werk nü voor later
inhoud:
bijlage van
studie en beroep
maart 1972
de slem
over
f
9 Voorts is ingehaakt op de
actie „Marie word wijzer".
9 De helft van onze
beroepsbevolking doet
momenteel werk, dat 60 jaar
geleden nog niet eens
bestond. Regelmatige
voorlichting op dit gebied
is dan ook bepaald geen
overbodige luxe.
9 Werken aan de toekomst
1972 is opgebouwd aan de
hand van de 13 sectoren
waarin drs. H. M. Pere de
beroepenwereld heeft
ingedeeld. Zijn informatie is
bij wijze van proef op 200
mavo-scholen uitgezet en het
ligt in de bedoeling dat het
geheel bij uitgeverij Stam-
Robijns in 13 deeltjes zal
verschijnen.
De vrije tijd blijft sterk
toenemen. In de V.S.
heeft een aantal bedrijven
reeds de vierdaagse
werkweek ingevoerd. Het zal
mogelijk worden dat man èn
vrouw ieder een baan hebben
en ieder een deel van hun
tijd voor de huishouding
zorgen. Hier en daar wordt
dat nu al uitgeprobeerd.
9 Ook vindt u in deze bijlage
gegevens over alle op de
lagere school aansluitende
vormen van dagonderwijs en
over het middelbaar en hoger
beroepsonderwijs.
U kunt deze informatie
gemakkelijk herkennen aan
de plaatjes uit „Ot en Sien".
m
Deze illustraties van C. Jetses
verschenen al in 1904 in de
serie kinderleesboekjes
„Nog bij moeder",
geschreven door Jan Ligthart
en H. Scheepstra. Bij het
125-jarig bestaan van
uitgeverij Wolters werden
deze boekjes in één band
uitgegeven en nu onder de
titel „Ot en Sien".
9 Tenslotte wordt ook nog
geattendeerd op de
voorlichting die U bij de
arbeidsbureaus over
beroepskeuze kunt krijgen en
op de mogelijkheden bij de
vakopleiding voor
volwassenen.
Ongeveer 210.000 mannen en vrouwen
komen jaarlijks vanuit het onderwijs voor de
maatschappij beschikbaar. Hun
onderwijsbagage loopt sterk uiteen. 70.000
van hen verlaten het gekozen vervolgonderwijs
zonder einddiploma. Anderen hebben een
volledige universitaire opleiding achter de rug.
Maar het meisje van nu heeft
die mogelijkheid straks niet,
als ze niets geleerd heeft.
Het wordt hoog tijd dat er
ook wat meer aandacht komt
voor de rechten van het
meisje. Ook het meisje
behoort kansen te krijgen
naar eigen aard en aanleg.
Het onzinnige: „het is maar
een meisje" moet uit de
wereld geholpen worden.
Jongens zijn technischer
ingesteld dan meisjes, zeggen
ze. Het blijkt niet waar te
zijn. In deze bijlage komen
enkele vrouwen aan het
woord die een niet zo voor
de hand liggend beroep
hebben gekozen. Heel
langzaamaan merken we dat
allerlei zogenaamde
mannelijke beroepen even
goed en soms zelfs beter
door vrouwen kunnen
worden uitgeoefend.
lir
J^e beroepenwereld is een
doolhof, maar het is een
uitgemaakte zaak dat het
aantal mogelijkheden groeit,
naarmate men meer
onderwijs heeft gevolgd.
Gelukkig volgt de jeugd
steeds langer onderwijs. In
1961 verliet ongeveer de helft
van de dat jaar voor de
maatschappij beschikbaar
gekomen jonge mensen een
school van voortgezet
onderwijs zonder het
einddiploma te hebben
behaald.
In 1969 was dit teruggelopen
tot minder dan 30 procent.
Sinds 1 augustus 1971 kennen
we in Nederland een
leerplicht van negen jaar.
Een kind dat op de lagere
school niet is blijven zitten,
moet dus tenminste nog drie
jaar een dagschool voor
voortgezet onderwijs
bezoeken. Het ki d en zijn
ouders kunnen in theorie
kiezen uit zeker veertien
verschillende op de lagere
school aansluitende scholen.
In theorie, omdat lang niet
elk kind geschikt is om
bijvoorbeeld naar het
gymnasium te gaan.
Qnderwijsdeskundige drs.
Geke Linker waarschuwt
in de al genoemde
Na-kijk-krant wel tegen een
soort Pygmalion-effect: „U
denkt dat ik een
bloemenmeisje ben en
daarom kunt U mij niet
anders zien dan als een
bloemenmeisje". Zo is het,
meent drs. Linker, ook met
bijvoorbeeld mavo-kinderen.
Die worden behandeld als
mavo-kinderen, met
mavo-lessen, mavo-onderwijs
en dus blijken ze
mavo-kinderen te zijn.
Wie dat effect wil
voorkomen, dient aan de
scholengemeenschap te
denken. Dat zijn combinaties
van twee of meer scholen
onder één leiding en met de
mogelijkheid van een
gemeenschappelijk brugjaar
eerste klas).
■yeelzeggend is in dit
opzicht ook de ervaring
van de Alberdingk
Thijm-scholengemeenschap
in Hilversum. De 270
kinderen die het vorig jaar
naar de mavo-, havo of
vwo-afdeling van deze
scholengemeenschap werden
verwezen, werden door
elkaar in de negen eerste
klassen geplaatst. Na een
half jaar bleek het tempo
voor 30 kinderen te hoog en
die groep vormde vanaf dat
moment een mavo-klas. Van
de resterende 240 kregen er
nog eens 30 na afloop van
het eerste jaar het advies
door te gaan in mavo-2. 'ran
de 270 aangemelde kinderen
kwamen er dus 60 in het
m.a.v.o. terecht.
Toen pas maakte de rector
bekend hoeveel kinderen er
voor het m.a.v.o. waren
aangemeld: 115. In de
praktijk bleek de helft van
dit aantal dus meer in de
mars te hebben.
gij twijfel is het aan te
raden om „te hoog" te
mikken. De weg terug is
namelijk veel gemakkelijker
dan de weg omhoog. Zeer
veel jongens en meisjes gaan
de laatste jaren na het
behalen van het
mavo-diploma door naar het
h.a.v.o. Dat betekent in veel
gevallen dat er aanvankelijk
te laag gemikt is.
Anderzijds is een
waarschuwing ox, zijn plaats:
het gaat er om dat de
mogelijkheden van hetind
tot ontplooiing worden
gebracht.
Dat lukt niet als het
onmogelijke wordt verlangd.
Wie zonder meer te hoog
mikt loopt het risico zich
veel ellende op de hals te
halen. Bovendien gaat het er
niet alleen om v at het kind
kan, maar ook om wat het
graag wil. Een meisje zal
misschien veel meer
voldoening in haar leven
krijgen als ze verpleegster
wordt in plaats van
onderwijzeres.
Het grootste probleem is
evenwel dat veel kinderen op
12-jarige leeftijd nog
helemaal niet weten wat ze
later willen worden.
Anderen denken het wel te
weten, maar wisselen
regelmatig van ideaal.
Als bijdrage aan die
moeilijke schoolkeuze wordt
in „Werken aan de toekomst"
iets meer verteld over ieder
van de veertien
mogelijkheden.
jos ahlers
„Meisjes moeten zorgen zo
weinig mogelijk kwetsbaar te
zijn en daarom moeten ze langer
naar school. Neem mij, ik heb
een mulo-diploma, maar ik heb
geen beroepsopleiding gevolgd.
Ik heb het geweten." Aan het
woord is mevrouw losje Kalwij
(35) moeder van vier kinderen
(5,7,9 en 10). Ze werkte als au
pair meisje in Engeland en
Duitsland Ze trouwde toen ze 23
was en verhuisde naar
Zwitserland. Vandaar vertrok het
gezin, inmiddels met drie kleine
kinderen, naar Frankrijk.
Mevrouw Kalwij kwam in de
vijf Franse laren In het
maatschappelijk werk terecht
en had op den duur een
leidinggevende functie.
Tweeëneenhalf jaar geleden
keerde de hele familie naar
Nederland terug. „Een half jaar
later stond ik alleen met vier
kinderen. Ondanks het feit dat
mijn talenkennis op hoog peil
stond, bleek al gauw dat ik nog
altild het meisje met alleen maar
mulo was." Mevrouw Kalwij
moest voortaan van de
Bijstandswet leven. „Om de
veréénzaming te bestrijden wilde
ik een beroepsopleiding gaan
volgen. Ik dacht genoeg
capaciteiten te hebben om zó
hoog te mikken, dat ik daarna
voldoende zou verdiénen met een
halve dagtaak. Ik zou dan
onafhankelijk zijn en toch nog
tijd hebben voor mijn kinderen."
Ze liet zich eerst testen. Advies:
een verzorgend beroep. Ze
probeerde het achtereenvolgens
bij de opleidingen voor
logopediste, masseuse,
fysiotherapeute, weltareleidster
en bejaardenverzorgster. „Het
was allemaal niet mogelijk,
omdat de studietijden niet
aangepast konden worden aan
een moeder met kleine
kinderen. En mijn kinderen staan
nummer één." Er was ook tegen
mevrouw Kalwij gezegd dat ze
best sociale academie zou
kunnen doen. Omdat ze nu toch
een regeling moest zien te
treffen, kon ze evengoed zoeken
naar een regeling die het
mogelijk zou maken de 3 jaar
stage van de sociale academie
door te komen. Ze blokte voor
het toelatingsexamen en slaagde,
maar ze kon alleen terecht op
een academie op 70 km. afstand.
Buren en vrienden dragen ertoe
bij dat mevrouw Kalwij nu
alsnog een beroepsopleiding kan
volgen. Ze zegt: „Ik bewijs mijn
kinderen er een dienst mee door
in het leven te blijven staan. Ze
moeten het straks van mij hebben".
Per jaar worden meer dan 100.000 adviezen
verstrekt op het gebied van de school- en
beroepskeuze. Deze bijlage is bedoeld als een
wegwijzer in het doolhof van scholen en
beroepen.
JJJarriët Freezer zegt in de
aan „Marie, word
wijzer" gewijde
Na-kijk-krant: Als een meisje
verlovings- of trouwplannen
heeft, wordt er tegen haar
gezegd: „Nu houd je zeker
op met je studie". Tegen een
jongen in die situatie zegt
men: „Nu moet je extra hard
studeren".
Laat zij maar zorgen dat ze
een goede huisvrouw wordt.
En een lieve moeder.
2° is het altijd geweest.
De man zorgt voor het
geld, de vrouw voor het
huishouden. Waarom zou het
niet altijd zo blijven?
Natuurlijk is het belangrijk
een goede huisvrouw te
worden. Maar als je als
meisje gggn vak geleerd hebt,
dan is er ook geen keus. Dan
moet je wel huisvrouw
blijven, of je wilt of niet.
Dan is het meisje
veroordeeld tot het
huisvrouw-zijn en dat kan
heel wat minder leuk zijn
Ruim 200.000 kinderen komen over een paar
maanden van de lagere school. Ze gaan
vrijwel allemaal (99%) naar het
voortgezet onderwijs.
gij de start van de actie
„Marie, word wijzer"
klonk er in het
tv-programma „En een dikke
zoen van de juffrouw" een
fraai lied. Een groepje jonge
vrouwen zong dit refrein:
Marie word wijzer, bedenk
nou toch meid
wie niet wil leren heeft later
zo'n spijt
je blije jeugd is zo spoedig
voorbij
leer nü voor later, in de
maatschappij.
J^eer nü voor later dient
zeker het advies te zijn
voor de 200.000 jongens en
meisjes die binnenkort de
lagere school verlaten. In de
actie „Marie, word wijzer"
gebruikt men de slogan:
langer naar school gaan is de
beste levensverzekering, die
een meisje kan afsluiten.
Natuurlijk geldt dat ook voor
jongens, maar dat schijnt ook
zonder actie wel duidelijk te
zijn. In de groep 15-17
jarigen die geen enkele vorm
van onderwijs meer
ontvangen zitten twee maal
zoveel meisjes als jongens:
120.000 meisjes, 58.000
jongens.
In theorie hebben jongens en
meisjes dezelfde kansen.
Maar jongens krijgen lang
niet altijd de kans om zich
zo goed mogelijk te
ontplooien en meisjes nog
veel minder. En laten we wel
wezen: een jongen moet later
toch de kost kunnen-
verdienen. Hij moet straks
een gezin kunnen
onderhouden. Hij moet
zorgen dat er brood op de
plank komt. Voor meisjes telt
dat niet zo zwaar. Dat
zeggen ze tenminst:. Een
meisje gaat later immers toch
trouwen.