Ongelukkig jarig zijn is een groot voordeel D Wil de ware nu opstaan Als Jan en Rob solo spelen vrn Uit Conclusie Lawine Dr. Doornbos rekent af met het klassieke onderwijssysteem Toeval 4 April-scholen Somber Vier factoren Ad Kooyman houdt de vinger aan de pols Snoek Jantje lacht Niet gek sportbrief uit belgië Binnenlanden ZATERDAG 4 DECEMBER 1971' Tekst: JOS AHLERS Foto: HENDRIKSEN-VALK Van kinderen die in het laatste kwartaal geboren zij 11, zeggen we dat ze „ongelukkig" „ongunstig" of „onvoordelig" jarig zijn. Ze moeten immers vóór 1 oktober zes jaar zijn geworden, om nog datzelfde jaar op de lagere school te worden toegelaten. Sinds gis teren weten we dat die „onge- lukkigen" boffen. Ongelukkig jarig zijn blijkt in ons klas sikaal onderwijssysteem een groot voordeel te zijn. Gistermiddag promoveerde de heer K. Doornbos (de man van: Opstaan tegen het zitten blijven) in Utrecht tot doctor in de sociale wetenschappen op een lijvig proefschrift over „Geboortemaand en school succes". In zijn boek rekent dr. Doornbos definitief af met ons klassikale stelsel. Wolters- Noordhoff brengt er een han delseditie van op de markt. Het hele van 1963'68 du rende onderzoek van dr. Doornbos is gebaseerd op ge gevens die in elke schoolad ministratie te vinden zijn. Schoolhoofden kunnen de uit komsten vrij eenvoudig con troleren. De heer Doornbos (aanvankelijk onderwijzer, nu directeur van de Schooloeda- gogische Dienst in de agglome ratie Arnhem) begon er tijdens zijn studie al aan. Het leeuwendeel gebeurde echter in de jaren waarin hij overdag verbonden was aan de Stich ting voor Onderzoek van het Onderwijs in Den Haag. Doornbos: „Ik deed het on derzoek 's avonds in Utrecht en desnoods ook 's nachts". kennelijk niet om hoe jong een kind is, maar of het tot de jongsten van de groep waar in het terecht komt, behoort. De heer Doornbos kwam tot de volgende conclusies: Naarmate kinderen bij hun komst op de lagere school jon ger zijn dan de anderen, lo pen ze groter risico: te blijven zitten; vooral in de eerste klas al; leer- en gedragsmoeilijk- Dr. Doornbos: „Die gege vens had ik allemaal nog tij dens mijn studietijd verza meld en dan zit je toch wel even te kijken". Theorieën over vitamine tekorten bij zwangere vrou wen in bepaalde tijden van het jaar bleken ook niet houd baar. Bij ons blijken de sep- temberkinderen het meest kwetsbaar (zij zijn de jongsten, nog net vóór 1 oktober jarig), in Engeland zijn het de augustuskinderen. Zij zijn daar de jongsten, want in En- land de in de winter geboren kinderen (met een piek voor de februari-kinderen) de meeste kans naar een debie- lenschool te worden verwezen. Na de overschakeling op de najaarsinschrijving met 1 ok tober als grensdatum is deze kans het grootst geworden voor de in de zomer geboren kinderen (met een piek voor de september-kinderen). Als je dus de grenzen van het school jaar verandert, stuur je ande re groepen kinderen naar de- bielenscholen. Dr. Doornbos: We zijn dan op bladzijde 58 van het 238 pagina's tellende boek. Er volgt nog een lawine van gegevens, zoals: Bij het begin van het mid delbaar onderwijs zijn de najaarskinderen oververte genwoordigd. Bij het v.g.l.o.-l.e.a.o. zijn de zomerkinderen in de meerderheid. Nader onderzoek toonde aan dat weliswaar niet Het onderzoek is te danken aan een toevallige waarne ming in de administratie van een Utrechtse school voor leer- en opvoedingsmoeilijk heden. Vanaf de oprichting van die school bleken er steeds opvallend veel kinderen te zijn toegelaten die in augus tus of september jarig waren. Die toevallige waarneming in 1963 werd twee jaar later bevestigd in een groot inven tarisatie-onderzoek op 21 l.o.m.-scholen. Van de 4773 leerlingen bleek 60 procent in de zomer en lente te zijn geboren tegenover 40 procent in herfst en winter. Dr. Doorn bos: „Dat was op zijn minst een wonderlijke zaak". Het was natuurlijk mogelijk dat de jongste kinderen (nog geen, of net zes) eerder op de lagere school „verongelukten" omdat ze té jong waren. In Engeland gaan de kinderen echter al op 5-jarige leeftijd naar school, in Zweden daar entegen pas als ze 7 zijn. In beide landen bleek de jongste groep van de leerlingen ook de meeste kans op mislukken te hebben. Het gaat er dus IK; m ■MM i Dr. K. DOORNBOS heden te vertonen; naar een l.o.m.-school te worden uitgestoten. Duidelijker: ons onderwijs systeem produceert zelf een deel van de leermoeilijkheden. En: het wordt steeds erger. Naarmate er meer l.o.m.-scho len komen, worden er meer jonge kinderen naar die scho len gestuurd. In 1964 zaten er op die l.o.m.-scholen tegen over élke 100 najaarskinderen (in de laatste drie maanden van het jaar geboren) 166 zo merkinderen (geboren in juli, augustus, september). In 1966 zaten er tegenover 100 na jaarskinderen al 192 zomer kinderen. de ongelukkigen boffen geland moet je vóór 1 sep tember jarig zijn. Maar Engeland is Engeland en Nederland is Nederland. Misschien waren er wel weer andere zaken in het geding. Vóór de -oorlog begon het schooljaar op de meeste Ne derlandse scholen echter in het voorjaar en op die scholen zouden kinderen die in fe bruari waren geboren de slechtste kansen hebben ge had. Die theorie bleek te kloppen. Vóór 1950 liepen in verscheidene delen van ons „Toen ik dat gevonden had, besloot ik aan deze kWeslie mijn proefschrift te wijdejn". In zijn gisteren verdedigd proefschrift staat: „Ieder jaar opnieuw worden enige duizen den kinderen van een nieuwe schoolgeneratie de dupe van het leeftijdspositie-effect. Van deze zittenblijvers raakt een toenemend aantal in dermate ernstige schoolopvoedings- nood, dat tot doorverwijzing naar een vorm van buitenge woon onderwijs moet worden besloten". En er zijn geen remmen die voorkomen dat het klassikale basisonderwijs steeds meer kindereh gaat uit stoten. méér najaarskinderen het einddiploma van een mid delbare school halen, maar dat ze dat wel veel vaker zonder zittenblijven pres teren. Heel wat jonge mensen die op de universiteit belanden en dus kennelijk wel be gaafd zijn, zijn niettemin in het basisonderwijs blijven zitten. Van de studenten die via een omweg (eerst u.l.o. en kweekschool) op de univer siteit terecht zijn gekomen, zijn de meeste zomerkinde ren. Ze werden door ons ■systeem in een vroeg sta dium „weggedrukt", hoe wel ze achteraf bezien vol doende begaafd zijn. Hoe funest het klassikale systeem wel werkt blijkt als dr. Doornbos uitlegt dat er in feite sprake is van een -de- cimeringscyelus". In de loop van het onderwijs worden an dere leerlingen de jongsten van de groep en prompt heb ben zij dan de meeste kans op zittenblijven. Alleen zeer begaafde en de biele kinderen vallen buiten dit proces. Dr. Doornbos komt ook met een sombere voorspelling nu de 5-jarige h.b.s. voor een deel is omgezet in een 6-jarige atheneum. Hij heeft namelijk de resultaten op 6-jarige en 5-jarige h.b.s.-en vergeleken. Conclusie: het aantal leerlin gen dat een achterstand op loopt is op een 6-jarige school weer 10 procent groter. Op grond daarvan zegt hij: „Ver lenging van de cursusduur leidt niet alleen tot een slech ter rendement, maar ook tot een schevere geboorteverde ling". Kinderen uit lagere milieus geven na één of meer misluk kingen gauwer hun school loopbaan op of zoeken het minder „hoog". Dr. Doornbos meent dat hier het talent ge zocht moet worden dat prof. Van Heek „het verborgen tal- lent" heeft genoemd. Doorn bos schrijft: „De beoogde be gaafdheidsreserve zou kunnen worden aangetroffen in de groep leerlingen met een on gunstige leeftijdspositie, af komstig uit de minder volhar dende c.q. weinig stimuleren de milieus". Dit hele verschijnsel van het in de knoei raken van de jongste leerlingen in een groep, houdt volgens het proef schrift verband met vier fac toren: 1) Niet alle kinderen zitten even lang op de kleuter school. Kinderen die „on gelukkig" jarig zijn zitten er drie jaar, anderen twee. Hun schoolvoorbereiding loopt dus uiteen. 2) De lagere school richt zich in het klassikale stelsel op de gemiddelde leerling, niet op het niveau van elk kind afzonderlijk. 3) De leerkracht waardeert volgens dat klassikale stel sel: het jonge kind doet het minder goed en krijgt dus geen stempeltje. 4) Het kind wordt zich be wust dat het alles minder goed kan, de motivering verdwijnt. Aan het slot van het boek volgt een bespreking van de consequenties van dit alles. Daarbij staat centraal dat we af moeten van een systeem dat zelf problemen veroorzaal t. We moeten af van het starre klassikale stelsel. We moeten naar een flexibele basisschool. Zo gauw mogelijk. Tekst: Ton Smeets De VPRO blijft c-omroep. Ze heeft het vege lijf ge red en haar leven weer voor een fikse poos gerekt. Socioloog Ad Kooyman ziet de toekomst optimis tisch tegemoet. Als de jeugd van nu maar een maal volwassen is Fe VPRO heeft zijn 100.000 leden. Zij kan c-omroep blijven. Maar met de hakken over de sloot, zodat ook in de toe komst alert aan ledenwerving zal moeten worden gedaan. „Aggressieve wervingen moe ten doorgaan", zoals schei dende voorzitter S. J. Door man het noemde. Daarvoor is dan voora' nodig dat de „wa re identiteit" van deze om roep duidelijk overkomt. Met een variant: „Wil de ware VPRO nu opstaan?" Bij het zoeken naar die identiteit is veel werk verzet door de 28- jarige socioloog Ad Kooyman, sinds 1969 in vaste dienst bij deze omroep. Van zijn hand verschenen in de afgelopen „crisismaanden" een serie no ta's waarin de ideologie van de omroep werd geïnven- tariseerd en tegen het scher pe licht van de sociologische wetenschap werd gehouden. Hij onderzocht de „opbouw" van het kijkersbestand, zowel kwantitatief als kwalitatief - en gaf met eer, uitvoerig rap port over dp wenselijkheid VPRO AD KOOYMAN Campus bar slecht van groter maatschappelijk engagement een basis voor gespreksgroepen, die daardoor bevrijd werden van het ge vaar „in machteloze borrel praat" te vervallen. Ad Kooyman, naast socioloog ook nog verantwoordelijk voor de public relations van zijn omroep, wil graag nader in gaan op dat „eigen gezicht", dat aar. de kijkers (de even tuele leden) getoond moet worden „Voortdurend de ba lans in de gaten houden", Voor minister Drees Jij, Willemszoon, die voor ons allen het rijplezier duur wilt vergallen je geeft me nauwelijks een keus: 'k boor jou mijn Fiat door de neus. zegt hij. .{Vasthouden aan de ideologigóhe integriteit hoe dat ook geïnterpreteerd moet worden en anderzijds het oog7 gericht houden op de ro- dé lijn van de omroepwet. Dus niet: potentiële leden afstoten met zaken die niet relevant zijn." Hij vindt het bijvoorbeeld 'n duidelijke misser, dat indertijd zo vroeg in de avond een scè ne van Bunel werd uitgezon den waarin (close up) een oog werd doorgesneden. Ook met Campus was hij niet blij. „Zeg maar bijzonder slecht", - vindt hij, „anders dan bijvoor beeld Pic-nic dat Veel meer structuur vertoonde en ge richt was op concrete doel groepen in de maatschappij". Hij vindt „überhaupt dat er gesleuteld moet worden aan de zomerprogramma's. De gewoonte om de uitzen dingen in de zomer op een zacht pitje te zetten is ver klaarbaar uit financiële nood. „Een slappe periode waarin de aanloop op hét seizoen ook mentaal kan worden voorbe reid is wei redelijk." Maar anderzijds gelooft hij niet zo erg in de theorie dat er 's zomers, door de vakan ties, geen kijkers zijn. „Dat is een rationalisatie achteraf van de éigen behoefte aan vakantie. Je zou immers ook kunnen zeggen dat er dan juist mèèr tijd om te kijken is". Hij denkt met name ook aan de kinderen die in de zo mer vaak langer mogen op blijven. Een werkgroep van de VPRO onderzoekt momenteel de mogelijkheid van een spe ciaal kinderjournaal. „Niet met lammetjes uit Artis maar het gewone grote-mensen- nieuws voor kinderen toe gankelijk gemaakt". De kritiek die Ad Kooyman vrijelijk op zijn eigen om roep naar buiten brengt lijkt nogal in strijd met zijn func tie van „perschef annex pu blic relationsman", maar zelf ziet hij daar geen enkele strij digheid in. Het gaat er niet om de zaak gladjes te ver kopen": de buitenwacht moet waar mogelijk vrijelijk inzage hebben in de ins and outs van de orfiroep. Een koers die ook intern wordt gevolgd. Er is geen omroep te vinden waar op dezelfde grote schaal gede mocratiseerd is als de VPRO. Van hoog tot laag is inspraak een feit geworden. „Gemakke lijk gemaakt doordat we een kleine overzichtelijke zaak zijn" „Wel is een ondervinding dat uiterste democratisering tijdrovende aspecten heeft. Zo mag iedereen binnen de VPRO zijn zegje doen over de aanstelling van nieuw perso neel binnen zijn sectie. Deze secties, door Kooyman plastisch met „kernlobben" aangeduid, komen ook met hun wensen naar voren bij 't aanstellen van hoger perso neel. „Voordeel is in ieder ge val wel, dat je als je dan ook eenmaal binnen bent, weet - dat je volledig geaccepteerd bent", zo zegt Ad Kooyman te vergoelijken Zelf is hij in 1969 uit 60 gegadigden naar voren gekomen als „de man die ze hebben moesten". Zijn voorgeschiedenis was echter, ondanks zijn jeugd, - duidelijk in de lijn van wat 'n VPRO-socioloog zou moeten worden. In hoog tempo, vijf jaren, studeerde hij in Nijme gen af. Daari,. zat nog een stage vervat van negen maan den werk in Spanje in het kader van de nietwcsterse so ciologie. „Door die afwezigheid miste ik net de oprichting van de Studenten Vakbeweging - (SVB) waar Ton Regtien toen druk mee was", zegt hij met een stem, waarin na al die ja ren de spijt nog doorklinkt. Hij heeft bij terugkomst die schade overigens hard inge haald. Hij is daarmee het le vend voorbeeld geworden van de studentenactivist die toch snel afstudeert, een combina tie die meestal voor tegenstrij dig wordt gehouden. „Ik vind dat dat voor ieder een anders ligt, je kunt van iemand die niet afstudeert - niet zeggen dat hij zijn jaren heeft verdaan. Tenminste niet, wanneer hij daarin op andere, minder aanvaarde gebieden onderzoek heeft ver richt of gewerkt heeft." An derzijds heeft ook Ad Kooy man begrip voor de rende mentsoverwegingen van een minister De Brauw. „Tenslot te is het het belastinggeld van de arbeiders waarvan ge studeerd wordt", vindt hij, zonder daarmee voorstander te zijn van een te grote schoolsheid waardoor het stu dieleven zou verstarren. Na zijn studietijd heeft hij nog twee jaar met een beurs van ZWO gewerkt aan een so ciologisch onderzoek in Staphorst. Vooral gericht op de daar in gebruik zijnde volksrechtspraak gepaard met rigoreuze bestraffingen. „Ik heb daar als langharige leuke ervaringen opgedaan" - zegt hij. „Als je namelijk ge woon jezelf bent en blijmoe dig op de mensen afstapt, - verdwijnen die bezwaren tegen je uiterlijk vanzelf." Het is volgens hem dan ook een naar bijverschijnsel van de subcultuur, van degenen - die gemakshalve met „lang- hariger" worden betiteld, da>t ze ervan uitgaan met achter docht benaderd te zullen wor den. „Ze zullen wel denken. en zo". Daarmee leg je jezelf een rol op die karikaturaal is en tot een vicieuze cirkel leidt", meent hij uit ervaring. Van beter begrip (zelfs in Staphorst) wil Ad Kooyman het voor zijn VFRO hebben. Zijn optimistische ver wachting is dan ook dat „straks", dat wil zeggen bin nen een paar jaar, de rode streep definitief uit het zicht zal zijn. „De iongere genera tie is dan uit de ouderlijke ge zinsstructuur weg en zal voor een groot deel wettelijk geldig lid van de omroep kunnen worden. Want hoe goed het omroepbestel in aanleg ook geweest mag zijn, de paterna listische gezinsstructuur, waarin het gezinshoofd de fa milie in zijn geheel vertegen woordigt, heeft veel van het positieve ervan schade toege bracht", aldus tenslotte Ad Kooyman. Voor Keizer Hirohito Ga alsjeblieft nooit meer op reis. Blijf, keizer, braaf in je paleis. Ik geef jou, tegen het vervelen, een Birmatreintje om te spelen. BRUSSEL De Royal Sporting Club Anderlechtois kan het op twee manieren: als elf met stuurman en als één met elf stuurlui. In dat laatste geval hangt George Kessler eenzaam hijgend in de riemen en drijven de in vaal paars geklede koninklijk goedgekeurde profvoetballers hem op naar een tempo van 60 halen per minuut. Soms blijft de schuit ook onderbe- mand, want spelen Jan Mul der en Rob Rensenbrink solo in oranjekleurige skiffs. Jan als een zigzaggende haai die een kruiser wil rammen. Rob bie als een sierlijke skiffeuse, gezwind op weg naar het ei land in het Zwanenmeer waar popelend de geliefde wacht. In beide beschreven gevallen maakt de boot water, loopt dus aan de grond en rookt de bemanning, in plaats van een oorlam te drinken, een zware van de weduwe. Maar als de geketende paars- bloedigen met z n elven tege lijk aan de riemen die ze heb ben rukken en de witbepruik te George Kessler door een megafoon zijn voetbalritme brult en zijn tanden toont, dan klieft de galei als een op rechtuit geprogrammeerde snoek door het groene water. Dan juicht het volk aan de wal en trekken de Vrouwen van Anderlecht de zeer en vogue zijnde schipperspet die per in de tegenwoordig met spinazie-groer. omrande ogen en zetten ze gezellig de kraag op van de wijde Poolse jas met patroongordels rond de krijgshaftige taille. Zo was 't tegen Diest, een clubje uit de geboortestad van de heilige Jan Berchmans (13 maart 1599), dat een verenigings vaandel voert waarop gebor duurd staat: „F.C. Diest: streven zij ons doel!" Tegen Anderlecht werd dat doel bereikt want met 81 verloren. „Van Himst, Van Himst..." prevelde de Diest- se doelverdediger Swat Car- mans toer hij in het kleedlo kaal tot het bewustzijn terug keerde. Maar hij had veelal ongelijk, want niet de zachte Polleke van Himst maar giet ijzeren Hein Mulder had hem van de sokken en bewustzijn gelopen. Per ongeluk, maar wel afdoende. Zeven kram men op het hoofd en een lich te hersenschudding erin. Mulder had overigens zijn dagje weer en als Jantje lacht is heel Anderlecht blij. De JAN MULDER Anderlecht en duimen tegen zijn wat hol le wangen en sloot dan verza ligd de ogen om op die inge togen wijze intensiever te kun nen genieten van het lang zaam heer, en weer schud den van zijn hoofd. Mevrouw Kessler daarentegen sprong op, zette' haaf vreugde om in bazUinaehtïgë jubelkreten en ging na gedaan werk zit ten, nadat ze de panden vah haar langePoolse jas krach tig óm de benen had geslagen zoals Blücher voor hij op 1 ja nuari 1814 bij Kaub de Rijn overstak. De stand aan de kop van de lijst ziet er inmiddels als volgt uit: 1. Standard, 11 ge speeld, 8 gewonnen, 1 verlo ren, 2 gelijk, 24 doelpunten voor en.. 6 tegen, 18 punten. 2. PC Brugge, en daar zijn de cijfers als volgt: 11 7 0 4 23-8 ook 18 punten. 3. Anderlecht 11 6 2 3 26-14 en 15 punten. 4. Racing White: 11 6 3 2 15-10 en 14 punten. door jan wintraecken grimmige Groninger joeg de Diests.e horde als een magere haan zijn hennen voor zich uit en zijn mede-roeiers op naar een aan verbeten tran ce grenzende stemming die je normaliter slechts haalt me* hasj, haat en amour. Mulder trok, voor het eerst in dit sei zoen, in wit goud zijn handte kening rond het smaragd groen van de herfstmat. Geor ge Kessler legde keer op keer de toppen van vingers Dat is zoals verwacht, maar had u van Racing White toch niet gedacht. En terwijl we alle chauvinisme hautain tot binnen handbereik wegschui ven, moet ons toch van het hart dat de drie. Hollandse clubs in België het niet gek doen (FC Brugge: Hou waart Rijnders, Veenstra en profes sor Canjels; Anderlecht: Mul der, Rensenbrink, Ruiter, Barth en George Kessler; Ra cing White: Bergholtz, Koens) Het is duidelijk dat Standard en Brugge, en van die twee Standard, de beste kansen op het primaatschap heeft. Maar ook Anderlecht is nog niet ge veld en Racing White hand haaft zich hardnekkig. Gerard Bersholtz, de va der van een prille dochtei Barbara die de hemel zij dank op haar knappe moeder lijkt, scheert nog steeds in zijn bril jante stijl over de Belgische voetballinks. Hij heeft zich met het gemak van de intel ligente en in dit tranendal door gevoel 001 humor ge schraagde Maastrichtenaar aangepast aan zijn nieuwe omgeving 'n aan het spel van Racing White. De eertijdse sneltrein op dr rechtervleugel beweegt zich nt meer en meet in de binnenlanden alwaar hij met Duntgave routine en-nooit' gebroken techniek 'n schaak voetbal speelt dat Tigran Pe trosjan zou sieren. Koens en Teugels zijn zijn lopers en zelf wil hij -met verbazende sprongkracht nog wel eens, daarbij niet gehinderd door een haardos, krachtig met '1 hoofd plaatser en scoren. Na de gewonnen strijd tegen Wa- regem kuste een suppprtster hem geestdriftig op het onein dige voorhoofd. Toen Gerard Bergholtz met een wederkus -zich wilde revancheren- en danken, week de milde vrouw eerbaar terug, waarop de erudiete zoon van Minkeleers prompt sprak: „Vrouwen, pauwen en peerden, niets preutser op eerden." e

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1971 | | pagina 7