„Er zit geen
toekomst meer
in dit bedrijf'
Schaalvergroting
noodzakelijk
,2 voor rentabiliteit
binnenland
buitenland
INKOMENS
PROGNOSE
STUDEREN
GRONDPOT
KINDERBIJSLAG
TUSSENFASE
MACHINERING
Ongèveer zeven van
de Nederlandse mannelijke
beroepsbevolking (250.000)
is nog werkzaam in de
land- en tuinbouw. Zij
zorgden ervoor dat in ons
land in 1970 voor bijna ne
gen miljard gulden aan
land- en tuinbouwproduk-
ten exporteerde, Daarbij
dient te worden opgemerkt
dat zij in tien jaar de pro-
duktiviteitsstijging op
schroefden met 74 pro
cent.
Onder deze op het oog zo
fraaie cijfers schuilt een
belangrijk stuk problema
tiek, dat nog een extra-ac
cent krijgt doordat zowel
bij de man in de straat als bij
het parlement en regering
de laatste jaren twijfel is
ontstaan over het nut van
de landbouw. Berichten
over gigantische boterber
gen en reusachtige graano
verschotten waren daar
voornamelijk debet aan.
De moeilijkheden in de
land- en tuinbouw van de
EEG culmineren in de
vraag: Wie blijft en wie
Wijkt? Want duidelijk is
dat niet elk boeren- en
tuindersbedrijf zal kunnen
worden voortgezet. Met na
me de kleine bedrijfjes met
een handvol hectaren grónd
zijn zeker gedoemd te ver
dwijnen. Schaalvergroting is
een veelgehoorde kreet,
met daarnaast de oproep tot
Intensivering van het
bouwplan, al dan niet ge
combineerd met een pro-
duktielijn in de verede-
lingssector (varkens,
bloembollen, pluimvee).
Niet alleen op het „oude"
land zal de sanering in de
land- en tuinbouw slachtof
fers eisen. Ook op de
vruchtbare, goed ontwater
de en uitstekend verkavel
de gronden van de Noord
oostpolder zal het aantal
boeren en tuinders over x
aantal jaren aanmerkelijk
zijn teruggelopen. Want de
12- en 18-hectarebedrijven
zijn te klein. (In een aantal
opzichten geldt dit zelfs al
voor de 24-ha-bedrijven.)
Ook in dit moderne Neder
landse landbouwgebied is
het reële inkomen op de
land- en tuinbouwbedrijven
niet gestegen. Hier en daar
is zelfs sprake van een da
ling.
VEEL
BOEREN
MOETEN
'T VELD GAAN RUIMEN
nering werken op dit ogenblik
30 (jonge) boeren en boeren-,
zoons op andere bedrijven. De
machinering heeft twee belang
rijke voordelen.
1) Via de ring wordt arbeid
ingezet waar dit nodig is,
waarbij de deelnemers „in"
worden gemaakt voor samen
werking.
2) De ring waakt over over-
mechanisering, iets wat in de
Noordoostpolder ondanks
alle ontkenningen van de boe
ren reeds een feit is.
Er is echter ook een nadeel
aan verbonden, dat vooral die
genen die de boer zien als
iemand die sterk aan zijn
grond gebonden is zal aanspre-
waarbij 12 ha-boeren zeggen
„een baan buiten het bedrijf
te willen gaan zoeken, terwijl
ze de machinering het werk
op het bedrijf laten verrich
ten". Op deze manier houden
ze grond bezet, hoewel ze die
zelf niet meer beboeren, in
feite houden ze op die manier
een stuk mogelijke en noodza
kelijke schaalvergroting te
gen.
Hoe groot is nu dat inkomen
van de boer in de Noordoost
polder, die qua externe be
drijfsomstandigheden zo gun-
- stig afsteekt bij de rest van
Nederland. Wanneer dat punt
ter sprake komt'valt ineens de
grote stilte. Feit is echter wel
dat de auto's van de NOP-
boeren in de loop der jaren
aanmerkelijk kleiner zijn ge
worden, terwijl het motorver
mogen eveneens aanzienlijk is
teruggelopen. Er zijn een paar
staatsbedrijven in de Noord
oostpolder en de heer Willems
gelooft niet dat de uitkomsten
op deze bedrijven veel zullen
verschillen met die van het
doorsnee particulier bedrijf.
Uit de cijfers blijkt dan dat
het reële inkomen van een 12
-ha bedrijf op zo'n f 1000,- of
hoger gesteld kan worden per
hectare. Bij het 48 bunderbe-
drijf komen we op zo'n f 3§0,-
per hectare. Het jaar 1959 was
een topjaar met f 1400,- per
hectare. Ir. De Bruyn is van
mening dat het bedrijf in de
Noordoostpolder in dit opzicht
vergelijkbaar is met dat op de
Zuidhollandse en Zeeuwse ei
landen.
Interressant Is een blik naar
Oostelijk Flevoland, waar de
gemiddelde bedrijfsgrootte 40
ha bedraagt (voor de NOP is
dit 24 ha). De rijksdienst
voor de IJsselmeerpolder geeft
in Flevoland enkel nog maar
of akkerbouw- of veebedrij
ven uit. Het gemengde bedrijf
is in de uitgiftepolitiek ver
dwenen. Er wordt vanuit ge
gaan dat een 30 ha-bedrijf
door één man (dus de boer)
gerund kan worden, waarbij
hij de loonwerker en tevens
vreemde arbeid van een buur
man inschakelt. Een ontwikke
ling in de richting van intensi
vering van het bouwplan als
in de Noordoostpolder, het
opereren in de veredelingssee-
tor zijn in de Flievolanden,
waar de gemiddelde bedrijfs
grootte ligt en zal komen te
liggen tussen 40 en 80 ha nog
niet op gang gekomen.
Wanneer ir De Bruyn een
prognose maakt, zegt hij dat
in de komende tien jaar in de
Noordoostpolder zeker 400 tot
500 boeren zullen verdwijnen.
„Rendabele landbouweenheden
zijn eenheden, die een opper
vlakte van 100 tot 200 ha be
slaan. Die mogen dan door ver
scheidene boeren beboerd
worden".
Ook in de zo gunstige land
bouwgebieden als de IJssel-
meerpolders hangt schaalver
groting naast een aantal ande
re factoren nauw samen met
de rentabiliteit van het land
en tuinbouwbedrijf.
ih
„Ik zeg vanmorgen nog
tegen mijn vrouw: ,Nu is
het zo ver, dat ik eigenlijk
nergens meer bij hoor.'
Piet van Eindhoven, uit
't Noordbrabantse dorpje
Gemonde, is één van de
4970 landbouwers, die ln
1971 een aanvraag heb
ben ingediend voor be
drijfsbeëindiging. Korter
gezegd, die gaan saneren.
In één jaar tijds is het
aantal aanvragen met ruim
drieduizend gestegen. In 1970
waren het er 1200.
Bijna 5000 landbouwers, die
het bedrijf waar ze een leven
lang voor gewerkt hebben,
moeten opdoeken en een ande
re werkkring zoeken.
Van Eindhoven: „Binnenkort
moet ik naar een vergadering
in Tilburg. Daar wordt beslist
of ik kan saneren. Of het door
gaat? Ik weet het niet, maar ik
kan niet meer terug. Van de
veertig stuks vee is het groot
ste deel verkocht. Ik heb nog
aoht koeien. De pacht voor de
grond heb ik opgezegd".
„Het doel van de saneringsre
geling", zegt de Stichting Ont
wikkeling- en Saneringsfonds
in Den Haag, „is te komen tot
een structurele verbetering
van de landbouw. De bedrijven
van het landbouwbedrijf zou
de oplossing zijn, maar er is
geen grond beschikbaar. De
kleine bedrijven zullen lang
zamerhand verdwijnen. Door
geringe inkomsten, of omdat
de boeren geen geld hebben
voor vernieuwingen".
Piet van Eindhoven heeft der
tig jaar een gemengd bedrijf
gehad, dat met een oppervlak
te van 17 ha. groter is dan het
gemiddelde Nederlandse land
bouwbedrijf. Een te laag inko
men was ook niet de reden,
dat hij ermee stopte.
„Het was de bedoeling, dat
mijn zoon mij zou opvolgen,
maar het kan niet. Hij zou een
schuld moeten maken van
200.000 gulden om de noodza
kelijke verbeteringen aan te
brengen. De bouw van een
nieuwe, moderne stal. Vernieu
wing van het inventaris. Dat
kan toch niemand opbrengen.
De rentestandaard is veel te
boog".
De Stichting: „De saneringsre
geling maakt het voor de boe
ren aantrekkelijker uit het be
drijf te stappen. Landbouwers
in de leeftijd van 50 tot 64
jaar krijgen boven een uitke
ring ineens, een premie, die
jaarlijks wordt verhoogd. Ze
zitten niet zonder inkomen.
Het zijn ook voornamelijk ou
dere boeren die willen sane
ren.
Jongere bedrijfshoofden krij
gen de kans een ander vak te
leren of te studeren, zonder
worden opgekocht door bedrij
ven, die willen uitbreiden. En
de kleine concurrenten ver
dwijnen".
Piet van Eindhoven is voorzit-
dat het gezin hieronder lijdt.
De grond die vrijkomt, kan
ter van de afdeling van de
Christelijke Boeren- en Tuin-
dersbond in Gemonde, die 119
leden telt. Er is een evenredig
aantal landbouwbedrijven in
het dorp. Slechts vier of vijf
hebben van de saneringsrege
ling gebruik gemaakt.
„Ze willen er niet aan", zegt
Piet, „het is hun te ingewik
keld en het duurt te lang".
Er zijn maar twee grote be
drijven in Gemonde. En er zijn
er maar een paar die over uit
breiding denken. Van Eindho
ven: „Ik veronderstel, dat er
in de toekomst ook maar twee
bedrijven zullen overblijven.
De boeren hebben geen opvol
gers meer. Hun zonen durven
het niet aan. Er zit geen toe
komst in dit bedrijf".
Een landbouwer, die gaat sa
neren, verplicht zich zijn
grond, vee en opstallen te ver
kopen. Twee varkens en 49
kippen mag hij houden voor
eigen consumptie. Hij mag
geen nieuw bedrijf meer op
zetten.
Als de sanering plaatsvindt in
het kader van de ruilverkave
ling, wordt de grond opge
kocht door de Stichting Be
heer Landbouwgronden, een
soort grondpot. Het bouwland
wordt alleen doorverkocht aan
„levensvatbare" bedrijven, of
wordt bestemd voor bosbouw
en recreatie.
Een boer kan ontheffing vra
gen van de SBL, 'als hij een
koper voor zijn grond heeft,
die voldoet aan de eisen van
het Ontwikkelings- en Sane
ringsfonds.
Piet van Eindhoven: „Ik heb
heel wat moeilijkheden gehad
met die sanering. Van de 17
ha., die ik bebouwde, was
maar 5 ha. mijn eigendom. De
rest had ik gepacht van vier
verschillende grondeigenaren.
De één wilde zijn grond laten
liggen, de ander wilde hem
zelf bebouwen. Maar het is
juist de bedoeling, dat er
grond vrijkomt bij een sane
ring.
Die regeling is wel' goed, maar
er is een groot bezwaar: Het is
zo'n ingewikkelde en langduri
ge zaak. Als een boer wil sa
neren moest hij kunnen zeg
gen: Ik laat mijn grond liggen,
verkoop mijn vee en breek
mijn stallen af. Daarmee moest
de kous af zijn. Die grond
komt heus wel terecht".
Piet heeft nog geen ander
werk. Met zijn 56 jaar ziet hij
geen heil in een omscholings
cursus. „Op mijn leeftijd ga ik
geen ander vak meer leren. Je
wordt trouwens toch nergens
aangenomen. Als mijn zoon
mij had opgevolgd, was ik na
tuurlijk op de boerderij blijven
werken. In een fabriek staan
wil ik beslist niet".
Veel oudere landbouwers ko
men terecht bij de gemeente
lijke plantsoenendienst. Het is
„buitenwerk" en komt overeen
met arbeid op het land.
De heer Litjens voormalig
fruitteler uit Deest, werkt
sinds 1968 bij de gemeente. Hij
s niet gesaneerd.
„Die mogelijkheid was er toen
nog niet. In 1968 was het nog
zo, dat je pas kon saneren op
je vijfenvijftigste. Maar ik
moest er wel mee stoppen. Ik
verdiende te weinig. De laatste
vijf jaren was het zo slecht,
dat ik geld toelegde op mijn
bedrijf. Het ene jaar bevroren
mijn bomen; het andere jaar
waren de prijzen ontzettend
laag".
De heer Litjens zegt blij te
zijn met zijn nieuwe werk. „Ik
ben nu verzekerd, ik krijg
kinderbijslag, ik heb regelma
tige werktijden en ben vrij in
het weekeinde".
Deze financiële zekerheid en
het niet gebonden zijn aan een
bedrijf wordt door meer ex-
landbouwers gewaardeerd.
De heer Buurman uit Angeren,
die sinds juli 1971 gesaneerd is
en ook bij de plantsoenen
dienst werkt, is eveneens blij
met de verandering. Hij kon
het werk op zijn gemengde be
drijf niet meer aan; zijn ge
zondheid was slecht, „last van
het water en de lucht". Een
opvolger had hij niet, dus het
werd saneren.
„Ik zat vanaf 1937 in het be
drijf; Landbouw en veeteelt. De
Laatste 10 jaar heb ik ook een
dekstation voor varkens gehad.
Maar dat bracht op den duur
weinig meer op. De kleine be
drijfjes verdwijnen, he. En de
boeren stappen over op mest-
varkens. Het laatste jaar was
er niet eens meer genoeg werk
voor één beer".
Op de saneringsregeling heeft
Buurman weinig aan te mer
ken. Hij vindt ze alleen wat
traag met de uitkeringen. Een
half jaar geleden ben ik gesa
neerd. Hebt u iets gezien Nou,
ik nog niet hoor".
Dat de boeren in de
Noordoostpolder druk
bezig zijn de bakens te
verzetten nu ze de eerst
komende tien jaar vrijwel
grond is van de staat),
wordt bewezen door de
opkomst van de verede-
Iingssector.
Waren vroeger uien,
bloembollen, bloemen
e.d. op landbouwbedrij
ven onbekend, thans telt
de Noordoostpolder een
oppervlakte van 240 ha
tulpen, 217 ha gladiolen.
Verder produceren Oos
telijk Flevoland en de
NOP 20 procent van het
Nederlandse uienareaal.
De teelt van aardappelen
en bieten de gronden van
de IJsselmeerpolders lenen
zich daar uitstekend voor
wordt op 12 ha-bedrijven
niet meer rendabel geacht.
Dat ook in de veehouderij
sector moeilijkheden zijn in
de NOP wordt bewezen door
het feit dat de door domei
nen gebouwde stallen over
het algemeen veel te klein
zijn en ondoelmatig zijn in
gericht.
EMMELOORD „Tot nu
toe hebben de boeren en tuin
ders in de Noordoostpolder
zich waar gemaakt. En ik ver
trouw erop dat ze ook in de
komende tien jaar wegen zul
len vinden om uit de moeilijk
heden te komen". Zo luidt de
mening van ir. A.W.J. de
Bruyn van de landbouwvoor-
iichtingsdienst in Emmel-
oord.
Feit is dat de helft van de
ruim 1800 daar wonende boe
ren en tuinders ouder is dan
50 jaar. Daarvan heeft eender
de deel geen opvolger. Met
andere woorden; een fiks aan
tal boeren wacht het tijdstip
af, dat zijn buurman ermee
ophoudt. Ze hopen (en ver
wachten) dat in zo'n geval
buurmans grond bij de hunne
zal worden gevoegd. Dit as
pect heeft twee gevaarlijke
kanten. In de eerste plaats
wat betreft de man die geen
opvolger heeft. In negen van
de tien gevallen gaat hij
freewheelen met alle gevolgen
vandien. In de tweede plaats
de „wachtende" buurman, die
zegt: „Over tien jaar komt die
grond toch vrij. Ik hoef enkel
maar te zorgen, dat ik die tijd
overbrug". In beide gevallen
verwacht De Bruyn c.s. fa
tale gevolgen. Want de ont
wikkeling in de landbouw
(vergaande mechanisatie,
afstoting van nog meer arbeid,
schaalvergroting, intensivering
van het bouwplan) gaat onte-
genzegelijk door.
Hoe hard die ontwikkeling
is gegaan wordt geïllustreerd
door het feit dat een aantal
jaren geleden een 12 ha-be-
drijf nog met een vaste arbei
der werd beboerd. Dat was ver
antwoord. Thans is een 12 ha-
bedrijf een marginaal bedrijf,
hoewel sommige (goede) on
dernemers er nog brood in
zien (en dat er ook uitha
len).
Desondanks is de landbouw-
voorlichtingsdienst van me
ning dat bedrijfsvergroting
een zaak is die absoluut van
de grond moet komen. De
Bruyn: „Je moet namelijk mee
met de ontwikkeling van me
chanisatie en in het proces van
het afstoten van meer arbeid.
Als tussenfase kun je als boer
gaan samenwerken met ande
ren. Met andere woorden: de-
bereidheid moet er komen om
arbeid in te zetten op een
ander bedrijf. Machines en ar
beid moeten mobiel gemaakt
worden".
Ir. De Bruyn en ook zijn
collega A.P. Th. Willems ko
men vervolgens terecht bij de
flexibiliteit van de van huis
uit nogal traditioneel ingestel
de landbouwer. Willems: „Die
flexibiliteit is hier in de
Noordoostpolder wellicht gro
ter dan elders. Dat blijkt on
der andere uit het telen van
nieuwe gewassen". Hij verge
lijkt de instelling met die van
de hoeren in Limburg en Bra
bant, die op een gegeven
ogenblik de veredelingspro-
duktie ter hand namen, zij het
dat er een hoop pijn aan voor
af was gegaan. „Toch is dat
een bewijs van flexibel onder
nemerschap", zegt Willems.
„en inderdaad, over het alge
meen ontbreekt dat in Neder
land".
Zwarte vlekken op de kaart
wat dat betreft zijn Friesland
en het Oldambt in Groningen.
Hoewel, op dit ogenblik staan
daar geweldige ruilverkavelin
gen op het programma. „Maar
in feite is het te Iaat", zegt ir.
De Bruyn er bij.
De boeren in de Noordoost
polder hebben ondanks alle
strubbelingen in het begin een
ken. De Noordoostpolder geeft
een ontwikkeling te zien,
gezamenlijke aanval op de
stijgende kosten ondernomen.
Zij deden dit in de vorm van
een machinering, die thans 150
deelnemers telt. Het principe
is gelijk aan dat wat Raiffei-
sen bij het bankwezen intro
duceerde: via een bepaalde or
ganisatie wordt het teveel op
de ene plaats ingezet op een
andere. In het geval van de
boeren in de Noordoostpolder
zijn dat arbeid en machines.
In het verband van de machi-