stad streek moeilijkheden en vooral met kapitale kosten stijgingen. Nadat de Tcrneuzense gemeenteraad begin 1962 onder voorzitterschap van burge meester Rijpstra de opdracht tot het ontwerpen van een nieuw stadhuis aan architect Bakema verstrekte, duurde het tot begin juli 1969 voordat de aanbesteding van het gebouw (voor 4,2 miljoen) kon plaatsvinden. In augustus van dat jaar startte het aannemingsbedrijf NEDAM de bouw en dreef burgemeester J. C. Aschoff de eerste betonnen paal de grond in (foto links). De funderingen kwamen daarna vlot genoeg de bouwput uit (foto links onder), maar toen de bovengrondse bouw reeds flinke vorderingen had gemaakt moesten extra voorzieningen ge troffen worden om de planningen aan te kunnen houden. Zo werd bij het voorspannen van de zware betonbalken stoom gebruikt om een ver snelde verharding van het beton te bewerk stelligen. Geen brand in het stadhuis dus, zoals menige omwonende of voorbijganger in de winter van 1970-1971 vreesde, maar een verhardend stoombad (foto rechts). B. en w., raadsleden en bouwers stonden weer enkele maanden later stil bij het bereiken van het hoogste punt. Burge meester Aschoff beklom met zekere tred de ismalle trap naar de top (foto rechts onder) en in de toekomstige raadzaal leidde een van de bouwvakkers een lid van het jongerenkoor, dat dit „pannebierfeestje" opluisterde, op kouse voeten ten dans. In plaats van de 400 werkbare dagen die voor de stadhuisbouw waren uitgetrokken werden het er 520 en de bouwkosten stegen van f 4,2 miljoen tot bijna f 9,5 miljoen. T\E weg die het nieuwe stadhuis van Terneuzen heeft afgelegd van de allereerste schets van professor J. Bakema (hierboven) tot aan de officiële openstelling is niet alleen geplaveid met goede voornemens, maar ook met tegenslagen,

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 23