JAN BLAASER, ARTISTIEKE STANDWERKER
„Mijn grote wens om clown te
worden werd nooit vervuld
NIEUWE KLEINE SEMAFOON: OPROEPSYSTEEM IN POCKETFORMAAT
binnenland
buitenland
Avontuurlijk
Voor het gezin
Blauw Wil
Kunstschilder
Het lot
Waardering
AMSTERDAM „De mens Jan Blaaser," zegt
Jan Blaaser (48), „is ongedurig." Het bewijs ligt
op tafel: terwijl zijn handen op het blad rusten,
spelen zijn vingertoppen met zijn vingertoppen. Het
heeft zin om Blaaser naar zijn identiteit te vragen.
Recensenten weten niet goed raad met hem. De een
schuift hem mannetjesmakerij in de schoenen. De
ander: merkwaardig veelzijdige komediant. Het
publiek zit evenzeer onthand. Wat is Jan Blaaser nu
eigenlijk? Toneelspeler, conferencier, quizmaster,
radiocauseur of showboy? Zeker is dat hij als artis
tieke standwerker van alle markten thuis is en als
een vis ronddartelt in alle wateren van de showbiz.
Een vrolijke Frans met de weemoed van de nooit
vervulde wens om circusclown te zijn, een grote
grappenmaker met een dromerige droefgeestigheid.
„Ik," zegt Jan Blaaser, „heb nooit uitgesproken
artiest willen worden. Mijn vader was de acteur
conferencier met de schuilnaam Lex Verlee. De
„De Nooy'en" zijn mijn naaste verwanten, even
vruchtbaar in talent als kindertal. Op de h.b.s. moest
ik voor een schoolfeest de planken op. Ik had niets
ingestudeerd, maar ik kende de moppen van mijn
vader uit mijn hoofd en daar heb ik er een paar
van verteld.
In de zaal zat Jules Susan,
een bekende muzikant in die
dagen. Die zat er niet voor
mij, maar voor zijn dochter,
die wel haar best had ge
daan op een stukje muziek
met voordracht. Na die
voorstelling komt vader Su
san naar me toe. Het was
de mobilisatietijd in de ja
ren voor '40 en hij moest
met een totaal-programma
de kazernes af ten behoeve
van onze jongens ergens in
Nederland. Hij had nog een
moppenverteller nodig, en
of ik dat wou doen. Voor
mijn huiswerk was er geen
tijd meer. Ik stond 's avonds
op de planken, clandestien,
de directeur wist van niets.
Ome Jan de Nooy, de vader
van Beppie, hoorde er van
en zette mij gelijk in een
hoofdrol in de klucht „Mot
tige Janus" en later in „Te
rug naar het front". Toneel
school? Kom nou. Dat is voor
lui zonder aanleg, vond ome
Jan.
Daarna heb ik van alles ge
daan wat ik leuk vond. Licht
en zwaar door elkaar. Acht
jaar bij Johan Kaart als Rabi-
ner in Potasch en Perlemoer
en verschillende rollen in een
reeks kluchten. Voor de tv een
stuk als „Requiem voor een
zwaargewicht" met Ko van
Dijk en „Muizen en mensen"
en als Lauwerijsen in „Lijmen
het been". Binnenkort kom ik
op de tv in de bewerking van
Bordewijks „Karakter" in de
rol als Harm Knol Hein, de
schipper van de drijvende
kraan. Voor de t.v. heb ik aan
amusement bijgedragen tot ik
het bijna niet meer op kon
brengen: viermaal quizmas
ter, in „St.-Germain des Pres"
van Tom Manders, „Stadhuis
op stelten", in „Swiebertje",
„Mijn broer en ik", „School
voor volwassenen". En voor de
radio „Rondje van Jan" en
„Hallo volk". Daar ben ik op
een gegeven ogenblik mee ge
stopt, omdat voor mij de lol er
af ging, maar in de komende
winter ga ik weer iets derge
lijks maken voor de Tros.
Tussen '64 en '68 heb ik trou
wens met een eigen gezel
schap nog vier jaar avond aan
avond uitverkocht gestaan 'met
Potasch en Perlemoer in het
Centraal Theater samen met
Hans Boskamp. Tussen de be
drijven door ging ik als confe
rencier de planken op met een
eigen act, bijv. die van het
typische mannetje English sty
le met lolhoedje. Momenteel
sta ik als gangster in de vrije
productie „Wachten tot het
donker is", die binnenkort
naar Den Haag komt. Als we
dat achter de rug hebben, ga
ik op tournee met mijn eigen
„Jan man-show", waarvan al
een stukje te zien is geweest
op de t.v.
Ik ben te avontuurlijk om
me op een ding vast te leggen.
Als ik het een gehad heb wil
ik het andere weer. Dat ko'mt
omdat alles wat je op het
toneel of voor de t.v. doet met
mensen te maken heeft en die
boeien me in hoge mate. Ik
kom er niet op uitgekeken.
Daar is mijn „Jan man-show"
dan ook op gebouwd.
Ik reed laatst diep in de
nacht door Amsterdam, terug
kerend van een optreden er
gens in Nederland. Daar loopt
een vent met een grote tegel
op zijn nek. Wat moet die
man 'met die tegel midden in
de nacht, dacht ik. Ik zet mijn
auto stil, stap uit en vraag het
hem. Zegt-ie: „Van alle tegels
in de stad vond ik dit de
mooiste, dus die neem ik mee
naar huis".
In hartje zomer loopt er een
man op straat met een dikke
winterjas aan. Ik vraag hem
of hij dat niet een beetje raar
vond. Hij zei: „Nee, je moet
overal rekening mee houden.
Je weet wel wanneer je van
huis gaat, maar nooit wanneer
je terug komt".
Een direkteur op een feesta-
vondje voor het personeel van
2000 man zal voor Jan Blaaser
opent met conference, enige
woorden van nagedachtenis
wijden aan de overledenen en
de jubilarissen huldigen. Hij
krijgt de verkeerde lijst in
zijn handen gestop en begint
met een gevoelige stem en
aangrijpende woorden die „o-
verledenen" te gedenken, die
op de voorste rij in de bloe
men zitten met hun feestelijke
echtgenotes naast zich, omdat
zij 25 jaar aan het bedrijf
waren verbonden. Vervolgens
begon hij de doden te danken
voor hun trouw en hun nog
vele jaren van gezondheid toe
te wensen.
Op een ander personeels
feest in Amsterdam van een
cementfabriek krijgt de direk-
tie van een vindingrijke be
drijfsleider 't idee toegespeeld
om geheel in de sfeer van
het bedrijf te blijven door het
personeel in het bezit te stel
len van een plastic zakje met
vijf kiezelstenen, die recht ga
ven op een consumptie. Er is
nog nooit zo laveloos gedron
ken als die avond, want het
Vondelpark was vlakbij en
dat telde de andere ochtend
aanzienlijk minder kiezelste
nen.
Op een avondje voor ouden
van dagen had ik zo'n ouder
wetse microfoon met zo'n hele
grote kop voor me neergezet
gekregen. Tijdens mijn confe
rence staat er een bejaarde op
en die roept door de zaal:
„Zeg Jan, ga een eindje naast
die microfoon staan. Ik versta
er toch niets van, maar dan
zie ik je tenminste".
Op dit soort menselijke
trekjes is mijn „Jan Man
show" gebouwd. Vroeger toen
we het slecht hadden, hokten
we met onze gezinnen samen
in kamers van twee bij drie
meter. We moesten ons behel
pen met van alles en nog wat.
Nu we de welvaart beleven
doen we precies hetzelfde,
maar dan in een caravan. Als
het Centraal Bureau Huisves
ting zulke woningen zou toe
wijzen, zouden er colleges van
b. en w. vallen.
Ik werk voor twee dingen:
voor het plezier en voor het
gezin en dat laatste houd ik
gescheiden van mijn werk.
Als je bij mij thuis komt, zal
je oog al gauw vallen op een
beschilderd plankje aan de
muur. Het stelt niks voor.
Voor een buitenstaander is het
een verschrikkelijk onbenullig
stukje handenarbeid, niet
waard Cm het behang te ont
sieren. En toch laat ik het
daar hangen. Voor mij heeft
het enorm grote waarde. Het
is het eerste stukje werk, dat
mijn zoontje destijds van
school thuis bracht. Zo trots
als een pauw kwam hij ermee
naar zijn vader. Nou, die was
natuurlijk ook trots, dat be
grijp je. Dat hou ik vol, al
jaren lang. Die jongen moet
binnenkort in dienst, maar
moet ik hem nou ineens ver
tellen, dat het altijd al een
waardeloos stukje werk is ge
weest?
In de huiskamer is het trou
wens niet veel anders. Daar
staat een afschuwelijke sche
merlamp hevig te detoneren
tegen het omringende meubi
lair. En toch blijft dat ding
daar staan tot aan het einde
van mijn tijd. Mijn zoon kocht
hem onlangs van zijn eerst ver
diende geld. Ik kreeg een brief
je van Fred Bredschineider van
de KRO met het verzoek om
even een Duits rolletje te ko
men spelen in een bepaald spel.
Ik zat toen net hardstikke vol
werk en stuurde mijn zoon. Ik
gaf hem een briefje mee: „Zeg
Fred, het school-Duits van de
ze jongen is beter dan mijn
oorlogs-Duits. Probeer het eens
met hem." Die jongen verdien
de daar honderd gulden mee en
koch( impulsief een schemer
lamp voor zijn moeder, zo'n
ding bekijk je dan niet meer
op smaak en kwaliteit. Het is
het mooiste ding waarmee je
kinderen thuis kunnen komen.
Ik ben trouwens al jaren
jeugdleider van Blauw-Wit,
van oudsher mijn club. Nu
hebben we van de zomer afge
sproken met de bond, dat die
kleine jongens wat voorzichti
ger moeten zijn met hun op
merkingen tegen de leiding.
De leiding is heilig, hebben
wij al de jongens verteld.
Komt er een scheidsrechter
met opgestoken veren naar me
toe: „Mijnheer Blaaser, ik zeg
met nadruk mijnheer Blaaser,
want ik zal geen Jantje tegen
u zeggen, maar ik heb een
pupil van u het veld uitge
stuurd. Ik heet inderdaad
Henk, maar ik laat me door
die jongens van u niet uitma
ken voor Henkie". Ik onder
zoek dat gevoel en nou blijkt
die weggestuurde Blauw-Wit-
jongen tegen een clubgenootje
van hem te hebben geroepen:
„Henkie kijk toch uit je dop
pen". Als die scheidsrechter
zich niet zo had laten voor
staan op zijn eergevoel als ar
biter, had dit misverstand
nooit ontstaan.
Dat is geen scheidsrechter,
dat is een man die de rol
speelt van scheidsrechter. Let
maar eens op die zakenlui,
altijd in toneelkleding, keurige
donkere pakken met een rand
je manchet er onder uit. Thuis
lopen ze er zo toch ook niet
bij.
Je vroeg of ik van mezelf
een karakteristiek wilde ge
ven. Dat is heel moeilijk, want
de mens kent zichzelf niet. Ik
heb bijv. de pest aan regen.
Maar nu heb ik in Vinkeveen
een caravannetje staan met
een randje gras er om heen.
Als het nu regent, denk ik
altijd: fijn voor het gras. En
neem nou die witte bloemetjes
in dat perkje voor die cara
van. Van mijn leven heb ik
zoveel witte bloemetjes ge
zien, dat ik er niet meer warm
of koud van word. Maar nou
heb ik het gevoel, dat die
bloemetjes er een beetje voor
mij zijn. Ik lig er uren op
mijn buik naar te kijken. Wie
doet dat nu voor een bloeme
tje? Morgen ga ik misschien
nog wel gekkere dingen doen.
Daarom ben ik altijd nieuws
gierig naar wat er morgen ge
beurt.
Ik verdien een goede boter
ham, al behoor ik niet bij de
grote drie van de show. Het
gaat er voor mij 'maar om, dat
je een klein plekje voor jezelf
hebt, waar je je amuseert. Ik
„Diep in mijn hart benijd ik de kunstschilders", zegt Jan Blaaser.
ken een miljonair met een
huis met 27 kamers. In een
van die kamers heeft hij een
klein gezellig hoekje voor
zichzelf ingericht. In al die
andere kamers is-ie in geen
jaren meer geweest.
Diep in mijn hart benijd ik
de kunstenaars. Zij zitten daar
rustig op een zolderkamertje
met het licht op het noorden,
een palet en een doek. Zij
werken ongestoord zonder dat
er iemand komt kijken, hoog
stens een bewonderaar. Maar
hoe is het 'met mijn vak? Als
ik ergens een uurtje sta, zit de
zaal vol recensenten, die mijn
werk, dat ik toch ook voor
hun plezier doe, tot op het bot
ontleden en er soms lelijke
dingen van zeggen. De een
vindt me groots en de ander
stelt, dat ik het nooit zal le
ren.
Ik ben nooit boos op recen
senten. Ik weet ook niet alles
en bovendien zijn er genoeg,
die waarderend over mijn ta
lent schrijven. Ik denk altijd
maar zo: die man ziet mis
schien meer toneel dan hem
lief is en nou moest-ie tot zijn
verdriet dat avondje van mij
er ook nog bij doen. Maar
even goede vrienden hoor. Ik
ken verschillende recensenten
en sta er de volgende dag
rustig mee te biljarten. Ik
vind dat zij moeilijker werk
hebben dan ik en dat respec
teer ik. Maar ze moeten na
tuurlijk niet gaan vertellen,
dat ik er met mijn pet naar
heb staan gooien, want toeval
lig krijg je daar bij een regis
seur als Luc Lutz niet de kans
voor.
Ik vind het in de krant
schrijven zo'n moeilijk vak,
dat als er in dit verhaal van u
fouten staan ik er rjustig van
uit ga, dat ik het niet duide
lijk verteld heb. Ik pTaat trou
wens nooit over toneel. Ik heb
er geen mening over. Ik doe
het alleen maar. En probeer
de mensen een gezellige avond
te bezorgen.
Met vakantie ga ik nooit
naar het buitenland. Ik heb
het een keer gedaan. Toen ik
de eerste berg zag, reed ik
door om te kijken wat er ach
ter zat. Weer een berg. Toen
wou ik daar ook weer achter
kijken. Weer een berg. Dat
heb ik zeven keer volgehou
den. Ik kan geen berg meer
zien. Ik ga nou lekker naar
Vinkeveen. Daar zat ik laatst
op een avond van de onder
gaande zon te genieten, toen
er een paar kennissen langs
kwamen. Die vonden het te
stil in Vinkeveen en wilden
een avondje uit. Vooruit dan
maar. Ik mee. Naar Snip en
Snap. Normaal als ik ergens
een voorstelling wil zien ,bel
ik even de kassa met een
reservering voor Jan. Maar nu
wou ik dat feest wel eens
meemaken. Ik heb in de rij
gestaan voor een kaartje en
voor de garderobe. Midden
tussen het publiek in de rij
heb ik mij zitten verkneuteren
van plezier. Na afloop weer in
de rij voor mijn jas, nog een
borreltje na. Ik heb nog nooit
zo'n heerlijke avond gehad.
Voor het eerst van mijn leven
was ik een avondje uit. Ik heb
me voorgenomen om als ik op
de planken sta het voor al die
'mensen nog beter te doen dan
ik ooit gedaan heb.
Ik rij in een nogal grote
auto en nou zeggen de men
sen: „Die Jan neemt het er
van". Laat ik je nou zeggen,
dat ik een hekel heb aan auto
rijden. Maar ik geef voorstel
lingen door het hele land en
aangezien ik het liefst thuis
slaap, rij ik uren door nachte
lijk Nederland heen. Dan wil
je wel opschieten en als het
dan toch moet, heb ik het
liefst een auto, die mij een
beetje veilig bewaart als ik
tegen een boom, knal. Dat heb
ik tegenwoordig aardig opge
lost. Ik heb een bandrecorder-
tje bij me met een microfoon
tje onder handbereik. Krijg ik
een inval voor een mop, dan
vertel ik die aan de band.
Later werk ik dat dan uit.
Ik heb collega's die het niet
leuk vinden populair te zijn
en op straat aangekeken te
worden. Zij vergeten, dat het
je brood is. Ik heb een novelle
geschreven over de man, die
zo'n grote neus had, dat ieder
een hem aankeek. Daar maak
te hij een eind aan door die
neus chirurgisch weg te laten
nemen. Toen keek er niemand
meer naar hem. Hij is van
verdriet gestorven. Hij was er
zo aan gewend, dat er naar
hem werd gekeken, dat hij er
niet meer buiten kon. Helaas
realiseerde hij zich dat te laat.
Zo is het met artiesten ook.
Dat vind ik ook gelden voor
beroepsvoetballers. Ze zijn ar
tiesten op het sportieve vlak.
Zij transfereren van de ene
club naar de andere en vertel
len dan aan de journalisten,
dat zij met ruzie zijn wegge
gaan of dat zij ergens anders
meer geld konden verdienen.
Een beetje artiest doet dat
niet. Zij moeten niet uit de
keuken klappen. Kijk, als ik'
door een gezelschap voor goed
geld wordt gevraagd iets te
komen doen, doe ik dat na
tuurlijk ook voor het geld. Uit
eindelijk heb je thuis vrouw
en kinderen zitten. En al is pa
honderd keer artiest, er moet
geten worden. Maar ik zal
nooit aan de grote klok han
gen, dat ik het voor de centen
doe of vanwege de ruzie el
ders.
Daar vragen de mensen niet
om. Die willen geamuseerd
worden. Je gaat naar zo'n ge
zelschap, omdat je het fijn
vindt om een bepaald stuk te
doen. Ik heb 'met een omroep
ook wel eens ruzie gehad om
honderd gulden. Dat vecht ik
binnenskamers uit tot ik het
win, maar ik loop er niet mee
naar journalisten toe. Dat is
de artiest onwaardig.
Bij alles wat ik al vertelde
over wat ik zoal heb gedaan,
vergat ik nog te vertellen, dat
ik ook nog heel veel teksten
heb geschreven voor diverse
collega's. Sketches voor Wal
den en Muyselaar, Tonny
Huurdeman, Sjakie Schram,
Cocktail Trio en voor Tonny
Schifferstein de Tierelantij-
Maar een beetje met de
mensen babbelen, improvise
ren voor radio en t.v. is het
fijnste dat er voor mij bestaat.
Ze hebben mij wel eens ge
vraagd of je daar niet eens
goed fout mee kan gaan. De
mensen kunnen domme dingen
zeggen en voor jezelf kun je
op dat punt ook niet altijd
voor honderd procent instaan.
Dat is erger dan het lijkt. Als
je vaak improviseert in ge
sprekken met mensen, dan ga
je de mensen aanvoelen. Je
krijgt een soort Fingerspitzen-
gefühl van hoe de mensen
gaan reageren. En dan zit je
gebeiteld. Ook al bevind je je
voortdurend op het slappe
koord.
Zo is het eigenlijk ook met
dat ongedurige van mij. Met
dat telkens iets anders willen
en er mee ophouden als je er
schoon genoeg van hebt. Dan
vragen ze mij of je nooit eens
de kans loopt om overal hele
maal naast te komen zitten.
Dan zou ik me toch beter
kunnen specialiseren op iets,
wat zekerheid geeft. Mij niet
gezien. Ik heb ondervonden,
dat, als je je als vrije vogel
beweegt, je dan altijd wat
vangt. Het lot is het soort
mens dat ik ben, vaak gunstig
gezind. Altijd doemt er wel
weer iets verrassends onver
wachts op.
Ga maar na. Ik ben een
keer in Amerika en bekijk
natuurlijk ook de Niagara-wa-
tervallen. Dat water daar valt
altijd naar beneden, nogal lo
gisch, behalve op eén dag in
de vijf jaar. Dan staat daar
door een speling van de na
tuur de wind verkeerd en dan
spuit al het water in je ge
zicht. Er zijn toeristen, die er
jaren op azen om dat een keer
mee te maken. Altijd mis. Be
halve die ene keer dat ik er
was. Ik kwam kletsnat in het
hotel. Daar bewonderen ze mij
als de grootste geluksvogel
van de wereld. Als je dat een
keer hebt meegemaakt, tel je
mee in Amerika.
TON OLIEMULLER
(Van een onzer verslaggevers)
UTRECHT Altijd bereikbaar zijn. Het is een ideaal
voor menigeen, dat tot nu toe nauwelijks of met veel be
zwaar bereikt kon worden. Dat bezwaar is nu opgeheven.
PTT heeft sinds een paar maanden een nieuw type sema
foon in dienst gesteld, dat niet groter is dan een pocketboek.
Daardoor is het mogelijk geworden voor iedereen en altijd
in Nederland en België bereikbaar te zijn.
Wat is nu eigenlijk zo'n se
mafoon? De PTT noemt het
zelfs een „technisch knipoog".
Zoals een knipoog in gezel
schap vaak al voldoende is om
iemand een stille wenk te ge
ven, zo heeft de communica
tietechniek voor een „techni
sche knipoog" gezorgd in de
vorm van de semafoon. Deze
draagbare ontvanger, waarmee
men ook mensen onderweg
kan bereiken, maakt de stille
wenken zichtbaar door middel
van signaallampjes.
Deze berichten kunnen op
geroepen zijn, instructies,
waarschuwingen en dergelij
ke.
Wat technischer gezegd: se
mafonie - een door de Neder
landse PTT ontwikkeld com
municatiesysteem - maakt het
mogelijk met behulp van de
kiesschijf van een gewoon te
lefoontoestel signalen door te T
geven aan een draagbare ra- ACS COdeS
dio-ontvanger, semafoon ge
naamd.
Het toestel is zo geconstru
eerd, dat de ontvangen signa
len optisch - door middel van
lampjes - worden geregi
streerd en wel uitsluitend door
de ontvanger waarvoor het
signaal bestemd is. Elke sema
foon heeft namelijk een ei
gen oproepnummer, djat alleen
aan de abonnee wordt bekend
gemaakt. De ontvangst van
een signaal wordt bovendien
gemeld door een zoemer.
De semafoon wordt toege
past voor het overbrengen van
berichten (oproepen, instruc
ties, waarschuwingen, enzo
voorts) in de vorm van een
eenvoudige code. Het systeem
kan ook dienen voor het in-
en uitschakelen op afstand van
installaties.
De semafoon kan overal in
Nederland en België worden
gebruikt: binnnenshuis, bui
tenshuis, in een auto of in een
vaartuig. Het toestel is inge
richt voor eenrichtingverkeer.
Er kunnen dus geen berichten
mee worden beantwoord.
Het uitzenden van een se-
mafoonbericht gaat even een
voudig in zijn werk als het tot
stand brengen van een interlo
kale telefoonverbinding. Men
kiest eerst het landelijk net
nummer van de semafoon
dienst, vervolgens het oproep
nummer van de semafoon
waarvoor het bericht bestemd
is en tenslotte het codecijfer.
Door de keuze van het laatste
cijfer (een uit de reeks 1 tot
en met 6) wordt het eigenlijke
(codebericht uitgezonden en te
vens het signaleringssysteem
van de opgeroepen semafoon
in werking gesteld.
De semafoon biedt de moge
lijkheid zes verschillende co
deberichten te ontvangen en te
registreren. Het toestel is
voorzien van drie lampjes, die
in zes verschillende combina
ties kunnen branden. De bete
kenis van elk codebericht
dient uiteraard van tevoren te
worden afgesproken en kan
naar behoefte worden gewij
zigd.
Een belangrijk ding is dat
het -een redelijk geheim sys
teem is. De semafoonnummers
staan niet in een gids vermeld.
Het aan elke semafoon toege
kende nummer is geheim, dat
wil zeggen: PTT maakt dit
nummer uitsluitend bekend
aan de belanghebbenden, die
er dan zelf voor moeten wa
ken, dat de geheimhouding
niet door onbevoegden wordt
geschonden.
Nogmaals het probleem van
de onbereikbaarheid lijkt nu
geheel te zijn opgelost. De
man - arts, vertegenwoordiger,
journalist, noem maar op - die
een semafoon op zak heeft,
kan te allen tijde een seintje
gegeven worden in code. Een
voorbeeld. Dokter Frederiks is
's morgens van huis gegaan en
heeft net zijn assistente afge
sproken: als mevrouw Vergeer
vandaag zou bevallen bel d&n
nummer x, mocht de toestand
van patiënt IJsselstein verer
geren, bel dan nummer ij, en
zovoorts.
Dokter Frederiks gaat rustig
zijn visites afleggen. Bij me
vrouw Vergeer zetten de wee
ën door. Zij belt de assistente.
De assistente belt nummer x.
Binnen een minuut weet dok
ter Frederiks die in een totaal
ander stadsdeel zit, dat „het
zover" is. Hij breekt zijn visi
tes af en tien minuten later
klopt hij bemoedigend me
vrouw Vergeer op de schou
der. Zeg nu niet: nou ja, zo'n
dokter moet nu eenmaal altijd
bereikbaar zijn. Want de se
mafoon heeft voor nog veel
meer mensen een toepassings
mogelijkheid.
Dat blijkt wel uit de ver-
bruikcijfers van de P.T.T. Er
zijn al een 7500 abonnees, zij
het dan voor het oude type
semafoon, een erg zware kast,
die alleen door doorzetters
overal mee werd gesleept. De
prognose echter is dat er in
1976 zo'n 26.000 abonnees zul
len zijn. Nog wat cijfers: het
afgelopen jaar zijn er in Ne
derland en België maar liefst
1.140.000 semafoonoproepen
uitgegaan.
Hoe de semafoon gewaar
deerd wordt als communicatie
middel hoorden we van ir. J.
Schilperoord, adjunct-directeur
van het keuringsinstituut voor
waterleiding-artikelen, KIWA
in Rijswijk. Het KIWA is
„grootverbruiker" van sema
foons. Het heeft er maar liefst
tien in gebruik, die de keur
meesters overal in het land bij
zich hebben.
Al kort na de op
richting kreeg het instituut uit
binnen- en buitenland op
drachten tot keuring van ma
terialen die niet voor water
leidingstoepassingen bestemd
waren. Zodoende is het werk
terrein steeds verder gegroeid
en worden nu ver buiten de
grenzen keuringen verricht
voor gasbedrijven, gastrans-
port-maatschappijen, olie
maatschappijen en vele andere
binnen- en buitenlandse op
drachtgevers in overheids- en
particuliere sectoren." Het zijn
de keurmeesters, die deze
keuringen verrichten, die de
semafoon ei-varen als een ide
ale oplossing voor het pro
bleem van niet-bereikbaar
zijn. Ir. Schilperoord: „We zijn
in alle opzichten tevreden'
Naast oproepsysteem is de
semafoon ook nog een systeem
voor bediening-op-lange-af-
stand. Zo wordt reeds enige
jaren een van de stuwsluizen
in een kanaal in de polder
Oostelijk Flevoland op afstand
bediend door middel van een
semafoon. Ergens, ver weg,
draait de sluiswachter een te
lefoonnummer, waarna de
sluisdeur als door een onzicht
bare hand bewogen omhoog of
omlaan schuift. De electromO»
tor is „vanzelf" gaan draai
en.