Dr. Vriens: „Communicatie bevorderen" Man van het verstandige midden HwnvwAJ, trien, ik Ik vtvmM Mm s&hom. VowuthtofcHMM wtb &WL aMd" Én wantik wenM. vn&fc lAAAAtVVls ZWP. ÜMVR VftMPL' frit ab> rvoeaML- van485" voorin DR. P. VRIENS: België in principe akkoord over raf finaderij in Luikse binnenland buitenland Godsdienstonderricht Nederland - Rome De institutionele kerk Polarisatie Wat gaan we doen Zichzelf papier oor uw pen Weer nachtrust Dondwdag 2 maart 1972 it VOORBURG (KNP) „Ik denk dat een geloofsgemeenschap, die beslist kiest voor een handhaven van de sta tus quo of voor een restauratie en die daarom vernieuwing, aanpassing en verandering principieel afwijst, onher roepelijk in een slop terecht komt. Geloof definitief formuleren of de liturgie een definitieve gestalte geven, zouden wij niet eens moeten willen. De hedendaagse mens moet er immers een vertolking in vinden van de zin van zijn bestaan nu. Overigens is dit werk van aanpassing en nieuw formu leren niet iets, dat zo maar aan de eer ste de beste kan worden toever trouwd." Aldus de zojuist benoemde secretaris generaal van de Nederlandse kerkpro vincie, dr. P. (Piet) C. M. J. Vriens, lid van de orde der Kapucijnen en tot op heden hoofdlegeraalmoezenier. Pater Vriens is in de recente roerige jaren van ontwikkeling der Nederlandse kerkprovincie zeer weinig in het licht der publieke belangstelling getreden. Van hem weten dan ook weinigen „waar hij staat" in die ontwikkeling, waarin hij als secretaris-generaal toch een zeer belangrijke rol zal spelen. Op de vraag naar zijn inzichten in de kerkontwikkeling der laatste jaren ant woordt hij voorzichtig: Het is tegen woordig erg verleidelijk om de vraag „waar iemand staat" meteen te beant woorden naar aanleiding van één be paalde uitspraak die hij deed, of van een bepaalde oplossing, die hij voorstond. Men concludeert dan te gemakkelijk: O, di« man is typisch rechts of links, con servatief of progressief". Wij hebben hem gisteren enkele vra gen voorgelegd betreffende kwesties, die van wezenlijke betekenis zjjn in de ont wikkeling van de kerk in Nederland. Over deze kwestie, waarover b«t no dige is te doen geweest (Nederlandse Nieuwe Katechismus en de recente OMO-affaire) verklaart dr. Vriens voor stander te zijn van een hedendaagse aan pak, uitgaande van de mens in zijn con crete situatie. Maar hij voegt eraan toe: „Als er nieuwe methodes van godsdienst onderricht worden ontworpen en die zijn echt noodzakelijk dan moeten daarin de nodige garanties worden inge bouwd. Ik zou niet gemakkelijk zeggen: wel, dat is een goedwillende onderwijzer priester of leek laat hem zijn gang maar gaan. Dat zou een te zware verant woording op hem leggen, wanneer hij ten minste niet speciaal daarvoor gevormd is. En dan nog staat het godsdienstonder richt onder de verantwoordelijkheid van de bisschop". En verder: „Ik heb vroeger nogal wat godsdienstles gegeven. Wat mij bijzonder interesseerde was te achterhalen, welke de achtergronden waren, waaruit bepaal de formuleringen van geloofswaarheden destijds zijn voortgekomen. En die tra ditionele formuleringen blijken dan vaak bepaald te zijn geweest door concrete gebeurtenissen. Zo zullen ook de levensomstandighe den van nu verdisconteerd moeten wor den in het geloofsonderricht, teneinde tot een levende geloofsovertuiging te komen. Sedert vorige eeuw lag de nadruk voor al op kennis. Zo zijn we ook in een voor namelijk op weten en weetjes gerichte katechismus terechtgekomen. Dit had tot gevolg, dat de mensen ook een „weterig" geloof ontwikkelden. Het leek wel een veilige weg, want de mensen konden precies opspuiten wat de vier voornaam ste waarheden van het geloof waren. Maar we moeten toegeven dat dit soms weinig opleverde voor hun existentiële geloofsbeleving. De verschraalde ge- loofsbeweging van nu is daarvan naar mjjn mening het gevolg". Dr. Vriens verklaart zich volkomen thuis te voelen bij het Tweede Vaticaan se Concilie, met name wat betreft „de conciliaire aanbeveling om de plaatselij ke kerk meer armslag te geven". Maar voorwaarde daarvoor is, dat „de ver houdingen tussen de lokale kerk en de plaatselijke kerken, waaronder natuurlijk de kerk van Rome, emineert, zo goed mogelijk moeten zijn". Daarom is het ook noodzakelijk zo vervolgt hij „grote zorg te besteden aan de informatie, die wij over onszelf aan die andere kerken verschaffen. De informatie over onszelf moet duidelijk en correct zijn. Wij moeten daarbij ook attent zijn op de stroom van informatie die buiten de officiële kanalen om aan Rome verstrekt wordt. En deze stroom is tegenwoordig groter dan men zou ver wachten. Ook al maakt deze informatie de verhouding Rome-Nederland moei lijker, toch zullen we haar serieus moe ten nemen, want zij komt tenslotte voort uit een oprechte angst en bezorgdheid om de kerk van Nederland. Maar ik zou wel willen bevorderen, dat die informa tie allereerst terecht komt bij de bis schoppen zelf, die beter dan de Romein se instanties een adequaat antwoord kun nen geven op deze angst en bezorgdheid. Daarenboven zal de Nederlandse kerk provincie er op bedacht moeten zijn om zelf het initiatief te nemen tot een vol ledige informatie aan Rome." Naar aanleiding van de opmerking, dat er op het ogenblik nogal wat katholie ken afhaken en dat er toch ook veel katholieken zijn, die ofschoon echt ge lovig, veel moeite hebben met de insti tutionele kerk en die er steeds meer toe neigen deze maar te laten voor wat ze is, zegt dr, Vriens: „Ik kan mij voor stellen, dat de mensen moe worden van al dat geharrewar in het kerkinstituut, omdat dit naar hun gevoel zo weinig met hun persoonlijk geloofsleven te maken neeft. Toch is deze dreigende scheiding tussen institutie en eigen geloofsleven funest. Wanneer je zou zeggen, dat het geloof alleen maar bestaat in het indi viduele geloofsgetuigen en de geloofs praktijk, dan vraag ik mij af: hoe lang kan zo Iets standhouden, wanneer er rond die individuele mens geen gemeen schap staat, die hem daarin begeleidt. In het beleven van het geloof hebben we elkaar allemaal nodig. En dit elkaar no dig hebben heeft een bepaalde vorm ge kregen: bisdommen, een hiërarchische structuur. Daarvan hoeft een eenvoudige gelovige helemaal geen last te hebben, integendeel. Het is natuurlijk wel zo, dat hoe beter die institutie is en func tioneert, de gewone gelovige er in zijn geloofsleven te meer van profiteert. Het is nu eenmaal zo, dat wanneer we die institutionele kerk zouden loslaten, wij ook de basis laten schieten, waarop wij straks het nageslacht het geloof kun nen doorgeven. Het kan wel interessant zijn voor de mensen, die nu eigen wegen gaan, maar ik geloof toch dat er een zekere continuïteit moet zijn". Over de scherp toegenomen spanning tussen de Nederlandse katholieken onder ling, zegt dr. Vriens: „Als je staat tegen over twee gepolariseerde groepen, dan is de verleiding groot om die groeperingen naar elkaar toe te praten en daar des noods veel tijd aan te besteden. Maar meestal lukt dat niet. Wanneer je er toch mee bezig zou blijven, dan ga je meer verdoezelen dan dat je de zaak dient. Er zijn polarisaties, die absoluut nodig zijn, omdat nu eenmaal bestaande verschillen daardoor pas duidelijk naar voren sprin gen. Ik accepteer dus graag de wat men wel noemt „modaliteitenkerk", de kerk met verschillende vleugels of rich tingen. We hebben die trouwens altijd al gehad, maar ze was vroeger toegedekt onder een allesbeheersende uniformiteit." De pastorale raad van de Nederlandse kerkprovincie komt in oktober voor de eerste maal bijeen. Wat zullen de kwes ties zijn, die dan het eerst aan de orde komen? Pater Vriens antwoordde hierop, nog geen concreet antwoord te kunnen geven. „Ik zal mij zelf hierop moeten voorbe reiden, terwijl ik ook van mening ben, dat de pastorale raad eerst zijn eigen ge zicht moet bepalen." Gevraagd naar de opzet van het cen traal bureau, dat zo'n belangrijke functie in de kerk van Nederland wordt toebe dacht, en of dit niet te centralistisch ia, antwoordt hij: „Het bureau in Utrecht heeft juist tot doel om ten gerieve van! allerhande bestaande communicatielijnen een soort telefooncentrale te zijn, zodat informatie snel kan worden doorgegeven en alle soorten van beraad efficiënter kunnen worden doorgevoerd. Het bureau staat of valt met deze communicatie functie. Het zou niet beantwoorden aan het doel als het op centralistische wijze beleidsbepalend zou worden. Ik geloof dat dit bureau door zijn communicatie de eenheid in de kerk van Nederland zal kunnen bevorderen." Het gesprek besluitend zegt dr. Vriens: „Waar sta ik zelf? Ik geloof dat je zelden meteen van een persoon kunt zeggen, dat hij typisch progressief of conservatief is. Er zullen in het beleid punten zijn, die vragen om een open beleidsvoering hetgeen men dus progressief zou kunnen noemen Er «uilen ook andere kwes ties aan de orde komen, welke een af remmend beleid vereisen. En dat is dan weer conservatief. En zo zul je in de ogen van de een progressief, van de ander con servatief zijn. Het zijn de goede elemen ten, welke het beleid moeten bepalen. Ik vind het een heel kwalijke zaak om men sen te bestempelen als conservatief of progressief vanwege een bepaalde gebeur tenis of een bepaald besluit. Het is dan ook heel moeilijk voor mij om van mensen, die pastoraal of theolo gisch werkzaam zijn, te zeggen of zij nu progressief of conservatief zijn. Men kan op zijn hoogst geleidelijk aan afwegen of iemand neigt naar openheid of niet, naar aansporen of afremmen." (Van een onzer verslaggevers) VOORBURG De nieuwe secretaris-generaal van de Ne derlandse kerkprovincie werd 25 april 1928 geboren in Eind hoven uit een gezin van 7 kinderen. Na zijn priesterwij ding in 1954 wérd hij naar Rome gestuurd. Hij studeerde missiewetenschappen aan het college van de Propaganda Fi de (tegenwoordig congregatie voor de geloofsverkondiging) met specialisatie liturgie. In 1958 keerde hij naar Ne derland terug, nadat hij 28 mei 1958 gedoctoreerd was in zijn specialiteit, de liturgie, op het proefschrift „Cultus als de ontmoeting van de mens met God". Eind 1963 werd hij aange steld als aalmoezenier aan de KMA. In Breda. Deze functie was bedoeld als part-time job, maar eiste steeds meer tijd, zodat hij zich sedert 1966 ge heel aan het aalmoezeniers- werk wijdde. In 1967 werd dr. Vriens tevens voorzitter van het Militair Pastoraal Centrum en van de liturgische commis sie van het militair vicariaat. Tegelijk kwam hij terecht in de diocesane liturgische com missie van Breda. In novem ber" 1969 volgde dr. Vriens pa ter Schonebeek op als hoofdle geraalmoezenier en vestigde hij zich in Voorburg. In Bredase kringen wordt de benoeming van pater Vriens een gelukkige keuze genoemd. Men weet zich nog goed te herinneren hoe hij in de jaren 1963-1967 als lid van de liturgische commissie een zeer waardevolle bijdrage heeft geleverd om de liturgi- BRUSSEL (ANP) Het Bel gische ministerscomité voor economische en sociale coördi natie heeft gisteravond een be ginselakkoord bereikt over ves tiging van een olieraffinaderij plus een petrochemische indu strie in het Luikse. Er is echter nog geen besluit gevallen over de exacte plaats van vestiging en ook niet welke maatschappij er zich zal vesti gen. Wel is Ternaaien kandi daat. Het ministerscomité heeft na afloop bekend gemaakt, dat over deze vestiging in het Luik se nog contact met de Neder landse regering opgenomen zal worden. Zoals bekend is in ons land veel oppositie gevoerd te gen de vestiging van een raffi naderij in de buurt van Luik. DE WESTDUITSE minister van buitenlandse zaken Walter Scheel zal van 11 tot 13 maart een bezoek aan Noorwegen brengen. EEN FRANSE regeringsdele gatie is gisteren o Malta aan gekomen voor 1 besprekingen met Dom Mintoff. sche vernieuwing op gang te brenigen en deze te begelei den. Als hoofdlegeraalmoezenier doorbrak hij de tot dan toe vrij onafhankelijke opstelling van deze pastores en door con tact te zoeken met diocesane instellingen. Dr. Vriens heeft men in Breda ervaren als een man van het verstandige mid den. Brieven voor deze met volledige n—m en adres worden ondertekend. Bij pvblikatte zulten da» vermeld worden. Slecht* bij hoge uit zondering zei ven deze regel worden afgeweken. Neem en adres zijn den bij de redactie bekend. Pubftketie ven brie ven (verkort of onverkort) betekent niet dat de redactie het In elle eem is met tnhovd, cg. Hfbhlng. Als voornaamste argument tegen vrijlating van de drie van Breda wordt aangevoerd dat er zoveel honderden, ja duizenden oorlogsslachtoffers in leven zijn, die nog steeds verschrikkelijk lijden door het gemis van hun naaste familie leden, die niet zijn terugge keerd ofwel een kampsyn droom hebben. Het spreekt me, dunkt me, vanzelf dat de belangen van dit groot aantal oorlogsslacht offers absoluut voorrang ver. dienen boven het belang van de drie. Een doodeenvoudige vraag dient echter alsnog wel gesteld en beantwoord te wor den. Begrippen als barmhartig heid, gerechtigheid, boete etc. moet m.i. bij deze vraagstelling en beantwoording buiten be schouwing worden gelaten, omdat die woorden maar emo ties oproepen en er onder ons volk helaas lieden zijn, die in massa-emotionaliteit een prachtige gelegenheid zien voor een politiek doel, nl. onze huidige regering een stok tus sen de benen steken. De dood-eenvoudige vraag luidt: kan aannemelijk ge maakt worden dat de oorlogs slachtoffers er belang of baat bij hebben dat de drie opge sloten blijven? Met andere woorden, als het zeker is dat de drie blijven zitten kunnen de kampslachtoffers dan opeens wel hun ongemotiveer de angsten kwijt en kunnen ze dan weer een goede nachtrust hebben? Als het antwoord bevesti gend luidt, moeten de drie blijven zitten; zo neen dat moeten ze om met Abel Herzberg te spreken met een schop onder de kont ver dwijnen uit ons land. Tenslotte nog dit: volgen® een artikel in deze krant van vrijdag 25 februari behoeft men niet bang te zijn, dat zij door de overheid in hun land als helden zullen worden ont vangen of een leven van weel de tegemoet gaan. BREDA. J. VAN KRUGTEN. (ADVERTENTIE)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 15