afwas door corn, verhoeven. Journalist Vergaderingen Taalkloof Waardering Voorlichting Hoop Onverwachte t steun Strikte eis Vaste wil DE STEM ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1972 rEN onrechte bestaat de overtuiging dat alleen vrouwen onderling over huishoudelijke zaken praten. Mannen doen het ook, ik meen zelfs in toenemende ma te. Of dat nu een gevolg is van de zogeheten emancipatie en of die de man nu „vrou welijker" zou maken, weet ik niet.' Ik denk dat het meer verband houdt met de toene mende mechanisering van 't huishoudelijk werk en met 't feit dat er aan het bezit pan huishoudelijke apparaten nog altijd een status-luchtje zit. Mannen praten soms over het huishouden om op die manier de omvang van hun inkomen en pan hun werkkracht ter sprake te kunnen brengen. Ik heb wel eens zo'n gesprek beluisterd en me daarbij ver baasd over de losheid van toon waarmee over een af wasmachine gepraat werd. Die toon stamt nog uit de tijd toen het bezit van zo'n machi ne niet alleen nuttig was, maar voornamelijk als status symbool fungeerde. Zo'n ap paraat werd ook niet in onder ling overleg aa ngeschaft, maar aan de vrouw gegeven door mannen die zelf nooit de afwas meededen. Want dat vonden ze een al te nederig karwei. Een van de deelne mers aan de discussie bleek het daarmee niet eens te zijn. Hij vond afwassen zelfs een tamelijk prettige bezigheid. Het is dankbaar werk met zichtbare resultaten. Zulks in tegenstelling tot peel ander werk en je kunt .er fijn by na denken. Zijn opmerking gaf aanleiding tot enig meesmui lend gelach. Want wat teas dat poor een oncreatieve fi guur, die het fijn vond een schort aan te trekken en bor den te wassen? Dat had, zei hy, met creatief niets te ma ken: hef afwassen had voor hem eerder een recreatieve funktie. Nou, zij toisten teel wat ze liever deden om zich te recreëren. Toch kwam er op dit punt enig begrip. Als je iets doet voor de ontspan ning hoef je het eigenlijk niet te doen, jé bmft or ij. J71 EN tweede kwam toen T, met de gedachte dot de machine niet eens zo veel tijd bespaart. Je moet al een behoorlijke afwas hebben, tail het met de hand niet snel ler en beter gaan. De winst aan tijd bestaat in feite hier in, dat je niet onmiddellijk hoeft af te wassen: je hoeft 't spul alleen maar even weg te zetten. En daar zou je eigen lijk net zo goed een gewoon kastje voor kunnen nemen. Nu werd het gesprek interes sant, want men kwam toe aan de diepere gronden. Men be greep dat zo'n kastje toch weer duur zou moeten zijn, want het was in wezen een of fer van de man aan zijn tot huishoudelijk werk veroordeel de vrouw. Zoiets kun je niet met een kleinigheid afkopen. En als het kastjt dan toch duur moest zijn, kon het voor hetzelfde geld meteen wel het spul afwassen. Het ging maar om het idee. De vraag kon nu ook gesteld worden, waarom huishoudelijk werk tegenwoor dig altyd als geestdodend be schouwd werd. Waarschijnlijk was dat vanwege de eindeloze herhaling daarvan. Maar be stond ander werk dan mis schien in een onafgebroken reeks van creatieve daden op hoog niveau? Nee, dat niet: werk bestaat bij de gratie van herhaling. Maar werk bui tenshuis geeft soms interes sante sociale contacten. TsROEGER, merkte ie- y mand op, werd daar nooit ooer gepraat. Het merkwaardige is, zei hij, dat het huishoudelijk werk meer verafschrtwd wordt naarge lang het meer gemechani seerd taordt en dus in ompang afneemt. De afschuw richt zich niet tegen de mechanise ring maar schijnt voort te ko men uit het besef, dat er nog maar even de gelegenheid voor afschuw zal zijn. Zij heeft nu al iets pan terugwerkende kracht: zij richt zich tegen 't perleden. In werkelijkheid verzetten de geëmancipeerde vrouwen zich niet tegen wat er nog over blijft, aan huishou delijk werk ook niet tegen de mannen die haar in een rol dwingen mannen komen er helemaal niet aan te pas, dat zijn buitenstaanders, maar te gen haar moeders, dus tegen het verleden en haar opvoe ding. En zo kun je overal psy chologie pan maken. ties waarin men in Ne. derland werkzaam kan zijn, word. woensdag weer met een vermeer derd: bij de gemeente Rotterdam treedt de heer Loek Elfferich dan in dienst als ombuds man voor het onderwijs. Rotterdam heeft daar mee de zoveelste Ne derlandse primeur. In 't onderwijs-mekka Zwe den kan men in enkele plaatsen, zoals in Gö- ombudsman HET aantal van on geveer 5000 func- LOEK ALFFERICH paar scholen binnen en ga eens praten. Het hele pro bleem is, dat er op het gebied van het onderwijs nu eenmaal geen Consumentenbond is. Er bestaat geen school-vergelij- kend onderzoek, de ouders moeten zelf gaan vergelijken. Het enige wat ik kan zeggen is: je hoeft niet per se de school te kiezen die op de hoek van de straat ligt. Rotterdam staat niet bekend als een benepen stad. Daarin past ook wel de volledige in stemming dat Elfferich zich als onderwijsjournalist blijft gedragen. Hij zal congressen en persconferenties over het onderwijs blijven bezoeken, om de doodeenvoudige reden dat men wil dat hij volledig bij blijft. Hij mag er ook best over blijven schrijven. Mo menteel is hij trouwens met een boek over de actuele on derwijssituatie bezig. Het gaat „Een kwestie van school-ma- ken" heten. Waarom is juist een onder wijsjournalist tot eerste on derwij s-ombudsman benoemd? Loek: „De juf van de kleuter klas weet natuurlijk meer over haar school dan een onder wijsjournalist en de rector van het gymnasium weet ook meer van zijn eigen school. Maar de onderwijsjournalist is één van de weinigen die het totale on- derwijsveld overziet. Daardoor signaleert hij gemakkelijker gemeenschappelijke proble men en kan hij wellicht eer der contacten leggen tussen verschillende onderwijssecto ren. Juist aan de communica tie binnen het onderwijs is nog een heleboel te doen". teborg al een soortgelij ke functionaris vinden. Wat gaat de onderwijs- ombudsman in Rotterdam doen? Loek Elfferich heeft eigenlijk geen idee. Hij heeft vanaf zijn achttiende in de journalistiek gezeten. Hij werkte bij de Parool-Pers in Rotterdam, was een aantal ja ren chef-opmaak van de Haag- sche Courant, verliet de dag bladwereld voor twee jaar „Hervormd Nederland" en was de laatste vier jaar weer terug bij de Haagsche Courant en wel als onderwijsredacteur. Op zijn veertigste wordt hij nu ambtenaar. Hij heeft daar overigens lang genoeg over nagedacht. Vorig jaar mei werd Loek Elfferich door wet houder drs. J. van der Ploeg van Rotterdam benaderd. Dat was het begin van een hele serie gesprekken. De wethou der en zijn onderwijs-ombuds- man weten nu precies wat de bedoeling is, maar het blijkt erg lastig om het precies dui delijk te maken. Heel officiéél gaat het om „een schakelfunc tie tussen bevolking en over heid". Elfferich legt veel nadruk op dat tweerichting-verkeer. Een voorlichtingsfunctionaris werkt naar de burgerij toe, Elfferich wil ook de andere richting dienen. Hoe? „Wer kelijk, nog geen idee". Het is wel uitdrukkelijk de bedoeling dat Elfferich gaat werken ten dienste van het voor het onderwij s gehele onderwijs. Voor open baar én bijzonder. Zelf is hij een man van openbaar onder wijs, „maar voor mensen met een andere persoonlijke in stelling heb ik alle ruimte". In het recente verleden ston den dan ook herhaaldelijk bij dragen van zijn hand in het blad van de Protestants-Chris telijke onderwijzersbond. Om een begin te maken zal de wethouder Elfferich een introductie verschaffen bij elk stukje vergaderwerk van het Rotterdamse onderwijs. Elffe rich wil naar vergaderingen van docenten, van oudercomi- té's en van schoolparlementen. Voor het overgrote deel van het onderwijs het bijzonder zal echter ook de wethou der moeten volstaan met een vriendelijk verzoek om er een pottenkijker bij te laten. Loek: „Voorlopig wil ik al leen maar verschrikkelijk zwijgend zijn". Slechts één klein onderdeel van deze blanco baan is al in gevuld. Wie over het Rotter dams onderwijs spreekt, spreekt over dr. Grandia en zijn project „Onderwijs en So ciaal Milieu". Grandia werkt onder 4000 gezinnen in twee verouderde arbeiderswoonwij ken en hij stuurt die gezinnen ook rondzendbrieven. Dit voorjaar kwam hij bij Elfferich in het slechts 2200 inwoners tellende Benthuizen langs. Grandia merkte dat de inhoud van zijn brieven niet voldoende over kwam. Loek: „Grandia stuitte zelf op de taalkloof, die hij juist aan het bestrijden is". Sinds die tijd geeft Elfferich een journalis tieke aanpak voor die brieven. Dat „liefdewerk" zal hij nu zeker beroepshalve gaan doen. En verder? Ook Elfferich weet het niet. Is hij niet bang dat men hem als een soort klachtenbureau zal gaan be schouwen? Loek: „Het is eer der de bedoeling om proble men op te sporen voordat ze groot worden". Hij zegt te zullen beginnen met twee lege handen en een onbegrensd vertrouwen in de mensen die het onderwij3 draaiende houden en in de stedelijke overheid die zoveel geld voor dat onderwijs op ta fel legt. Rotterdam, en het zelfde geldt ook voor Amster dam en Den Haag, legt vele miljoenen op het onderwijs toe. Voor Rotterdam gaat dat om een bedrag van 30 miljoen per jaar. Loek: „Kijk maar eens wat ze op het gebied van de boventallige onderwijzers doen. Op landelijk niveau pra ten ze alsmaar over extra steun voor scholen in volks wijken (de onderwijsontwikke- lingsgebieden van prof. van Kemenade), hier dóén ze het gewoon. Kunnen ouders straks ook aan de ombudsman voor het onderwijs advies vragen bij de schoolkeuze? Loek: „Je zou natuurlijk even simpel een school moeten kiezen, als je 'n wasautomaat kiest. Je kijkt eens hier, kijkt eens daar, loopt ergens binnen en maakt een praatje, zo kom je tot je keus. Ik zal ook tegen zulke ouders zeggen: loop eens een hebben den toegepast en waartegen de Nederlandse bedrijven zelfs die met het beste management en meest geprononceerde tech nologie niet blijken opgewas sen. De federatie vraagt de rege ring hoe zij zich opstelt en in hoeverre de overheid de schoenindustrie kan helpen om haar voortbestaan te ver zekeren. Er wordt in Den Haag al aan een antwoord ge werkt. De 202 van de 360 over gebleven schoenfabrikanten zien er reikhalzend naar uit. En zolang het laatste woord van de minister er niet is, blijft de hoop leven op een fikse steun in de rug. De heer Van Gerwen kan er geen slag naar slaan, wat er uiteindelijk van de schoen industrie zal overblijven, als er straks niets meer te sane ren valt. Zij heeft al enorm aan betekenis ingeboet. Heel sterk komt dit-tot uiting in de vermindering van het werk nemersbestand. Dit is in tien jaar tijds teruggelopen van 17.000 tot het huidige aantal van 8.000. JAN WILLEMEN steuntje in de rug nodig Sinds zo'n jaar of tfen is de Nederlandse schoenindustrie (voornamelijk geconcentreerd rond Tilburg en in Nijmegen) in een hevige concurrentie strijd gewikkeld met Italië, Spanje en de Oostblok-landen. Andere landen, zoals enkele in Noord-Afrika, Brazilië en Ar gentinië, staan op het punt zich in deze strijd te mengen. Een groot aantal Nederlandse schoenfabrieken heeft de race niet vol kunnen houden en is inmiddels gesloten, hetgeen in vele gevallen met massa-ont slagen gepaard ging. Als de neergaande lijn zich op deze wijze voortzet, dan staat de Nederlandse schoenindustrie ten dode opgeschreven en valt vooral voor Brabant een on misbaar stuk werkgelegenheid weg. Er staan pessimisten en op timisten aan het ziekbed. En de laats ten krijgen misschien nog gelijk, want het ziet er op dit moment naar uit, dat de grootste rampspoed tot het verleden behoort. Na de slui ting van Bloch en Stibbe in Waalwijk is het aantal nog in produktie zijnde ondernemin gen in tact gebleven, hetgeen met het oog op de vakanties zeker niet de algemene ver wachting was. „Dat voorzich tig optimisme is niet geba seerd op keiharde feiten. Ik heb er geen rationele gronden voor. Noem het een soort fee ling", zegt de heer A. van Ger wen, als secretaris van de Ne derlandse Federatie van Schoenfabrikanten, de vraag baak, steun en toeverlaat van de ondernemers in deze be drijfstak. „Een nieuw en hoopvol gege ven is in ieder geval", zo zegt de heer Van Gerwen, „dat de schoenindustrie onverwacht steun heeft gekregen van de hier te lande werkzame schoenimporteurs en -hande laren. Zij zijn er niet zo geluk kig meer mee dat ze voor het grootste deel op de buiten landse markt zijn aangewezen. Men ondervindt steeds meer de narigheid van lange aan voerlijnen. Nabestellingen bij voorbeeld leveren soms de grootste moeilijkheden op. Het wordt steeds duidelijker dat de handel het binnenland se produktie-apparaat niet wil verliezen en wellicht zelfs niet missen kan", aldus de heer Van Gerwen. Inmiddels zijn ook de resul taten van het structuuronder zoek binnen de Nederlandse schoenindustrie geconcreti seerd in het tweede interim rapport. Dit onderzoek wordt verricht door het bureau Kre kel-Van de Woerd Wouterse te Rotterdam. En ook dat rap port geeft weer nieuw hou vast. „De belangrijkste conclu sie van het onderzoek is tot nu toe dat de schoenindustrie in Nederland zeker nog toe komstmogelijkheden heeft", zegt de heer Van Gerwen. De heer Van Gerwen hij had trouwens niets anders verwacht vindt het bemoe digend dat al zo'n 20 tot 25 Ondernemers regelmatig over leg plegen over de uitkomsten van het structuurrapport. Een van de aanbevelingen luidde: de vorming van zogenaamde federatieve concerns waarin een aantal kleinere bedrijven bepaalde dingen gezamenlijk gaan doen, zoals exportactivi teiten en samenwerking op 't gebied van research. In het rapport wordt een aantal criteria opgesomd waaraan een schoenfabriek in de Nederlandse situatie moet voldoen om succesvol te kun nen blijven opereren. De on derneming mag niet te groot zijn (een omzet tussen 3 en 7 miljoen gulden). Een andere strikte eis is dat zij een verre gaande specialisatie heeft we ten door te voeren en een pro- dukt op de markt brengt met een eigen gezicht. Verder zal zij zich voor een belangrijk deel op de export moeten toe leggen. De heer Van Gerwen weet zeker dat de bereidheid tot samenwerking „die onvermij delijk ten koste gaat van een stuk zelfstandigheid" bij de meeste schoenfabrikanten aanwezig is. Zij hebben, vol gens de heer Van Gerwen, de vaste wil het getij te keren. Een belangrijke taak bij de uitvoering van de herstructu rering is toebedeeld aan de nieuwe stichting „Herstructu rering Schoenindustrie", onder voorzitterschap van oud-mi nister dr. G. Veldkamp. Een commissie hieruit, waarin ook vertegenwoordigers van de werknemers, leidt de bespre kingen om tot de in het struc tuurrapport voorgestelde sa menwerkingsvormen te ko men. Iets concreets heeft dit nog niet opgeleverd, maar de heer Van Gerwen heeft er op timistische verwachtingen van. Nog onlangs heeft de Fede ratie zich erg boos gemaakt en de problematiek die de schoen fabrikanten zo langzamerhand over het hoofd dreigt te groeien, aan de minister van Economische Zaken voorge legd. De federatie heeft de mi nister in een brief gewezen op de praktijken van andere schoenen-producerende landen die concurrentievervalsing en dus een ongelijke strijd in de hand werken. „Het is vechten tegen de bierkaai", zo merkt de federatie op. Zij noemt in de brief de situatie waarin de Nederland se schoenindustrie zich be vindt, "schier wanhopig", ten dele door de lage lonen in het buitenland (f4,74 bruto-uur- loon in Nederland tegen f2,89 in Italië) en de marktbeder- vende manipulaties die vooral door de Oostblok-landen wor-

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 7