..ALS IK HET TONEEL NIET MEER HEB, STERF IK VAN VERDRIET Ko van Dijk: „Een gek vak van ijdele mensen" UNESCO: STAP VOOR STAP NAAR MEER BESCHAVING binnenland buitenland Ik niksnut Hele familie Metamorfose Moltum Werkplaats Moeilijkheden Hygiëne Behalve dit fundamentele werk doet de UNESCO nog veel meer. Van onze aarde is 70 procent oceaan, zodat geen enkel land, hoe machtig of rijk, alleen diepzee-onderzoek kan bekostigen. Van het overblij vende land is een derde dor en toch moet daar wat groeien om de bevol king in leven te houden. De UNESCO bestrijdt massaal de rassenhaat, zoals Josephine Baker dat met haar internationale kinderen in het klein doet. De Parijse organi satie verspreidt op grote schaal kunstwerken door middel van repro ducties en organiseert tentoonstellin gen over hedendaags, impressionis me, schilderkunst voor I860, Leo nardo 'da Vinei,- Japans houtsnij werk, 2.000, jaar Chinese schilder kunst, Perzische miniaturen en gaf tot dusver 38 pockets uit, waarvan sommige in zeven talen, in totaal i'n vier miljoen exemplaren. Belangrij ke bedragen zijn besteed om 22 tempels in de Nubischë woestijn te redden, die ondergelopen zouden, zijn door het stijgende "water van stuwdammen. Een van de laatste projecten,, die de UNESCO ondei haar hoede heeft genomen, is- hei redden van kunstwerken'in'Ve'netië die met geleidelijke ondergang wor den bedreigd door erosie, overstro mingen en grondverzakking. Het is een monumentaal gebouw van de UNESCO in Parijs. Er zijn rondleidingen voor het publiek Maar wat men ziet is de buitenkant Het eigenlijke werk gebeurt achtei honderden en honderden gesloten deuren, waar de beste experts van de wereld dagelijks werken aan on derwijs, wetenschap en bescha- Met eenvoudige middelen wordt jongens het beginsel bijgebracht van V1P-S- natyurlfwtt.dige wetten. DEN HAAG Mijn god jongen, het is de waarheid, die ik je nou ga zeggen. Er valt voor mjj nog maar zo bitter weinig te wensen, want ik heb het echt allemaal gehad. Ik sta straks veertig jaar op het toneel. Ik heb gegeten en gezopen, ik heb comedie gespeeld en de liefde gekend. Noem dat maar geen zaligheid. En al die jaren heb ik de mooiste rollen gehad, applaus gehoord. Ik heb vijftien hoofd rollen in stukken van Shakespeare gespeeld. Ik ben twee keer Othello geweest. Dat betekende elke avond vijf dagen zwarte schmink over mekaar, want anders pakte het niet. Ik had ook graag Cyrano gespeeld. Cyrano is op mijn lijf geschreven, ik herken er veel van mezelf in. Maar toen het kon, nam Guus Hermus die rol op en daarmee was mijn kans verkeken. Hermus heeft het knap ge daan, maar het blijft verdomd jammer, dat ik Cyrano niet in mij» poten heb gekregen. Ik ben nu 55, het kan niet meer. Te laat, mijn god, doodzonde. Ko van Dijk heft zijn handen naar de zoldering van zijn flat, die tel kens siddert onder zijn verbale zweepslagen. Elke zin, elke bulder ende lach, die hij over zijn lippen stoot, schreeuwt om een open doekje. Onder zijn leunstoel Mgt een zwarte wandelstok met zilveren handvat. Hij is nu twee keer geopereerd aan zijn heup, maar de pijn blijft terug komen. „Slijtage,' doodgewone ordi naire slijtage", zegt hij grommend. „Een ander krijgt het op zijn 65ste. Ik heb het nou al. Ik ben altijd een dwarsligger geweest. Ik praat er maar liever niet over. Het gaat voorbij, het komt goed. Ik heb vorig jaar met diezelfde handicap een krankzinnig aantal voorstellingen gedraaid. Er zijn maanden geweest, dat ik zonder injecties niet het to neel op kon. Ik neem nou nog steeds voor de voorstellingen wat pillen. Afschuwelijk, maar ik laat me toch echt niet door dat verdomde been van het toneel jagen". Hij lacht over de volle breedte, drinkt de kop van zijn glas sherry. Roept: „Ik heb een prachtig leven. Hafaa, ik de niksnut, die op school geen bliksem wilde leren. Ik spreek Engels en Duits op mijn manier en die manier lijkt nergens op. Maar ze weten verdomd goed, waar ik het over heb. Ik ben drie keer geweigerd voor de toneel school: op mijn zestiende, mijn acht tiende en de laatste keer op mijn negentiende. En terecht zeg ik je. Volkomen terecht, want ik was een onmogelijke figuur. Ik sprak een bijzonder plat Amsterdams. Ik kon niks, helemaal niks. Maar geen mens kon verhinderen, dat ik beze ten was van dit vak. Dat ik er van hield en er alles voor wilde doen. Ik heb trouwens nooit anders ge weten, nooit anders gezien. Mijn he le familie zat bij het toneel. Alle ooms en tantes, alle grootvaders en grootmoeders. Mijn eigen vader was een unieke acteur. Een tikje be scheidener dan ik, maar mijn he mel, hij speelde de sterren van de hemel. Ik heb hem ook in „Scha kels" gezien. Een schitterende voor stelling. Ik ben er nog steeds van overtuigd, dat hij het beter deed dan ik. Mijn ouwe lieer stierf toen hij 57 was. Hij kreeg een hartverlamming van de zorgen. Een acteur leefde toen nog op de rand van de afgrond. Toen hij in 1937 dood ging, waren er honderd gulden in huis. Dat was alles. Je speelde in dié dagen soms voor tien, twaalf mensen Je had geen droog brood te eten, maar dat donderde niet. Ik heb zelfs in het Rika Hoppertheater een voor stelling gedraaid voor drie mensen, van wie er twee met de trein uit Bussum waren gekomen. Dat waren mijn aanstaande schoonouders, die nou wel eens wilden zien, wat Ko uitvrat. Een jaar later was ik ge scheiden. Haha..." „Ik ben dankbaar, dat ik die tijd heb meegemaakt. Ik verdiende 25 gulden en daar leefde ik van, daar lachte ik me rot van. En je kon ook nog je borreltje drinken. Vraag me niet, hoe je dat lapte, maar het gebeurde. Wat ik me herinner van die tijd is, dat je altijd lachte. Je had ple zier in je werk, je ging als een dolle hond te keer. Nou heeft iedereen, wat zijn hart begeert, maar niemand gunt zich de tijd meer om te lachen. Alles gebeurt bloedserieus. Ook in dit vak. Niemand heeft meer echte pret in zijn leven. Ik vind dat dood zonde. Ik probeer nog steeds om de gekke, dwaze dingen van het leven te zien. Ik ben ervan overtuigd, dat je alleen vanuit de ontspanning de wezenlijke opdracht van het toneel waar kunt maken. Mijn god, wat een volzin is dat. Maar ik meen het. Saalborn zei altijd tegen me: „Ko, jongen, als je een dramatische rol speelt, zorg dan voor een paar momenten, waar het publiek kan lachen. En omgekeerd: als je een komische rol opneemt, zorg ,dlan ook voor wat dramatiek. Laat ze even medelijden met je hebben, al is het maar één seconde. Dan pas gebeurt het wonder". Saalborn had natuurlijk het groot ste gelijk van de wereld: dramatiek heeft altijd een lichte kant. En laten we ook even eerlijk we zen: dit is en blijft een gek vak van ijdele mensen. Stel je voor: een man in Rusland schrijft over iemand, die niét bestaat.. Daarna gaat iemand twee, drieduizend kilometer verder op die tekst serieus uit zijn kop leren. Voor de man die elke dag van negen tot vijf op kantoor zit, moet dat een aaneenschakeling van krankzinnige handelingen zijn. De acteur gaat zelfs zover, dat hij met alle geweld probeert om die niet bestaande man in Rusland te wor den. En daarvoor is hij bereid zijn eigen natuur geweld aan te doen. Hij zet een pruikje op, schminkt zijn eigen trekken weg, gaat anders lopen, praten, lachen en pas als na drie uur de tranen over zijn smoel lopen, is hij tevreden. Houd me alsjeblieft ten goede. Als je tot dat alles in staat bent, dan moet je toch wel een tikje gefrus treerd zijn. Scharow, die grote Rus, heeft me eens verteld, dat er in Moskou een acteur was, die de Othello speelde. De man kwam drie uur voor de voorstelling naar het theater en begon daar heel langzaam aan zijn metamorfose. Hij zette zijn pruik op, liep naar het toneel, keek rond, ging weer terug naar zijn kleedkamer, bracht de eerste laag schmink op, slenterde weer naar het toneel, liep terug, trok zijn. pak eens aan en liep weer naar het toneel. Op dat moment was hij Othello. Ik geloof daar in. Ik geloof in het wonder van een ander worden. Er zijn tegenwoordig steeds meer men sen die daar om lachen. Maar ik niet. Als ik Pancras Duif speel in „Schakels" dan laat ik me ook mee slepen door de emoties van die man. Dan zijn mijn tranen echt, Dan is mijn ellende niet gespeeld. Ik heb mijn eigen ontroering nodig om Ko van Dijk: „Ik gelooj heilig m het wonder van een ander worden. mijn rol aanvaardbaar te maken. Ik vind het vak gewoon te eerlijk en te lekker om met allerlei foefjes een figuur néér te zetten. Het publiek heeft er geen donder mee te maken hoe ik het doe. Als ze maar zien, dat ik mijn best doe, dat ik dit vak lief heb. Het gaat er om, dat zo'n zaal gegrepen wordt, dat ze in de ban komen van het mysterie. Ik doe dat toevallig door om acht uur Pan cras Duif te spelen. Mag ik me asjeblieft door mijn eigen gevoelens laten meeslepen". Hij heeft gisteravond een moeilij ke voorstelling van Heijermans' „Schakels" gehad. „Een deel van het publiek was lacherig en dan kost het een rib uit je lijf om in het laatste bedrijf alle emoties over te dragen. Na afloop was ik hondsmoe, maar toch is zo'n uitputting voor mij geen temptatie. Je weet tevoren donders goed, dat het een loodzware opgaaf is. Iedereen praat tegenwoordig over politiek toneel, over getuigend to neel. Maar voor mij zijn dat niks- zeggende etiketten. Ze zeggen ook: „We moeten het vak dichter bij de mensen brengen". Onzin, waarde loos geleuter. Ze bedoelen, dat er meer mensen in de schouwburg moe ten komen en daarvoor zul je ver rekte goeie voorstellingen moeten brengen. Waarom is „Schakels" nog steeds een ongelooflijk succes? Omdat het een schitterend stuk is, dat voor iedereen herkenbaar en begrijpelijk is. Ik was blij, dat Wim van Rooy die het geregisseerd heeft „Scha kels" nog niet eerder gezien had. Want daardoor stond hij er frisser tegenover. Hij heeft zijn eigen op vattingen over Heijermans en die heb ik con amore van hem overge nomen. Ik ben op zo'n moment mak kelijk, ik laat me graag leiden, ik ben een open boek. In dat geval was er trouwens geen enkel probleem, want die rol van Pancras Duif is zo verdomd duidelijk, dat er geen mis verstanden over kunnen bestaan. Het ging deze keer alleen om de stijl van het stuk. Van Rooy heeft erg knap met het snoeimes gewerkt. Hij heeft de overbodige franje weg gehaald en het dreigende melodrama van dit typische zwart-wit stuk bin nen de perken gehouden. Ik vind dat een niet geringe verdienste. De Haagse comedie is typisch een gezelschap, waar zulke dingen mogelijk zijn. De nieuwe directeur, Carl van der Plas, hield een vergade ring voor het hele personeel. Ik heb een gloeiende hekel aan vergaderin gen. Ik denk altijd: ''„Ik kan mijn tijd beter gebruiken". 'Ik begrijp ook niks van inspraak, ik vind het een verschrikkelijk iets, dat de ver warring alleen maar groter kan ma ken. Van der Plas had zich voorbe reid op een storm wan kritiek. Hij dacht echt, dat iedereen hem voor rotte vis zou uitschelden. Maar ver dómme, ze waren het met hem eens. Hij had de pech, dat de Haagse Comedie egn homogene troep is. Ik voel me in zo'n sfeer buitenge woon prettig. Ik wil best over statu ten kletsen, maar ik heb altijd het gevoel, dat niemand me mist, als ik niet kom. Ik doe het minste kwaad, als ik gewoon met het vak bezig ben, als ik doe wat er van me verwacht wordt. Ik heb als ras-Amsterdammer ook geen énkele behoefte meer om naar die Stad terug te gaan. Ik wil nooit meer naar Amsterdam terug. Oh god, neen, ik heb er niks te zoeken. Ik haaf die atmosfeer van rotzooi en vuiligheid. Ik gruw van het getei sem, dat de lakens uitdeelt, dat het leefklimaat verpest. Ik ben er ook van overtuigd, dat de stad niet goed gerund wordt. Noem mij een we reldstad - als je Amsterdam tenmin ste een wereldstad mag noemen - waar het bestuur er zo'n geweldige puinhoop van gemaakt heeft als juist in Mokum. Het is een onwaar dige en beschamende gemeenschap geworden, waarin de ellende gepro pageerd wordt. Is het verwonderlijk, dat in zo'n situatie het toneel ook niet langer kan functioneren? De Nederlandse Comedie was geen gering gezelschap en Guus Os- ter heeft het twintig jaar fantastisch gerund. Helaas had hij het de laat ste jaren niet zo best getroffen met zijn medewerkers en dat heeft hem de das omgedaan. Die sfeer van „alles mag" en „leve de rotzooi" is funest voor elke schouwburgtroep. Omdat Oster desondanks tot het laatste mo ment op zijn post is gebleven, heb ben de smeerlappen hem van alles de schuld gegeven. Ze hebben hem behandeld op een manier, die je je ergste vijand nog niet gunt. Een sensibele vrouw als Ellen Vogel moest en zou kapot worden ge maakt. Ik hoop dat de opvolgers wel de rust en het innerlijke evenwicht vinden, die nodig zijn om echte toneelcreatiés tot stand te bren gen. Misschien kun je je nu voorstel len, waarom ik blij ben, dat ik na al mijn omzwervingen in Den Haag terecht ben gekomen. Den Haag is goddank anders, rustiger. Maar het is echt niet de rust van de verve ling. Als ik hier de generale repeti tie van „Schakels" speel, leeft ieder een bij de Haagse Comedie mee. Dan zie ik Fritsje tussen de coulis sen staan en Leo. Die zijn geïnteres seerd. Wij beschouwen de Koninklijke Schouwburg, als een werkplaats, waar we friet zijn allen iets tot stand brengen. Dat is een moordge- voel. Ik ben Ko en Frits ïs' Frits, En als het lukt, zoals bij „Schakels" als je die volle zaal met 840 mensen dankbaar hoort en ziet applaudise- ren, dan heb je met zijn allen een heerlijke sensatie. Ik vind repetities ook net zo inte ressant en boeiend als het spelen zelf. Je bouwt samen, je praat over je vak, het stuk. Dat met zijn allen creëren geeft mij een enorme vol doening. Het is heerlijk om te mer ken, dat eén gezelschap de eisen, die jij aan het vak stelt, even ern stig neemt". 1 Ko van Dijk draait zich om in zijn stoel, kijkt naar zijn vrouw, die zijn gulzig gesproken clausen met een prijsvaste glimlach inhaleert. Van zijn vierkant hoofd dampt een broeierige trots. „Een mooie vrouw, een heerlijk kind en een zalig vak", ventileèrt hij in een glashelder ter zijde, „verdomme, dat noem ik bof fen". Weet je wat dat betekent? Als je, zoals ik, op je 53ste vader -wordt van een kind. Je eerste, kind. Voor mij is dat de allergrootste sensatie van mijn leven geweest. Doe me een lol en geloof wat ik nou' zeg. Die zoon van me, dat gekke wezen, is het nobelste speelgoed dat een mens zich kan wensen. Daar kijk je naar, daar houd je van met elke vezel van je lijf. Voor mij is die kleine figuur het eindeloze einde. De volmaakt heid is bereikt. Helaas is het ook een broos bezit. Ik denk nu opeens na over dingen, die mij nooit geinte- resseerd hebben. Ik wilde geen kin deren, omdat ik dacht dat ze in het leven van een toneelspeler niet pas ten, dat ze geen faire kans kregen. Nu denk ik: „Ik ben 55. Als straks die jongen twintig is, een knul met dromen, zal ik dat nog meemaken? Dat houdt me bezig. Als mijn vrouw 45 is ben ik een man van zeventig. Zal ik het zo lang volhouden? Zal ik haar nog ooitin de bloei van haar leven zien? Op zo'n moment wordt denken'dubben". Hij loopt vooruit naar" zijn werk kamer, wijst op het bruine portret van zijn vader. Hij zegt: „Ook die man was bezeten van zijn .vak. Die leefde yoor niks anders. En dan had hij nog het geluk, dat hij een groot talent had. Het gekke is, dat ande ren, die de reis niet halen, die te karig getalenteerd zijn, toch blij ven hangen. Het is nu eenmaal mijn vak, waar je verdomd moeilijk uit stapt. Wat is er immers makkelijker dan je te laten prostitueren door de overheid? Iedereen weet, dat er in Nederland hooguit plaats is voor twee gesubsidieerde toneelgezel schappen. Maar nu er tien zijn, kun nen ook de kneusjes een leuk enga gement e krijgen. En reken er op, dat het een alleraardigst vak is. Met zes weken vakantie en waardevast pensioen. En 's morgens tegen twaalven even repeteren, wat praten over het weer, een bak koffie drin ken en om 7uur in de kleedkamer. En dan nog applaus op de koop toe. Mijn liefje wat wil je nog meer? Je moet verschrikkelijk veel moed hebben om er vrijwillig uit te stap pen. Neem maar eens het besluit om het toneel vaarwel te zeggen en stratenmaker worden. Kun je 's morgens voor dag en dauw met je bikkeltje en je leren knieën door een straat kruipen. Nou vergeet het maar. Er is niemand, die uit eigen beweging zo'n moedig besluit neemt. Ik neem mezelf bij de kop. Ik hen een man, die door zijn vak is opge vreten. Ik heb nauwelijks tijd gehad voor hobby's, voor zaken, die buiten het toneel liggen. Ik heb wel meege werkt aan reclamefilms, aan radio strips. En waarom niet? Schande, roepen de anderen afgunstig, maar van mij kunnen ze wat. Als ik om 12 uur in een studio kom en ik ga er vijf uur later uit met 9Vi duizend gulden, omdat ik een ontbijtkoek heb aangeprezen dan zeg ik: „wel ke gek roept op dit moment: „Nee, ik doe het niet?" Ik ben blij dat ik populair genoeg ben om zulke op drachten te krijgen. Kom nou. Toen ik in die radioserie „Koek en ei" zat, moest ik voor een film opname in de gevangenis van Haarlem zijn. Ik kom die koepel binnen en op dat moment schreeu wen alle gevangenen vanaf de gaan derijen: „Ko van Dijk, Ko van Dijk". Er werd in de'gevangenis ook naar „Koek en ei" geluisterd. Pro beer op zo'n moment maar eens je tranen binnen te houden. Natuurlijk blijft het vak, die zaal met 840 mensen voor mij de hoofd zaak. En als er een moment komt. Als ik geen comedie meer kan spe len, zal ik in de stad, waar ik dan woon, bij een toneelgezelschap aan kloppen en vragen, of ik de repeti ties mag bijwonen en 's avonds er gens achteraf naar de voorstelling mag-kijken. Als ze me dat niet toestaan ga ik kapot. Het klinkt verrekte pathe tisch, maar ik meen het. Als je geen brood krijgt sterf je van de honger. Als ik het toneel niet meer heb, sterf ik van verdriet". LEO THURING (Van onze Parijse correspondent) PARIJS De buitenlandse toeristen, die naar Parijs komen, gaan als regel naar de Notre Dame, De Eiffel- toren, het graf van Napoleon, het Louvre, de catacomben, de riolen (met een bootje) of ze varen met een ba- teau-mouche over de Seine. En niet te vergeten naar Versail les. Een historisch monument lopen zij voorbij: het indrukwek kende gebouw van de UNESCO. De meesten, met inbegrip van vele Fransen, zouden gek staan te kijken als men vroeg, wat UNESCO betekent. Het zijn de beginletters van United Nations Educational, Scientific and Cul tural Organisation. Vooral op die drie woorden komt het aan: edu cation (onderwijs), science (we tenschap) en culture (bescha ving). Een dikke krant van vele pagina's zou nauwelijks voldoende zijn om te beschrijven, wat de UNESCO doet. Neem als voorbeeld een van de belangrijkste problemen: de strijd tegen het analfabetisme, tegen de ongeletterdheid. Hoeveel ongeletter- den er zijn in de wereld is moeilijk te zeggen. De UNESCO is voor sta tistieken afhankelijk van wat de regeringen opgeven. Iedere regering wil van het eigen land een zo gun stig mogelijk beeld geven, met an dere woorden: een zo klein mogelijk aantal analfabeten. Rekening hou dend met dat feit, schat de UNESCO het aantal ongeletterden in de we reld op 800 miljoen. Dat zijn dus 800 miljoen mensen, op wie de be schaving en de vooruitgang niet de minste vat hebben. Sommigen rede neren: wat niet weet wat niet deert In bepaald opzicht kan dat waar zijn. Maar in de praktijk komt het hierop neer, dat een ongeletterde boer in de binnenlanden niet verder komt dan zijn houten ploeg. Dat men een Afrikaanse vrouw, analfabete, nooit kan opleiden tot vroedvrouw, omdat zij geen op schriften van medicijnen kan lezen, geen recept van een dokter. Met zulk een vrouw, als zij geschikt is voor verpleging, moet men van de grond af beginnen. Geblinddoekt leert zij ruiken aan flesjes en potjes en zodra zij die geuren van elkaar weet te onderscheiden kan zij be ginnen aan het lezen van de op schriften. Men ziet: moeilijk en langzaam. En dat zijn nog maar kleinigheden als men denkt aan wat daarna moet komen. Met het leren lezen of schrijven is men niet klaar. Want als de primi tieve mens die lezen en schrijven geleerd heeft, zijn rudimentaire kennis niet dagelijks in de praktijk kan brengen, is hij over een paar maanden weer alles vergeten en zakt hij tot zijn ongeletterde status terug. Nog groter worden de moei lijkheden in gebieden van Afrika, waar in het geheel geen geschreven taal bestaat, waar woorden, klanken en zinnen eeuwenlang zijn overge gaan van vader op zoon. Daar moet een geheel nieuw geschreven taal worden gemaakt, wat vijf jaar duurt. Yoruba is de taal van Nigerië, Ghana, Togo en Dahomey, maar van die taal bestaan niet minder dan 57 dialecten met woorden, die tonaal wórden uitgesproken, d.w.z. een en hetzelfde woord heeft verschillende betekenissen naar gelang van de toonaard, waarin het wordt uitge sproken. Hausa is een andere lokale taal, die in Brits Nigerië geheel anders wordt geschreven dan in het vroeger Frans Nigerië; zodat de UNESCO moest beginnen aan een gemeen schappelijke taal, die zowel in Brits als in Frans Nigerië wordt begre pen. Bemoedigend voor de UNESCO is, hoe gretig bij ongeletterden de be langstelling is om lezen en schrijven te leren, zodat de onderwijzers moeite hebben het tempo bij te houden. Zo ontmoette een UNESCO- expert in Abessinië een man, die in de eerste klas zat, dus in de laagste en kon lezen en schrijven alsof hij het al jaren gedaan had. De eerste veronderstelling was natuurlijk, dat men de man in een verkeerde klas had gezet, maar dat bleek onjuist te zijn, want nog maar een jaar gele den was hij volkomen analfabeet. De man had kinderen, die iedere dag naar school gingen en ofti bij hen niet achter te blijven ging hij iedere avond bij hen zitten en luis terde geduldig naar wat zij hardop leerden. Helaas staat tegenover dat optimisme veel pessimisme, want door de snelle aanwas van de bevol king neemt het aantal analfabeten ieder jaar toe. Ook de hygiëne stelt de UNESCO- deskundigen voor problemen, waar wij in beschaafde landen geen idee van hebben. In streken, waar geen toiletten of latrines bestaan, geen riolering, moet de mensen geduldig aan het verstand worden gebracht, dat zij hun uitwerpselen bedekken met een laagje zand, zodat de vlie gen er niet op kunnen neerstrijken en later de ogen van de zuigelingen aantasten. In streken met veel mala ria en tuberculose is het vaccineren van de kinderen een eerste vereiste, maar in de praktijk bereikt men alleen de kinderen, die regelmatig naar school gaan en de rest is niet of moeilijk te vinden. Kinderen met gevaarlijke zweren op het lichaam moet men Ieren de zalf op de wond te smeren en er niet de fiets mee in te vetten. Het regelmatig innemen van zoveel kini- netabletten per dag, is een pro bleem, want wie niet gewend is aan regelmaat en niet kan tellen, heeft de neiging de hele voorraad in een keer in te slikken. Men kan zich voorstellen, hoe moeilijk het in de binnenlanden is de vrouwen te wen nen aan het gebruik van een voor- behoedspil per dag en geen etmaal over te slaan.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1971 | | pagina 9