EEN (ERG) RUSTIG DAGJE-KOEPEL Zo lang mogelijk buiten je cel zien te blijven p binnenland buitenland door Willem' Wolters foto's Johan van Gurp Rijksverstrekking Trieste privacy Vijf dagen BREDA De deskundigen zijn het er al jaren over eens: de Bredase strafgevangenis de Koepel is een onding. En dat is ook naar hun mening de beste verklaring voor de regelmatig optredende spanningen in deze best be waakte strafinrichting van Nederland. Maar er zijn nog andere oorzaken. De onvrijwillige bewoners van de Koepel zijn er allemaal via een negatie ve selectie terechtgekomen; men kan ze voorlopig ner gens anders kwijt. Het zijn bovendien allemaal mensen, die bewust of meer onbewust (t.b.r.) op zeer uiteenlopen de wijzen over de schreef zijn gegaan, maar die toch als één groep benaderd moe ten worden. Dat kan nu een maal niet anders in zo'n ge bouw. En nog iets: de Koepel heeft na de oorlog lange tijd veel politieke delinquenten gehuisvest. Die toonden zich dermate gedisciplineerd, dat het regiem in deze gevange nis bijna spelenderwijs soe peler werd. Hun plaatsen zijn nu ingenomen door de „moeilijke criminele jon gens". Maar het regiem is soepel gebleven; de regle menten zijn vervaagd en zo wel personeelsleden als ge detineerden weten niet meer waar ze zich nu precies aan te houden hebben. Gevolg: irritaties en spanningen over en weer. We vroegen het hoofd van de directie gevangenis wezen, drs. P. Allewijn, of we het allemaal eens met eigen ogen mochten gaan zien. Dat mocht. Onder één voorwaar de: niet kletsen over de moei lijkheden. Maar in de Koepel is het moeilijk altijd om de moeilijkheden heen te lopen of te praten. Hoewel: we be leefden een zeldzaam rustig dagje. „Maar", liet een van de gedetineerden zich in een onbewaakt ogenblik ontval len, „laat je niet misleiden. Vroeg of laat komt er narig heid. Hier of ergens anders". Ergens anders was onlangs het huis van bewaring in Gro ningen De recreatiezaal. Met biljarttafel en achter het teevee. „Eén dag strafcel, meneer. Dat moet rruaar eens gebeuren". De bedrijfs leider „En dag of drie in zijn eigen cel laten. Bedaard ie wat en kan hij eens goed uitrusten". De sociaal cultureel werker „Ik zou wel eens willen weten waarom hy niet aan de slag wilde". Het wordt vijf dagen isolatie in de eigen cel. Aan de orde tijdens het overleg komen ook nog „dat beroemde gesakker over die melk" en enkele andere huishoude lijke zaken. Evenals de vijf ziekte- meldingen van die ochtend. De ziekenverpleger vertelt ons even later, dat de fysieke conditie van de bewoners van de Koepel weinig te wensen overlaat en het aantal zieken (duis) over het algemeen te verwaarlozen is. „Maar ze hebben natuurlijk allemaal wed eens een dag. dat ze zich rot voelen of ge woon geen zin hebben. Haal die broeder eens, zeggen ze dan 's mor gens. Dan ga ik naar ze toe en kunnen ze eens lekker tegen me aan kletsen. Een goeie remedie". Als praatpalen van de gedeti neerden fungeren ook de bewaar ders. De Koepel blijkt er ruim vijftig in dienst te hebben. Daar van zijn er - behalve 's nachts - telkens ruim tien in de Koepel. De heer Van Arkel en de huismeester „Dat lijkt misschien weinig. Maar omdat de veiligheid buiten tot een maximum is opgevoerd kunnen we binnen met minder mensen vol staan". De Koepel telt in totaal ongeveer 130 personeelsleden; ze draaien er zo heet dat in het jargon één (gedetineerde) op twee (per soneelsleden). Tot die personeelsleden behoren ook de bedrijfsleider en de werk meesters van de vijf werkplaatsen: goed geoutilleerde bedrijfjes, waar in op het eerste gezicht echt wel het een en ander aan arbeidsvreugde op te doen is. Het metaalbedrijf, ,de schoenmakerij, het tricotage- bedrijf, de kleermakerij en de meu belmakerij, werken allemaal voor rijksinstituten. Maar de, produktie ligt er niet bijzonder hoog de „werknemers" grijpen de geringste aanleiding aan om er even hun ge mak van te nemen. „Wat zouden we ons druk maken voor één gulden veertig of - als we verschrikkelijk ons best doen - iets meer per dag", vinden én zeggen ze allemaal. De bedrijfsleider en zijn mensen lijken niettemin op goede voet te staan met de gedetineerden; er worden over en weer grapjes gemaakt en yrienschappelijike porren uitgedeeld. Een gedetineerde„Och, die werk plaatsen zijn zo gek nog niet. Maar we zijn natuurlijk niet bijster geïnspireerd tijdens het werk. Af en toen heb je zin de hele boel in elkaar te rammen. Alleen als je een dag of wat strafcel hebt gehad heb je de eerstvolgende dagen wel even een beetje plezier in je werk. Maar dat gaat meestal snel over". Het produfctieproces in de be drijven wordt ook in hoge mate gefrustreerd", omdat er regelmatig mensen worden weggeroepen, meestal tot hun opluchting trou wens. eens zó ongezellig aan. Enkele ge detineerden hebben hun kinderen op schoot. Eén van hen later „Eigenlijk zou je ook je vrouw of meisje op schoot moeten mogen hebben*'. Maar de'Vrouwen' of ver doofden zitten aan de andere kant van de tafel. Een hoofdbewaarder en eien bewaarder houden op ruime afstand een oogje in het zeil. „Nee", doet de hoofdbewaarder verslag, „meestal weinig moeilijkheden tij dens het bezoek zelf. Bij het af scheid nemen wordt het wel eens moeilijk. Dan wordt er soms be hoorlijk geprotesteerd, om het even netjes te zeggen. Of de gedetineerde en zijn vrouw worden nogal intiem met elkaar. Moeilijk hoor. T'is zo rot om ze dan meteen te scheiden. Meestal zeg je ze dan later dat ze dat toch maar liever niet moeten doen. Daar maken ze het elkaar trouwens maar moeilijk mee wat Het leven in en' rond de Koepel („het circus en de stallen", noemen ze dat binnen de muren) gaat zijn gang. Om zes uur komen terend zijn gang. Om zes uur komen de gedetineerden de Koepel weer binnen om na wat vreedzaam gedol op het vlak en op de ringen in hun cellen de boterhammen naar bannen te werken. En om zeven uur trekt het hele legertje naar de recreatie zaal. Enkele gedetineerden blijven in hun cellen; brieven schrijven of een beetje studeren. Vier zoeken hun heil in de handenarbeidzaal. Daaronder een van de mensen, die zich 's morgens ziek gemeld hebben maar zijn inzinking kennelijk weer een beetje te boven is. Iedereen weet te vertellen, dat hij prachtige kandelaars kan draaien op de hout- bank en voor die dingen - via zijn bezoekers - goed geld maakt. Maar dit keer werkt hij aan een kistje met een ingenieus slot („kijk, druk op dit knopje, dan dit handgreepje en: floep"). De man, die leiding geeft aan de handenarbeid, zit er een beetje bij met een gezicht van zie-je-nou-wel „Als er maar vier man komen opdagen zit ik me wel eens af te vragen wat ik hier 's avonds zit te doen". In de recreatiezaal („ja hoor, best een aardig zaaltje", oordeelt ieder een) is het een gezellige beweging. Er zijn er die óm een rondje koffie of limonade een biljartje maken;, aan.enkele tafels Wordt ge kaart; maar de grootste stille drukte is er voor 't teeve^toestel. Dat ding wordt elke avond om half tien uitgeschakeld, behalve wanneer er rechtstreeks cupvoetbal wordt uit gezonden. En één keer in de maand mag een door de teevee-commissie van de gedetineerden gekozen film worden uitgekeken. Af en toe ge beurt het, dat het toestel tot diep in de nacht aanblijft; bijvoorbeeld wanneer een paar Amerikanen weer een ruimtewandeling onderneemt. ■De heer Van Arkel krijigt twee gedetineerden op zijn dak. Ze heb ben bun ogen kennelijk niet in de zak gehad. „Die meneer van de krant heeft met iedereen kunnen praten, behalve eigenlijk met ons. Mogen wij ook even?" Dat mag. Het wordt een heel rustig gesprek (waarvan de belangrijkste elemen ten in dit verhaal zijn verwerkt, W.). Pm half tien zijn we voor de laatste keer in de Koepel zelf. De mensen komen net terug van de recreatiezaal. Ze hebben vandaag kennelijk geen behoefte aan de plee-recreatie. Dat ismet z'n zestigen voor één toilet gaan staan dringen in het kader vain dat stre ven zo lang mogelijk buiten de cel te blijven. Eén van de gedetineer den hangt nog even over de reling van de eerste ring„Hee, meneer Van Arkel, U maakt overuren". Om tien voor tien is het geluid van dichtvallende celdeuren en rammelende sleutelbossen wegge storven. „Een zeldzaam rustige dagje", concludeert de heer Van Arkel. En een. hoofdbewaarder: „De Koepel heeft zich voor het oog van de wereld keurig (willen) gedra gen". Dat was dan een dagje-Koepel. De teevee gaat nog samenvattingen van Europacupwedstrijden uitzen den. We gaan spoorslags naar huis. Wij wel. f I De luchtplaats heet tegenwoordig wandelplaats maar fungeert hoofd zakelijk als voetbalveldje Voor gesprekken met de maatschap pelijk werker, de psycholoog, men sen van de. directie en bijvoorbeeld ook voor de sportlessen. Bij die laatste gelegenheid is bij de gede tineerde voetbal favoriet. Als het weer d®t toestaat worden de lessen veelal op de wandelplaats gegeven. Daar worden pittige partijtjes voet bal gespeeld. De mensen gaan er keihard tegenaan. Dat doen ze trouwens ook als voetbalvereni gingen „van buiten" op bezoek komen. Het verhaal gaat, dat de gevanganisploeg F.C. Twente eens heeft ingemaakt met 52. De sport leider „Haha, vergeet dat maar. We hadden verrekt graag gewonnen maar we zijn toen geklopt met 152 or daaromtrent. Nog netjes natuurlijk, zo'n resultaat". Als om twaalf uur de gedeti neerden terug gaan naar hun cellen staan wij in de keuken. Om het eten te keuren, zoals dat heet. De kok - een beetje zenuwachtig? - troont ons aan een tafel. We krijgen groentesoep aardappelen met rode kool en een flinke worst, een appel - voor de zieken - en een bakkie troost na voorgezet. Allemaal erg voedzaam en redelijk smakelijk. Er hebben de laatste tijd enkele onvriendelijke opmer kingen over het eten in de Koepel in de kranten en tijdschriften ge staan. Zéér tot verdriet van de kok, die met nadruk laat weten, dat het menu voor de warme maaltijden over een periode van 14 dagen telkens verschillend is. Hij geeft ook een opsomming van wat de bewoners van de Koepel elke dag op rijksverstrekking voorgezet krij gen éénzesde deel van een pakje boter, brood, wit of bruin naar be hoefte; 50 gram zoet beleg, 40 gram toespijs, soep vooraf of pap na (op zondagen beide) bij het middageten dat verder bestaat uit 50 gram vlees of 80 gram worst („maar dat wil nogal eens meer zyn"), 4 tot 5 ons groenten en 8 ons aardappelen (minder mag ook); 's morgens thee om half tien koffie; 's middags thee om zes uur koffie bij het brood en am half aöht nog eens koffie. De kok„Als ze hier pas zijn zeggen ze allemaal, dat het eten geweldig is. Maar na een maand of wat gaan ze klagen. Dat zal wel traditie zijn, ik kan het anders niet verklaren". De vier strafcellen: volstrekt kale ruimten met maar één meubelstuk, een plee, waarvan het deksel vanaf de buitenkant bediend wordt. In zo n cel kun je alleen maar rond lopen of op de grond zitten tot om een uur of tien 's avonds je matras naar binnen geschoven wordt. Hij zegt het niet, maar óók de heer Van Arkel lijkt een strafcel maar een naar instituut te vinden. „Maar je moet er af en toe wel eens ie mand instoppen. Voor de goede gang van zaken in de inrichting of voor het bestwil van de man zelf", De huismeester even later„De mensen, die daarin terecht komen, beseffen meestal wel dat ze 'm ver diend hebben en maken er dan ook niet veel kapsones over". En een paar gedetineerden „Best mogelijk Maar dat neemt niet weg, dat het verschrikkelijk is. Mensonterend. Je zit daar maar. Van God en alleman verlaten. En als je een brief wilt schrijven om nog een beetje het gevoel te hebben dat er contact met, daarbuiten mogelijk is moet je, godbetert, op je buik op de vloer gaan liggen". Na etenstijd, om een uur, rept een groot deel Van de' gevangenen zich naar buiten. Qp de wandel plaats wordt dan weer gevoetbald. De mensen, die niet meedoen, staan een beetje te kijken of lopen ver veeld rond, zich ergerend omdat de 'anderen alle beschikbare ruimte in beslag nemen. De commandant van de gestichts- wacht heeft permanent zeven man tot zijn beschikking, waarvan er vier de behoorlijk bewapende en met felle schijnwerpers uitgeruste wachttorens bemannen. De mensen in de torens rapporteren via porto foons alle bewegingen op het terrein houden een oogje op het buitenge- beuren en bewaken de acht meter brede strook „niemandsland" tegen de binnenkant van de muur. Het is de gedetineerden (aan)geraden zich niet in het niemandsland te wagen, want anders vallen er schoten. Ze hebben dan ook een heilig ontzag voor het niemandsland. De com mandant van de gestichtswaoht „We zitten hier sinds de ontsnap ping van die zeven politieke oor logsjongens in 1952. Sindsdien is er welgeteld één waarschuwings schot gelost". Even later„Zowaar ik hier sta, er komt nooit één man over de muur". Hij weigert het af te kloppen. „Ik ben eigenlijk maar één keer bang geweest. Dat was, toen ze op de luchtplaats een soor tement pyramide gingen vormen. Het feest ging gelukkig niet door". Eén van de mensen, die hun werk in en rond de Koepel heel wat problematischer zien, is de sociaal- cultureel werker. Geen wonder, vindt ie zelf. De gedetineerden leg gen veel belangstelling aan de dag voor de speciale ontspanningsavon den (cabaret, film, muziek) en voor de sportwedstrijden tegen ploegen van buiten, die zijn dienst regel matig organiseert. Maar die belang stelling is er niet of nauwelijks voor zaken, die op touw gezet wor den om de gedetineerden beter te laten functioneren, hun sociaal ge drag te verbeteren en om hen voor te bereiden op het maatschappelijk buitengebeuren van straks. „Af en toe laait iedereen van enthousiasme. Maar dat duurt meestal maar een paar avonden", vertelt hij. Alleen de gewone, passieve recreatie (zes avonden in de week vain zeven uur tot half tien en op de zaterdag- en zondagmiddagen), daar zijn ze naar zrijn mening echt voor te vinden: teevee kijken vooral, een biljartje, een potje kaarten, af en toe dam men of schaken en verder niks doen Een gedetineerde „Wat kopen we nou voor die zogenaamde creatieve recreatie Neem nou handenarbeid. Als je daar een beetje werk van wilt maken kost je dat scheppen geld. Waar moeten we dat vandaan halen We nemen ook een kijkje bij het bezoekuur in de recreatiezaal. Heel even maar, want je krijgt bijna ogenblikkelijk het gevoel op een schofterige manier de privacy /van de mensen daar te zitten schenden. Elke gedetineerde mag één uurtje per week bezoek ontvangen; van drie volwassenen en een eigenlijk onbepaald aantal kinderen tegelijk. Eigenlijk een triest gebeuren, dat bezoek, maar het doet allemaal niet „Zo lang mogelijk buiten je cel zien te blijven". Dat is de ongeschreven wet, die de 60 bewoners van de Koepel zich gesteld heb- zijn als je ze - zij het met een mi nuut of wat vertraging - aan het werk hebt". Iedereen is in ieder geval erg rustig naar het werk gegaan. Dat is volgens de heer Van Arkel niet zo gek, „wat het is de laatste tijd gewoon weer lekker rustig". De huismeester heeft nog een andere verklaring„Als ze 's morgens zo vroeg meneer Van-Arkel en boven dien nog een vreemde snorker op het vlak zien staan weten ze het welgedeisd houwen, jongens, want er is iets aan de knikker". De Koepel: een immens rond vlak met een middellijn van vijftig meter; daar omheen de vier ringen met de 161 cellen en de nodige dienstruimten; en daarboven het 45 meter hoge steekt in het silhouet van de binnenstad en binnen nog een beetje indrukwekkender aandoet. Een cel: Twaalf vierkante meter. Niet eens zo ongezellig. En be halve met het standaardmeubi- lair (bed, kast, tafel, stoel), vol gestopt met eigen spulletjes. De huismeester vertelt ondertussen over vroeger„Toen waren de mensen hier veel gedisciplineerde. Maar de tijd staat ook hier niet stil. Trouwens, als ik aan de andere kant zou staan zou ik mjsschiem ook wel lastig zijn." Een passerende gedetineerde vraagt: „Ze vertellen je toch wel de waarheid? Je laat je niks op de mouw spelden, hoor?" Even daarvoor blijkt een schreeu wende en tegenstribbelende collega vain hem binnengebracht te zijn; die bad niet willen werken. Maar daar is 's morgens van kwart voor zeven tot acht uur - tijd voor wakker worden, wassen, aankleden, ontbijten en „naar de arbeid" gaan - nog maar weinig van te merken. De meeste gedeti neerden hebben zich na het vrien delijk seintje van de bewaker „kom jongen 't is tijd, wakker worden") nog eens lekker op hun andere zij gedraaid. Om kwart voor acht is er eigenlijk nog maar weinig geluid en beweging geweest. Om acht uur sjokken de eerste mensen de Koepel uit, naar de werkplaatsen. gevangeniswezen H. van Arkel, probeert zijn gezicht in. een vriendelijke en een tegelijk neu trale plooi te houden, óók als een van de gedetineerden naar hein toekomt met de vraag„Zou ik U vandaag nog es kunnen spreken, meneer Maar af en toe trekt er een glimp van ergenis over zijn gezicht. Waarom de huismeester vertelt, dat het vandaag allemaal nog heilig is bij gisteren, toen hij zelf alle ringen is afgeweest omdat het gewoon te gek werd. i Maar om kwart over acht is 'iedereen vertrokken naar de werk plaatsen. Een gedetineerde later •„Da's nou een van die dingen hier. We weten eigenlijk best, dat we om acht uur aan het werk moeten •zijn. Maiar d'r gebeurt eigenlijk "weinig als we eens wat later zijn. Nogal wiedes: dam gaan we wat later". En een bewaarder wil wel kwijt„Je mag ervan uitgaan dat het gros van de mensen hier het nooit zo erg op werken oegrepen heeft. Dan mag je verdomme blij En „die jongen" vormt het eerste onderwerp van gesprek tijdens het dagelijks oehtendoverleg van direc teur A. Beens met de hoofden van de verschillende executieve dien sten. Wat we met die jongen aan moeten, polst de heer Beens. Huismeester:

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1971 | | pagina 7