JAN BLAASER, ARTISTIEKE STANDWERKER „Mijn grote wens om clown te worden werd nooit vervuld NIEUWE KLEINE SEMAFOON: OPROEPSYSTEEM IN POCKETFORMAAT binnenland buitenland Avontuurlijk Voor het gezin Blauw Wil Kunstschilder Het lot Waardering AMSTERDAM „De mens Jan Blaaser," zegt Jan Blaaser (48), „is ongedurig." Het bewijs ligt op tafel: terwijl zijn handen op het blad rusten, spelen zijn vingertoppen met zijn vingertoppen. Het heeft zin om Blaaser naar zijn identiteit te vragen. Recensenten weten niet goed raad met hem. De een schuift hem mannetjesmakerij in de schoenen. De ander: merkwaardig veelzijdige komediant. Het publiek zit evenzeer onthand. Wat is Jan Blaaser nu eigenlijk? Toneelspeler, conferencier, quizmaster, radiocauseur of showboy? Zeker is dat hij als artis tieke standwerker van alle markten thuis is en als een vis ronddartelt in alle wateren van de showbiz. Een vrolijke Frans met de weemoed van de nooit vervulde wens om circusclown te zijn, een grote grappenmaker met een dromerige droefgeestigheid. „Ik," zegt Jan Blaaser, „heb nooit uitgesproken artiest willen worden. Mijn vader was de acteur conferencier met de schuilnaam Lex Verlee. De „De Nooy'en" zijn mijn naaste verwanten, even vruchtbaar in talent als kindertal. Op de h.b.s. moest ik voor een schoolfeest de planken op. Ik had niets ingestudeerd, maar ik kende de moppen van mijn vader uit mijn hoofd en daar heb ik er een paar van verteld. In de zaal zat Jules Susan, een bekende muzikant in die dagen. Die zat er niet voor mij, maar voor zijn dochter, die wel haar best had ge daan op een stukje muziek met voordracht. Na die voorstelling komt vader Su san naar me toe. Het was de mobilisatietijd in de ja ren voor '40 en hij moest met een totaal-programma de kazernes af ten behoeve van onze jongens ergens in Nederland. Hij had nog een moppenverteller nodig, en of ik dat wou doen. Voor mijn huiswerk was er geen tijd meer. Ik stond 's avonds op de planken, clandestien, de directeur wist van niets. Ome Jan de Nooy, de vader van Beppie, hoorde er van en zette mij gelijk in een hoofdrol in de klucht „Mot tige Janus" en later in „Te rug naar het front". Toneel school? Kom nou. Dat is voor lui zonder aanleg, vond ome Jan. Daarna heb ik van alles ge daan wat ik leuk vond. Licht en zwaar door elkaar. Acht jaar bij Johan Kaart als Rabi- ner in Potasch en Perlemoer en verschillende rollen in een reeks kluchten. Voor de tv een stuk als „Requiem voor een zwaargewicht" met Ko van Dijk en „Muizen en mensen" en als Lauwerijsen in „Lijmen het been". Binnenkort kom ik op de tv in de bewerking van Bordewijks „Karakter" in de rol als Harm Knol Hein, de schipper van de drijvende kraan. Voor de t.v. heb ik aan amusement bijgedragen tot ik het bijna niet meer op kon brengen: viermaal quizmas ter, in „St.-Germain des Pres" van Tom Manders, „Stadhuis op stelten", in „Swiebertje", „Mijn broer en ik", „School voor volwassenen". En voor de radio „Rondje van Jan" en „Hallo volk". Daar ben ik op een gegeven ogenblik mee ge stopt, omdat voor mij de lol er af ging, maar in de komende winter ga ik weer iets derge lijks maken voor de Tros. Tussen '64 en '68 heb ik trou wens met een eigen gezel schap nog vier jaar avond aan avond uitverkocht gestaan 'met Potasch en Perlemoer in het Centraal Theater samen met Hans Boskamp. Tussen de be drijven door ging ik als confe rencier de planken op met een eigen act, bijv. die van het typische mannetje English sty le met lolhoedje. Momenteel sta ik als gangster in de vrije productie „Wachten tot het donker is", die binnenkort naar Den Haag komt. Als we dat achter de rug hebben, ga ik op tournee met mijn eigen „Jan man-show", waarvan al een stukje te zien is geweest op de t.v. Ik ben te avontuurlijk om me op een ding vast te leggen. Als ik het een gehad heb wil ik het andere weer. Dat ko'mt omdat alles wat je op het toneel of voor de t.v. doet met mensen te maken heeft en die boeien me in hoge mate. Ik kom er niet op uitgekeken. Daar is mijn „Jan man-show" dan ook op gebouwd. Ik reed laatst diep in de nacht door Amsterdam, terug kerend van een optreden er gens in Nederland. Daar loopt een vent met een grote tegel op zijn nek. Wat moet die man 'met die tegel midden in de nacht, dacht ik. Ik zet mijn auto stil, stap uit en vraag het hem. Zegt-ie: „Van alle tegels in de stad vond ik dit de mooiste, dus die neem ik mee naar huis". In hartje zomer loopt er een man op straat met een dikke winterjas aan. Ik vraag hem of hij dat niet een beetje raar vond. Hij zei: „Nee, je moet overal rekening mee houden. Je weet wel wanneer je van huis gaat, maar nooit wanneer je terug komt". Een direkteur op een feesta- vondje voor het personeel van 2000 man zal voor Jan Blaaser opent met conference, enige woorden van nagedachtenis wijden aan de overledenen en de jubilarissen huldigen. Hij krijgt de verkeerde lijst in zijn handen gestop en begint met een gevoelige stem en aangrijpende woorden die „o- verledenen" te gedenken, die op de voorste rij in de bloe men zitten met hun feestelijke echtgenotes naast zich, omdat zij 25 jaar aan het bedrijf waren verbonden. Vervolgens begon hij de doden te danken voor hun trouw en hun nog vele jaren van gezondheid toe te wensen. Op een ander personeels feest in Amsterdam van een cementfabriek krijgt de direk- tie van een vindingrijke be drijfsleider 't idee toegespeeld om geheel in de sfeer van het bedrijf te blijven door het personeel in het bezit te stel len van een plastic zakje met vijf kiezelstenen, die recht ga ven op een consumptie. Er is nog nooit zo laveloos gedron ken als die avond, want het Vondelpark was vlakbij en dat telde de andere ochtend aanzienlijk minder kiezelste nen. Op een avondje voor ouden van dagen had ik zo'n ouder wetse microfoon met zo'n hele grote kop voor me neergezet gekregen. Tijdens mijn confe rence staat er een bejaarde op en die roept door de zaal: „Zeg Jan, ga een eindje naast die microfoon staan. Ik versta er toch niets van, maar dan zie ik je tenminste". Op dit soort menselijke trekjes is mijn „Jan Man show" gebouwd. Vroeger toen we het slecht hadden, hokten we met onze gezinnen samen in kamers van twee bij drie meter. We moesten ons behel pen met van alles en nog wat. Nu we de welvaart beleven doen we precies hetzelfde, maar dan in een caravan. Als het Centraal Bureau Huisves ting zulke woningen zou toe wijzen, zouden er colleges van b. en w. vallen. Ik werk voor twee dingen: voor het plezier en voor het gezin en dat laatste houd ik gescheiden van mijn werk. Als je bij mij thuis komt, zal je oog al gauw vallen op een beschilderd plankje aan de muur. Het stelt niks voor. Voor een buitenstaander is het een verschrikkelijk onbenullig stukje handenarbeid, niet waard Cm het behang te ont sieren. En toch laat ik het daar hangen. Voor mij heeft het enorm grote waarde. Het is het eerste stukje werk, dat mijn zoontje destijds van school thuis bracht. Zo trots als een pauw kwam hij ermee naar zijn vader. Nou, die was natuurlijk ook trots, dat be grijp je. Dat hou ik vol, al jaren lang. Die jongen moet binnenkort in dienst, maar moet ik hem nou ineens ver tellen, dat het altijd al een waardeloos stukje werk is ge weest? In de huiskamer is het trou wens niet veel anders. Daar staat een afschuwelijke sche merlamp hevig te detoneren tegen het omringende meubi lair. En toch blijft dat ding daar staan tot aan het einde van mijn tijd. Mijn zoon kocht hem onlangs van zijn eerst ver diende geld. Ik kreeg een brief je van Fred Bredschineider van de KRO met het verzoek om even een Duits rolletje te ko men spelen in een bepaald spel. Ik zat toen net hardstikke vol werk en stuurde mijn zoon. Ik gaf hem een briefje mee: „Zeg Fred, het school-Duits van de ze jongen is beter dan mijn oorlogs-Duits. Probeer het eens met hem." Die jongen verdien de daar honderd gulden mee en koch( impulsief een schemer lamp voor zijn moeder, zo'n ding bekijk je dan niet meer op smaak en kwaliteit. Het is het mooiste ding waarmee je kinderen thuis kunnen komen. Ik ben trouwens al jaren jeugdleider van Blauw-Wit, van oudsher mijn club. Nu hebben we van de zomer afge sproken met de bond, dat die kleine jongens wat voorzichti ger moeten zijn met hun op merkingen tegen de leiding. De leiding is heilig, hebben wij al de jongens verteld. Komt er een scheidsrechter met opgestoken veren naar me toe: „Mijnheer Blaaser, ik zeg met nadruk mijnheer Blaaser, want ik zal geen Jantje tegen u zeggen, maar ik heb een pupil van u het veld uitge stuurd. Ik heet inderdaad Henk, maar ik laat me door die jongens van u niet uitma ken voor Henkie". Ik onder zoek dat gevoel en nou blijkt die weggestuurde Blauw-Wit- jongen tegen een clubgenootje van hem te hebben geroepen: „Henkie kijk toch uit je dop pen". Als die scheidsrechter zich niet zo had laten voor staan op zijn eergevoel als ar biter, had dit misverstand nooit ontstaan. Dat is geen scheidsrechter, dat is een man die de rol speelt van scheidsrechter. Let maar eens op die zakenlui, altijd in toneelkleding, keurige donkere pakken met een rand je manchet er onder uit. Thuis lopen ze er zo toch ook niet bij. Je vroeg of ik van mezelf een karakteristiek wilde ge ven. Dat is heel moeilijk, want de mens kent zichzelf niet. Ik heb bijv. de pest aan regen. Maar nu heb ik in Vinkeveen een caravannetje staan met een randje gras er om heen. Als het nu regent, denk ik altijd: fijn voor het gras. En neem nou die witte bloemetjes in dat perkje voor die cara van. Van mijn leven heb ik zoveel witte bloemetjes ge zien, dat ik er niet meer warm of koud van word. Maar nou heb ik het gevoel, dat die bloemetjes er een beetje voor mij zijn. Ik lig er uren op mijn buik naar te kijken. Wie doet dat nu voor een bloeme tje? Morgen ga ik misschien nog wel gekkere dingen doen. Daarom ben ik altijd nieuws gierig naar wat er morgen ge beurt. Ik verdien een goede boter ham, al behoor ik niet bij de grote drie van de show. Het gaat er voor mij 'maar om, dat je een klein plekje voor jezelf hebt, waar je je amuseert. Ik „Diep in mijn hart benijd ik de kunstschilders", zegt Jan Blaaser. ken een miljonair met een huis met 27 kamers. In een van die kamers heeft hij een klein gezellig hoekje voor zichzelf ingericht. In al die andere kamers is-ie in geen jaren meer geweest. Diep in mijn hart benijd ik de kunstenaars. Zij zitten daar rustig op een zolderkamertje met het licht op het noorden, een palet en een doek. Zij werken ongestoord zonder dat er iemand komt kijken, hoog stens een bewonderaar. Maar hoe is het 'met mijn vak? Als ik ergens een uurtje sta, zit de zaal vol recensenten, die mijn werk, dat ik toch ook voor hun plezier doe, tot op het bot ontleden en er soms lelijke dingen van zeggen. De een vindt me groots en de ander stelt, dat ik het nooit zal le ren. Ik ben nooit boos op recen senten. Ik weet ook niet alles en bovendien zijn er genoeg, die waarderend over mijn ta lent schrijven. Ik denk altijd maar zo: die man ziet mis schien meer toneel dan hem lief is en nou moest-ie tot zijn verdriet dat avondje van mij er ook nog bij doen. Maar even goede vrienden hoor. Ik ken verschillende recensenten en sta er de volgende dag rustig mee te biljarten. Ik vind dat zij moeilijker werk hebben dan ik en dat respec teer ik. Maar ze moeten na tuurlijk niet gaan vertellen, dat ik er met mijn pet naar heb staan gooien, want toeval lig krijg je daar bij een regis seur als Luc Lutz niet de kans voor. Ik vind het in de krant schrijven zo'n moeilijk vak, dat als er in dit verhaal van u fouten staan ik er rjustig van uit ga, dat ik het niet duide lijk verteld heb. Ik pTaat trou wens nooit over toneel. Ik heb er geen mening over. Ik doe het alleen maar. En probeer de mensen een gezellige avond te bezorgen. Met vakantie ga ik nooit naar het buitenland. Ik heb het een keer gedaan. Toen ik de eerste berg zag, reed ik door om te kijken wat er ach ter zat. Weer een berg. Toen wou ik daar ook weer achter kijken. Weer een berg. Dat heb ik zeven keer volgehou den. Ik kan geen berg meer zien. Ik ga nou lekker naar Vinkeveen. Daar zat ik laatst op een avond van de onder gaande zon te genieten, toen er een paar kennissen langs kwamen. Die vonden het te stil in Vinkeveen en wilden een avondje uit. Vooruit dan maar. Ik mee. Naar Snip en Snap. Normaal als ik ergens een voorstelling wil zien ,bel ik even de kassa met een reservering voor Jan. Maar nu wou ik dat feest wel eens meemaken. Ik heb in de rij gestaan voor een kaartje en voor de garderobe. Midden tussen het publiek in de rij heb ik mij zitten verkneuteren van plezier. Na afloop weer in de rij voor mijn jas, nog een borreltje na. Ik heb nog nooit zo'n heerlijke avond gehad. Voor het eerst van mijn leven was ik een avondje uit. Ik heb me voorgenomen om als ik op de planken sta het voor al die 'mensen nog beter te doen dan ik ooit gedaan heb. Ik rij in een nogal grote auto en nou zeggen de men sen: „Die Jan neemt het er van". Laat ik je nou zeggen, dat ik een hekel heb aan auto rijden. Maar ik geef voorstel lingen door het hele land en aangezien ik het liefst thuis slaap, rij ik uren door nachte lijk Nederland heen. Dan wil je wel opschieten en als het dan toch moet, heb ik het liefst een auto, die mij een beetje veilig bewaart als ik tegen een boom, knal. Dat heb ik tegenwoordig aardig opge lost. Ik heb een bandrecorder- tje bij me met een microfoon tje onder handbereik. Krijg ik een inval voor een mop, dan vertel ik die aan de band. Later werk ik dat dan uit. Ik heb collega's die het niet leuk vinden populair te zijn en op straat aangekeken te worden. Zij vergeten, dat het je brood is. Ik heb een novelle geschreven over de man, die zo'n grote neus had, dat ieder een hem aankeek. Daar maak te hij een eind aan door die neus chirurgisch weg te laten nemen. Toen keek er niemand meer naar hem. Hij is van verdriet gestorven. Hij was er zo aan gewend, dat er naar hem werd gekeken, dat hij er niet meer buiten kon. Helaas realiseerde hij zich dat te laat. Zo is het met artiesten ook. Dat vind ik ook gelden voor beroepsvoetballers. Ze zijn ar tiesten op het sportieve vlak. Zij transfereren van de ene club naar de andere en vertel len dan aan de journalisten, dat zij met ruzie zijn wegge gaan of dat zij ergens anders meer geld konden verdienen. Een beetje artiest doet dat niet. Zij moeten niet uit de keuken klappen. Kijk, als ik' door een gezelschap voor goed geld wordt gevraagd iets te komen doen, doe ik dat na tuurlijk ook voor het geld. Uit eindelijk heb je thuis vrouw en kinderen zitten. En al is pa honderd keer artiest, er moet geten worden. Maar ik zal nooit aan de grote klok han gen, dat ik het voor de centen doe of vanwege de ruzie el ders. Daar vragen de mensen niet om. Die willen geamuseerd worden. Je gaat naar zo'n ge zelschap, omdat je het fijn vindt om een bepaald stuk te doen. Ik heb 'met een omroep ook wel eens ruzie gehad om honderd gulden. Dat vecht ik binnenskamers uit tot ik het win, maar ik loop er niet mee naar journalisten toe. Dat is de artiest onwaardig. Bij alles wat ik al vertelde over wat ik zoal heb gedaan, vergat ik nog te vertellen, dat ik ook nog heel veel teksten heb geschreven voor diverse collega's. Sketches voor Wal den en Muyselaar, Tonny Huurdeman, Sjakie Schram, Cocktail Trio en voor Tonny Schifferstein de Tierelantij- Maar een beetje met de mensen babbelen, improvise ren voor radio en t.v. is het fijnste dat er voor mij bestaat. Ze hebben mij wel eens ge vraagd of je daar niet eens goed fout mee kan gaan. De mensen kunnen domme dingen zeggen en voor jezelf kun je op dat punt ook niet altijd voor honderd procent instaan. Dat is erger dan het lijkt. Als je vaak improviseert in ge sprekken met mensen, dan ga je de mensen aanvoelen. Je krijgt een soort Fingerspitzen- gefühl van hoe de mensen gaan reageren. En dan zit je gebeiteld. Ook al bevind je je voortdurend op het slappe koord. Zo is het eigenlijk ook met dat ongedurige van mij. Met dat telkens iets anders willen en er mee ophouden als je er schoon genoeg van hebt. Dan vragen ze mij of je nooit eens de kans loopt om overal hele maal naast te komen zitten. Dan zou ik me toch beter kunnen specialiseren op iets, wat zekerheid geeft. Mij niet gezien. Ik heb ondervonden, dat, als je je als vrije vogel beweegt, je dan altijd wat vangt. Het lot is het soort mens dat ik ben, vaak gunstig gezind. Altijd doemt er wel weer iets verrassends onver wachts op. Ga maar na. Ik ben een keer in Amerika en bekijk natuurlijk ook de Niagara-wa- tervallen. Dat water daar valt altijd naar beneden, nogal lo gisch, behalve op eén dag in de vijf jaar. Dan staat daar door een speling van de na tuur de wind verkeerd en dan spuit al het water in je ge zicht. Er zijn toeristen, die er jaren op azen om dat een keer mee te maken. Altijd mis. Be halve die ene keer dat ik er was. Ik kwam kletsnat in het hotel. Daar bewonderen ze mij als de grootste geluksvogel van de wereld. Als je dat een keer hebt meegemaakt, tel je mee in Amerika. TON OLIEMULLER (Van een onzer verslaggevers) UTRECHT Altijd bereikbaar zijn. Het is een ideaal voor menigeen, dat tot nu toe nauwelijks of met veel be zwaar bereikt kon worden. Dat bezwaar is nu opgeheven. PTT heeft sinds een paar maanden een nieuw type sema foon in dienst gesteld, dat niet groter is dan een pocketboek. Daardoor is het mogelijk geworden voor iedereen en altijd in Nederland en België bereikbaar te zijn. Wat is nu eigenlijk zo'n se mafoon? De PTT noemt het zelfs een „technisch knipoog". Zoals een knipoog in gezel schap vaak al voldoende is om iemand een stille wenk te ge ven, zo heeft de communica tietechniek voor een „techni sche knipoog" gezorgd in de vorm van de semafoon. Deze draagbare ontvanger, waarmee men ook mensen onderweg kan bereiken, maakt de stille wenken zichtbaar door middel van signaallampjes. Deze berichten kunnen op geroepen zijn, instructies, waarschuwingen en dergelij ke. Wat technischer gezegd: se mafonie - een door de Neder landse PTT ontwikkeld com municatiesysteem - maakt het mogelijk met behulp van de kiesschijf van een gewoon te lefoontoestel signalen door te T geven aan een draagbare ra- ACS COdeS dio-ontvanger, semafoon ge naamd. Het toestel is zo geconstru eerd, dat de ontvangen signa len optisch - door middel van lampjes - worden geregi streerd en wel uitsluitend door de ontvanger waarvoor het signaal bestemd is. Elke sema foon heeft namelijk een ei gen oproepnummer, djat alleen aan de abonnee wordt bekend gemaakt. De ontvangst van een signaal wordt bovendien gemeld door een zoemer. De semafoon wordt toege past voor het overbrengen van berichten (oproepen, instruc ties, waarschuwingen, enzo voorts) in de vorm van een eenvoudige code. Het systeem kan ook dienen voor het in- en uitschakelen op afstand van installaties. De semafoon kan overal in Nederland en België worden gebruikt: binnnenshuis, bui tenshuis, in een auto of in een vaartuig. Het toestel is inge richt voor eenrichtingverkeer. Er kunnen dus geen berichten mee worden beantwoord. Het uitzenden van een se- mafoonbericht gaat even een voudig in zijn werk als het tot stand brengen van een interlo kale telefoonverbinding. Men kiest eerst het landelijk net nummer van de semafoon dienst, vervolgens het oproep nummer van de semafoon waarvoor het bericht bestemd is en tenslotte het codecijfer. Door de keuze van het laatste cijfer (een uit de reeks 1 tot en met 6) wordt het eigenlijke (codebericht uitgezonden en te vens het signaleringssysteem van de opgeroepen semafoon in werking gesteld. De semafoon biedt de moge lijkheid zes verschillende co deberichten te ontvangen en te registreren. Het toestel is voorzien van drie lampjes, die in zes verschillende combina ties kunnen branden. De bete kenis van elk codebericht dient uiteraard van tevoren te worden afgesproken en kan naar behoefte worden gewij zigd. Een belangrijk ding is dat het -een redelijk geheim sys teem is. De semafoonnummers staan niet in een gids vermeld. Het aan elke semafoon toege kende nummer is geheim, dat wil zeggen: PTT maakt dit nummer uitsluitend bekend aan de belanghebbenden, die er dan zelf voor moeten wa ken, dat de geheimhouding niet door onbevoegden wordt geschonden. Nogmaals het probleem van de onbereikbaarheid lijkt nu geheel te zijn opgelost. De man - arts, vertegenwoordiger, journalist, noem maar op - die een semafoon op zak heeft, kan te allen tijde een seintje gegeven worden in code. Een voorbeeld. Dokter Frederiks is 's morgens van huis gegaan en heeft net zijn assistente afge sproken: als mevrouw Vergeer vandaag zou bevallen bel d&n nummer x, mocht de toestand van patiënt IJsselstein verer geren, bel dan nummer ij, en zovoorts. Dokter Frederiks gaat rustig zijn visites afleggen. Bij me vrouw Vergeer zetten de wee ën door. Zij belt de assistente. De assistente belt nummer x. Binnen een minuut weet dok ter Frederiks die in een totaal ander stadsdeel zit, dat „het zover" is. Hij breekt zijn visi tes af en tien minuten later klopt hij bemoedigend me vrouw Vergeer op de schou der. Zeg nu niet: nou ja, zo'n dokter moet nu eenmaal altijd bereikbaar zijn. Want de se mafoon heeft voor nog veel meer mensen een toepassings mogelijkheid. Dat blijkt wel uit de ver- bruikcijfers van de P.T.T. Er zijn al een 7500 abonnees, zij het dan voor het oude type semafoon, een erg zware kast, die alleen door doorzetters overal mee werd gesleept. De prognose echter is dat er in 1976 zo'n 26.000 abonnees zul len zijn. Nog wat cijfers: het afgelopen jaar zijn er in Ne derland en België maar liefst 1.140.000 semafoonoproepen uitgegaan. Hoe de semafoon gewaar deerd wordt als communicatie middel hoorden we van ir. J. Schilperoord, adjunct-directeur van het keuringsinstituut voor waterleiding-artikelen, KIWA in Rijswijk. Het KIWA is „grootverbruiker" van sema foons. Het heeft er maar liefst tien in gebruik, die de keur meesters overal in het land bij zich hebben. Al kort na de op richting kreeg het instituut uit binnen- en buitenland op drachten tot keuring van ma terialen die niet voor water leidingstoepassingen bestemd waren. Zodoende is het werk terrein steeds verder gegroeid en worden nu ver buiten de grenzen keuringen verricht voor gasbedrijven, gastrans- port-maatschappijen, olie maatschappijen en vele andere binnen- en buitenlandse op drachtgevers in overheids- en particuliere sectoren." Het zijn de keurmeesters, die deze keuringen verrichten, die de semafoon ei-varen als een ide ale oplossing voor het pro bleem van niet-bereikbaar zijn. Ir. Schilperoord: „We zijn in alle opzichten tevreden' Naast oproepsysteem is de semafoon ook nog een systeem voor bediening-op-lange-af- stand. Zo wordt reeds enige jaren een van de stuwsluizen in een kanaal in de polder Oostelijk Flevoland op afstand bediend door middel van een semafoon. Ergens, ver weg, draait de sluiswachter een te lefoonnummer, waarna de sluisdeur als door een onzicht bare hand bewogen omhoog of omlaan schuift. De electromO» tor is „vanzelf" gaan draai en.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 8