Verbij sterende slachtpartij
WADLOPEN„BERGSPORT IN T HORIZONTALE VLAK
PARIJSE ARTS MET HARPOEN
EN CAMERA OP WALVISJACHT
binnenland
buitenland
1mHH
fUkimri utl, AUskö pc
cjrccr 3 bheni
At'. A Jc I\4cmm€
Moordenaarswerk
Vis van Jonas
Wit en rood
Uitkijk
Harp
oenier
99
Oercontact
Kleding
VVV
Ruimtevrees
Avontuur
Schilderijen
PPIP WÈ& fSBHH i PQ
szetv/w.. wv!*'■••'•*<<y«wrifV'^w5^^vow^^rwrrs^,'"^ v'
y-
Hij zegt: „Ik verzamel scrimshaw. U weet toch wat dat is?" Later vertellen
zijn Nederlandse vrienden ons, dat dr. Jacques Soulaire zijn huis van onder
tot boven vol scrimshaw heeft. Scrimshaw je zoekt het te vergeefs in de
encyclopedie, maar het Engelse woordenboek onthult, dat daarmee ontspan
ningswerk van matrozen op zee bedoeld wordt. Schelpenversiering, enzovoort.
Er staat niet bij, wat de kenners van walvissen en walvisjacht er in het bij
zonder onder verstaan en wat dr. Soulaire bedoelt.
HcAbcm ccn fcehtc
&hh& S&J~-
Boven: een potvisjast anno 1S25 (naar Currow - New York), Boven:
het kaakbeen van een beluga, waarin Eskimo's uit Alaska jachttaferelen
hebben gegraveerd (Musée de l'Homme - Parijs).
PARIJS De scrimshaw in. het huis van de Parijse huis
arts, die een hartstochtelijk walvisjager is, bestaat uit tan
den van potvissen (hij heeft zelfs een potvistand als deur
kruk) en beenstukken van andere walvisachtigen, waarin
voorstellingen van allerlei aard zijn gegraveerd. Een merk
waardig stuk volkskunst, dat je kunt vinden bij de Eski
mo's, maar dat ook te vergelijken is met de zeer zeldzame
voorstellingen van de oude Groenlandvaart, gegraveerd
in walvisbaard (balein), die in het Maritiem Museum te
Rotterdam en in het historisch museum „Oud-Dordt" te
Dordrecht te vinden zijn.
gekeken had.
Scrimshaiw wordt nog steeds
gemaakt, zoals er nog steeds
op uiterst primitieve wijze op
walvissen gejaagd wordt. Daar
kan dr. Soulaire ons alles over
vertellen en vooral: over laten
zien.
Voor een groepje Neder
landse walviskundigen (Zoölo
gen en historici) is dr. Soulai
re eens naair Nederland geko
men, om zijn films te verto
nen. Verbijsterende beelden
vullen het projectiescherm.
De eerste film is gewijd aan
een enorme slachtpartij. Dr.
Soulaire is er toeschouwer bij
geweest. Hij heeft beelden op
genomen van de manier, waar
op vissers van de Faroer-ei-
landen walvissen vangen. Het
gaat om de griendewal, een
middelgrote walvis, die tot acht
meter lang kan worden. Hoe
wel hij tanden heeft, is het
een bijzonder goedaardig dier.
Veel te goed, zo blijkt uit de
film.
Scrimshaw is vooral bekend
van de Amerikaanse potvisja
gers, die in de vorige eeuw op
uiterst primitieve manier de
geweldige tandwalvissen te
lijf gingen. De reizen van deze
woeste kerels, zoals Herman
Melville ze onsterfelijk heeft
gemaakt in zijn roman „Moby
Dick De Witte Walvis"
(1851), duurden soms wel
twee jaar en voerden dan
romdom de wereld. De langste
tocht, van de „Nile", duurden
zelfs meer dan tien jaar
(18581869). Tussen de jacht-
perioden in hadden de matro
zen alle tijd om zich met het
ivoor snijden bezig te houden.
De (verder waardeloze) tan
den van de potvissen leverden
het materiaal. Geduld en oefe
ning baarden de kunst.
Ook bewerkte men doppen
van cocosnoten. Er is wel be
weerd dat de Scrimshaw, af
gezien 'van de prestaties van
indianen, de eerste originele
Amerikaanse kunstuiting is,
ook al is er alle reden om aan
te nemen, dat de potvisjager
die kunst van de Eskimo's of
andere primitieve volkeren af-
De Grienden zwemmen in
scholen en de vissers zien
kans om door stenen in het
water te werpen, een hele
kudde walvissen de haven of
een fjord in te drijven. Daar,
in het ondiepe water, springen
de mannen uit hun bootjes en
wadend of zwemmend tussen
de dieren, beginnen ze hun
moordenaarswerk.
Zonder veel ophef prikken
ze rustig in de gladde lijven.
Het water in het haventje
kleurt zich allengs rood. Als
schapen laten de vriendelijke
lobbesen zich naar de slacht
bank leiden. De mannen tus
sen hen in steken en steken.
Je ziet, hoe ze met hun lange,
op degens lijkende messen,
een rustig naast hen door het
water glijdend dier levens
onthoofden door een rondlo
pende snede in de nek te ma
ken.
Later als de slachtpartij ten
einde is, worden de gedode
dieren aan de staarten de. wal
opgesleept. Er is weer voedsel
op de Faroer, waar elke
dorpsbewoner een gelijk aan
deel van de buit krijgt. Zo
gaat het al sinds eeuwen, elke
zomer, wanneer de „zwartvis"
gesignaleerd wordt. Duizenden
en nog eens duizenden grien-
dewallen zijn in de fjorden
van deze koude Deense archi
pel roemloos aan hun einde
gekomen. Duizenden walvis
schedels, tot tuinmuurtjes op
gestapeld, zijn de stille, lugu
bere getuigen van dit wrede
bedrijf. Dan zwenkt de came
ra naar de zuidelijker streken.
Hier, op Madeira, is het echt
paar Soulaire zelf op walvis-
jacht geweest. Hier gaat het
niet om goedige grienden,
maar om de felle potvissen.
De potvis is de enige wal
vissoort, die in staat geacht
kan worden, Jonas te hebben
doorgeslikt. Vroeger konden
de manlijke dieren 24 meter
lang worden. Na de meedo
genloze jacht, die de mens er
twee eeuwen lang op gemaakt
heeft, zijn de oudste en dus
grootste dieren uitgeroeid, maar
er worden nog altijd knapen
van 18 meter geschoten.
Onze eigen „Willem Ba-
reratz", al was die voorname
lijk op de inmiddels ook gede
cimeerde blauwe vinvis uit,
heeft heel wat potvissen ge
schoten. Russen en Japanners
zetten de jacht met fabrieks-
schepen en grote vangboten
nog altijd voort, zij het dan
dat bij gentlemansagreement
alleen op manlijke dieren ge
jaagd wordt.
De Amerikaanse potvisjacht,
die liet tot 1925 volgehouden
heeft, h&alde weliswaar ook
de buit aan boord van het
moederschip, waair de dieren
afgespekt en de lange repen
traan, in ketels gekookt wer
den, maar tot het laatst voeren
er potvisjagers met zeilsche
pen en gingen zij de prooi met
een open sloep en een handge-
worpen harpoen te lijf. Op
deze primitieve manier ging
het tot voor kort ook in de
wateren rondom Madeira toe.
Dr. Soulaire heeft het op de
film vastgelegd.
Het diepblauwe water slaat
in hoge golven tegen de kust
van het eiland. Lage bergen
op de achtergrond en verder
een lege zee, waarover enkele
bootjes met hulpmotor varen.
In elke boot tenminste vier
mannen, van wie de voorste
met harpoen in de hand ge
reed staat. Dan begint de zee
te leven. In de verte spelen
dolfijnen en even later zien
we ook een paar potviskolos
sen. Als ze boven water ko
men en hun bloasgat openen,
spuit er een straal tot mist
verdichte waterdamp omhoog.
Een potvis kan tot duizend
meter diep duiken. Dat is ge
bleken bij het herstel van on
derzeese kabels, waarin men
de dieren verward heeft aan
getroffen. Maar zoals alle
zoogdieren, moet elke walvis
toch telkens weer boven ko
men om lucht te scheppen. Op
dat moment verraadt hij zich
door zijn spuit, die de mensen
eeuwenlang voor een water
straal aangezien hebben.
De boot met de camera
glijdt behendig en snel tot
vlakbij een kudde potvissen.
De harpoenier seint met arm
bewegingen hoe de stuurman
nog iets meer naar bak- of
naar stuurboord moet. Dan
stoot hiij toe en meteen wordt
de lijn, waarmee de harpoen
aan het schip verbonden blijft,
gevierd. De gewonde potvis
gaat er razend snel vandoor
terwijl hij de boot achter zich
aantrekt. De blauwe zee
kleurt zich wit van schuim en
rood van bloed en dan ontstaat
een vele minuten durende
strijd, die de potvis bijna al
tijd verliest. Zodra zijn krach
ten verminderen, beginnen de
mannen in de boot de lijn in
te palmen en dan wacht de
harpoenier stoicijns tot de
prooi weer boven water komt.
Daar duikt de machtige staart
uit de golven op en meteen
stoot de voorste man weer toe.
Het water spat ons om de
oren, van zo dichtbij beeft dr.
Soulaire de strijd gefilmd.
Onwillekeurig grijp je naar je
stoelleuning, wanneer de pot
visstaart de boot raakt en
de andere mannen de harpoe
nier te hulp komen door hun
lange lansen in het dier te
stekep, net zolang totdat dit
geen beweging meer ver
toont.
Dan moet het snel naar de
kust gesleept worden, want
de jacht gaat verder. Op wat
groter afstand zien we nu an
dere boten bezig. Een getrof
fen potvis „blaast oranje", zo
luidt de oude walvisvaarders
term voor het verschijnsel,
dat een gewond dier bij het
uitademen bloed meespuit.
Twee boten storten zich tege
lijk op één potvis en rondom
de scheepjes kleurt de zee
zich steeds roder.
Het volgende bedrijf is het
verwerken van de vangst. Via
een geplaveide helling slepen
mannen met blote benen de
potvis aan een lijn met hou
ten knevel, die door een in de
staart gehakt gat bevestigd is,
op het land, waar het „flen
sen" begint. De camera laat
zien, hoe er lange repen spek
van het lichaam gesneden en
met behulp van takels verder
afgetrokken worden. Dan ont
waakt de zoölogische belang
stelling van de cineast-medi
cus. De enorme maag komt uit
het lichaam tevoorschijn en
bij het opensnijden zien we
duidelijk, hoe de inhoud uit
de resten van inktvissen be
staat. Ook de lidtekens op de
huid van de potvis, daar ach
tergelaten door de zuignappen
van grote inktvissen, die zich
nipt zonder meer aan hun aan
valler gewonnen hebben gege
ven, verschijnen op het
scherm. Zeepokken hebben
zich op de huid gehecht en
met hen ook parasieten, die
het de potvissen lastig maken.
Doch alleen de mens is hun
werkelijke vijand.
tanden na, tot vleesmeel ver
werkt wordt.
Die tanden worden dan
veelal bewerkt tot de scrims
haw, waarmee dr. Soulaire
zijn huis heeft volgehangen.
Ook oude prenten en andere
historische herinneringen aan
de walvisvaart heeft hij verza
mel)!.
Zijn contact met de potvis-
jacht op Madeira is bijzonder
intensief, want bij het landsta-
tion, waar de geschoten dieren
verwerkt worden, staat zijn
tweede woning (of is het zijn
vierde? Buiten dat in Parijs
heeft hij nog twee huizen).
Met zijn eigen jacht (hij heeft
ook een privé-vliegtuig.
vaart hij er regelmatig naar
toe.
Tenslotte een film (niet
door de Parijse arts zelf opge
nomen) over de potvisjacht,
zoals die nog altijd met snelle
zeilscheepjes op de Azoren
plaats vindt. Op een heuveltop
wacht een uitkijk en zodra
deze potvissen in zee ziet,
wordt met seinvlaggen en een
vuurpijl het dorp gewaar
schuwd. De mannen hollen
naar het strand en in een lan
ge rij varen de 20 voet lange
bootjes uit. Eerste een eindje
gesleept, daarna zetten de op
varenden zich aan de riemen
en tenslotte gaat de mast om
hoog en zeilt men snel Op de
potvissen af. Ook hier wordt
de prooi met handharpoen en
lansen gedood en tenslotte
naar de kust gespeelt om ver
werkt te worden.
Er is niet veel, dat de jagers
van een potvis niet gebruiken
kunnen. Het spek, de kostbare
spermaceti of walschot (een
vloeibare olie, met emmers vol
uit de kopholte geschept en de
beste grondstof voor kiss-proef
lipstick) terwijl de rest, op de
Of hij alleen met de camera
jaagt? Dr. Soulaire bekent, dat
hij ook het harpoen wel eens
geworpen heeft, maar de har
poeniers zien het niet graag en
nog grotere bezwaren had men
tegen het meevaren van me
vrouw Soulaire, totdat er eens
drie minuten nadat zij aan
boord was. al een potvis ge
harpoeneerd werd. Een zware
slag voor het oude walvisja-
gersgeloof, dat „een vrouw
aan boord ongeluk brengt".
Nu is op Madeira de „spor
tieve" walvisjacht ten einde
De manlijke potvissen laten er
zich niet of nauwelijks meer
zien en men heeft zich op
vrouwtjes en jonge dieren ge
worpen. De internationale re
gels laten dat voor plaatselijke
bevolkingsgroepen toe. Met
behulp van lawaai makende
motorboten worden de dieren
het strand opgejaagd, waar ze
een heel gemakkelijke prooi
vormen. Alleen in de verbijs
terende filmbeelden van dr.
Soulaire leeft het bedrijf der
onverschrokken harpoeniers
van Madeira voort.
BORCULO „Ik ben een stad-Gronin-
ger, maar ik heb veel bij mijn grootouders
gelogeerd, die woonden in Uithuizermeden
aan de dijk en ik ken het wad dus van
jongsaf. Grootvader hield nooit op ons te
waarschuwen, dat we er niet op mochten.
„Je komt nooit levend terug", zei hij".
Mavo-leraar G. B. Grootjans (42) is in
middels al honderden keren levend van het
wad teruggekomen. Hij is een van de pio
niers van het wadlopen, de steeds popu
lairder wordende typisch Nederlandse
„bergsport in het horizontale vlak".
„Direct toen het eerste be
richt in de krant stond over
Buwalda en Abrahams, die er
mee begonnen zijn, dacht ik:
dat wil ik ook doen. Ik ben er
meteen achteraan gegaan."
De heer Grootjans kent nu
het „labyrint der prielen", als
zijn vestjeszak, of liever^ als
de Berkelstreek, waar hij al
vele jaren woont en waarover
hij lezingen met kleurendia's
houdt. Hij doet dat ook over
het waddengebied en de scho
lieren en plattelandsvrouwen
onder zijn gehoor zullen dan
zeker net als wij in een ge
sprek met deze wadwader van
het eerste uur onder de indruk
komen van zijn „prielen"-
geulen) kennis, maar vooral
van zijn enorme enthousiasme
voor een uitzonderlijk stukie
Nederland.
Of hij zijn gehoor ook zo ver
krijgt, dat zij zelf de slijk-
vlakte opstappen? „Nou, in
het begin bleef het wel bij
uitroepen als: „Den kearl hef
heel wat metemaakt", maar
tegenwoordig begint de wad
loopsport ook In Oost-Neder
land steeds meer aanhangers
te krijgen. Een groepje van
„Jong Gelre" uit Lochum bij
voorbeeld, steekt nu elke zo
mer een paar keer het wad
over."
Wadlopen is een groot avon
tuur, of op z'n minst een enor
me belevenis. De getijdentafel
van rijkswaterstaat geeft aan,
wanneer je de overstekek
kunt wagen. Het moet natuur
lijk eb zijn, anders is het wa
ter op sommige plaatsen te
diep. Maar als het welderland
droog gevallen is, dan kun je
het slik opstappen.
Even later ben je in een
andere wereld. Een wereld
waar je eerst nog een paar
mannen met grepen de zware
klei kunt zien omspitten om
naar zeepieren (aas voor de
hengelaars) te graaien, maar
die vervolgens het uitsluitende
domein wordt van meeuwen,
eidereenden, gewone en roze
grutio'- van wulpen, tureluurs
en scholeksters. Je kunt een
boven het lage water uitste
kende zandplaat passeren of
een bank van kokkelschelpen,
die als een koraalrif voor de
kust ligt en je merkt, dat het
helemaal niet zo zwaar lopen
is, doordat de slijkerige bodem
spoedig in een vaste 'and-
grond overgaat.
C. B. GROOTJANS
meteen er achter aan
Een andere wereld, waarin
de menselijke activiteit is te
ruggebracht tot het gesjok van
jezelf en je medelopers, of tot
een toevallige ontmoeting met
een wrak, de verre aanblik
van een torentje, achter de
kustlijn, een baken op een
zandplaat. Voor de rest: rust,
oneindigheid, bevrijdende fris
heid en bevrijdende stilte.
Want ook vogelgeluiden kun
je als stilte ondergaan. Dat is
wadlopen. Dat is de belevenis
van het herstelde oercontact
tussen mens en natuur,
Voor wie deze sport regel
matig beoefent, groeit er nog
een andere belevenis. Dat is
de vriendenhand die er tussen
de wadlopers ontstaat. Uiter
aard vooral tussen de gidsen,
van wie de heer Grootjans er
een is. Het wadloopcentruni
Pieterburen, aan de Groningse
kust, kent er een stuk of veer
tig. Een vaste kern van men
sen, die een examen hebben
moeten afleggen, om tot de
pioeg toegelaten te worden.
Daar zijn ieiaren bij, zoals de
pionier uit Borculo, maar ook
een slagersknecht, ook artsen,
biologiestudenten en verpleeg
sters
Elk voorjaar, wanneer de win
terstormen de kaart van .iet
wad opnieuw ingetekend heb
ben, maken de gidsen verken
ningstochten met behulp van
het kompa-. Er moeten routes
uitgezet worden. Je kunt tel
kens weer voor verrassingen
komen te staan. Weliswaar
zijn Cf meeste geulen, waar
bij hoogwater de schepen
doorheen varen, bij eb te
doorwaden, „maar wij hebben
ook al een geul van twee me
ter diepte moeten oversteken:
„Dan word je wel nat, maar
dat risico loopt een wadloper
nu toch eenmaal, daarom is
alles, wat hij bij zich heeft, in
plastic verpakt.
Wie op lage schoenen het
wad ingaat, komt er gegaran
deerd zonder schoeisel weer
uit. Hoge basketballschoenen
zijn dan ook voorgeschreven.
Mensen, die niet in de juiste
kledij aan de start verschijnen
worden onherroepelijk terug
gestuurd. Het liefst hebben de
gidsen dat je eerst een oefen
tocht van zo'n kilometer of
acht meemaakt. Iemand, die
niet goed blijkt te kunnen lo
pen, moet dan op de grote
tocht ook maar liever thuis
blijven.
Toch kan iedereen, die ge
zond en niet al te zwaar is,
het wad oversteken. De tocht
naar Rottumeroog bijvoorbeeld
is helemaal niet moeilijk, maar
ook Ameland is voor vrijwel
iedereen te bereiken. Wel is
het absoluut noodzakelijk om
onder leiding van een gids te
gaan, die de navigatie be
heerst. Als je bijvoorbeeld
zonder kompas loopt en je ziet
op een bepaald punt alleen
maar een enorme vlakte om je
heen, dan ga je zonder manke
ren in een kringetje lopen.
De heer Grootjans, die het
wad op zijn duimpje kent.
zegt: „Ik durf er niet alleen
op. Je moet altijd minimaal
met vier man tegelijk gaan al
was het alleen maar o'm ge
dragen te kunnen worden
wanneer je iets zou overko
men."
Het ergste wat een wadloper
kan gebeuren, is dat hij last
van ruimtevrees krijgt. „Ik
heb het meegemaakt dat een
man een eindje uit de kust
helemaal verstijfde. Hij kon
zichzelf niet eens omdraaien.
Wij hebben hem toen de ande
re kant op gezet en na een
paar stappen in de richting
van de kust liep hij weer als
een kiviet."
Veel kan er niet gebeuren,
maar toch nemen de gidsen
altijd (onopvallend) een uit-
neembare brancard mee en al
tijd ook staan ze via de radio
in oontact met de kust. „Zelf
ben ik eenmaal door een heli
kopter opgevist. De vissers
boot, die ons terugbracht, liep
op een zandbank en daar heb
ben we toen de nacht van
zaterdag op zondag doorge
bracht (sommigen alleen in
bikini, brrr.) De volgende dag
heeft de marine ons door de
lucht eraf gehaald.
Je bent op het wad van
elkaar afhankelijk en dat
kweekt snel een band tussen
de deelnemers. „Ik heb in de
loop van de jaren enorm veel
vrienden en goede bekenden
door het wadlopen opgedaan.
Ze bellen telkens: zullen we
volgende week weer eens? Je
Sporen, niet van de ver
schrikkelijke sneeuwman, maar
gewoon van wadlopers.
vormt gauw een vast groep
je."
Privé wandelt de heer
Grootjans het liefst op het
Duitse wad. Het is daar scno-
ner („je ziet de vissen nog zo
rondzwemmen"), de natuur is
er nog fraaier en de overtocht
duurt in het algemeen korter.
De Duitsers zelf doen er niet
zoveel aan, hoewel een paai
studenten er een business van
gemaakt hebben om wadlopet-s
te gidsen. .Selbstmord", zeg
gen de Duitse boeren, warmee1
ie van de dijk daalt om de
slikviakte op te gaan. Die
keiels zijn ontzettend bang
maar ook de Nederlandse
kustbevolking voelt zich niet
zo erg zeker op het wad. Bij
Wierum, waar we de over
steek naar é-meland maken,
staan altijd wei wat boeren
jongens te kijken maar je
krijgt er niemand van mee."
Er zijn inderdaad wel eens
mensen op het wad veronge
lukt, maar dan was het eigen
schuld. Je moet er nooit zo
maar opgaan en ook nooit al
leen.
In Wierum organiseert de
VVV onder leiding van het
technisch hoofd van wat el
ders een waterschap zou he
ten, overtochten naar Ame
land. Het bekendste wadloop-
eentvum is in Pieterburen ge
vestigd. Vandaar gaat het naar
verschillende doelen. Voor
Amelsind moet men eerst ook
(per bus) naar Wierum. Het
centrum is aangesloten bij de
N ederlandse W andelsport
Bond. Directeur J. Dijkstra
heeft er tegenwoordig een vol
ledige job aan en de „Lande-
lijse Vereniging tot Behoud
van de Waddenzee", die er in
het seizoen een voorlichtings
centrum ingericht heeft, boekt
in Wierum stromen nieuwe le
den.
De wadlopers behoren uiter
aard tot de vrienden van het
waddengebied. De heer Groot
jans is bestuurslid van oen
afdeling Oost-Gelderland van
de landelijke vereniging. Zijn
medegidsen heeft hij ook al
eens naar de Achterhoekse
bossen gehaald, waar tussen
de bomen een stormbaan ge
spannen was. De wintermaan
den worden gebruikt om ;e
trainen. Ook cursussen in radi
otechniek. in weerkupde. en
ehbo worden voor de gidsen op
touw gezet en tijdens de jaar
lijkse reünie komen ook de
algemene problemen van het
waddengebied aan de orde.
Het is later bij hoogwater
weer vlot gekomen."
Voor de heer Grootjans gaan
de wadden boven de Berkel
streek. Al blijft hij toch
liever daar wonen. ..De Acn-
terhoek is lief, maar je vindt
er geen avontuur. Bij net
wadlopen is dat wel het geval.
Op dezeiloe route beleef je
niooit dezelfde dingen. De na
tuur is telkens anders, rtjaar ie
kunt ook bijzondere zaken te
genkomen. Dc afgelopen zo
mer verongelukte bij Rottum
de 138st.e Duitse straaljager en
ik was de eei'st.e bij het wrak.
Gelukkig had de piloot zich
kunnen redden.
Dezelfde dag vonden we een
Belgisch jacht, dat al drie 'Ia-
gen op een zandplaat vast
zat. De opvarenden zochten
meeuweëieren om in leven te
blijven. We hebben toen de
Duitse zeereddingsdienst kun
nen waarschuwen, die het
schip geproviandeerd heeft.
De wadgidsen zien kans om
zelfs bij irist op honderd me
ter nauwkeurig hun einddoel
te bereiken. Dat is de sportie
ve kant van de zaak. Maar
voor de heer Grootjans geldt
vooral de belevenis. Hij is nu
op de biologische toer, hoewel
dat niet zijn vak is. Maar de
wereld van het wad nodigt
vanzelf uit om je te verdiepen
in het leven van schaaldieren,
vogels en zeehonden. Zeker,
wanneer je fotografeert en
schildert, zoals de heer Groot
jans doet.
Aan de muur hangen enkele
van zijn schilderijen. Lage ho
rizonten en hoge wolkenluch
ten. Vooral die laatste trekken
hem en die mist hij in de
Achterhoek. Daarom gaat hij
steeds weer het wad op. In
zomer en winter. „Het is 's
winters warmer dan zomers,
want je kleedt je er op en je
wordt niet nat." Er zijn dan
weer heel andere dingen te
beleven: duizenden vogels,
krakende ijsschotsen, wonder
lijke plastieken van bevroren
schuim.
Op de dia's krijgen we iets
van die belevenissen te proe
ven. We zien ook dochter Lie-
ke 'met de wadilopers meewan-
delen. Ze doet dat al sinds
haai tiende jaar; ze was toen
de jongste wadloopster van
Nederland, maar zo iets kun je
nu eenmaal niet blijven en vo
rig jaar is die eer zelfs door
een meisje van negen opge
ëist.
De ene dia na de andere
wordt op de huiskamermuur
geprojecteerd. De heer Groot
jans wordt niet moe om ons
zijn wadden te laten zien.
..Weet u, wanneer ik eens een
vermoeiende dag achter de rug
heb, dan draai ik een serietje
voor mezelf. Dan ben ik er
weer in die bijzondere wereld
en dan kikker ik helemail
weer op."
ADRIAAN BUTER