HAYEMANN, COMMUNIST ONDANKS ALLES IN ARNHEM WAAKT MEN OVER ELEKTRICITEITSVOORZIENING Voortleven Verloren Hoon Inzicht Computer binnenland buitenland (Van een onzer verslaggevers) ARNHEM „Vervelend? Helemaal niet. Je staat geregeld in verbinding met de mensen in de regionale centra. Boven dien weet je wie zij zijn en wat de moeilijkheden kunnen wezen. Zelfs na vier, vyf jaar leer je hier nog." Dat zegt een wachtchef van het landelijk centrum van de SEP in Arnhem. Een man, wiens leven beheerst wordt door elektriciteit, die zichtbaar wordt in uitslaande wijzers van meterkasten, door oplichtende lampjes en soepel draaiende knopjes op grote schakel panelen. Een HTS'er die wanneer hij zelfstandig mag opereren schakelbevoegdheid heeft en, bij een storing het „te veel" aan elek triciteit elders doorstuurt naar de plaats waar het op dat moment nodig is. Het geven van noodstroom, zoals het in SEP-taal heet, gebeurt vaker dan die ene keer wanneer het licht echt uitvalt. De storingskans bij de pio- duktiebedrijven schommelt rond de acht procent, waarmee gezegd wil zijn dat 1,2 maal per dag in de produktiesector „ergens" een storing optreedt. De elektriciteitsverbruiker thuis merkt daar niets van, maar in het bewakingscentrum in Arnhem betekent het werk aan de winkej. Of de wachtchef zorgt zelf voor de omschakeling (bij calamiteiten in het 380 KV-net) of hij geeft de regionale centra opdracht een om schakeling tot stand te brengen (voor zover het het 150 en 220 KV-nct betreft). In beide gevallen is hij de man die verantwoordelijk is. Een produktiebedrijf, dat de opdracht krijgt de omschakeling te verzorgen, kan namelijk alleen achteraf op- en aanmerkingen maken. „Wij hebben het algemene overzicht van de situa tie in de elektriciteitsvoorziening op dat moment", zegt men in Arnhem „Dus wij beslissen". De N.V. Samenwerkende Elektrici- teits-Produktiebedrijven in Arnhem zorgt ervoor dat te allen tijde de behoefte aan elektriciteit in Neder land voor de volle 100 procent ge dekt is. Om aan die opgave te kun nen voldoen en daarbij ook nog de economische kant van de elektrici- teitsproduktie in het oog te houden, houdt de SEP onder andere de weersverwachtingen van het KNMI goed in de gaten. "Want tussen het weer en het elektriciteitsverbruik bestaat een nauwe relatie. Hert is belangrijk voor de SEP te weten of het 's avonds om 6 uur of om 8 uur donker wordt. Idem of het een kou de ochtend wordt of een minder koude. Het verschil kan 3 tot 400 megawatt opgewekt vermogen be dragen. En 400 megawatt is niet niks, d.w.z. elektriciteit opwekken is een kostbare zaak. De SEP heeft een „meedraaiende reserve" op liet honderden kilometers lang zijnde net zitten van 5 procent in de win ter en 9 a 10 prooent in de zomer. Bij deze percentages kan de grootste machine die elektriciteit opwekt uit vallen, zonder dat de verbruikers dit merken. Treden er dusdanige cala miteiten in de produktiesector op dat de Nederlandse bedrijven ze niet meer de baas kunnen, dan kan de SEP een beroep op het buiten land doen. De samenwerking tussen de Westeuropese landen op elektri- citeitsgebied is zodanig, dat eerst stroom wordt geleverd en pas daar na een prijs wordt afgesproken. Terug naar het bewakingscent.rum. waar twee paneelwachters intussen enkele telefoontjes hebben verwerkt en een staatje met cijfers nebben gefokt. Via een telecommunicatie systeem komen de gegevens van de regionale centra in Arnhem binnen. De stand van de hoogspanningsscha kelaar in het koppelnet komt ook binnen, de produktiecijfers van elke produktie-eenheid verschijnen. Ook wordt aangegeven hoeveel vermogen er op een gegeven opgenblik op een karakteristiek punt door de lijn gaat. De wachtchefs spreiden de draaiende reserve aan elektriciteit evenredig over het gehele land. Daarbij houden zij de transport-ca paciteit van de diverse netten in de gaten. Want als op een gegeven ogenblik „ergens" elektriciteit nodig is, dan moet het die plaats ook kunnen bereiken en moet de lijn niet „vol" zitten. Daarom wordt liet gehele net dag' en nacht doorgelicht. „We hanteren het criterium van één storing tegelijk. Zouden we ons te gen meervoudige storingen willen dekken, dan zouden we onecono misch gaan werken", zegt men in (Van een onzer redacteuren) BREDA Een boek dat tegelijk een belijdenis, een noodkreet en een toekomst verwachting is. Dat is het werk dat de (Oost) Duitse marxistische communist en geleerde, Robert Havemami schreef en dat na over de grens van de DDR gesmokkeld te zijn in Miinchen het licht zag. Het ligt nu in vertaling voor ons. In die goede 200 bladzijden ontdekt men de ziel van deze man die vele jaren doorbracht in de gevangenissen van de nazi's. Door hen werd hij ter dood veroordeeld. Slechts om dat zij de vruchten van zijn wetenschappelijk onderzoek nodig hadden, werd dat von nis niet uitgevoerd. Nimmer heeft Havemamn zijn communistische overtuiging ver loochend. Toen de DDR ontstond kreeg hij topfuncties in de universi taire wereld van dat land. Maar 1 Havemann, zijn levensgeschiedenis in de Hitlertijd bewijst het, is geen man die klakkeloos achter een partij aanloopt. Hij houdt de ogen open en toetst wat hij ziet en hoort en er vaart aan zijn visie op het commu nisme, een visie die wordt gevoed door diepgaande studie van de ge schriften van de grote communisti sche denkers en staatslieden. En langzaam maar zeker raakte hij in de DDR geïsoleerd. Al zijn functies werden hem ontnomen. Zijn zonen werden gevangen gezet, omdat zij protesteerden tegen de inval van de 5 Oosteuropese communistische lan den in Tsjechoslowakije. In hen wil den de DDR-machthebbers de vader treffen. Die immers was vrijwel on aantastbaar in zijn communistisch verleden, in zijn daadwerkelijk ver zet tegen de onderdrukking, elke onderdrukking. Sinds enkele jaren is Havemann nu in de DDR ambte loos burger. Hij mag niet meer wer ken. Onrecht, Duits onrecht, ziet hij in de DDR. Daarom ook schreef hij dit boek. Als een waarschuwende noodkreet. Maar ook, omdat hij meent dat er een communisme mo gelijk is dat vrijheid waarborgt en dat in zijn economische en ideologi sche uitwerking kan beantwoorden aan de eisen die een samenleving in een technische wereld moet stellen. De (onderdrukte) Praagse lente van 1868 en het 20ste partijcongres ge ven hem hoop dat „zijn" communis me zal zegevieren. Een boeiend boek. Ook een studie die als men bereid is met grote objectiviteit en onbevangenheid te lezen tot na denken stemt. Hier is een man aan het woord die door alle leuzen kan heenkijken. Die niet bereid is achter verafgode voormannen aan te lopen zonder naar hun achtergronden te kijken. Die vast gelooft in de grote uitgangspunten van het communisme en die in zijn persoonlijk leven de offers heeft gebracht en nog brengt die verbonden zijn aan het vasthouden aan de eigen over tuiging. Aan het eind van dit boek van de auteur van het in zijn land verguis de en omstreden werk „Dialektiek ohne Dogma" komt deze man tot uitspraken die hij ongetwijfeld met groot verdriet heeft neergeschreven. Ook al, omdat hij steeds zijn eigen leed en dat van anderen in nazitijd vergelijkt met wat hij er vaart in de (communistische) DDR. En eigenlijk zegt hij dan dat wel het systeem en de Uitgangspunten zijn veranderd, maar dat de geest en vaak ook de mannetjes dezelf de is gebleven. „In 1945 kwam er een einde aan de tijd van de nazi-overheersing. De nazistaat stortte ineen. Niet tot een eind kwam de tijd, waarin de idee- en, doelstellingen en politieke prak tijken van de nazi's op het politieke toneel opereren, althans niet in de Bondsrepubliek. Politiek-economisch is in de DDR aan de nazi-ideologie de grond onder de voeten wegge maaid. De produktiemiddelen zijn niet langer particulier bezit. Het ka pitalisme heeft opgehouden te be staan. Dit betekent echter niet dat het burgerlijke en fascistische den ken met een slag de mensen uit het hoofd is gevaagd en dat daarvoor in de plaats een nieuwe geestesinstcl- ling is gekomen. Ideologieën leven langer dan de toestanden die ze opriepen. Hun bronnen reiken tot diep in het verleden en hun laatste rudimenten bestaan in de toekomst voort". En verder: „Een zeer groot aantal binnenlandse politieke toestanden en verschijnselen in de DDR wekt op zijn minst de schijn van een voort leven, of zelfs van een herleven der fascistische gedragspatronen en denk wijzen. Er is weer „de" partij, een vervelende gelijkgeschakelde pers, een oppermachtige geheime politie, een parlement zonder oppositie, een ambtelijke cultuurpolitiek, die zich mengt in alle kwesties van kunst en literatuur, een van staatswege voor geschreven levensbeschouwing en de onderdrukking van staatswege van alle afwijkingen der heersende „ide ologie". De rechten van de burgers tegenover de staatsorganen zijn du bieus: er zijn geen administratieve rechtbanken, waarvoor de burger zjjn recht kwam geldend maken tegen over de willekeur van staatswege. Er zijn nog talloze niet onbelangrij ke praktijken en gebruiken in de DDR, die minstens formeel op de pijnlijkste wijze herinneren aan de afgelopen duizend jaren". Havemann keurt die scherp af. Toch blijft hij trouw aan die staat, waarvan de huidige machthebbers hem persoon lijk vervolgen. Hij zegt namelijk dat hij toch die staat beschouwt als „een beslissende stap vooruit in de Duitse geschiedenis". Een staat die beslis send kan bijdragen tot de overwin ning op kapitalisme en fascisme in Duitsland. „Niettemin deskrediteren deze achterstanden het socialisme en ver vormen ze op ondraaglijke wijze zijn beeld. Tegenwoordig ""krijg ik telkens met mensen te doen die alle hoop verloren hebbed, dat er nog een uitweg uit de situatie is overge bleven. Verder krijg ik te maken met velen, vooral onder de jongere mensen, die onze revolutie in de socialistische staten als definitièf mislukt beschouwen, maar die ho pen op de overwinning van het soci alisme in de grote kapitalistische centra. Tenslotte zie ik de radicale linksen, die zich beroepen op Mao- Tse Tung. Ze verwachten niets van deze hele verrotte westelijke we reld, of ze zich nu uitgeeft voor kapitalistisch dan wel voor socialis tisch. Zelf geloof ik nog steeds, zo als ik altijd heb gedaan, dat de socialistische staten, en daarmee ook de DDR, de aansluiting op de toe komst nog niet definitief hebben gemist. Daarom schreef ik dit boek. Drie maal werd Havemann door agenten van de staatsveiligheids dienst van de DDR verhoord. Later nog eens 2 uren, toen zijn zonen waren gearresteerd. Het verslag van deze verhoren vormt de kernen van de publikatie. Telkens tijdens die gesprekken met die naamloze ambtenaren ze zijn uiterst be leefd en gaan niet over tot handtas telijkheden verliest Havemann zich in trieste herinneringen aan de verhoren die hij moest ondergaan in de nazitijd. Ook vertelt hij dan over wat hij, en zijn vele kameraden, in Hitiers concentratiekampen beleef de. Langzaam maar zeker ontstaat zo een beeld. Over de DDR, maar voor al over dat waartegen de overtuigde communist Havemann in het eigen land vecht. Het is zijn strijd tegen de ontaarding van wij zouden willen zeggen het humanitaire com munisme waarin hij vast is blij ven geloven. Een communisme dat elk individu de grootst moigelijke vrijheid geeft. In zijn persoonlijke beleving van zijn staatsburgerschap en in zijn contacten. Een communis me dat antwoord geeft op de bran dende economische, sociale en cultu rele vragen van deze tijd en daar door een eind maakt aan armoede, onwetendheid, onrecht en machtsmis bruik. Havemann is nooit een ja-broer geweest. Hij is een zelfstandig den ker die zich geen illusies maakt over de houding van heel wat van zijn intellectuele collega's. Heel wat van de wetenschapsbeoefenaren in zijn land hebben hem jarenlang be nijd. Ze gunden hem zijn toppositie niet binnen de DDR, zijn vertrouwe lijk omgaan met de allerhoogsten uit „de" partij. Toen hij in 1956 het congres toesprak dat zijn universi teit hield toonde hij opnieuw, hoe onafhankelijk hij was. Walter Ul- bricht woonde die bijeenkomst in de Humboldtuniversiteit in Oost-Beriijn bij. Men zou er de resultaten van het 20ste partijcongres bespreken. De partijleiding, vakgenoten en wat dies meer zij verkondigden toen in alle toonaarden de lof van „de" partij. Toen Robert Havermann, als zevende spreker, het podium had betreden, veerde het congres op. Woedend, mag men wel zeggen. Ha vemann vertelde de congresgangers over zijn visie, een communistische visie in ieder geval, op de uitspra ken van dat 20ste partijcongres. Maar ook de visie van een doodeer lijk man voor wie communisme niet was een middel om carrière te ma ken, maar een levens- en wereldbe schouwing met een sterk religieuze inslag. Heel wat van de sprekers op dat Humboldtpodium hadden een naziverleden. Juist zij ontpopten zich als de grootste vleiers. Have mann liet merken dat hij daar mis selijk van was. Hij wees erop dat er nog heel veel strijd nodig zou zijn om de grote doeleinden van het communis me overal in de wereld te doen zegevieren. „Zo komen we in een nieuwe fase van de wereldrevolutie, vanuit het defensief in het offensief, maar niet in een offensief met de wapenen van de oorlog, maar met de wapenen van onze onoverwinne lijke ideeën, de ideeën van het mar xisme, de ideeën die in de afgelopen eerste fase werden versluierd door de kruitdamp van het vuur, die door onze eigen blindheid werden ver wrongen en kapot gemaakt. De hele wereld over zullen we de mensen in beweging brengen met onze oude, eeuwigjonge ideeën. Nieuwe metho den van politieke strijd zijn daar voor nodig, of, juister gezegd, van onvermoeibaar politiek werken. Door bvertuiging moeten wij de mensen voor ons winnen, niet door geweld". Hij kaakt dan verder alle geweld af, ook dat tegen individuen die zich niet aan de ideeën van „de" partij wensen te onderwerpen. Hij vraagt om een aanpak die de mensen over tuigen kan. Hij toont zijn afschuw van de persoonsverheerlijking (we schrijven 1956!). Wij marxisten moeten scheppend bezig zijn. „Onze sociologen moeten het dogmatisme overwinnen. In de vrije wetenschap pelijke meningsuitwisseling met alle ideeën ter wereld moeten wij onze oude kracht herwinnen. Onze filoso fie is modern, ze zal de jeugd tot geestdrift brengen. Wat we slechts hebben te doen is haar vrij baan te geven, haar met nieuwe ideeën ver rijken". Hij werd uitgejoeld, toen hij nog maar net was uitgesproken. De Sovjet-Unie was immers door hem beledigd. Redenaar na redenaar betuigde in de meest onderdanige woorden zijn trouw aan de partij. Ulbricht was er immers. De typische Duitse kruiperigheid was er weer. Ulbricht: „Er zal hier eindelijk eens een frissere wind moeten gaan waaien. Toen ging Ulbricht naar het spre kersgestoelte. Er heerste uiterste spanning. De machtigste man van de DDR sprak met hoon en minachting. Niet bestemd voor Havemann, maar voor die ja-broers. U heeft nog niet veel begrepen ran de ware aard en zin van ons communisme. „Dat kan ik begrijpen als ik bedenk dat u hier aan de universiteit tamelijk ver verwijderd bent van het werkelijke leven, dat u leeft in een nogal steriele atmosfeer. Er zal hier einde lijk eens een frissere wind moeten waaien...". En toen viel het woord dat niemand had verwacht. „Ec-n ding moet ik zeggen: de enige hier van u die heeft laten zien waarom het nu gaat, dat is kameraad Have mann". Een spookachtige diepe stilte volgde op die woorden. En velen die tijdens de congrespauze Havemann angstvallig" uit de weg waren ge- .gaan, wilden achteraf weer met hem praten. En misschien zit de kern van alle ellende die deze man latei- in zijn DDR van zijn partijgenoten en van „de" partij heeft ondervonden, wel in wat hij daarover dan schrijft in dit boek. „De professorale krui pers en carrièremakers hebben mij die lelijke tegenvaller nooit verge ven". Ze hebben op hem wraak ge nomen. Een studie om te lezen en te herlezen. Niet, omdat er heel diep zinnige gedachten in zijn verwoord. Wel, omdat het ons een inzicht geeft in wat „gelovige" communisten be zielt, wat hen dwingt trouw te blij ven aan een beginsel dat wordt misbruikt voor onderdrukking en machtsbegeren. Kritiek? Die is er op dit boek te over te leveren. Soms geeft Havemann die zelf, tussen de regels door. Hij beschrijft het bijna lieve optreden van de naamloze ambtenaren van de staatsveilig heidsdienst tijdens de ondervragin gen en merkt dan op dat ze het in lang niet alle gevallen zo geweldloos zullen doen. Merkwaardig voor ons is ook de cerebrale manier waarop hij over het schandelige proces te gen zijn zonen schrijft. De DDR deed die jongemannen immers aan wat het nazirijk de vader had aan gedaan. Ook krijgt men sterk de indruk dat Havemann een buitenge wone gave bezit om alles wat er om en met hem gebeurt in te passen in zijn kijk op het communisme. De oude socialisten zongen in een van hun liederen „de mens is goed". Dat is kennelijk nog steeds de opvatting van deze oude communist die zo ontzettend heeft geleden voor zijn overtuiging. En er eigenlijk alles, ook zijn gezin, voor heeft geofferd. In die zin is dit werk een autobio grafie in de beste betekenis van het woord. Omdat het het onopgesmukte verhaal is van een eerlijk mens. Men hoeft het niet eens te zijn met zijn politieke opvattingen om eerbied te kunnen voelen voor de man die ze zijn leven lang heeft beleden en! ze steeds is trouw gebleven. Robert Ilavemami. „Vragen, ant woorden, vragen". Uit de biografie van een Duitse Marxist. (Uitg. In den Toren. 207 pag. f 14,50). Arnhem. Staat de bedrijfszekerheid bij de SEP op de eerste plaats, dat wil niet zeggen dat men de econo mische kant van het elektriciteitsgc- beuren verwaarloost. Aan de hand van cijfers wordt bekeken welk produktiebedrijf op een gegeven moment een extra stroomstoot kan leveren voor het gebied dat met een tekort kampt. In groter verband werkt men een systeem uit dat kan functioneren tussen een aantal West europese landen, die zich hebben geformeerd tot de UCPTE. Men overweegt bij dit systeem een cen trale computer te gebruiken. Sn dat leidt meteen tot de vraag: kunnen de zestien wachtchefs in Arnhem eveneens niet worden vervangen door een elektronisch superbreiP? Inderdaad denkt men in Arnhem aan een automatische netbeveiliging via de computer. En ook wil men zoveel mogelijk het sleurwerk, dat in de coördiiiatiezaal moet worden gedaan, aan de computer overdra gen. „Maar elke storing is anders", aldus ir. G. A. L. van Hoek. „En de mens blijft bestaan tussen wat de machine registreert en Wat er ge beuren moet. Ook in Amerika staat nergens een computer die zelfstan dig ingrijpt op het gebeuren. Wel kan de mens alternatieven vragen aan de computer bij latent gevaar. We dromen van het ogenblik dat de machine direct adviezen geeft ter oplossing van bepaalde problemen. Maar de standing die we door onze bedrijfszekerheid hebben opge bouwd, willen we niet overboord gooien. Want: hoe meer een compu ter kan, hoe minder bedrijfszeker hij wordt". De Nederlandse produktiebedrijven van elektriciteit hebben een geza menlijk vermogen van 9.100.000 KW. dat over 31 centrale complexen in twintig plaatsen verdeeld staat. In die centrales zijn aanwezig: 175 stoomketels, een kernreactor, 131 sloomturbogeneratoren en 5 gasturbi ne-aggregaten. De grootste eenheid bedroeg op 1 januari van dit jaar 230 megawatt. Na tien jaar is ge middeld het elektriciteitsverbruik in ons land verdubbeld (in 1970 be droeg het circa 35 miljard kilowatt uur). Het zijn allemaal zaken die in dc coördinatiezaal in Arnhem bekend zijn. Ook de specifieke problemen bij de regionale centra zijn bij de paneelwachters bekend (geregeld lo pen ze „stage" in „de provincie"). Ze vinden dat laatste een groot Op dit paneel is aangegeven het overzicht in gekoppeld verband van de elf deelnemers aan de SEP. Het is van groot belang te weten hoeveel elektriciteit op een gegeven ogenblik kan worden verbruikt. Daarom wor den bijvoorbeeld weersverwachting en radio- en tv-programma's ook nauwgezet bestudeerd. Op 26 aug. 1910 was de belasting op het elektri citeitsnet 's avonds om 2 uur 500 me gawatt hoger dan normaliter. Reden: de voetbalwedstrijd Estudiantes Feijenoord, die werd uitgezonden voor de televisie. voordeel. Op die manier wordt een wisselwerking opgebouwd, die naar beide kanten gunstig uitvalt. „Grote groepen mensen laten we hier niet in", zegt een begeleider van de coördinatiezaal. „Dat zou de concentratie van de mensen die hier werken storen. Kijk, u moet het zien als de verkeersleiding van Schiphol. Als dirigent voor een or kest. Voor de twee wachtchefs liggen de staten, die moeten worden ingevuld. Onhoorbaar en onzichtbaar verlcdpt het elektrieiteitsverkeer. Voor leken tenminste. Niet voor de paneelwach ters van de SEP. Voor hen leven de knopjes, wijzertjes en meters. neelwachters lijken niet gebukt te gaan onder hun verantwoorde lijkheid. Toch is die groot. Bij storing bepalen zij welk produk tiebedrijf de lacune in elektrici teit moet aanvullen. Niemand an ders komt in dat geval aan de tientallen knoppen en schake laars, of geeft opdracht tot om schakelingen in het 220, 150 of 110 KV-net. In zo'n geval lijken ze iets op de generaal in het verhaal van de Amerikaanse soience-fiction schrijver Bone, die op een gegeven ogenblik gecon fronteerd wordt met een allesver nietigende aanvalsoorlog op de Sovjet Unie. De vergelijking met de gehei me bunker, die voortspruit uit de fantasie van Bone met de coördi natiezaal van de SEP (N.V .Sa menwerkende Electriciteits-Pro- duktiebedrijven) in Arnhem gaat uiteraard niet op. Maar er zijn overeenkomsten, zoals b.v. het „uiterlijk" van de zaal. De zaal ademt rust. Nergens schelle, in de ruiten reflecterende lampen of luid rinkelende tele foons. De kleuren van de bureaus zijn al even onopvallend. Een ge makkelijk zittende stoel en heel prozaïsch: een pot thee on der een muts op het eind van het lange bureaublad. Hier zetelt het zenuwcentrum van de elf elektriciteitsproduktie- bedrijven in Nederland. Op de achtergrond het grote tableau waarop de honderden schakelin gen staan aangegeven, voor de bureaus ingebouwde meterkasten, waarop verbruik, opgewekt ver mogen en „draaiende reserve" staan aangegeven. Naast de bu reaus de ingebouwde telefoons- Met een druk op een knop heeft de dienstdoende wachtchef ver binding met een van de regionale bewakingscentra. Achter de man nen de lange, lage kast met scha kelingen voor het 380 KV-net. Het is stil in de zaal. De pa- 4

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1971 | | pagina 7