HAYEMANN, COMMUNIST ONDANKS ALLES
IN ARNHEM WAAKT MEN OVER
ELEKTRICITEITSVOORZIENING
Voortleven
Verloren
Hoon
Inzicht
Computer
binnenland
buitenland
(Van een onzer verslaggevers)
ARNHEM „Vervelend? Helemaal niet. Je staat geregeld
in verbinding met de mensen in de regionale centra. Boven
dien weet je wie zij zijn en wat de moeilijkheden kunnen
wezen. Zelfs na vier, vyf jaar leer je hier nog."
Dat zegt een wachtchef van het landelijk centrum van de SEP in
Arnhem. Een man, wiens leven beheerst wordt door elektriciteit,
die zichtbaar wordt in uitslaande wijzers van meterkasten, door
oplichtende lampjes en soepel draaiende knopjes op grote schakel
panelen. Een HTS'er die wanneer hij zelfstandig mag opereren
schakelbevoegdheid heeft en, bij een storing het „te veel" aan elek
triciteit elders doorstuurt naar de plaats waar het op dat moment
nodig is.
Het geven van noodstroom, zoals het
in SEP-taal heet, gebeurt vaker dan
die ene keer wanneer het licht echt
uitvalt. De storingskans bij de pio-
duktiebedrijven schommelt rond de
acht procent, waarmee gezegd wil
zijn dat 1,2 maal per dag in de
produktiesector „ergens" een storing
optreedt. De elektriciteitsverbruiker
thuis merkt daar niets van, maar in
het bewakingscentrum in Arnhem
betekent het werk aan de winkej.
Of de wachtchef zorgt zelf voor de
omschakeling (bij calamiteiten in
het 380 KV-net) of hij geeft de
regionale centra opdracht een om
schakeling tot stand te brengen (voor
zover het het 150 en 220 KV-nct
betreft). In beide gevallen is hij
de man die verantwoordelijk is. Een
produktiebedrijf, dat de opdracht
krijgt de omschakeling te verzorgen,
kan namelijk alleen achteraf op- en
aanmerkingen maken. „Wij hebben
het algemene overzicht van de situa
tie in de elektriciteitsvoorziening op
dat moment", zegt men in Arnhem
„Dus wij beslissen".
De N.V. Samenwerkende Elektrici-
teits-Produktiebedrijven in Arnhem
zorgt ervoor dat te allen tijde de
behoefte aan elektriciteit in Neder
land voor de volle 100 procent ge
dekt is. Om aan die opgave te kun
nen voldoen en daarbij ook nog de
economische kant van de elektrici-
teitsproduktie in het oog te houden,
houdt de SEP onder andere de
weersverwachtingen van het KNMI
goed in de gaten. "Want tussen het
weer en het elektriciteitsverbruik
bestaat een nauwe relatie. Hert is
belangrijk voor de SEP te weten of
het 's avonds om 6 uur of om 8 uur
donker wordt. Idem of het een kou
de ochtend wordt of een minder
koude. Het verschil kan 3 tot 400
megawatt opgewekt vermogen be
dragen. En 400 megawatt is niet
niks, d.w.z. elektriciteit opwekken is
een kostbare zaak. De SEP heeft
een „meedraaiende reserve" op liet
honderden kilometers lang zijnde
net zitten van 5 procent in de win
ter en 9 a 10 prooent in de zomer.
Bij deze percentages kan de grootste
machine die elektriciteit opwekt uit
vallen, zonder dat de verbruikers dit
merken. Treden er dusdanige cala
miteiten in de produktiesector op
dat de Nederlandse bedrijven ze
niet meer de baas kunnen, dan kan
de SEP een beroep op het buiten
land doen. De samenwerking tussen
de Westeuropese landen op elektri-
citeitsgebied is zodanig, dat eerst
stroom wordt geleverd en pas daar
na een prijs wordt afgesproken.
Terug naar het bewakingscent.rum.
waar twee paneelwachters intussen
enkele telefoontjes hebben verwerkt
en een staatje met cijfers nebben
gefokt. Via een telecommunicatie
systeem komen de gegevens van de
regionale centra in Arnhem binnen.
De stand van de hoogspanningsscha
kelaar in het koppelnet komt ook
binnen, de produktiecijfers van elke
produktie-eenheid verschijnen. Ook
wordt aangegeven hoeveel vermogen
er op een gegeven opgenblik op een
karakteristiek punt door de lijn
gaat. De wachtchefs spreiden de
draaiende reserve aan elektriciteit
evenredig over het gehele land.
Daarbij houden zij de transport-ca
paciteit van de diverse netten in de
gaten. Want als op een gegeven
ogenblik „ergens" elektriciteit nodig
is, dan moet het die plaats ook
kunnen bereiken en moet de lijn
niet „vol" zitten. Daarom wordt liet
gehele net dag' en nacht doorgelicht.
„We hanteren het criterium van één
storing tegelijk. Zouden we ons te
gen meervoudige storingen willen
dekken, dan zouden we onecono
misch gaan werken", zegt men in
(Van een onzer redacteuren)
BREDA Een boek dat
tegelijk een belijdenis, een
noodkreet en een toekomst
verwachting is. Dat is het
werk dat de (Oost) Duitse
marxistische communist en
geleerde, Robert Havemami
schreef en dat na over de
grens van de DDR gesmokkeld
te zijn in Miinchen het licht
zag. Het ligt nu in vertaling
voor ons.
In die goede 200 bladzijden
ontdekt men de ziel van deze
man die vele jaren doorbracht
in de gevangenissen van de
nazi's. Door hen werd hij ter
dood veroordeeld. Slechts om
dat zij de vruchten van zijn
wetenschappelijk onderzoek
nodig hadden, werd dat von
nis niet uitgevoerd.
Nimmer heeft Havemamn zijn
communistische overtuiging ver
loochend. Toen de DDR ontstond
kreeg hij topfuncties in de universi
taire wereld van dat land. Maar 1
Havemann, zijn levensgeschiedenis
in de Hitlertijd bewijst het, is geen
man die klakkeloos achter een partij
aanloopt. Hij houdt de ogen open en
toetst wat hij ziet en hoort en er
vaart aan zijn visie op het commu
nisme, een visie die wordt gevoed
door diepgaande studie van de ge
schriften van de grote communisti
sche denkers en staatslieden. En
langzaam maar zeker raakte hij in
de DDR geïsoleerd. Al zijn functies
werden hem ontnomen. Zijn zonen
werden gevangen gezet, omdat zij
protesteerden tegen de inval van de
5 Oosteuropese communistische lan
den in Tsjechoslowakije. In hen wil
den de DDR-machthebbers de vader
treffen. Die immers was vrijwel on
aantastbaar in zijn communistisch
verleden, in zijn daadwerkelijk ver
zet tegen de onderdrukking, elke
onderdrukking. Sinds enkele jaren
is Havemann nu in de DDR ambte
loos burger. Hij mag niet meer wer
ken. Onrecht, Duits onrecht, ziet hij
in de DDR. Daarom ook schreef hij
dit boek. Als een waarschuwende
noodkreet. Maar ook, omdat hij
meent dat er een communisme mo
gelijk is dat vrijheid waarborgt en
dat in zijn economische en ideologi
sche uitwerking kan beantwoorden
aan de eisen die een samenleving in
een technische wereld moet stellen.
De (onderdrukte) Praagse lente van
1868 en het 20ste partijcongres ge
ven hem hoop dat „zijn" communis
me zal zegevieren. Een boeiend
boek. Ook een studie die als men
bereid is met grote objectiviteit en
onbevangenheid te lezen tot na
denken stemt. Hier is een man aan
het woord die door alle leuzen kan
heenkijken. Die niet bereid is achter
verafgode voormannen aan te lopen
zonder naar hun achtergronden te
kijken. Die vast gelooft in de grote
uitgangspunten van het communisme
en die in zijn persoonlijk leven de
offers heeft gebracht en nog
brengt die verbonden zijn aan
het vasthouden aan de eigen over
tuiging.
Aan het eind van dit boek van de
auteur van het in zijn land verguis
de en omstreden werk „Dialektiek
ohne Dogma" komt deze man tot
uitspraken die hij ongetwijfeld met
groot verdriet heeft neergeschreven.
Ook al, omdat hij steeds zijn eigen
leed en dat van anderen in
nazitijd vergelijkt met wat hij er
vaart in de (communistische) DDR.
En eigenlijk zegt hij dan dat wel
het systeem en de Uitgangspunten
zijn veranderd, maar dat de geest
en vaak ook de mannetjes dezelf
de is gebleven.
„In 1945 kwam er een einde aan
de tijd van de nazi-overheersing. De
nazistaat stortte ineen. Niet tot een
eind kwam de tijd, waarin de idee-
en, doelstellingen en politieke prak
tijken van de nazi's op het politieke
toneel opereren, althans niet in de
Bondsrepubliek. Politiek-economisch
is in de DDR aan de nazi-ideologie
de grond onder de voeten wegge
maaid. De produktiemiddelen zijn
niet langer particulier bezit. Het ka
pitalisme heeft opgehouden te be
staan. Dit betekent echter niet dat
het burgerlijke en fascistische den
ken met een slag de mensen uit het
hoofd is gevaagd en dat daarvoor in
de plaats een nieuwe geestesinstcl-
ling is gekomen. Ideologieën leven
langer dan de toestanden die ze
opriepen. Hun bronnen reiken tot
diep in het verleden en hun laatste
rudimenten bestaan in de toekomst
voort".
En verder: „Een zeer groot aantal
binnenlandse politieke toestanden en
verschijnselen in de DDR wekt op
zijn minst de schijn van een voort
leven, of zelfs van een herleven der
fascistische gedragspatronen en denk
wijzen. Er is weer „de" partij, een
vervelende gelijkgeschakelde pers,
een oppermachtige geheime politie,
een parlement zonder oppositie, een
ambtelijke cultuurpolitiek, die zich
mengt in alle kwesties van kunst en
literatuur, een van staatswege voor
geschreven levensbeschouwing en de
onderdrukking van staatswege van
alle afwijkingen der heersende „ide
ologie". De rechten van de burgers
tegenover de staatsorganen zijn du
bieus: er zijn geen administratieve
rechtbanken, waarvoor de burger
zjjn recht kwam geldend maken tegen
over de willekeur van staatswege.
Er zijn nog talloze niet onbelangrij
ke praktijken en gebruiken in de
DDR, die minstens formeel op de
pijnlijkste wijze herinneren aan de
afgelopen duizend jaren". Havemann
keurt die scherp af. Toch blijft hij
trouw aan die staat, waarvan de
huidige machthebbers hem persoon
lijk vervolgen. Hij zegt namelijk dat
hij toch die staat beschouwt als „een
beslissende stap vooruit in de Duitse
geschiedenis". Een staat die beslis
send kan bijdragen tot de overwin
ning op kapitalisme en fascisme in
Duitsland.
„Niettemin deskrediteren deze
achterstanden het socialisme en ver
vormen ze op ondraaglijke wijze
zijn beeld. Tegenwoordig ""krijg ik
telkens met mensen te doen die alle
hoop verloren hebbed, dat er nog
een uitweg uit de situatie is overge
bleven. Verder krijg ik te maken
met velen, vooral onder de jongere
mensen, die onze revolutie in de
socialistische staten als definitièf
mislukt beschouwen, maar die ho
pen op de overwinning van het soci
alisme in de grote kapitalistische
centra. Tenslotte zie ik de radicale
linksen, die zich beroepen op Mao-
Tse Tung. Ze verwachten niets van
deze hele verrotte westelijke we
reld, of ze zich nu uitgeeft voor
kapitalistisch dan wel voor socialis
tisch. Zelf geloof ik nog steeds, zo
als ik altijd heb gedaan, dat de
socialistische staten, en daarmee ook
de DDR, de aansluiting op de toe
komst nog niet definitief hebben
gemist. Daarom schreef ik dit
boek.
Drie maal werd Havemann door
agenten van de staatsveiligheids
dienst van de DDR verhoord. Later
nog eens 2 uren, toen zijn zonen
waren gearresteerd. Het verslag van
deze verhoren vormt de kernen
van de publikatie. Telkens tijdens
die gesprekken met die naamloze
ambtenaren ze zijn uiterst be
leefd en gaan niet over tot handtas
telijkheden verliest Havemann
zich in trieste herinneringen aan de
verhoren die hij moest ondergaan in
de nazitijd. Ook vertelt hij dan over
wat hij, en zijn vele kameraden, in
Hitiers concentratiekampen beleef
de.
Langzaam maar zeker ontstaat zo
een beeld. Over de DDR, maar voor
al over dat waartegen de overtuigde
communist Havemann in het eigen
land vecht. Het is zijn strijd tegen
de ontaarding van wij zouden
willen zeggen het humanitaire com
munisme waarin hij vast is blij
ven geloven. Een communisme dat
elk individu de grootst moigelijke
vrijheid geeft. In zijn persoonlijke
beleving van zijn staatsburgerschap
en in zijn contacten. Een communis
me dat antwoord geeft op de bran
dende economische, sociale en cultu
rele vragen van deze tijd en daar
door een eind maakt aan armoede,
onwetendheid, onrecht en machtsmis
bruik.
Havemann is nooit een ja-broer
geweest. Hij is een zelfstandig den
ker die zich geen illusies maakt
over de houding van heel wat van
zijn intellectuele collega's. Heel wat
van de wetenschapsbeoefenaren in
zijn land hebben hem jarenlang be
nijd. Ze gunden hem zijn toppositie
niet binnen de DDR, zijn vertrouwe
lijk omgaan met de allerhoogsten uit
„de" partij. Toen hij in 1956 het
congres toesprak dat zijn universi
teit hield toonde hij opnieuw, hoe
onafhankelijk hij was. Walter Ul-
bricht woonde die bijeenkomst in de
Humboldtuniversiteit in Oost-Beriijn
bij. Men zou er de resultaten van
het 20ste partijcongres bespreken.
De partijleiding, vakgenoten en
wat dies meer zij verkondigden toen
in alle toonaarden de lof van „de"
partij. Toen Robert Havermann, als
zevende spreker, het podium had
betreden, veerde het congres op.
Woedend, mag men wel zeggen. Ha
vemann vertelde de congresgangers
over zijn visie, een communistische
visie in ieder geval, op de uitspra
ken van dat 20ste partijcongres.
Maar ook de visie van een doodeer
lijk man voor wie communisme niet
was een middel om carrière te ma
ken, maar een levens- en wereldbe
schouwing met een sterk religieuze
inslag. Heel wat van de sprekers op
dat Humboldtpodium hadden een
naziverleden. Juist zij ontpopten
zich als de grootste vleiers. Have
mann liet merken dat hij daar mis
selijk van was.
Hij wees erop dat er nog heel
veel strijd nodig zou zijn om de
grote doeleinden van het communis
me overal in de wereld te doen
zegevieren. „Zo komen we in een
nieuwe fase van de wereldrevolutie,
vanuit het defensief in het offensief,
maar niet in een offensief met de
wapenen van de oorlog, maar met
de wapenen van onze onoverwinne
lijke ideeën, de ideeën van het mar
xisme, de ideeën die in de afgelopen
eerste fase werden versluierd door
de kruitdamp van het vuur, die door
onze eigen blindheid werden ver
wrongen en kapot gemaakt. De hele
wereld over zullen we de mensen in
beweging brengen met onze oude,
eeuwigjonge ideeën. Nieuwe metho
den van politieke strijd zijn daar
voor nodig, of, juister gezegd, van
onvermoeibaar politiek werken.
Door bvertuiging moeten wij de
mensen voor ons winnen, niet door
geweld".
Hij kaakt dan verder alle geweld
af, ook dat tegen individuen die zich
niet aan de ideeën van „de" partij
wensen te onderwerpen. Hij vraagt
om een aanpak die de mensen over
tuigen kan. Hij toont zijn afschuw
van de persoonsverheerlijking (we
schrijven 1956!). Wij marxisten
moeten scheppend bezig zijn. „Onze
sociologen moeten het dogmatisme
overwinnen. In de vrije wetenschap
pelijke meningsuitwisseling met alle
ideeën ter wereld moeten wij onze
oude kracht herwinnen. Onze filoso
fie is modern, ze zal de jeugd tot
geestdrift brengen. Wat we slechts
hebben te doen is haar vrij baan te
geven, haar met nieuwe ideeën ver
rijken". Hij werd uitgejoeld, toen
hij nog maar net was uitgesproken.
De Sovjet-Unie was immers door
hem beledigd. Redenaar na redenaar
betuigde in de meest onderdanige
woorden zijn trouw aan de partij.
Ulbricht was er immers. De typische
Duitse kruiperigheid was er weer.
Ulbricht: „Er zal hier eindelijk eens een frissere wind moeten gaan waaien.
Toen ging Ulbricht naar het spre
kersgestoelte. Er heerste uiterste
spanning. De machtigste man van de
DDR sprak met hoon en minachting.
Niet bestemd voor Havemann, maar
voor die ja-broers. U heeft nog niet
veel begrepen ran de ware aard en
zin van ons communisme. „Dat kan
ik begrijpen als ik bedenk dat u
hier aan de universiteit tamelijk ver
verwijderd bent van het werkelijke
leven, dat u leeft in een nogal
steriele atmosfeer. Er zal hier einde
lijk eens een frissere wind moeten
waaien...". En toen viel het woord
dat niemand had verwacht. „Ec-n
ding moet ik zeggen: de enige hier
van u die heeft laten zien waarom
het nu gaat, dat is kameraad Have
mann". Een spookachtige diepe stilte
volgde op die woorden. En velen die
tijdens de congrespauze Havemann
angstvallig" uit de weg waren ge-
.gaan, wilden achteraf weer met hem
praten. En misschien zit de kern
van alle ellende die deze man latei-
in zijn DDR van zijn partijgenoten en
van „de" partij heeft ondervonden,
wel in wat hij daarover dan schrijft
in dit boek. „De professorale krui
pers en carrièremakers hebben mij
die lelijke tegenvaller nooit verge
ven". Ze hebben op hem wraak ge
nomen.
Een studie om te lezen en te
herlezen. Niet, omdat er heel diep
zinnige gedachten in zijn verwoord.
Wel, omdat het ons een inzicht geeft
in wat „gelovige" communisten be
zielt, wat hen dwingt trouw te blij
ven aan een beginsel dat wordt
misbruikt voor onderdrukking en
machtsbegeren. Kritiek? Die is er
op dit boek te over te leveren. Soms
geeft Havemann die zelf, tussen de
regels door. Hij beschrijft het bijna
lieve optreden van de naamloze
ambtenaren van de staatsveilig
heidsdienst tijdens de ondervragin
gen en merkt dan op dat ze het in
lang niet alle gevallen zo geweldloos
zullen doen. Merkwaardig voor ons
is ook de cerebrale manier waarop
hij over het schandelige proces te
gen zijn zonen schrijft. De DDR
deed die jongemannen immers aan
wat het nazirijk de vader had aan
gedaan. Ook krijgt men sterk de
indruk dat Havemann een buitenge
wone gave bezit om alles wat er om
en met hem gebeurt in te passen in
zijn kijk op het communisme. De
oude socialisten zongen in een van
hun liederen „de mens is goed". Dat
is kennelijk nog steeds de opvatting
van deze oude communist die zo
ontzettend heeft geleden voor zijn
overtuiging. En er eigenlijk alles,
ook zijn gezin, voor heeft geofferd.
In die zin is dit werk een autobio
grafie in de beste betekenis van het
woord. Omdat het het onopgesmukte
verhaal is van een eerlijk mens. Men
hoeft het niet eens te zijn met zijn
politieke opvattingen om eerbied te
kunnen voelen voor de man die ze
zijn leven lang heeft beleden en! ze
steeds is trouw gebleven.
Robert Ilavemami. „Vragen, ant
woorden, vragen". Uit de biografie
van een Duitse Marxist. (Uitg. In
den Toren. 207 pag. f 14,50).
Arnhem. Staat de bedrijfszekerheid
bij de SEP op de eerste plaats, dat
wil niet zeggen dat men de econo
mische kant van het elektriciteitsgc-
beuren verwaarloost. Aan de hand
van cijfers wordt bekeken welk
produktiebedrijf op een gegeven
moment een extra stroomstoot kan
leveren voor het gebied dat met een
tekort kampt. In groter verband
werkt men een systeem uit dat kan
functioneren tussen een aantal West
europese landen, die zich hebben
geformeerd tot de UCPTE. Men
overweegt bij dit systeem een cen
trale computer te gebruiken. Sn dat
leidt meteen tot de vraag: kunnen
de zestien wachtchefs in Arnhem
eveneens niet worden vervangen
door een elektronisch superbreiP?
Inderdaad denkt men in Arnhem
aan een automatische netbeveiliging
via de computer. En ook wil men
zoveel mogelijk het sleurwerk, dat
in de coördiiiatiezaal moet worden
gedaan, aan de computer overdra
gen. „Maar elke storing is anders",
aldus ir. G. A. L. van Hoek. „En de
mens blijft bestaan tussen wat de
machine registreert en Wat er ge
beuren moet. Ook in Amerika staat
nergens een computer die zelfstan
dig ingrijpt op het gebeuren. Wel
kan de mens alternatieven vragen
aan de computer bij latent gevaar.
We dromen van het ogenblik dat de
machine direct adviezen geeft ter
oplossing van bepaalde problemen.
Maar de standing die we door onze
bedrijfszekerheid hebben opge
bouwd, willen we niet overboord
gooien. Want: hoe meer een compu
ter kan, hoe minder bedrijfszeker
hij wordt".
De Nederlandse produktiebedrijven
van elektriciteit hebben een geza
menlijk vermogen van 9.100.000
KW. dat over 31 centrale complexen
in twintig plaatsen verdeeld staat.
In die centrales zijn aanwezig: 175
stoomketels, een kernreactor, 131
sloomturbogeneratoren en 5 gasturbi
ne-aggregaten. De grootste eenheid
bedroeg op 1 januari van dit jaar
230 megawatt. Na tien jaar is ge
middeld het elektriciteitsverbruik in
ons land verdubbeld (in 1970 be
droeg het circa 35 miljard kilowatt
uur).
Het zijn allemaal zaken die in dc
coördinatiezaal in Arnhem bekend
zijn. Ook de specifieke problemen
bij de regionale centra zijn bij de
paneelwachters bekend (geregeld lo
pen ze „stage" in „de provincie").
Ze vinden dat laatste een groot
Op dit paneel is aangegeven het
overzicht in gekoppeld verband van
de elf deelnemers aan de SEP. Het
is van groot belang te weten hoeveel
elektriciteit op een gegeven ogenblik
kan worden verbruikt. Daarom wor
den bijvoorbeeld weersverwachting
en radio- en tv-programma's ook
nauwgezet bestudeerd. Op 26 aug.
1910 was de belasting op het elektri
citeitsnet 's avonds om 2 uur 500 me
gawatt hoger dan normaliter. Reden:
de voetbalwedstrijd Estudiantes
Feijenoord, die werd uitgezonden
voor de televisie.
voordeel. Op die manier wordt een
wisselwerking opgebouwd, die naar
beide kanten gunstig uitvalt.
„Grote groepen mensen laten we
hier niet in", zegt een begeleider
van de coördinatiezaal. „Dat zou de
concentratie van de mensen die hier
werken storen. Kijk, u moet het
zien als de verkeersleiding van
Schiphol. Als dirigent voor een or
kest.
Voor de twee wachtchefs liggen de
staten, die moeten worden ingevuld.
Onhoorbaar en onzichtbaar verlcdpt
het elektrieiteitsverkeer. Voor leken
tenminste. Niet voor de paneelwach
ters van de SEP. Voor hen leven de
knopjes, wijzertjes en meters.
neelwachters lijken niet gebukt
te gaan onder hun verantwoorde
lijkheid. Toch is die groot. Bij
storing bepalen zij welk produk
tiebedrijf de lacune in elektrici
teit moet aanvullen. Niemand an
ders komt in dat geval aan de
tientallen knoppen en schake
laars, of geeft opdracht tot om
schakelingen in het 220, 150 of
110 KV-net. In zo'n geval lijken
ze iets op de generaal in het
verhaal van de Amerikaanse
soience-fiction schrijver Bone, die
op een gegeven ogenblik gecon
fronteerd wordt met een allesver
nietigende aanvalsoorlog op de
Sovjet Unie.
De vergelijking met de gehei
me bunker, die voortspruit uit de
fantasie van Bone met de coördi
natiezaal van de SEP (N.V .Sa
menwerkende Electriciteits-Pro-
duktiebedrijven) in Arnhem gaat
uiteraard niet op. Maar er zijn
overeenkomsten, zoals b.v. het
„uiterlijk" van de zaal.
De zaal ademt rust. Nergens
schelle, in de ruiten reflecterende
lampen of luid rinkelende tele
foons. De kleuren van de bureaus
zijn al even onopvallend. Een ge
makkelijk zittende stoel en
heel prozaïsch: een pot thee on
der een muts op het eind van het
lange bureaublad.
Hier zetelt het zenuwcentrum
van de elf elektriciteitsproduktie-
bedrijven in Nederland. Op de
achtergrond het grote tableau
waarop de honderden schakelin
gen staan aangegeven, voor de
bureaus ingebouwde meterkasten,
waarop verbruik, opgewekt ver
mogen en „draaiende reserve"
staan aangegeven. Naast de bu
reaus de ingebouwde telefoons-
Met een druk op een knop heeft
de dienstdoende wachtchef ver
binding met een van de regionale
bewakingscentra. Achter de man
nen de lange, lage kast met scha
kelingen voor het 380 KV-net.
Het is stil in de zaal. De pa-
4