..ALS IK HET TONEEL NIET MEER HEB, STERF IK VAN VERDRIET
Ko van Dijk: „Een gek vak van ijdele mensen"
UNESCO: STAP VOOR STAP NAAR MEER BESCHAVING
binnenland
buitenland
Ik niksnut
Hele familie
Metamorfose
Moltum
Werkplaats
Moeilijkheden
Hygiëne
Behalve dit fundamentele werk
doet de UNESCO nog veel meer. Van
onze aarde is 70 procent oceaan,
zodat geen enkel land, hoe machtig
of rijk, alleen diepzee-onderzoek
kan bekostigen. Van het overblij
vende land is een derde dor en toch
moet daar wat groeien om de bevol
king in leven te houden.
De UNESCO bestrijdt massaal de
rassenhaat, zoals Josephine Baker
dat met haar internationale kinderen
in het klein doet. De Parijse organi
satie verspreidt op grote schaal
kunstwerken door middel van repro
ducties en organiseert tentoonstellin
gen over hedendaags, impressionis
me, schilderkunst voor I860, Leo
nardo 'da Vinei,- Japans houtsnij
werk, 2.000, jaar Chinese schilder
kunst, Perzische miniaturen en gaf
tot dusver 38 pockets uit, waarvan
sommige in zeven talen, in totaal i'n
vier miljoen exemplaren. Belangrij
ke bedragen zijn besteed om 22
tempels in de Nubischë woestijn te
redden, die ondergelopen zouden,
zijn door het stijgende "water van
stuwdammen. Een van de laatste
projecten,, die de UNESCO ondei
haar hoede heeft genomen, is- hei
redden van kunstwerken'in'Ve'netië
die met geleidelijke ondergang wor
den bedreigd door erosie, overstro
mingen en grondverzakking.
Het is een monumentaal gebouw
van de UNESCO in Parijs. Er zijn
rondleidingen voor het publiek
Maar wat men ziet is de buitenkant
Het eigenlijke werk gebeurt achtei
honderden en honderden gesloten
deuren, waar de beste experts van
de wereld dagelijks werken aan on
derwijs, wetenschap en bescha- Met eenvoudige middelen wordt jongens het beginsel bijgebracht van
V1P-S- natyurlfwtt.dige wetten.
DEN HAAG Mijn god jongen, het is de waarheid, die ik je nou
ga zeggen. Er valt voor mjj nog maar zo bitter weinig te wensen,
want ik heb het echt allemaal gehad. Ik sta straks veertig jaar op
het toneel. Ik heb gegeten en gezopen, ik heb comedie gespeeld en de
liefde gekend. Noem dat maar geen zaligheid. En al die jaren heb
ik de mooiste rollen gehad, applaus gehoord. Ik heb vijftien hoofd
rollen in stukken van Shakespeare gespeeld. Ik ben twee keer
Othello geweest. Dat betekende elke avond vijf dagen zwarte
schmink over mekaar, want anders pakte het niet. Ik had ook graag
Cyrano gespeeld. Cyrano is op mijn lijf geschreven, ik herken er
veel van mezelf in. Maar toen het kon, nam Guus Hermus die rol op
en daarmee was mijn kans verkeken. Hermus heeft het knap ge
daan, maar het blijft verdomd jammer, dat ik Cyrano niet in mij»
poten heb gekregen. Ik ben nu 55, het kan niet meer. Te laat, mijn
god, doodzonde.
Ko van Dijk heft zijn handen naar
de zoldering van zijn flat, die tel
kens siddert onder zijn verbale
zweepslagen. Elke zin, elke bulder
ende lach, die hij over zijn lippen
stoot, schreeuwt om een open doekje.
Onder zijn leunstoel Mgt een zwarte
wandelstok met zilveren handvat.
Hij is nu twee keer geopereerd aan
zijn heup, maar de pijn blijft terug
komen. „Slijtage,' doodgewone ordi
naire slijtage", zegt hij grommend.
„Een ander krijgt het op zijn 65ste.
Ik heb het nou al. Ik ben altijd een
dwarsligger geweest. Ik praat er
maar liever niet over. Het gaat
voorbij, het komt goed. Ik heb vorig
jaar met diezelfde handicap een
krankzinnig aantal voorstellingen
gedraaid. Er zijn maanden geweest,
dat ik zonder injecties niet het to
neel op kon. Ik neem nou nog steeds
voor de voorstellingen wat pillen.
Afschuwelijk, maar ik laat me toch
echt niet door dat verdomde been
van het toneel jagen".
Hij lacht over de volle breedte,
drinkt de kop van zijn glas sherry.
Roept: „Ik heb een prachtig leven.
Hafaa, ik de niksnut, die op school
geen bliksem wilde leren.
Ik spreek Engels en Duits op mijn
manier en die manier lijkt nergens
op. Maar ze weten verdomd goed,
waar ik het over heb. Ik ben drie
keer geweigerd voor de toneel
school: op mijn zestiende, mijn acht
tiende en de laatste keer op mijn
negentiende. En terecht zeg ik je.
Volkomen terecht, want ik was een
onmogelijke figuur. Ik sprak een
bijzonder plat Amsterdams. Ik kon
niks, helemaal niks. Maar geen
mens kon verhinderen, dat ik beze
ten was van dit vak. Dat ik er van
hield en er alles voor wilde doen.
Ik heb trouwens nooit anders ge
weten, nooit anders gezien. Mijn he
le familie zat bij het toneel. Alle
ooms en tantes, alle grootvaders en
grootmoeders. Mijn eigen vader was
een unieke acteur. Een tikje be
scheidener dan ik, maar mijn he
mel, hij speelde de sterren van de
hemel. Ik heb hem ook in „Scha
kels" gezien. Een schitterende voor
stelling. Ik ben er nog steeds van
overtuigd, dat hij het beter deed
dan ik.
Mijn ouwe lieer stierf toen hij 57
was. Hij kreeg een hartverlamming
van de zorgen. Een acteur leefde
toen nog op de rand van de afgrond.
Toen hij in 1937 dood ging, waren
er honderd gulden in huis. Dat was
alles. Je speelde in dié dagen soms
voor tien, twaalf mensen
Je had geen droog brood te eten,
maar dat donderde niet. Ik heb zelfs
in het Rika Hoppertheater een voor
stelling gedraaid voor drie mensen,
van wie er twee met de trein uit
Bussum waren gekomen. Dat waren
mijn aanstaande schoonouders, die
nou wel eens wilden zien, wat Ko
uitvrat. Een jaar later was ik ge
scheiden. Haha..."
„Ik ben dankbaar, dat ik die tijd
heb meegemaakt. Ik verdiende 25
gulden en daar leefde ik van, daar
lachte ik me rot van. En je kon ook
nog je borreltje drinken. Vraag me
niet, hoe je dat lapte, maar het
gebeurde.
Wat ik me herinner van die tijd
is, dat je altijd lachte. Je had ple
zier in je werk, je ging als een dolle
hond te keer. Nou heeft iedereen,
wat zijn hart begeert, maar niemand
gunt zich de tijd meer om te lachen.
Alles gebeurt bloedserieus. Ook in
dit vak. Niemand heeft meer echte
pret in zijn leven. Ik vind dat dood
zonde. Ik probeer nog steeds om de
gekke, dwaze dingen van het leven
te zien. Ik ben ervan overtuigd, dat
je alleen vanuit de ontspanning de
wezenlijke opdracht van het toneel
waar kunt maken.
Mijn god, wat een volzin is dat.
Maar ik meen het. Saalborn zei altijd
tegen me: „Ko, jongen, als je een
dramatische rol speelt, zorg dan
voor een paar momenten, waar het
publiek kan lachen. En omgekeerd:
als je een komische rol opneemt,
zorg ,dlan ook voor wat dramatiek.
Laat ze even medelijden met je
hebben, al is het maar één seconde.
Dan pas gebeurt het wonder".
Saalborn had natuurlijk het groot
ste gelijk van de wereld: dramatiek
heeft altijd een lichte kant.
En laten we ook even eerlijk we
zen: dit is en blijft een gek vak van
ijdele mensen. Stel je voor: een man
in Rusland schrijft over iemand, die
niét bestaat.. Daarna gaat iemand
twee, drieduizend kilometer verder
op die tekst serieus uit zijn kop
leren. Voor de man die elke dag van
negen tot vijf op kantoor zit, moet
dat een aaneenschakeling van
krankzinnige handelingen zijn. De
acteur gaat zelfs zover, dat hij met
alle geweld probeert om die niet
bestaande man in Rusland te wor
den. En daarvoor is hij bereid zijn
eigen natuur geweld aan te doen.
Hij zet een pruikje op, schminkt
zijn eigen trekken weg, gaat anders
lopen, praten, lachen en pas als na
drie uur de tranen over zijn smoel
lopen, is hij tevreden.
Houd me alsjeblieft ten goede. Als
je tot dat alles in staat bent, dan
moet je toch wel een tikje gefrus
treerd zijn. Scharow, die grote Rus,
heeft me eens verteld, dat er in
Moskou een acteur was, die de
Othello speelde. De man kwam drie
uur voor de voorstelling naar het
theater en begon daar heel langzaam
aan zijn metamorfose. Hij zette zijn
pruik op, liep naar het toneel, keek
rond, ging weer terug naar zijn
kleedkamer, bracht de eerste laag
schmink op, slenterde weer naar het
toneel, liep terug, trok zijn. pak
eens aan en liep weer naar het
toneel. Op dat moment was hij
Othello.
Ik geloof daar in. Ik geloof in het
wonder van een ander worden. Er
zijn tegenwoordig steeds meer men
sen die daar om lachen. Maar ik
niet. Als ik Pancras Duif speel in
„Schakels" dan laat ik me ook mee
slepen door de emoties van die man.
Dan zijn mijn tranen echt, Dan is
mijn ellende niet gespeeld. Ik heb
mijn eigen ontroering nodig om
Ko van Dijk: „Ik gelooj heilig m het wonder van een ander worden.
mijn rol aanvaardbaar te maken. Ik
vind het vak gewoon te eerlijk en te
lekker om met allerlei foefjes een
figuur néér te zetten. Het publiek
heeft er geen donder mee te maken
hoe ik het doe. Als ze maar zien,
dat ik mijn best doe, dat ik dit vak
lief heb. Het gaat er om, dat zo'n
zaal gegrepen wordt, dat ze in de
ban komen van het mysterie. Ik doe
dat toevallig door om acht uur Pan
cras Duif te spelen. Mag ik me
asjeblieft door mijn eigen gevoelens
laten meeslepen".
Hij heeft gisteravond een moeilij
ke voorstelling van Heijermans'
„Schakels" gehad. „Een deel van het
publiek was lacherig en dan kost
het een rib uit je lijf om in het
laatste bedrijf alle emoties over te
dragen. Na afloop was ik hondsmoe,
maar toch is zo'n uitputting voor mij
geen temptatie. Je weet tevoren
donders goed, dat het een loodzware
opgaaf is.
Iedereen praat tegenwoordig over
politiek toneel, over getuigend to
neel. Maar voor mij zijn dat niks-
zeggende etiketten. Ze zeggen ook:
„We moeten het vak dichter bij de
mensen brengen". Onzin, waarde
loos geleuter. Ze bedoelen, dat er
meer mensen in de schouwburg moe
ten komen en daarvoor zul je ver
rekte goeie voorstellingen moeten
brengen.
Waarom is „Schakels" nog steeds
een ongelooflijk succes? Omdat het
een schitterend stuk is, dat voor
iedereen herkenbaar en begrijpelijk
is. Ik was blij, dat Wim van Rooy
die het geregisseerd heeft „Scha
kels" nog niet eerder gezien had.
Want daardoor stond hij er frisser
tegenover. Hij heeft zijn eigen op
vattingen over Heijermans en die
heb ik con amore van hem overge
nomen. Ik ben op zo'n moment mak
kelijk, ik laat me graag leiden, ik
ben een open boek. In dat geval was
er trouwens geen enkel probleem,
want die rol van Pancras Duif is zo
verdomd duidelijk, dat er geen mis
verstanden over kunnen bestaan.
Het ging deze keer alleen om de
stijl van het stuk. Van Rooy heeft
erg knap met het snoeimes gewerkt.
Hij heeft de overbodige franje weg
gehaald en het dreigende melodrama
van dit typische zwart-wit stuk bin
nen de perken gehouden. Ik vind
dat een niet geringe verdienste.
De Haagse comedie is typisch
een gezelschap, waar zulke dingen
mogelijk zijn. De nieuwe directeur,
Carl van der Plas, hield een vergade
ring voor het hele personeel. Ik heb
een gloeiende hekel aan vergaderin
gen. Ik denk altijd: ''„Ik kan mijn
tijd beter gebruiken". 'Ik begrijp
ook niks van inspraak, ik vind het
een verschrikkelijk iets, dat de ver
warring alleen maar groter kan ma
ken. Van der Plas had zich voorbe
reid op een storm wan kritiek. Hij
dacht echt, dat iedereen hem voor
rotte vis zou uitschelden. Maar ver
dómme, ze waren het met hem eens.
Hij had de pech, dat de Haagse
Comedie egn homogene troep is.
Ik voel me in zo'n sfeer buitenge
woon prettig. Ik wil best over statu
ten kletsen, maar ik heb altijd het
gevoel, dat niemand me mist, als ik
niet kom. Ik doe het minste kwaad,
als ik gewoon met het vak bezig
ben, als ik doe wat er van me
verwacht wordt.
Ik heb als ras-Amsterdammer ook
geen énkele behoefte meer om naar
die Stad terug te gaan. Ik wil nooit
meer naar Amsterdam terug. Oh
god, neen, ik heb er niks te zoeken.
Ik haaf die atmosfeer van rotzooi en
vuiligheid. Ik gruw van het getei
sem, dat de lakens uitdeelt, dat het
leefklimaat verpest. Ik ben er ook
van overtuigd, dat de stad niet goed
gerund wordt. Noem mij een we
reldstad - als je Amsterdam tenmin
ste een wereldstad mag noemen -
waar het bestuur er zo'n geweldige
puinhoop van gemaakt heeft als
juist in Mokum. Het is een onwaar
dige en beschamende gemeenschap
geworden, waarin de ellende gepro
pageerd wordt.
Is het verwonderlijk, dat in zo'n
situatie het toneel ook niet langer
kan functioneren?
De Nederlandse Comedie was
geen gering gezelschap en Guus Os-
ter heeft het twintig jaar fantastisch
gerund. Helaas had hij het de laat
ste jaren niet zo best getroffen met
zijn medewerkers en dat heeft hem de
das omgedaan. Die sfeer van „alles
mag" en „leve de rotzooi" is funest
voor elke schouwburgtroep. Omdat
Oster desondanks tot het laatste mo
ment op zijn post is gebleven, heb
ben de smeerlappen hem van alles
de schuld gegeven. Ze hebben hem
behandeld op een manier, die je je
ergste vijand nog niet gunt. Een
sensibele vrouw als Ellen Vogel
moest en zou kapot worden ge
maakt. Ik hoop dat de opvolgers wel
de rust en het innerlijke evenwicht
vinden, die nodig zijn om echte
toneelcreatiés tot stand te bren
gen.
Misschien kun je je nu voorstel
len, waarom ik blij ben, dat ik na al
mijn omzwervingen in Den Haag
terecht ben gekomen. Den Haag is
goddank anders, rustiger. Maar het
is echt niet de rust van de verve
ling. Als ik hier de generale repeti
tie van „Schakels" speel, leeft ieder
een bij de Haagse Comedie mee.
Dan zie ik Fritsje tussen de coulis
sen staan en Leo. Die zijn geïnteres
seerd.
Wij beschouwen de Koninklijke
Schouwburg, als een werkplaats,
waar we friet zijn allen iets tot
stand brengen. Dat is een moordge-
voel. Ik ben Ko en Frits ïs' Frits, En
als het lukt, zoals bij „Schakels" als
je die volle zaal met 840 mensen
dankbaar hoort en ziet applaudise-
ren, dan heb je met zijn allen een
heerlijke sensatie.
Ik vind repetities ook net zo inte
ressant en boeiend als het spelen
zelf. Je bouwt samen, je praat over
je vak, het stuk. Dat met zijn allen
creëren geeft mij een enorme vol
doening. Het is heerlijk om te mer
ken, dat eén gezelschap de eisen,
die jij aan het vak stelt, even ern
stig neemt". 1
Ko van Dijk draait zich om in
zijn stoel, kijkt naar zijn vrouw, die
zijn gulzig gesproken clausen met
een prijsvaste glimlach inhaleert.
Van zijn vierkant hoofd dampt een
broeierige trots. „Een mooie vrouw,
een heerlijk kind en een zalig vak",
ventileèrt hij in een glashelder ter
zijde, „verdomme, dat noem ik bof
fen".
Weet je wat dat betekent? Als je,
zoals ik, op je 53ste vader -wordt
van een kind. Je eerste, kind. Voor
mij is dat de allergrootste sensatie
van mijn leven geweest. Doe me een
lol en geloof wat ik nou' zeg. Die
zoon van me, dat gekke wezen, is
het nobelste speelgoed dat een mens
zich kan wensen. Daar kijk je naar,
daar houd je van met elke vezel van
je lijf. Voor mij is die kleine figuur
het eindeloze einde. De volmaakt
heid is bereikt. Helaas is het ook
een broos bezit. Ik denk nu opeens
na over dingen, die mij nooit geinte-
resseerd hebben. Ik wilde geen kin
deren, omdat ik dacht dat ze in het
leven van een toneelspeler niet pas
ten, dat ze geen faire kans kregen.
Nu denk ik: „Ik ben 55. Als straks
die jongen twintig is, een knul met
dromen, zal ik dat nog meemaken?
Dat houdt me bezig. Als mijn vrouw
45 is ben ik een man van zeventig.
Zal ik het zo lang volhouden? Zal ik
haar nog ooitin de bloei van haar
leven zien? Op zo'n moment wordt
denken'dubben".
Hij loopt vooruit naar" zijn werk
kamer, wijst op het bruine portret
van zijn vader. Hij zegt: „Ook die
man was bezeten van zijn .vak. Die
leefde yoor niks anders. En dan had
hij nog het geluk, dat hij een groot
talent had. Het gekke is, dat ande
ren, die de reis niet halen, die te
karig getalenteerd zijn, toch blij
ven hangen. Het is nu eenmaal mijn
vak, waar je verdomd moeilijk uit
stapt. Wat is er immers makkelijker
dan je te laten prostitueren door de
overheid? Iedereen weet, dat er in
Nederland hooguit plaats is voor
twee gesubsidieerde toneelgezel
schappen. Maar nu er tien zijn, kun
nen ook de kneusjes een leuk enga
gement e krijgen. En reken er op,
dat het een alleraardigst vak is. Met
zes weken vakantie en waardevast
pensioen. En 's morgens tegen
twaalven even repeteren, wat praten
over het weer, een bak koffie drin
ken en om 7uur in de kleedkamer.
En dan nog applaus op de koop toe.
Mijn liefje wat wil je nog meer?
Je moet verschrikkelijk veel moed
hebben om er vrijwillig uit te stap
pen. Neem maar eens het besluit om
het toneel vaarwel te zeggen en
stratenmaker worden. Kun je 's
morgens voor dag en dauw met je
bikkeltje en je leren knieën door
een straat kruipen. Nou vergeet het
maar. Er is niemand, die uit eigen
beweging zo'n moedig besluit
neemt.
Ik neem mezelf bij de kop. Ik hen
een man, die door zijn vak is opge
vreten. Ik heb nauwelijks tijd gehad
voor hobby's, voor zaken, die buiten
het toneel liggen. Ik heb wel meege
werkt aan reclamefilms, aan radio
strips. En waarom niet? Schande,
roepen de anderen afgunstig, maar
van mij kunnen ze wat. Als ik om
12 uur in een studio kom en ik ga
er vijf uur later uit met 9Vi duizend
gulden, omdat ik een ontbijtkoek
heb aangeprezen dan zeg ik: „wel
ke gek roept op dit moment: „Nee,
ik doe het niet?" Ik ben blij dat ik
populair genoeg ben om zulke op
drachten te krijgen. Kom nou.
Toen ik in die radioserie „Koek
en ei" zat, moest ik voor een film
opname in de gevangenis van
Haarlem zijn. Ik kom die koepel
binnen en op dat moment schreeu
wen alle gevangenen vanaf de gaan
derijen: „Ko van Dijk, Ko van
Dijk". Er werd in de'gevangenis ook
naar „Koek en ei" geluisterd. Pro
beer op zo'n moment maar eens je
tranen binnen te houden.
Natuurlijk blijft het vak, die zaal
met 840 mensen voor mij de hoofd
zaak. En als er een moment komt.
Als ik geen comedie meer kan spe
len, zal ik in de stad, waar ik dan
woon, bij een toneelgezelschap aan
kloppen en vragen, of ik de repeti
ties mag bijwonen en 's avonds er
gens achteraf naar de voorstelling
mag-kijken.
Als ze me dat niet toestaan ga ik
kapot. Het klinkt verrekte pathe
tisch, maar ik meen het. Als je geen
brood krijgt sterf je van de honger.
Als ik het toneel niet meer heb,
sterf ik van verdriet".
LEO THURING
(Van onze Parijse
correspondent)
PARIJS De buitenlandse
toeristen, die naar Parijs komen,
gaan als regel naar de Notre
Dame, De Eiffel- toren, het graf
van Napoleon, het Louvre, de
catacomben, de riolen (met een
bootje) of ze varen met een ba-
teau-mouche over de Seine. En
niet te vergeten naar Versail
les. Een historisch monument
lopen zij voorbij: het indrukwek
kende gebouw van de UNESCO.
De meesten, met inbegrip van
vele Fransen, zouden gek staan
te kijken als men vroeg, wat
UNESCO betekent. Het zijn de
beginletters van United Nations
Educational, Scientific and Cul
tural Organisation. Vooral op die
drie woorden komt het aan: edu
cation (onderwijs), science (we
tenschap) en culture (bescha
ving).
Een dikke krant van vele pagina's
zou nauwelijks voldoende zijn om te
beschrijven, wat de UNESCO doet.
Neem als voorbeeld een van de
belangrijkste problemen: de strijd
tegen het analfabetisme, tegen de
ongeletterdheid. Hoeveel ongeletter-
den er zijn in de wereld is moeilijk
te zeggen. De UNESCO is voor sta
tistieken afhankelijk van wat de
regeringen opgeven. Iedere regering
wil van het eigen land een zo gun
stig mogelijk beeld geven, met an
dere woorden: een zo klein mogelijk
aantal analfabeten. Rekening hou
dend met dat feit, schat de UNESCO
het aantal ongeletterden in de we
reld op 800 miljoen. Dat zijn dus
800 miljoen mensen, op wie de be
schaving en de vooruitgang niet de
minste vat hebben. Sommigen rede
neren: wat niet weet wat niet deert
In bepaald opzicht kan dat waar
zijn. Maar in de praktijk komt het
hierop neer, dat een ongeletterde
boer in de binnenlanden niet verder
komt dan zijn houten ploeg.
Dat men een Afrikaanse vrouw,
analfabete, nooit kan opleiden tot
vroedvrouw, omdat zij geen op
schriften van medicijnen kan lezen,
geen recept van een dokter. Met
zulk een vrouw, als zij geschikt is
voor verpleging, moet men van de
grond af beginnen. Geblinddoekt
leert zij ruiken aan flesjes en potjes
en zodra zij die geuren van elkaar
weet te onderscheiden kan zij be
ginnen aan het lezen van de op
schriften. Men ziet: moeilijk en
langzaam.
En dat zijn nog maar kleinigheden
als men denkt aan wat daarna moet
komen.
Met het leren lezen of schrijven is
men niet klaar. Want als de primi
tieve mens die lezen en schrijven
geleerd heeft, zijn rudimentaire
kennis niet dagelijks in de praktijk
kan brengen, is hij over een paar
maanden weer alles vergeten en
zakt hij tot zijn ongeletterde status
terug. Nog groter worden de moei
lijkheden in gebieden van Afrika,
waar in het geheel geen geschreven
taal bestaat, waar woorden, klanken
en zinnen eeuwenlang zijn overge
gaan van vader op zoon. Daar moet
een geheel nieuw geschreven taal
worden gemaakt, wat vijf jaar
duurt.
Yoruba is de taal van Nigerië,
Ghana, Togo en Dahomey, maar van
die taal bestaan niet minder dan 57
dialecten met woorden, die tonaal
wórden uitgesproken, d.w.z. een en
hetzelfde woord heeft verschillende
betekenissen naar gelang van de
toonaard, waarin het wordt uitge
sproken.
Hausa is een andere lokale taal,
die in Brits Nigerië geheel anders
wordt geschreven dan in het vroeger
Frans Nigerië; zodat de UNESCO
moest beginnen aan een gemeen
schappelijke taal, die zowel in Brits
als in Frans Nigerië wordt begre
pen.
Bemoedigend voor de UNESCO is,
hoe gretig bij ongeletterden de be
langstelling is om lezen en schrijven
te leren, zodat de onderwijzers
moeite hebben het tempo bij te
houden. Zo ontmoette een UNESCO-
expert in Abessinië een man, die in
de eerste klas zat, dus in de laagste
en kon lezen en schrijven alsof hij
het al jaren gedaan had. De eerste
veronderstelling was natuurlijk, dat
men de man in een verkeerde klas
had gezet, maar dat bleek onjuist te
zijn, want nog maar een jaar gele
den was hij volkomen analfabeet.
De man had kinderen, die iedere
dag naar school gingen en ofti bij
hen niet achter te blijven ging hij
iedere avond bij hen zitten en luis
terde geduldig naar wat zij hardop
leerden. Helaas staat tegenover dat
optimisme veel pessimisme, want
door de snelle aanwas van de bevol
king neemt het aantal analfabeten
ieder jaar toe.
Ook de hygiëne stelt de UNESCO-
deskundigen voor problemen, waar
wij in beschaafde landen geen idee
van hebben. In streken, waar geen
toiletten of latrines bestaan, geen
riolering, moet de mensen geduldig
aan het verstand worden gebracht,
dat zij hun uitwerpselen bedekken
met een laagje zand, zodat de vlie
gen er niet op kunnen neerstrijken
en later de ogen van de zuigelingen
aantasten. In streken met veel mala
ria en tuberculose is het vaccineren
van de kinderen een eerste vereiste,
maar in de praktijk bereikt men
alleen de kinderen, die regelmatig
naar school gaan en de rest is niet
of moeilijk te vinden.
Kinderen met gevaarlijke zweren
op het lichaam moet men Ieren de
zalf op de wond te smeren en er
niet de fiets mee in te vetten. Het
regelmatig innemen van zoveel kini-
netabletten per dag, is een pro
bleem, want wie niet gewend is aan
regelmaat en niet kan tellen, heeft
de neiging de hele voorraad in een
keer in te slikken. Men kan zich
voorstellen, hoe moeilijk het in de
binnenlanden is de vrouwen te wen
nen aan het gebruik van een voor-
behoedspil per dag en geen etmaal
over te slaan.