Brug tussen
middelbare
school en
universiteit
INTERVIEW
MET EEN
UIT DE BOOT
GEVALLEN
MINISTER
Uniek instituut
in Zeist:
Vrije Hogeschool
«IC»'
Nooit meer
Spijt
Keuze
Geen kritiek
Probleem
gevallen
Race
Intelligent
Blokken
I
Drs. J. A. Bakker (50)
was burgemeester van
Andijk en van Hooge-
veen. Werd in 1963
staatssecretaris van
economische zaken in
het kabinet-Marljnen.
Ging in dezelfde func
tie over naar het kabi-
net-Cals. In 1966 pro
moveerde hij tot mi
nister van economische
zaken in het over-
gangskabinet-Zijistra.
Premier de Jong nam
hem in 1967 in zijn ka
binet op als minister
van verkeer en water
staat en vice- minister
president belast met
de zaken van de West.
In de regeringsboot
van mr. Biesheuvel
bleek tenslotte geen
plaats meer voor drs.
Bakker.
cloor Max de Bok
Daar zit hij dan. Drs. J. A.
Bakker (50), oud-minister
van Verkeer en Waterstaat.
Desondanks en ondanks het
feit, dat hij een verwoed en
deskundig zeiler is, met een
enorme plons uit de boot ge
vallen toen partijbroeder
Biesheuvel een nieuwe be
manning ronselde.
Daar zit hij dan. In zijn
Wassenaarse tuin. Niet, zo
als ik wel meer oud-minis
ters heb aangetroffen, vol
rancunes en frustraties.
Neen, drs. Bakker heeft, zo
als het een goed lid van 't
kabinet-De Jong betaamt,
veel begrip. Hij heeft ook
geen tijd voor het uitleven
van eventuele frustraties.
„De agenda loopt al gauw
weer vol" geeft hij eerst als
verklaring. Maar in de loop
van het gesprek blijkt, dat
zijn leven al spoedig weer ge
vuld zal zijn met werkzaam
heden, die hem bijzonder
aantrekken.
Per 1 januari 1972 wordt
de oud-minister voorzitter
van de raad van bestuur van
de verzekeringsmaatschappij
Ago, het fusiekind van Olveh,
Algemene Friesche en Groot-
Noordhollandsche. De pijn
wordt verzacht. Drs. Bakker
heeft zijn keus gemaakt. Hij
zal waarschijnlijk nooit meer
minister zijn.
„Ik had me altijd mentaal
ingesteld op het eipde van
het ministerschap. IJt ben me
er altijd van bewust geweest,
dat ik op een tijdelijke stoel
zat. Ik had me altijd voorge
nomen er niet te veel over in
te zitten, te proberen zo snel
mogelijk weer in het gewone
levensritme te komen. Ach,
ik ben niet zo ingesteld, dat
ik hierover lang blijf napra
ten. Ten slotte heb je tevoren
geweten, dat het „al1 in the
game" was.
In het begin van de forma
tie-Biesheuvel zei iedereen
tegen hem: Maak jij je maar
geen zorgen, jij loopt gewoon
door. „De laatste week werd
de indruk steeds sterker,
dat er geschoven moest wor
den. Biesheuvel moest kost
wat kost slagen. Dat begreep
ik wel. Het is duidelijk, dat
mijn persoon geen beslissen
de rol kon spelen. Dat lag' in
de rede".
Het gewone Kamerlid Bak
ker richtte zich daarna op de
toekomst. De nuchtere Fries
was zichzelf gebleven. Geen
ochtend is hij met een slecht
humeur langer dan normaal
in bed blijven liggen. „Het
was ook niet zo, dat ik zat te
hunkeren om het weer te
doen. Wetende welke bezuini
gingen '.oor mijzelf al waren
aangebracht in de begro
tingsbesprekingen, wetende
wat de Commissie-Nelissen
nog aan bezuinigingen voor
gesteld had en beseffende
wat daarna wellicht nog
meer bezuinigd moest wor
den, had ik er heel goed over
nagedacht. De uitslagen van
dat nadenken waren positief.
Drs. J. A. Bakker, -oud-minister van Verkeer en Waterstaat
toch een einde aan gekomen.
Zeker over vier jaar. Het is
nu wat vroeger geworden. Ik
ben vijftig en ik besef, dat ik
me moet instellen op een
volgende arbeidzame perio
de in het leven. En dat zal
waarschijnlijk de laatste
zijn. Nog één keer moet ik
een keuze maken."
Het is niet, zoals de ge
ruchten al geruime tijd wil
den, de KLM geworden. Drs.
Bakker is ruim twintig jaar
als wethouder, burgemeester
als staatssecretaris en ten
slotte als minister, bestuur
lijk werkzaam geweest. Hij
zegt nu: „Mijn belangrijke
punt was er van uitgaan
de, dat je niet in een volgend
kabinet komt, daar moet je
niet op blijven wachten
de keuze: wil ik in de be
stuurlijke sector blijven of
wil ik een andere richting in
het leven zoeken. Ik zou een
paar jaar lid van de Tweede
Kamer kunnen blijven en
dan ergens een belangrijke
bestuurlijke functie kunnen
krijgen. Het aantal mogelijk
heden op dat vlak is echter
uitermate beperkt en het is
beleid dat een minister wenst
voor te staan. De minister
moet zijn eigen inbreng heb
ben, maar ook de adviezen
op hun juiste waarde weten
te schatten. Toch moet hij
niet alleen zijn eigen denk
beelden doordrukken. Hij
moet openstaan voor discus
sie met zijn medewerkers en
kunnen luisteren. Natuurlijk
zijn er ook door mij beslis
singen genomen tegen de wil
van het apparaat in. Men
moet weten, dat de minister
een eigen verantwoordelijk
heid heeft. Een minister kan
niet' werken als hij het ambte
lijk apparaat niet in de eigen
waarde laat en niet de gele
genheid geeft om een belang
rijke bijdrage te lqveren aan
de vorming van 'het beleid.
Hij kan niet tegen negen van
de tien voorstellen, die het
ambtelijk apparaat hem doet
neen zeggen. Dan is er vast
iets mis met de minister
zelf."
Terugkijkend op zijn tijd als
bewindsman en trachtend de
vraag te beantwoorden: hoe
kom je als minister over,
zegt drs. Bakker: "Als u me
van neo-kolonialisme naar 't
hoofd geslingerd. En vaak
werd van vele kanten gezegd,
dat we in Suriname en de
Antillen alleen maar bezig
waren het Nederlandse be
drijfsleven te spekken. Maar
de bauxietconcessie in West
Suriname is naar het Ameri
kaanse bedrijf Reynolds ge
gaan. Overeenkomstig de be
slissing van de Staten van
Suriname. Dat maakt toch
duidelijkj, dat we niet bezig
geweest zijn ervoor te zorgen
dat het Nederlandse bedrijfs
leven een dikke vinger in de
pap zou krijgen. Dat soort
zaken is wel eens moeilijk
voor me geweest. Het heeft
me gehinderd. Of ik er hu
meurig, door wérd? Nee, daar
ben ik Wel,>över.heen. In de
politiek leër je Wel incasse-
De oud-minister die, hoe
makkelijk hij er ook over
praat, tot zijn grote spijt
„verkeer en waterstaat"
heeft moeten afstaan, ziet
Drs. Bakker:
Ik had me
erop ingesteld
Ik had de verantwoordelijk
heid wel weer willen aan
vaarden. Als het in het tota
le kader nodig is moet je be
reid zijn ook 'n stuk van het
verdriet te dragen. Ik was
me er van bewust, dat ook
mijn ministerie tegen de
wind in moest zeilen. Dat
had ik na de nodige aarzeling
en met wat pijn wel willen
doen".
Nuchter stelt hij vast: „Ik
heb in vier kabinetten geze
ten. Dat is een hoogtepunt in
mijn leven geweest. Er was
nog maar de vraag gezien
allerlei partijpolitieke ver
houdingen of je de meest
gewenste functie kunt krij
gen. Bovendien spelen per
soonlijke omstandigheden 'n
rol. We willen daarom graag
hier blijven wonen. Die over
wegingen hebben me er toe
gebracht voor de andere
niet zo zeer bestuurlijke
richting te kiezen. De functie
bij "o trekt me"
Als minister was drs. Bakker
hoogst verantwoordelijk
voor het apparaat van Rijks
waterstaat, wel eens een
staat in de staat genoemd
en voor vele van zijn voor
gangers een nogal ingrijp-
baar apparaat.
Hij wil niet van kritiek op
rijkswaterstaat in deze zin
horen. "Het is een goed op
gezet en goed geleid apparaat.
Geen sprake van, dat het
langs de minister heen of on
der de minister door zou
trachten te werken. Onze
ambtenaren zijn zo loyaal,
dat ze zich richten naar het
vraagt, zou je het anders ge
daan hebben, dan. zeg ik:
sommige dingen wel ja, en
dat slaat vooral op, dat ik of
dat wij als kabinet er niet in
geslaagd zijn bepaalde zaken
duidelijk over te brengen.
Neen nu de zaak van de zo
genaamde smeerpijp in Oost-
Groningen. We zijn er niet in
geslaagd over te brengen,
dat we zuiveraars in plaats
van vervuilers waren. Het
Riza (Rijksinstituut voor zui
vering van afvalwater) heeft
tientallen jaren op de proble
matiek gestudeerd. Op het
hoogtepunt van hun carrière,
nu de wet op de verontreini
ging van 't o laktewater
eindelijk in werking is getre
den, werden de mensen van
't Riza uitgemaakt voor ver
vuilers. Dat stuk beleid is ge
woon onvoldoende verkocht.
Het onvermogen om wat je,
ook als kabinet, ten diepste
beweegt; over te brengen,
heeft me toch wel gehinderd
Dat heb ik ook altijd zo ge-
vónden met betrekking tot de
west. Dat was naar mijn ge
voel vaak vechten tegen de
bierkaai. In het conflict KLM
-SLM kregen we het verwijt
duidelijk de problemen waar
mee „zijn" departement te
worstelen krijgt, voor zich.
„Een geweldige opdracht
voor het ministerie is het
vinden van een oplossing
voor de verkeers- en ver-
voersproblematiek in de ag
glomeratiegebieden. Ik vino'
de splitsing tussen het par
ticuliere vervoer en het open
baar vervoer in de taakver
deling tussen minister er
staatssecretaris niet zo ge
lukkig. Voor een integrale
aanpak lijkt het me beter
als de verantwoordelijkheid
bij de minister ligt. Mijn in
druk is, dat minister Dree?
dat ook zo ziet. Wel vind ik
dat de transport- en com
municatiefunctie wat on
der gewaardeerd wordt in
politiek Nederland. Daar
om ben ik ook hiet zo geluk
kig met bezuinigingen op
het gebied van de wegen
aanleg. We doen aan de we
gen eigenlijk nog veel te
weinig, gezien het bèlgng
van het wegtransport in de
samenleving. Het vraagstuk
van de communicatie is een
fascinerend probleem. De
laatste jaren weidt er inten
Prof. dr. B. C. J. Lievegoed
grondige hekel
aan "vakidioten"
sief op gestudeerd. Denk
maar aan het onder-rek
van het Nederlands Econo
misch Instituut. Bij de
discussie over de functie van
het openbaar vervoer wor
den nogal wat kreten ge
bruikt zoals ruimtebeslag,
milieuverontreiniging, as-
faltvlakte e.d. Die kreten
zullen, willen we tot een
zinvolle afweging tussen het
openbare en het particuliere
vervoer komen, toch ver
taald moeten wordt in
maatschappelijke kosten-
en batenanalyses. Dan pas
kun je verantwoord beslis
sen. Ik denk dat mijn opvol
ger, Drees, daar grote aan
dacht aan zal schenken.
Een tweede uitèrm'afé be
langrijk. punt is - het vraag
stuk van de verkeersonvei
ligheid. Slechts door gestaag
werken en langjarige aan
pak is de relatieve omvang
van de verkeersonveiligheid
terug te dringen. Ik verbaas
me er nog altijd over, dat
wij ons met z'n allen in
feite zo weinig opwinden
over de omvang van de
ramp, die door het verkeer
jaarlijks over ons komt. We
aanvaarden een stormramp
als in 1953 maar een keer en
dan komt er een deltaplan,
tk denk, dat onze nakomelin
gen, wanneer ze over een x-
aantal jaren terugblikken,
/erbaasd zullen staan, dat
ie generatie van de jaren
:estig en zeventig zich zo
weinig heeft aangetrokken
van deze jaarlijkse ramp.
Onze grote autosnelwegen
zijn relatief veilig. De grote
problemen zitten in het ste-
lelijk verkeer in de over
gang naar secundaire en ter-
tiiare wegen en in die wegen
zelf. Een problematiek, die
nog versterkt wordt door het
veelsoortig verkeersaanbod
lat wij kennen".
Drs. J. A. Bakker, achter
eenvolgens staatssecreta
ris en minister van econo
mische zaken, minister van
verkeer en waterstaat neemt
van de landelijke Dolitiek af
scheid. Niet verbitterd. Hij
is er het type niet voor en
kan bovendien weer snel
aan de slag. Vriend Biesheu
vel, die al schuivend geen
plaats meer voor hem had,
met belangstelling volgend.
door Hans Sars
Op 13 september start in
Zeist „De Vrije Hogeschool"
van prof. dr. B. C. J. Lieve
goed. Een uniek instrument
in het Nederlandse onder
wijsbestel, dat zich speciaal
gaat bezighouden met mid
delbare scholieren met eind
diploma, die van plan zijn
verder te studeren. Een
„brugschool" tussen havo,
atheneum, gymnasium en
universiteit. Die niet gesub
sidieerd wordt en die zeker
het eerste jaar nog een ex
perimenteel karakter zal
dragen.
Niettemin is „De Vrije
Hogeschool" inmiddels
volledig gefinancierd uit par
ticuliere fondsen al volge
boekt: op 13 september mel-
dén zich de eerste 45 studen
ten om zich een jaar lang
bezig te houden met de
vraag: Wat nu? Om straks
met meer succes en veel
meer doelgericht of om
met prof. Lievegoed te spre
ken: meer gemotiveerd de
universiteit binnen te stap
pen.
Prof; Lievegoed is behalve
rector van de pas gestichte
Vrije Hogeschool directeur
van het Nederlands Pedago
gisch Instituut voor het be
drijfsleven en hoogleraar in
de sociale pedagogie aan de
N.E.H. te Rotterdam en tot
voor kort aan de T.H. van
Twente.
„Ik loop al jarenlang rond
met het idee. Eigenlijk al
sinds het begin van de vijfti
ger en zestiger jaren, toen ik
als studentenpsychiater in
Rotterdam ontdekte, dat Veel
studenten met problemen za
ten. Psychische problemen,
zoals vereenzaming en foute
of inefficiënte studiemetho
den. Met als gevolg: gebrek
kige studieresultaten en
schuldgevoelens, waarmee
nodeloos veel tijd verloren
girfg. Neem bijv. een student
die bij zijn kandidaats vier
maanden krijgt. Wat doet hij
dan? „Ik ga alle dictaten
nog eens grondig doorlezen,
zegt hij en vervalt daarmee
prompt in dezelfde foutieve
methode zodat ook daar
weer tijd mee verloren
gaat".
In zijn Rotterdamse tijd
werd prof. Lievegoed gecon
fronteerd met zoveel van die
probleemgevallen, dat zich
de gedachte opdrong om er
massaal- iets aan te gaan
doen. Maar dat zou dan toch
weer ontaarden in colleges
zonder de mogelijkheid van
een individuele benadering.
Op zijn 65ste, bij het einde
van zijn hoogleraarschap in
de sociale pedagogie aan de
T.H. van Twente, deed zich
voor het eerst weer een re-
ele mogelijkheid voor om er
alsnog iets aan te doen. Niet
massaal, maar wel efficiënt,
temeer daar hij het nieuwe
instituut „De Vrije Hoge
school" helemaal naar eigen
ideeën kon opzetten, dank zij
het feit dat de zaak ongesub
sidieerd bleef. „Als ik om
subsidie gevraagd had, had
het departement alle moge
lijke eisen kunnen stellen en
dat wilde ik niet", aldus de
vitale prof., die zo tussen
neus en lippen even als filo
sofietje spuit: „Mijn eerste
zorg bij het opzetten van
iets nieuws is, dat je opvol
gers hebt". En die opvolgers
heeft hij eigenlijk al op het
oog. „Ik kan er nog hooguit
vier tot vijf jaar aan werken,
nietwaar? Dan moet het
team, dat zich inmiddels ge
vormd heeft, het overne-
men".
Waarom „De Vrije Hoge
school"? Is ons middelbaar
onderwijs dan zo slecht inge
speeld op het vervolghoofd-
stuk: de universiteit? Daar
komt het wel op neer.
„In feite is er helemaal
geen voorbereidend hoger
onderwijs. De middelbare
school is in wezen een eind-
stttdie. De praktijk is dat er
's avonds gewerkt wordt
voor het proefwerk van de
volgende dag. Ze hebben er
nooit geleerd een jaar te
overzien. De middelbare
scholen zijn zeer sterk ge
richt op de Inhoud van de
leerstof, die weer bepaald
wordt door de examencom
missies. Aan de goede me
thode van (zelfstandig) wer
ken wordt weinig aandacht
besteed. Soms wordt er wel
eens een projekt uitgewerkt,
maar over het algemeen
blijft het toch bij overdracht
van kennis en meer niet.
Dan komt plotseling het
eerste universitaire jaar.
Dat is dan voor die studen
ten gewoon een heksenketel.
In Rotterdam bijvoorbeeld,
waar zich 2.000 eerste jaars
melden voor de economische
faculteit, wordt in de AHoi-
hal gewoon een computer
examen georganiseerd. En
wat krijg je dan? Dat er ge
selecteerd wordt op de door
douwers. Zijn dat de beste
economen, de beste sociolo
gen van straks".
Of anders geformuleerd
door dezelfde prof. Lieve
goed in zijn brochure over de
Vrije Hogeschool: „Het ac
tuele" plan-Posthumus bete
kent een race door een stuk
beroepsvoorbereiding en laat
door zijn strenge selectie én
tijdsdruk geen enkele aber
ratie in algemene interesse
toe" en: „De goede studen
ten zijn nu zij, die zich het
beste bij het programma
aanpassen en die de quiz
mentaliteit ontwikkeld heb
ben van de multiple-choice-
examens".
Maar de werkelijk intelli
gente student, zo voegt prof.
Lievegoed er dan weer pra
tend aan toe, is de vent die
zegt: behalve die drie keuze-
antwoorden is er eigenlijk
nog wel iets anders over te
zeggen.
„De kwestie is, dat de
middelbare scholieren als ze
eenmaal hun diploma op zak
hebben, er niet bij stil staan,
dat er verschil is tussen stu
deren en student zijn. Ze we
ten nog niet wat ze willen:
sociologie studeren? Of toch
maar de sociale academie?
Medicijnen studeren? Of
toch maar liever verpleeg
ster worden? Er is een paar
jaar geleden een onderzoek
ingesteld onder ingenieurs
wat ze precies deden vijftien
jaar nadat ze afgestudeerd
waren. Daarbij bleek, dat 80
procent bezig was met men
selijk en technisch-organisch
werk, waarvoor ze niet wa
ren opgeleid
Vandaar D- Vrije Hoge
school, waar toekomstige
studenten een jaar lang de
mogelijkheid hebben om een
verantwoorde keus te doen,
en hun geëigende vorm van
studieverwerking te vinden.
Er zijn nu "log teveel geval
len van derde- of vierde
jaars, die bij nader inzien
ontdekken, dat ze indertijd
verkeerd gekozen hebben.
De „buitenwacht" stond
gedeeltelijk sceptisch tegen
over de plannen van prof.
Lievegoed. „Je krijgt gega
randeerd alleen maar kneus
jes"' werd hem voorspeld,
maar dat blijkt niet het ge
val. „Het zijn hoofdzakelijk
de zeer intelligente eindexa-
minandi van 17 en 18 jaar.
De gemiddelde leeftijd bij de
45, die ingeschreven zijn,
ligt op het begin van de 18.
Een van de jongste meld
de zich al aan op 16-jarige
leeftijd. Hij zat toen vlak
voor zijn eindexamen gym
bèta!
Op de vraag, of De Vrije
Hogeschool een elite-school
wordt, antwoordt de rector
ontkennend: „Wie de f 3.000,
(dat is f 2200- voor de stu
die en f 800.- voor de dage
lijkse warme maaltijd) niet
kan betalen, kan een beurs
krijgen. Maar een zeke-e
natuurlijke selectie doet zich
uiteraard toch voor; niet ie
dereen ziet het nut van een
algemene voorbereidende
studie".
En ook niet iedereen wordt
zonder meer toegelaten
prof. Lievegoed beoordeelt
persoonlijk de kandidaten,
die o.m. te horen krijgen,
dat ze een jaar hard moeten
werken. Beoordeling ge
schiedt overigens enkel en
alleen op de werkelijke be
langstelling van de student.
Prof. Lievegoed: „Een van
de jongens kwam mij ver
tellen, dat hij er eigenlijk
ook wel voor voelde om eens
een jaartje naar Engeland
te gaan. Ik heb hem gezegd:
zeker doen jongen, zeker
doen!"
In feite zijn alleen de eer
ste zes weken van het „brug-
jaar" bepaald. Die omvatten
een cursus sociale vaardig
heid met groepsbesprekin
gen; colleges „menskunde",
d.i. mensbeschouwing in de
loop der eeuwen en in de
moderne wetenschapver
houding van mens tot na
tuur; mens en maatschappij;
kunstzinnige oefeningen; be
zinning op he* individuele
studieprogram voor het hele
brugjaar en het schrijven
van een scriptie. De rest van
het jaar wordt opgedeeld in
blokken van zes weken,
waarbij zich waarschijnlijk
een bêta-stroom, een socia
le stroom en een talen- en
historie-gerichte stroom zal -
aftekenen. Hoe dat ook zij,
alle studenten krijgen dage
lijks na het werk in groeps
verband gedurerJb de och
tenduren een programma
's middags (in anders sa
mengestelde groepen) voor
vrije initiatieven, kunstzinni
ge oefeningen, excursies en
incidentele lezingen.
Wat pref. Lievegoed aan 't
einde van het jaar gaat af
leveren, het zullen alles be
halve .vakidioten" zijn,
want als hij ergens een gron
dige hekel aan heeft is het
wel daar aan.
En zijn verwachtingen van
De Vrije Hogeschool voor de
toekomst?
„Elk jaar zal een groot
avontuur worden, gezien het
zeer losse programma, dat
door de groep bepaald
wordt. Het nieuwe instituut
moge dan niet gesubsidieerd
zijn (op advies van het de
partement is het wel gere
gistreerd o'c ee" bijzondere
instelling van wetenschappe
lijk onderwiis); het heeft be
paald ook de belangstelling
van „Den Haag", want ex-
staatssecretaris Grosheide
heeft destijds tegenover prof
Lievegoed toegegeven, „dat
dit eigenlijk al zou moeten
gebeuren bij het voorberei
dend hoger onderwijs". En
het is dan ook op zijn ver
zoek, dat De Vrije Hoge
school van Zeist elk jaar aan
het departement openhartig
verslag zal uitbrengen van
de opgedane ervaringen.
i