Verbij sterende slachtpartij WADLOPEN„BERGSPORT IN T HORIZONTALE VLAK PARIJSE ARTS MET HARPOEN EN CAMERA OP WALVISJACHT binnenland buitenland 1mHH fUkimri utl, AUskö pc cjrccr 3 bheni At'. A Jc I\4cmm€ Moordenaarswerk Vis van Jonas Wit en rood Uitkijk Harp oenier 99 Oercontact Kleding VVV Ruimtevrees Avontuur Schilderijen PPIP WÈ& fSBHH i PQ szetv/w.. wv!*'■••'•*<<y«wrifV'^w5^^vow^^rwrrs^,'"^ v' y- Hij zegt: „Ik verzamel scrimshaw. U weet toch wat dat is?" Later vertellen zijn Nederlandse vrienden ons, dat dr. Jacques Soulaire zijn huis van onder tot boven vol scrimshaw heeft. Scrimshaw je zoekt het te vergeefs in de encyclopedie, maar het Engelse woordenboek onthult, dat daarmee ontspan ningswerk van matrozen op zee bedoeld wordt. Schelpenversiering, enzovoort. Er staat niet bij, wat de kenners van walvissen en walvisjacht er in het bij zonder onder verstaan en wat dr. Soulaire bedoelt. HcAbcm ccn fcehtc &hh& S&J~- Boven: een potvisjast anno 1S25 (naar Currow - New York), Boven: het kaakbeen van een beluga, waarin Eskimo's uit Alaska jachttaferelen hebben gegraveerd (Musée de l'Homme - Parijs). PARIJS De scrimshaw in. het huis van de Parijse huis arts, die een hartstochtelijk walvisjager is, bestaat uit tan den van potvissen (hij heeft zelfs een potvistand als deur kruk) en beenstukken van andere walvisachtigen, waarin voorstellingen van allerlei aard zijn gegraveerd. Een merk waardig stuk volkskunst, dat je kunt vinden bij de Eski mo's, maar dat ook te vergelijken is met de zeer zeldzame voorstellingen van de oude Groenlandvaart, gegraveerd in walvisbaard (balein), die in het Maritiem Museum te Rotterdam en in het historisch museum „Oud-Dordt" te Dordrecht te vinden zijn. gekeken had. Scrimshaiw wordt nog steeds gemaakt, zoals er nog steeds op uiterst primitieve wijze op walvissen gejaagd wordt. Daar kan dr. Soulaire ons alles over vertellen en vooral: over laten zien. Voor een groepje Neder landse walviskundigen (Zoölo gen en historici) is dr. Soulai re eens naair Nederland geko men, om zijn films te verto nen. Verbijsterende beelden vullen het projectiescherm. De eerste film is gewijd aan een enorme slachtpartij. Dr. Soulaire is er toeschouwer bij geweest. Hij heeft beelden op genomen van de manier, waar op vissers van de Faroer-ei- landen walvissen vangen. Het gaat om de griendewal, een middelgrote walvis, die tot acht meter lang kan worden. Hoe wel hij tanden heeft, is het een bijzonder goedaardig dier. Veel te goed, zo blijkt uit de film. Scrimshaw is vooral bekend van de Amerikaanse potvisja gers, die in de vorige eeuw op uiterst primitieve manier de geweldige tandwalvissen te lijf gingen. De reizen van deze woeste kerels, zoals Herman Melville ze onsterfelijk heeft gemaakt in zijn roman „Moby Dick De Witte Walvis" (1851), duurden soms wel twee jaar en voerden dan romdom de wereld. De langste tocht, van de „Nile", duurden zelfs meer dan tien jaar (18581869). Tussen de jacht- perioden in hadden de matro zen alle tijd om zich met het ivoor snijden bezig te houden. De (verder waardeloze) tan den van de potvissen leverden het materiaal. Geduld en oefe ning baarden de kunst. Ook bewerkte men doppen van cocosnoten. Er is wel be weerd dat de Scrimshaw, af gezien 'van de prestaties van indianen, de eerste originele Amerikaanse kunstuiting is, ook al is er alle reden om aan te nemen, dat de potvisjager die kunst van de Eskimo's of andere primitieve volkeren af- De Grienden zwemmen in scholen en de vissers zien kans om door stenen in het water te werpen, een hele kudde walvissen de haven of een fjord in te drijven. Daar, in het ondiepe water, springen de mannen uit hun bootjes en wadend of zwemmend tussen de dieren, beginnen ze hun moordenaarswerk. Zonder veel ophef prikken ze rustig in de gladde lijven. Het water in het haventje kleurt zich allengs rood. Als schapen laten de vriendelijke lobbesen zich naar de slacht bank leiden. De mannen tus sen hen in steken en steken. Je ziet, hoe ze met hun lange, op degens lijkende messen, een rustig naast hen door het water glijdend dier levens onthoofden door een rondlo pende snede in de nek te ma ken. Later als de slachtpartij ten einde is, worden de gedode dieren aan de staarten de. wal opgesleept. Er is weer voedsel op de Faroer, waar elke dorpsbewoner een gelijk aan deel van de buit krijgt. Zo gaat het al sinds eeuwen, elke zomer, wanneer de „zwartvis" gesignaleerd wordt. Duizenden en nog eens duizenden grien- dewallen zijn in de fjorden van deze koude Deense archi pel roemloos aan hun einde gekomen. Duizenden walvis schedels, tot tuinmuurtjes op gestapeld, zijn de stille, lugu bere getuigen van dit wrede bedrijf. Dan zwenkt de came ra naar de zuidelijker streken. Hier, op Madeira, is het echt paar Soulaire zelf op walvis- jacht geweest. Hier gaat het niet om goedige grienden, maar om de felle potvissen. De potvis is de enige wal vissoort, die in staat geacht kan worden, Jonas te hebben doorgeslikt. Vroeger konden de manlijke dieren 24 meter lang worden. Na de meedo genloze jacht, die de mens er twee eeuwen lang op gemaakt heeft, zijn de oudste en dus grootste dieren uitgeroeid, maar er worden nog altijd knapen van 18 meter geschoten. Onze eigen „Willem Ba- reratz", al was die voorname lijk op de inmiddels ook gede cimeerde blauwe vinvis uit, heeft heel wat potvissen ge schoten. Russen en Japanners zetten de jacht met fabrieks- schepen en grote vangboten nog altijd voort, zij het dan dat bij gentlemansagreement alleen op manlijke dieren ge jaagd wordt. De Amerikaanse potvisjacht, die liet tot 1925 volgehouden heeft, h&alde weliswaar ook de buit aan boord van het moederschip, waair de dieren afgespekt en de lange repen traan, in ketels gekookt wer den, maar tot het laatst voeren er potvisjagers met zeilsche pen en gingen zij de prooi met een open sloep en een handge- worpen harpoen te lijf. Op deze primitieve manier ging het tot voor kort ook in de wateren rondom Madeira toe. Dr. Soulaire heeft het op de film vastgelegd. Het diepblauwe water slaat in hoge golven tegen de kust van het eiland. Lage bergen op de achtergrond en verder een lege zee, waarover enkele bootjes met hulpmotor varen. In elke boot tenminste vier mannen, van wie de voorste met harpoen in de hand ge reed staat. Dan begint de zee te leven. In de verte spelen dolfijnen en even later zien we ook een paar potviskolos sen. Als ze boven water ko men en hun bloasgat openen, spuit er een straal tot mist verdichte waterdamp omhoog. Een potvis kan tot duizend meter diep duiken. Dat is ge bleken bij het herstel van on derzeese kabels, waarin men de dieren verward heeft aan getroffen. Maar zoals alle zoogdieren, moet elke walvis toch telkens weer boven ko men om lucht te scheppen. Op dat moment verraadt hij zich door zijn spuit, die de mensen eeuwenlang voor een water straal aangezien hebben. De boot met de camera glijdt behendig en snel tot vlakbij een kudde potvissen. De harpoenier seint met arm bewegingen hoe de stuurman nog iets meer naar bak- of naar stuurboord moet. Dan stoot hiij toe en meteen wordt de lijn, waarmee de harpoen aan het schip verbonden blijft, gevierd. De gewonde potvis gaat er razend snel vandoor terwijl hij de boot achter zich aantrekt. De blauwe zee kleurt zich wit van schuim en rood van bloed en dan ontstaat een vele minuten durende strijd, die de potvis bijna al tijd verliest. Zodra zijn krach ten verminderen, beginnen de mannen in de boot de lijn in te palmen en dan wacht de harpoenier stoicijns tot de prooi weer boven water komt. Daar duikt de machtige staart uit de golven op en meteen stoot de voorste man weer toe. Het water spat ons om de oren, van zo dichtbij beeft dr. Soulaire de strijd gefilmd. Onwillekeurig grijp je naar je stoelleuning, wanneer de pot visstaart de boot raakt en de andere mannen de harpoe nier te hulp komen door hun lange lansen in het dier te stekep, net zolang totdat dit geen beweging meer ver toont. Dan moet het snel naar de kust gesleept worden, want de jacht gaat verder. Op wat groter afstand zien we nu an dere boten bezig. Een getrof fen potvis „blaast oranje", zo luidt de oude walvisvaarders term voor het verschijnsel, dat een gewond dier bij het uitademen bloed meespuit. Twee boten storten zich tege lijk op één potvis en rondom de scheepjes kleurt de zee zich steeds roder. Het volgende bedrijf is het verwerken van de vangst. Via een geplaveide helling slepen mannen met blote benen de potvis aan een lijn met hou ten knevel, die door een in de staart gehakt gat bevestigd is, op het land, waar het „flen sen" begint. De camera laat zien, hoe er lange repen spek van het lichaam gesneden en met behulp van takels verder afgetrokken worden. Dan ont waakt de zoölogische belang stelling van de cineast-medi cus. De enorme maag komt uit het lichaam tevoorschijn en bij het opensnijden zien we duidelijk, hoe de inhoud uit de resten van inktvissen be staat. Ook de lidtekens op de huid van de potvis, daar ach tergelaten door de zuignappen van grote inktvissen, die zich nipt zonder meer aan hun aan valler gewonnen hebben gege ven, verschijnen op het scherm. Zeepokken hebben zich op de huid gehecht en met hen ook parasieten, die het de potvissen lastig maken. Doch alleen de mens is hun werkelijke vijand. tanden na, tot vleesmeel ver werkt wordt. Die tanden worden dan veelal bewerkt tot de scrims haw, waarmee dr. Soulaire zijn huis heeft volgehangen. Ook oude prenten en andere historische herinneringen aan de walvisvaart heeft hij verza mel)!. Zijn contact met de potvis- jacht op Madeira is bijzonder intensief, want bij het landsta- tion, waar de geschoten dieren verwerkt worden, staat zijn tweede woning (of is het zijn vierde? Buiten dat in Parijs heeft hij nog twee huizen). Met zijn eigen jacht (hij heeft ook een privé-vliegtuig. vaart hij er regelmatig naar toe. Tenslotte een film (niet door de Parijse arts zelf opge nomen) over de potvisjacht, zoals die nog altijd met snelle zeilscheepjes op de Azoren plaats vindt. Op een heuveltop wacht een uitkijk en zodra deze potvissen in zee ziet, wordt met seinvlaggen en een vuurpijl het dorp gewaar schuwd. De mannen hollen naar het strand en in een lan ge rij varen de 20 voet lange bootjes uit. Eerste een eindje gesleept, daarna zetten de op varenden zich aan de riemen en tenslotte gaat de mast om hoog en zeilt men snel Op de potvissen af. Ook hier wordt de prooi met handharpoen en lansen gedood en tenslotte naar de kust gespeelt om ver werkt te worden. Er is niet veel, dat de jagers van een potvis niet gebruiken kunnen. Het spek, de kostbare spermaceti of walschot (een vloeibare olie, met emmers vol uit de kopholte geschept en de beste grondstof voor kiss-proef lipstick) terwijl de rest, op de Of hij alleen met de camera jaagt? Dr. Soulaire bekent, dat hij ook het harpoen wel eens geworpen heeft, maar de har poeniers zien het niet graag en nog grotere bezwaren had men tegen het meevaren van me vrouw Soulaire, totdat er eens drie minuten nadat zij aan boord was. al een potvis ge harpoeneerd werd. Een zware slag voor het oude walvisja- gersgeloof, dat „een vrouw aan boord ongeluk brengt". Nu is op Madeira de „spor tieve" walvisjacht ten einde De manlijke potvissen laten er zich niet of nauwelijks meer zien en men heeft zich op vrouwtjes en jonge dieren ge worpen. De internationale re gels laten dat voor plaatselijke bevolkingsgroepen toe. Met behulp van lawaai makende motorboten worden de dieren het strand opgejaagd, waar ze een heel gemakkelijke prooi vormen. Alleen in de verbijs terende filmbeelden van dr. Soulaire leeft het bedrijf der onverschrokken harpoeniers van Madeira voort. BORCULO „Ik ben een stad-Gronin- ger, maar ik heb veel bij mijn grootouders gelogeerd, die woonden in Uithuizermeden aan de dijk en ik ken het wad dus van jongsaf. Grootvader hield nooit op ons te waarschuwen, dat we er niet op mochten. „Je komt nooit levend terug", zei hij". Mavo-leraar G. B. Grootjans (42) is in middels al honderden keren levend van het wad teruggekomen. Hij is een van de pio niers van het wadlopen, de steeds popu lairder wordende typisch Nederlandse „bergsport in het horizontale vlak". „Direct toen het eerste be richt in de krant stond over Buwalda en Abrahams, die er mee begonnen zijn, dacht ik: dat wil ik ook doen. Ik ben er meteen achteraan gegaan." De heer Grootjans kent nu het „labyrint der prielen", als zijn vestjeszak, of liever^ als de Berkelstreek, waar hij al vele jaren woont en waarover hij lezingen met kleurendia's houdt. Hij doet dat ook over het waddengebied en de scho lieren en plattelandsvrouwen onder zijn gehoor zullen dan zeker net als wij in een ge sprek met deze wadwader van het eerste uur onder de indruk komen van zijn „prielen"- geulen) kennis, maar vooral van zijn enorme enthousiasme voor een uitzonderlijk stukie Nederland. Of hij zijn gehoor ook zo ver krijgt, dat zij zelf de slijk- vlakte opstappen? „Nou, in het begin bleef het wel bij uitroepen als: „Den kearl hef heel wat metemaakt", maar tegenwoordig begint de wad loopsport ook In Oost-Neder land steeds meer aanhangers te krijgen. Een groepje van „Jong Gelre" uit Lochum bij voorbeeld, steekt nu elke zo mer een paar keer het wad over." Wadlopen is een groot avon tuur, of op z'n minst een enor me belevenis. De getijdentafel van rijkswaterstaat geeft aan, wanneer je de overstekek kunt wagen. Het moet natuur lijk eb zijn, anders is het wa ter op sommige plaatsen te diep. Maar als het welderland droog gevallen is, dan kun je het slik opstappen. Even later ben je in een andere wereld. Een wereld waar je eerst nog een paar mannen met grepen de zware klei kunt zien omspitten om naar zeepieren (aas voor de hengelaars) te graaien, maar die vervolgens het uitsluitende domein wordt van meeuwen, eidereenden, gewone en roze grutio'- van wulpen, tureluurs en scholeksters. Je kunt een boven het lage water uitste kende zandplaat passeren of een bank van kokkelschelpen, die als een koraalrif voor de kust ligt en je merkt, dat het helemaal niet zo zwaar lopen is, doordat de slijkerige bodem spoedig in een vaste 'and- grond overgaat. C. B. GROOTJANS meteen er achter aan Een andere wereld, waarin de menselijke activiteit is te ruggebracht tot het gesjok van jezelf en je medelopers, of tot een toevallige ontmoeting met een wrak, de verre aanblik van een torentje, achter de kustlijn, een baken op een zandplaat. Voor de rest: rust, oneindigheid, bevrijdende fris heid en bevrijdende stilte. Want ook vogelgeluiden kun je als stilte ondergaan. Dat is wadlopen. Dat is de belevenis van het herstelde oercontact tussen mens en natuur, Voor wie deze sport regel matig beoefent, groeit er nog een andere belevenis. Dat is de vriendenhand die er tussen de wadlopers ontstaat. Uiter aard vooral tussen de gidsen, van wie de heer Grootjans er een is. Het wadloopcentruni Pieterburen, aan de Groningse kust, kent er een stuk of veer tig. Een vaste kern van men sen, die een examen hebben moeten afleggen, om tot de pioeg toegelaten te worden. Daar zijn ieiaren bij, zoals de pionier uit Borculo, maar ook een slagersknecht, ook artsen, biologiestudenten en verpleeg sters Elk voorjaar, wanneer de win terstormen de kaart van .iet wad opnieuw ingetekend heb ben, maken de gidsen verken ningstochten met behulp van het kompa-. Er moeten routes uitgezet worden. Je kunt tel kens weer voor verrassingen komen te staan. Weliswaar zijn Cf meeste geulen, waar bij hoogwater de schepen doorheen varen, bij eb te doorwaden, „maar wij hebben ook al een geul van twee me ter diepte moeten oversteken: „Dan word je wel nat, maar dat risico loopt een wadloper nu toch eenmaal, daarom is alles, wat hij bij zich heeft, in plastic verpakt. Wie op lage schoenen het wad ingaat, komt er gegaran deerd zonder schoeisel weer uit. Hoge basketballschoenen zijn dan ook voorgeschreven. Mensen, die niet in de juiste kledij aan de start verschijnen worden onherroepelijk terug gestuurd. Het liefst hebben de gidsen dat je eerst een oefen tocht van zo'n kilometer of acht meemaakt. Iemand, die niet goed blijkt te kunnen lo pen, moet dan op de grote tocht ook maar liever thuis blijven. Toch kan iedereen, die ge zond en niet al te zwaar is, het wad oversteken. De tocht naar Rottumeroog bijvoorbeeld is helemaal niet moeilijk, maar ook Ameland is voor vrijwel iedereen te bereiken. Wel is het absoluut noodzakelijk om onder leiding van een gids te gaan, die de navigatie be heerst. Als je bijvoorbeeld zonder kompas loopt en je ziet op een bepaald punt alleen maar een enorme vlakte om je heen, dan ga je zonder manke ren in een kringetje lopen. De heer Grootjans, die het wad op zijn duimpje kent. zegt: „Ik durf er niet alleen op. Je moet altijd minimaal met vier man tegelijk gaan al was het alleen maar o'm ge dragen te kunnen worden wanneer je iets zou overko men." Het ergste wat een wadloper kan gebeuren, is dat hij last van ruimtevrees krijgt. „Ik heb het meegemaakt dat een man een eindje uit de kust helemaal verstijfde. Hij kon zichzelf niet eens omdraaien. Wij hebben hem toen de ande re kant op gezet en na een paar stappen in de richting van de kust liep hij weer als een kiviet." Veel kan er niet gebeuren, maar toch nemen de gidsen altijd (onopvallend) een uit- neembare brancard mee en al tijd ook staan ze via de radio in oontact met de kust. „Zelf ben ik eenmaal door een heli kopter opgevist. De vissers boot, die ons terugbracht, liep op een zandbank en daar heb ben we toen de nacht van zaterdag op zondag doorge bracht (sommigen alleen in bikini, brrr.) De volgende dag heeft de marine ons door de lucht eraf gehaald. Je bent op het wad van elkaar afhankelijk en dat kweekt snel een band tussen de deelnemers. „Ik heb in de loop van de jaren enorm veel vrienden en goede bekenden door het wadlopen opgedaan. Ze bellen telkens: zullen we volgende week weer eens? Je Sporen, niet van de ver schrikkelijke sneeuwman, maar gewoon van wadlopers. vormt gauw een vast groep je." Privé wandelt de heer Grootjans het liefst op het Duitse wad. Het is daar scno- ner („je ziet de vissen nog zo rondzwemmen"), de natuur is er nog fraaier en de overtocht duurt in het algemeen korter. De Duitsers zelf doen er niet zoveel aan, hoewel een paai studenten er een business van gemaakt hebben om wadlopet-s te gidsen. .Selbstmord", zeg gen de Duitse boeren, warmee1 ie van de dijk daalt om de slikviakte op te gaan. Die keiels zijn ontzettend bang maar ook de Nederlandse kustbevolking voelt zich niet zo erg zeker op het wad. Bij Wierum, waar we de over steek naar é-meland maken, staan altijd wei wat boeren jongens te kijken maar je krijgt er niemand van mee." Er zijn inderdaad wel eens mensen op het wad veronge lukt, maar dan was het eigen schuld. Je moet er nooit zo maar opgaan en ook nooit al leen. In Wierum organiseert de VVV onder leiding van het technisch hoofd van wat el ders een waterschap zou he ten, overtochten naar Ame land. Het bekendste wadloop- eentvum is in Pieterburen ge vestigd. Vandaar gaat het naar verschillende doelen. Voor Amelsind moet men eerst ook (per bus) naar Wierum. Het centrum is aangesloten bij de N ederlandse W andelsport Bond. Directeur J. Dijkstra heeft er tegenwoordig een vol ledige job aan en de „Lande- lijse Vereniging tot Behoud van de Waddenzee", die er in het seizoen een voorlichtings centrum ingericht heeft, boekt in Wierum stromen nieuwe le den. De wadlopers behoren uiter aard tot de vrienden van het waddengebied. De heer Groot jans is bestuurslid van oen afdeling Oost-Gelderland van de landelijke vereniging. Zijn medegidsen heeft hij ook al eens naar de Achterhoekse bossen gehaald, waar tussen de bomen een stormbaan ge spannen was. De wintermaan den worden gebruikt om ;e trainen. Ook cursussen in radi otechniek. in weerkupde. en ehbo worden voor de gidsen op touw gezet en tijdens de jaar lijkse reünie komen ook de algemene problemen van het waddengebied aan de orde. Het is later bij hoogwater weer vlot gekomen." Voor de heer Grootjans gaan de wadden boven de Berkel streek. Al blijft hij toch liever daar wonen. ..De Acn- terhoek is lief, maar je vindt er geen avontuur. Bij net wadlopen is dat wel het geval. Op dezeiloe route beleef je niooit dezelfde dingen. De na tuur is telkens anders, rtjaar ie kunt ook bijzondere zaken te genkomen. Dc afgelopen zo mer verongelukte bij Rottum de 138st.e Duitse straaljager en ik was de eei'st.e bij het wrak. Gelukkig had de piloot zich kunnen redden. Dezelfde dag vonden we een Belgisch jacht, dat al drie 'Ia- gen op een zandplaat vast zat. De opvarenden zochten meeuweëieren om in leven te blijven. We hebben toen de Duitse zeereddingsdienst kun nen waarschuwen, die het schip geproviandeerd heeft. De wadgidsen zien kans om zelfs bij irist op honderd me ter nauwkeurig hun einddoel te bereiken. Dat is de sportie ve kant van de zaak. Maar voor de heer Grootjans geldt vooral de belevenis. Hij is nu op de biologische toer, hoewel dat niet zijn vak is. Maar de wereld van het wad nodigt vanzelf uit om je te verdiepen in het leven van schaaldieren, vogels en zeehonden. Zeker, wanneer je fotografeert en schildert, zoals de heer Groot jans doet. Aan de muur hangen enkele van zijn schilderijen. Lage ho rizonten en hoge wolkenluch ten. Vooral die laatste trekken hem en die mist hij in de Achterhoek. Daarom gaat hij steeds weer het wad op. In zomer en winter. „Het is 's winters warmer dan zomers, want je kleedt je er op en je wordt niet nat." Er zijn dan weer heel andere dingen te beleven: duizenden vogels, krakende ijsschotsen, wonder lijke plastieken van bevroren schuim. Op de dia's krijgen we iets van die belevenissen te proe ven. We zien ook dochter Lie- ke 'met de wadilopers meewan- delen. Ze doet dat al sinds haai tiende jaar; ze was toen de jongste wadloopster van Nederland, maar zo iets kun je nu eenmaal niet blijven en vo rig jaar is die eer zelfs door een meisje van negen opge ëist. De ene dia na de andere wordt op de huiskamermuur geprojecteerd. De heer Groot jans wordt niet moe om ons zijn wadden te laten zien. ..Weet u, wanneer ik eens een vermoeiende dag achter de rug heb, dan draai ik een serietje voor mezelf. Dan ben ik er weer in die bijzondere wereld en dan kikker ik helemail weer op." ADRIAAN BUTER

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 11