwarte overpeinzing
OM DE MACHT VAN EUROPA
1. e2-e4
BEDOELINGEN
OPBERGEN
Kans
Beperkt
-s'
Ouderwets
EILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PE L NGEN .PEILINGEN
LINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PE,L,NGEN PEILINGEN
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PE'LINGE
PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN PEILINGEN
SCHEVENINGEN „Ik geef Haarlem zondag 60 procent kans", zegt
een jonge gedetineerde van het jeugdhuis van bewaring De Sprang in Sehe-
veningen, tegen directeur W. B. Janssens. „Een rondje koffie voor jullie
allemaal als Haarlem wint", is het antwoord van de man die vanaf 1 n0.
vember directeur zal zijn van de Bredase Koepel. De heer W. B. Janssens
(52) zegt dat hij graag naar het zuiden komt, „maar", zo benadrukt hij,
„ik ben een echte Hollander. Uit Haarlem".
„Ja, inderdaad: in mijn blanke voetzool (die ze,
zoals jullie zo graag zeggen, „vergaten te spuiten")
staat in zwarte letters het jaar van de triomf van mijn
ras gegrift: 1972.
Vijf werelddelen, door oceanen omspoeld, verstren
gelen zich als de vijf ringen op het olympische dun
doek te München.
Voor mijn ras lijken de ringen nog op ketenen, die
mijn voorvaderen rond hun hals droegen.
Nóg zijn wij een geketend ras.
Maar nooit ging het vrijheidsideaal van het oude
Hellas geheel verloren.
En met de fakkel van de aloude Olympos bleef ook
in onze harten de hoop gloeien, dat nimmer een waar
achtig vrijheidsideaal van een sportief volk geheel
teloor zou gaan.
Onze strijd was ook voor de aanvang van deze
spelen weer hard.
Mijn ras richtte vele dolken op het hart van Rho-
desië.
En we ontmoetten begrip.
Ook bij blank.
Dat kan het begin van een echte ontketening zijn.
Dan krijgen voor mij alle olympische ringen dezelf
de kleur: die van het transparante blauw van de
hemel die niet alleen de aloude Olympos maar ons
allen in alle werelddelen overkoepelt.
Ook ons, donkere atleten, hier in München."
JAN KRIJN.
Toen de heer Janssens sol
liciteerde naar het direc
teursschap van De Koepel in
Breda, wist hij nog niet dat
deze beruchte verzamel
plaats van zware jongens
een andere bestemming zou
krijgen. De Koepel wordt iu
het najaar de gevangenis
voor korter gestraften, voor
mensen die na hun veroorde
ling niet langer dan vier
maanden nog moeten zitten.
Dat was overiglens voor de
heer Janssens geen aanleiding
om zijn sollicitatie in te trek
ken. „Beloofd is beloofd", zegt
hij, „maar het maakt natuur
lijk wel verschil". Nu mag het
lijken alsof de heer Janssens
liever de scepter zwaait over
zware jongens dan over kort
gestraften, maar daarin zit
voor hem het verschil niet.
„Ik houd ervan met mensen
om te gaan en ik schuw daar
bij een zekere persoonlijke
betrokkenheid niet. In een ge
vangenis waar zo'n grote be
volking (160 man, thans
slechts 50) komt als straks in
De Koepel, die tevens een
groot verloop te zien zal ge
ven, kom je natuurlijk minder
gemakkelijk tot menselijk
contaoten".
Gevangenis-directeur is hij
die er zijn beroep van maakt,
mensen opgesloten te houden
en die veelvuldig in aanraking
komt met juist die mensen die
in de maatschappij op de een
of andere manier zijn stukge
lopen. Geeft dat een gevange
nisdirecteur geen donkere kijk
op de samenleving"?
De heer Janssens kijkt wat
vreemd op bij die vraag. „Nee
helemaal niet", zegt hij, „ook
niet op de mensen die ik on
der mijn hoede krijg. De
doorsnee-gedetineerde is heel
duidelijk een lid van de gehe
le maatschappij, maar hij kan
er zich minder goed in staande
houden. Ik geloof dat er altijd
mensen zullen zijn die het la
ten afweten in de maatschap
pij en er zijn er maar genoeg
die met een geruster hart hier
terugkomen dan weer de vrije
wereld ingaan".
De heer Janssens is heel
nuchter over wat hij doet. Hij
gelooft niet zo in de reclasse-
rende werking van de gevan
genis of hoe men een inrich
ting ook noemt.
„Als ik heel voorzichtig ben
dan kan ik zeggen dat er soms
wel iemand wijzer en beter de
gevangenis uitgaat dan hij er
in. gekomen is. Naar mijn per
soonlijke mening sluiten we
mensen op de eerste plaats op
om de maatschappij tegen hem
te beschermen. Daarnaast po
gen we natuurlijk deze men
sen aan te passen, maar of je
nu praat van gevangenis, asiel
of voor mijn part kliniek: het
blijft een kwestie van opslui
ten. Ik geloof dok dat er altijd
mensen zullen zijn die van de
samenleving moeten worden
afgezonderd en dan maakt het
in wezen niets uit of je ze
patiënt noemt".
Het zijn niet de woorden
van een hardvochtig „cipier",
maar van een door de praktijk
van idealistische illusies gene
zen en soms ook wel ontmoe
digde realist.
„Het klinkt gek en het is
voor ons soms ontmoedigend
om te ervaren, maar veel ge
detineerden voelen zich ge
woon thuis iin de gevangenis.
Ze weten er beter, waar ze
aan toe zijn dan buiten, waar
de onzekerheid heerst. Het is
beroerd; een aanklacht tegen
de maatschappij. Niet tegen
ons. Weet u, bijna zeventig
procent van de jeugdige gede
tineerden hier komt Weer te
rug. Pas op wat latere leeftijd
neemt het percentage recidi
visten af".
Hoe ziet hij zichzelf? Als
een strenge directeur? Ouder
wets? Progressief?
„Aan het aantal straffen dat
ik heb uitgedeeld, vooral in de
periode dat we hier overscha
kelden op het systeem van
leefgemeenschappen (De
Sprang is het enige huis van
bewaring in Nederland waar
men naast bewaarders ook
groepsleiders heeft. Red.), zou
je zeggen dat ik streng was.
Maar het gekke is dat uit de
reacties van gedetineerden
blijkt dat zij me helemaal niet
streng vinden. Er is nog nooit
een gedetineerde achteraf
kwaad op me geweest omdat
hij werd gestraft. Dat is ook
wel enigzins verklaarbaar. Ge
detineerden hebben hun eigen
methode. Z.ij betalen voor wat
ze hebben gedaan en ze willen
ook betalen om ervan af te
zijn. Dat hoeft lang niet altijd
te maken te hebben met be
rouw want er zijn er die voor
beeldig betalen maar er daar
na niet over piekeren om de
buit terug te brengen of om
zich zorgen te maken over de
toestand waarin ze andere
mensen hebben gebracht. Be
taald is betaald?
Kunt u goed overweg met
geestelijk verzorgers en met
de reclassering? Of vindt u
dat die mensen u maar voor
de voeten lopen?
„Als er directies zijn die
menen dat deze mensen hen
voor de voeten lopen, dan ben
ik geneigd om te zeggen dat
het wellicht ook aan de direc
ties zelf ban liggen. Ik per
soonlijk zie daar helemaal
geen probleem zitten. Ik ga er
vanuit dat we allemaal met
goede bedoelingen werken en
dan komt het ook allemaal te
recht. Gaat er ergens iets mis
dan mankeert er iets aan ie
mands goede bedoelingen en
dat zoek je dan uit".
Van de bewaarders zegt de
heer Janssens „dat zij een pit
tige 'job hebben die veel van
hen eist". Het beeld dat de
maatschappij van ben heeft is
niet go.ed, meent hij. Dat
blijkt ook uit het tekort aan
bewaarders, vooral in het wes
ten, maar meer nog uit de
manier waarop de gegadigden
voor vakatures zich melden.
Velen komen op aanbeveling.
Dat wil zeggen dat ze iemand
kennen die dat werk al doet
en die hen erover heeft ver
teld.
De heer Janssens is van me
ning dat De Koepel in Breda
als gebouw ongeschikt is voor
het doel waarvoor hij, ook na
1 november, gebruikt wordt.
„De Koepel is in wezen alleen
maar geschikt voor het opber
gen van mensen. Alles wat er
verder moet gebeuren, en dat
is heel wat, moet worden
geïmproviseerd".
Dat De Koepel bovendien
een nieuwe „bevolking" krijgt
die zo'n 200 procent groter is
dan de huidige, maakt dat er
strengere leefregels zullen
gaan gelden dan nu het geval
is. Dat moet doodeenvoudig
om organisatorische redenen.
Een speciale commissie houdt
zich thans bezig met dat nieu
we „huishoudelijke reglement"
van De Koepel. De heer Jans
sens: „We moeten natuurlijk
van die koepelgevangenissen
af. Alle nieuwe bouwplannen
gaan uit van het paviljoen-
systeem. Maar geldgebrek zal
ons, vrees ik, nog wel een
aantal jaren aan die Koepel
binden".
W. KOCK
Met veel politieke juichkre
ten worden Britten, Ieren, No
ren en Denen verwelkomd in
de EEG, die hiermee van Eu
ropa van de Zes tot Europa
van de Tien wordt. Op het
eerste gezicht inderdaad een
verheugend gebeuren. Als
klein Nederlandje maak je
toch immers niets klaar in de
wereld? Maar als lid van zo'n
grote Economische Gemeen
schap tel je mee. Eendracht
maakt macht, nietwaar?
Juist, maar daar gaat t nu juist
de negen kerken in Neder
land, die samenwerken in het
Interkerkelijk Vredesberaad,
om, als zij een levensgroot
vraagteken zetten achter „de
macht van Europa". Dat ge
beurt in het kader van de
Vredesweek 1972 (de laatste
week van september)
Wat heeft de macht van Eu
ropa met vrede te maken? Als
je nu praat over de macht van
de Sovjet-Unie of van de Ver
enigde Staten, of (straks mis
schien) China, dan zeg je: ja,
die kunnen de wereldvrede
bedreigen. Maar Europa? Als
we niet oppassen, zo betoogt
het IKV in een overstelpende
stapel documentatiemateriaal,
bij gelegenheid van de Vre
desweek, dan groeit het Euro
pa van de Tien snel uit tot
een even gevaarlijke macht in
de wereld. Laat men zich niet
blind staren op alleen de mili
taire macht, want op dat punt
zijn de landen in de_ EEG,
zrifs in de EEG-10 (nog) lang
geen supermacht. Er zijn ech
ter enkele andere, met name
economische, ontwikkelingen,
die het Europa van de Tien al
tot een zeer sterke macht in
de wereld maken.
Het Europa van de Tien
heeft een bevolking van meer
dan 250 miljoen mensen (255
miljoen). Dat is meer dan de
Sovjet-Unie met zijn 240 mil
joen, de Verenigde Staten met
203 miljoen en Japan met 102
miljoen. Alleen China steekt
met tegen de 800 miljoen
mensen mijlenver 'boven alles
uit (Over China is verder ech
ter weinig bekend, zodat het
in de verdere vergelijkingen
ontbreekt)?
Het Europa van de Tien is
verder de grootste staalprodu
cent en de grootste autoprodu
cent. Wat betreft het zg. bruto
nationaal produkt komt het
Europa van de Tien op de
tweede plaats achter de Vere
nigde Staten, maar als het
gaat over de omvang van de
buitenlandse handel en de ont
wikkelingshulp (waarvan een
groot deel hard zakelijke ka
pitaalinvesteringen), staan de
Tien ver bovenaan de wereld
ranglijst.
een grotere militaire macht
(zowel Frankrijk als Engeland
hebben een kernbewapening).
Deze ontwikkeling leidt de
EEG naar een supra-nationale
mogendheid, die straks even
zeer een economische afzetge
bied en achterland nodig heeft
als nu de VS en de Sovjet-Unie
(Is men dat trouwens nu al
niet aan het zoeken in de Der
de Wereld? Denk aan de zg.
geassocieerde Afrikaanse lan
den).
Het is uit deze (door de
EEG zelf verstrekte) cijfers al
duidelijk dat het Europa van
de Tien reeds niu tot de super
machten gerekend moet wor
den. In feite zijn de twee
zwakste kanten aan de EEG-
10 de nog zeer beperkte een
heid, zeker in politiek opzicht,
en de militaire kracht, die ver
achter ligt bij die van de Sov
jet-Unie en de VS.
Het is dan ook niet verwon
derlijk dat de leiders van de
EEG-landen hard werken aan
de politieke eenwording en
Maar wat winit de wereld
aan nog een supermogendheid,
die gaat meedraaien in een
afschrikkingsevenwicht, zoals
dat nu tussen de Sovjet-Unie
en de VS bestaat? Het Europa
van de Tien de derde afschrik
wekkende macht. En straks
China de vierde? En dan Ja
pan? enz. enz? Wat voor kan
sen hebben in zo'n wereld
machteloze ontwikkelingslan
den? Wat voor kans heeft
daarin rechtvaardigheid en
vrede? Ook voor Europa
zelf?
Daartegenover staat het In
terkerkelijk Vredesberaad het
beeld van een Europa van de
Tien voor ogen, dat een zeer
belangrijke bijdrage aan vrede
en veiligheid in de wereld kan
leveren door doelbewust te
streven naar een betere orga
nisatie van vrede en veiligheid
in EUROPA ALS GEHEEL.
Vergeet niet dat de EIJG, ook
dat van de Tien, maar een
deel van Europa vormt. Er is
ook een Oost-Europa, een Sov
jet-Unie, die voor een belang
rijk deel Europees is.
En er zijn ook nog de neu
trale landen zoals Zweden,
Oostenrijk en Zwitserland, en
de zuidelijke als Spanje, Por
tugal en Griekenland.
Het IKV: „West-Europa zei
bereid moeten zijn om met
Oost-Europa (inclusief Rus
land) een hechte vredesstruc-
tuur op te bouwen, die het
resultaat is van zeer bepaalde
vormen van samenwerking,
waarbij West-Europa ophoudt
zich te beschouwen als het
centrum van Europa". Het
hoeft geen betoog dat het IKV
de oost-politiek van Willy
Brandt een bemoedigende ont
wikkeling vindt.
Mi i'fmhcAWW»JM' m
l
Het IKV stelt duidelijk dat
West-Europa zich niet moet
ontwikkelen tot een „ouder
wetse grote mogendheid", zo
als hierboven geschetst, even
afschrikwekkend en gevaarlijk
als de huidige machten, maar
tot een nieuw soort grote mo
gendheid: „Een mogendheid
die voor andere waarden heeft
gekozen, die afstand heeft ge
daan van de wens een rol te
spelen op het militaire vlak,
en die daartoe allereerst af
stand doet van eigen kernwa
pens; een mogendheid die
geen imperialistische politiek
voert ten opzichte van de der
de wereld, en daartoe de nodi
ge binnenlandse hervormingen
doorvoert; een mogendheid die
niet door militaire macht,
maar door wetenschap en cul
tuur, door goed gebruik van
technologische kennis en eco
nomische rijkdom de wereld
wil verrijken".
Een mooie droom of een
zaak die de moeite waard is
ervoor te vechten? Het Inter
kerkelijk Vredesberaad wil in
de Vredesweek blijk geven
van haar overtuiging, dat het
kan, maar „alleen als men
daar bewust voor kiest". En
die keuze met beginnen bij
ledereen afzonderlijk. Anders
zal de macht van Europa een
grote demonstratie worden van
de geestelijke onmacht van
datzelfde Europa.
J. LANDMAN.
Eigenlijk kan het mij geen
bal schelen wie de slag van
Reykjavik gaat winnen. Of het
nu die Amerikaanse joker is
of die ontmoedigend onaan
doenlijke Rus. Het liefst zou
ik nog zien, dat het gevecht
van de eeuw onbeslist eindig
de en dat het dan weer hele
maal opnieuw zou beginnen.
En dan niet vienentwintig par
tijen, maar, voor straf, achten
veertig.
Of ik dan zo'n fervent schaak
liefhebber ben? Helemaal niet.
Als niemand het ziet wil ik
thuis nog wel eens een partij
tje maken op zo'n zakschaak-
doosje, waarop de stukjes met
pinnetjes en gaatjes verankerd
staan. Meer niet. Er is trou
wens, sinds kort, een paard
kioijt, dat we nu maar vervan
gen hebben door een lucifer.
Die past ook in de gaatjes. En
zodra het eerste paard gesneu
veld is, waar je tenslotte zelf
de hand in hebt, is het veld
weer compleet. Dus wie doet je
wat
Nee, daar gaat het mij niet
om. Maar ik zie gewoon op
tegen de avond waarop me
neer Mühring en dr. Max Eu-
we voorgoed afscheid van ons
nemen. Want laten wij wel
wezen, de grootste attractie
van de schaakmatch van de
eeuw is het regelmatig optre
den van het komische duo me
neer Mühring-Max Euwe. Heb
u dat nou ook, op die avonden,
dat u alsmaar zit te draaien in
uw stoel tot ze d'r weer zijn,
de intellectuele evenknieën
van Johnny en Rijk? Want
voor mij zijn ze dat, hoor! Het
verveelt me nooit, hoewel ik
precies weet dat er gaat ko
men. Eerst meneer Mühring,
van boven tot onder op het
scherm, de Rijk van het twee
tal, de aangever. Dan, in close
up (dat kan bij meneer Müh
ring niet), Max, de uitsmijter.
Telkens weer onaangenaam
verrast, knipperend tegen het
felle licht. Dat is knap gevon
den, want hij krijgt daarmee
iets van de allure van Fischer,
Zo van: kunnen die lampen
niet wat minder? Of: moeten
al die mensen zo nodig op
mijn vingers kijken? Max is
tot nu toe nog niet weggelo
pen, maar als het lang genoeg
duurt komt ook dat nog wel,
let op mijn woorden. Meneer
Mühring begint dan aan te ge
ven. Wat grappige incidentjes
uit het tijdelijke schaak-Mek
ka, die Max ongeduldig over
zich heen laat komenwant ze
doen eigenlijk niet ter zake.
Al heb ik wel eens de indruk,
dat Fischer daar zijn geld mee
verdient. U niet?
Mühring lacht dan goedmoe
dig, waaraan je kunt zien dal
hij toch eigenlijk niet de echte
grootmeester is, want die la
chen niet. Euwe ook niet. Die
zegt, omdat hij niet langer kan
wachten, e2-ei of zoiets en
dan begint meneer Mühring,
gecoached door korte comman
do's in geheimtaal, als een be
zetene te schuiven en te plak
ken. Het ene paard struikelt
als het ware over het andere
en de ene koning (met dat
kruisje op zijn pet) verhuist
na de andere. Max mompelt
maar verder, tot meneer
Mühring, op een moment
dat niemand het verwacht,
plotseling zegt: Vindt u dat
nou ook niet een meesterzet je,
meneer Euwe Binnen in
Max begint dan iets te brom
men en hij zegt steevast: „Ja,
hoewel.." Ik weet nog altijd
niet wat hij dan bedoelt,
want hij zégt het nooit. Hij
weet het alleen maar beter.
Hij begint handenvol stukken
te pakken en weer terug te
zetten en soms heeft hij het
plotseling over het programma
„Dubbelspion", dat er volgens
mij niets mee te maken heeft.
Ik heb trouwens ook nog nooit
duidelijk kunnen zien, of er
tijdens zo'n scrimmage niet
meer stukken op het bord ko
men dan er eerst stonden.
Weet wat Max allemaal al
in zijn handen had? Het hoog
tepunt van de avond is het
telefoontje met Byrne in
Reykjavik. Die is volgens mij
nog knapper dan Max. Niet
alleen lacht hij nooit, maar hij
beweegt zelfs niet. Hij zit er
iedere avond precies bij als de
vorige keer. Die man kan, bij
wijze van spreken, dood en
begraven zijn voor je er erg in
hebt. Hij is trouwens ver
schrikkelijk knap, want hij
kan Euwe nog wel verstaan
als die Engels spreekt. En dat
wil wat zeggen.
Enfin, dat gaat zo door tot
ze in Reykjavik de zaak af
breken en het duo meneer
Mühring-Max, na al die op
winding, tot de conclusie komt
dat het een rustig avondje ge
weest is. Dan is het weer ge
beurd voor een paar dagen.
Tot die ene avond, die drei
gend naderbij sluipt. De laat
ste. Het onverbiddelijke einde.
Waarna we het weer met
Johnny en Rijk moeten doen.
Het leven gaat door, zal ik
dan maar denken. Maar, me
neer Mühring en Max, tot in
lengte van dagen zal ik u in
mijn herinnering bewaren.
Mat, maar gelukkig.
TOON KLOET,