Nederlands instrument graast firmament af Invalide Nolda: is er toch? Zaterdagbijlage van 26 augustus 1972 5 AUGUSTUS publiceerden wij op deze plaats een opzienbarende reportage: „Een dag in een rolstoel betekent doorzetten". Niet-gehandicapte reporter Frits Stommels had zich een dag met een rolstoel beholpen en deed verslag van zijn ervaringen, een verslag dat ook de televisie haalde. Nolda Visker (32) aan het onderlichaam verlamd door een bij een ongeluk opgelopen dwarslesie las de reportage ook, belde met Frits Stommels en nodigde hem uit voor een gesprek. Ze wilde de lezers wel eens laten welen hoe zij als invalide vele dingen ervaart. 99 Met een stok In het gips Sterke mannen Niet zo'n probleem Rotte dagen 80 Sterren Blijde opwinding Oog Breintje Hete sterren Een verhaal mam voor ■nans de anderen „Ik bRjf erbij. Wij moeten naar de maatschappij toe. Die is nu eenmaal niet voor inva liden gemaakt. En de maat schappij heeft niet naar ons toe te komen. Nog een be langrijk punt is, vind ik, dat je niet moet kijken naar wat je mist, maar naar de moge lijkheden die je ook als inva lide hebt. En dat zijn er heel wat. Misschien is het wel zo dat ik door mijn invalide zijn meer bereikt, gezien en ge reisd heb dan „gewone" men sen. Mijn invaliditeit heeft me er nooit van weerhouden wat dan ook niet te doen. Na tuurlijk dien je er rekening mee te houden dat er trappen en drempels bestaan, waar door openbare gebouwen on toegankelijk zijn voor rolstoe len. En natuurlijk worden veel gehandicapten daardoor afge schrikt. Maar ik zeg altijd: als je hulp nodig hebt, neem dan zelf het initiatief. Er zijn altijd bereidwillige handen in de buurt, maar de ander moet uiteraard wel weten hoe er hulp moet worden geboden. Mijn ouders hebben me des tijds geweldig opgevangen. Mijn vader heeft de eerste beugels voor me gemaakt. Van brandweerslangen. Het was oorlogstijd en moeilijk aan materiaal te komen. Later was ik jarenlang in de Sint Maar tenskliniek en ik moest ver schillende operaties onder gaan. Ik ben altijd ontzettend blij geweest op een gewone lagere school te hebben gezeten. Ik deed daar aan alles mee. Op mijn eigen wijze dan wel. Knikkeren bijvoorbeeld deed ik met een stok. Als ik kwaad op iemand was kon ik hem moeilijk achterna hollen. Bij mij uitte zich dat op de ma nier van dagen lang niet pra-. ten tegen dat kind. Je denkt nou dat dat onre delijk van me was. Maar ik wilde gewoon doen, gewoon zijn als anderen. Daarom gaf het mij geweldig zelfvertrou wen toen ik zakte voor de mulo. Je Vindt dat gek. Maar voor mij was het niet halen van dat diploma ik had overigens maar een puntje te kort een teken dat ik nor maal behandeld werd als an deren. En niet in de zin van: die arme invalide, we zullen haar dat puntje maar schen ken. Zo was het ook toen ik getest werd voor een beroep. De beste twee mogelijkheden voor me waren binnenhuisar- chitecte of horlogemaakster. Mijn vader is aannemer en het lag dus eigenlijk voor de hand wat ik zou kiezen. Goed. Ik vond dat ik mijn eigen le ven onafhankelijk van an deren, zelfs van familieleden moest maken en werd hor logemaakster. Ondenkbaar in onze familie. Pas bij die juwe lier werkzaam werd er voor me gevlogen. Liet ik iets op de grond vallen dan schoten meteen een aantal mannenar men toe. Na enkele jaren was er dat wel af en lieten ze me mijn eigen boontjes doppen. Dat was me zeker zo lief. Zoals je ziet lig ik nu in het gips. Ik heb weer een opera- „VaaJc vragen mensen me uit wandelen. Want ze1 zeggen dat ik veel meer opmerk dan zij zegt invalide Nolda Visker. Nolda Visker vond dal ze haar eigen leven moest maken en werd horlogemaakster. alii •yflHUM tie ondergaan in de Nijmeeg se Maartenskliniek. En ik heb zodoende vijf weken de tijd om weer wat over allerlei din gen na te denken. Bovendien heb ik zo'n geweldige kennis senkring en ik moet nog altijd stapels kaarten beantwoorden van afgelopen Kerstmis. Misschien zegt het je iets dat ik laatst, toen ik voor die operatie in de kliniek lag, zo'n vijftig brieven en tachtig an sichten heb gekregen. Een te ken toch wel dat ik behoorlijk aan het leven deelneem. En de grootste hoop komt van valide mensen. Het enige dat ik uit sluitend samen met invaliden doe is sporten. Ik ben in Til burg bij de zitvolleybalvere- niging en bij het zwemmen. Maar dat laatste doe ik eigen lijk toch het liefst buiten het speciale uurtje. Ik ga het liefst op tijden dat iedereen gaat zwemmen. En dan geef ik ge woon even een demonstratie om de mensen over hun vrees heen te helpen. Ik moet na melijk met mijn rolstoel naar het bassin rijden. In het water kan ik mijn benen niet ge bruiken. Ik heb dus alleen mijn armen. Maar dan laat ik zien dat ze niet bang van me hoeven te zijn. Ik doe rugslag, schoolslag, drijven. En dan zijn ze over de schok heen. Soms probeert er wel eens eentje ook „zonder benen" te zwemmen en dan komt ie naar me toe en zegt: dat valt toch niet mee. En dan zeg ik: zc is het. Ik heb ook geen moeite met het feit dat er voor mij een poort open ge maakt moet worden, omdat ik niet langs de kassa kan. Eenzelfde probleem deed zich eens voor bij het Rijks museum. Ik sta daar met mijn rolstoel voor de trappen. Een suppoost komt me vragen of ik even kan wachten. Dat kan natuurlijk. Kassa wordt afge broken. Even later hijsen een paar sterke armen mij het museum binnen. En dan zie je die dames en heren daar heel ernstig voor die schilderijen staan. En dan heb ik de lol om mijn stoel ineens te laten draaien, zodat het flink lawaai maakt en dan moet je die verschrikte gezichten zien. Zoals ook in het verkeer. Ik heb een Dafje met handbedie ning. Maar aan de buitenkant is niet te zien dat ik invalide ben. Er staat niets op of zo. Ik vind namelijk gewoon dal je als invalide niet bang mag zijn, nooit. En dan trek ik op een kruispunt niet snel genoeg op en dan staat er iemapd te toeteren of komt uit zijn wa gen kwaad doen tegen me. Dan ziet hij mijn invaliditeit en kruipt ie in zijn schulp. Ik lach dan maar even om hem over zijn misplaatste schaamte heen te helpen. Och, het is zo gemakkelijk allemaal, als je het maar een beetje betrek kelijk ziet. Ook het op vakantie gaan hoeft niet zo'n probleem te zijn. Toen ik jonger was ging ik met het gezin mee. Later reisde ik op eigen houtje. Ik ging jaren lang naar het inter nationale jongerencongres in Maria Laach. Ik was er de enige invalide en de eerste dagen kijkt men daar wat te genaan, maar dan is het over. Ik heb op stranden gebald, zittend. De rolstoel lag dan verborgen onder een dek kleed. En dan kwamen er jongens op ons af en die wil den een gesprek aanknopen. Maar wanneer die rolstoel dan te voorschijn kwam, dan waren ze zo gevlogen. Alsof ze werden aangeraakt door schrikdraad. Ik heb dat later nog wel meer ondervonden en sinds die tijd poog ik steeds van het begin af aan duidelijk te laten zien dat ik invalide ben. Vorig jaar was ik in Ca nada. Een fijne ervaring. Ik ben ermee omhoog geweest. Een geweldige berg. En dan zit je daarboven en dan denk ik, waarom zou je als invalide beneden blijven. Met enige moeite kom je ook boven. Vaak vragen mensen me mee uit wandelen. Want ze zeggen dat ik veel meer op merk dan zij. Dat brengt de invaliditeit met zich. Ik kan niet zeggen: nou daar loop ik vstraks nog wel even heen. Daarom neem ik overal waar ik kom, zoveel mogelijk in me op. Anderen kijken daar vaak overheen. Weet je wat het eigenlijk is? Ik heb je gebeld naar aan leiding van je ervaringen in een rolstoel. Dat deed ik niet om nou zelf eens in de krant te staan. Ik hoop dat anderen er iets aan hebben, aan wat ik heb gezegd. Er zijn ook rotte dagen, maar die heeft ieder een. Want als ik dat zie, die mensen op straat. Je ziet er bijna nooit eentje lachen en dan denk ik: wat is er toch?" Tekst: FRITS STOMMELS Foto's: PAUL HUTTEN en PERSBURO VANEIJNDHOVEN ■fflKB§9BBSË$i&E23B2yHB5SS9HEEBBSI mmmm Hm Als je geen Apollo's of Loe- na's naai de maan schiet en ook geen bemande ruimtesta tions om de aarde laat cirke len, dan behoor je vast en ze ker tot de kleine mogendhe den op het gebied van ruim teonderzoek, over wie weinig wordt gezegd en geschreven Nederland is zo'n kleine mo gendheid maar speelt niette min een vooraanstaande rol in het onderzoek van de ruimte. Al vijf maanden lang cirkelt, 550 km. hoog boven onze hoofden, een Nederland se spiegelteiescoop rond de aarde, net meest geraffineer de ruimte-instrument dat ooit in Europa is gebouwd. Hel zit in de Europese ES- RO-satelliet TD-1 die in maart van dit jaar van de lanceerbasis Vandenbergh in de VS werd gelanceerd. Vierendertig geleerden uil achttien landen zullen zich in de komende jaren buigen over de schai aan gegevens die het Laboratorium voor Ruimte onderzoek van de Rijksuniver siteit Utrechc, verzamelt met zijn vliegende telescoop in de TD-1 satelliet. Over een maand zal deze te lescoop de hele sterrenhemel hebben afgetast. Het lag in de bedoeling, dat op dat tijdstip 225 sterren aan een nader on derzoek zouden zijn onderwor pen, maai dit resultaat izit er over een maand niet in. Tot nu toe zijn de gewenste gege vens var 80 sterren binnen. De reden van de achterstand is dat in mei de twee bandre corders aan boord van de TD-1 het begaven. ESRO moest daardoor terugschake len op het reserve-communi catiesysteem dat geen moge lijkheden tot opslag van ge gevens aan boord kent, maar afhankelijk is van recht streekse doorzending der ge gevens naar de aardg. In sa menwerking met NASA en CNES heeft ESRO een groot aantal grondstations over de hele wereld ingeschakeld om de gegevens van de kunst maan te verwerken Hierdoor zijn de zeven wetenschappelij ke experimenten (waarvan 2 Nederlandse!) aan boord van de TD-1 gered, maar is de ca paciteit natuurlijk wel wat afgenomen. De Utrechtse astronomen hebben nu hun hoop geves tigd op de tweede cyclus van zes maanden. Die moet hen in staat stellen de overblijven de gegevens te verzamelen. Afgezien van die bandrecor ders is het Utrechtse experi ment dal de codenaam S-59 draagt, een groot succes, dat al voor enige blijde opwinding (als,de in lichtjaren en micro meters rekenende astrono men vooi dit soort gevoelens vatbaar zijn althans) heeft gezorgd. Het staat nu reeds vast dat S-59 een rijke hoe veelheid van volkomen nieu we gegevens over de sterren zal opleveren, teveel in elk ge val om allemaal door Utrecht alleen te worden verwerkt. Vandaar dat de astronoom prof. G. de Jager al vorig jaar de geleerden van alle landen uitnodigde deel te nemen aan het onderzoek van de verrich te waarnemingen. Het instrument in de TD-1 mag dan in principe een spie- geltelescoop zijn, het is wel wat ingewikkelder dan men doorgaans van een telescoop voorstelt. Het draagt de tong- brekende naam van Sterspec- trofotometer en analyseert het ultra -violette licht dat de sterren uitstralen. Dat licht is alleen met instrumenten zichtbaar te maken, omdat 't menselijk oog er ongevoelig voor is. Bovendien dringt het maar moeilijk door de atmos feer heen. Veel ervan wordt door ozon geabsorbeerd. Vandaar dat dit Utrechtse oog in de kop van de TD-1 ge monteerd is. Wat de Sterspectrofotome- ter nu doet komt in ge simplificeerde termen ge sproken hier op neer: het (ultra-violette) licht van een ster wordt opgevangen en via een prisma in zijn samenstel lende kleuren ontleed. Die kleuren zijn dezelfde als men in een regenboog ziet. Zo'n kleurenschema heet spectrum. De opstelling van de kleuren, donkere en lichte lijnen en de posities daarvan in het spectrum zeggen de geleerden van alles over wat er zich in en rond zo'n ster aan bewegingen afspeelt. Hieruit kan men tal van na tuurkundige conclusies trek ken. Dat men vooral zo nieuwsgierig geworden was naar de ultraviolette lichtzo nes van de sterren kwam om dat men bij de zon ontdekt had dat dit hemellichaam in de ultraviolette zone van zijn spectrum zoveel gegevens ver sterkte over allerlei dynami sche gebeurtenissen in de zonne-atmosfeer. Hoe belang rijk nu het Utrechtse onder zoek is mag worden afgeleid uit het feit dat men het tot nu toe moest doen met ge gevens van het in 1968 gelan ceerde en nog steeds werken de Amerikaanse „Orbiting As tronomical Observatory (OAO). De nauwkeurigheid van het Utrechtse instrument echter is zoveel groter dat minstens tien keer zoveel details kun nen worden vei kregen als van OAO. Er zijn echter duizenden sterren en lang niet allemaal zijn ze helder genoeg om er een spectrum van te kunnen maken. Daarom heeft men de Utrechtse telescoop 'n brein tje meegegeven dat ervoor zorgt dat, als er' een voldoen de krachtige ster in het vizier komt, de spectograaf gedu rende vijf minuten op de be trokken ster blijft gericht. De Utrechtse astronomen zijn gefascineerd door de re sultaten van S-59. Wat willen ze ermee? „Het uiteindelijk doel", zeg gen zij, „blijft natuurlijk het ontsluieren van het grote mysterie dat het heelal vormt". Is het dan niet frus trerend om altijd "bezig te moeten zijn met een deeltaak zonder enige zekerheid of het mysterie zelf, het ontstaan van de sterrenstelsels en van het heelal, zich wel ooit zal laten ontsluieren? „Die deeltaak", zegt astro noom die me rondleidt in Utrecht, „is al fascinerend ge noeg voor ons. Er is geen tijd over voor dergelijke frus traties". Utrecht zelf zal, in samen werking met de Sovjet-uni versiteit van Kazan een on derzoek uitvoeien naar de he te, relatief jonge sterren. Ook zal men zich in Utrecht bezighouden met de vraag welke processen zich afspelen in een aantal vreemde objec ten, zoals sterren met 'n zeer hoog metaalgehalte en ster ren die binnen een paar da gen van kleur en temperatuur veranderen. Het sterrekundig instituut van Groningen on derzoekt de ijle interstellaire gassen, die zich bevinden in de ruimten tussen de sterren. De andere 34 sterrewachten uit de achttien landen nemen ieder een andere taak op zich. Zij hebben zich daarbij ver plicht uiterlijk in 1975 hun eerste bevindingen te publi ceren. Dit óok met het oog op een „concurrerend" expe riment van NASA, ESRO en een Britse ruimte-onderzoek organisatie die in 1976 geza menlijk de „International Ul tra Violet Explorer" lanceren. Terwijl TD-1 zijn eenzame omlopen volbrengt en elke a- vond rond zes uur over U- trecht komt (de satelliet volgt een polaire baan), kijkt men beneden op de begane grond al weer naar volgende expe rimenten. In 1975 hoopt men een reeks ballons met instru menten omhoog te sturen. In 1980 wil men betrokken worden bij het wetenschappe lijk onderzoek dat dan door de space-shut.tles (ruimtesloe pen) zal worden verricht. Tekst: WIM KOCK

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 13