Twaalf kantoren
Handelswaar
Veel geluk
Onderzoek
Praktijkgevallen
Uit alle lagen
Preventie
Henk W. Th. Evers <68
jaar) uit Arnhem legt deze
maand zijn functie neer
als commissaris en
adviseur van de grens
wisselkantoren N. V.
Het bedrijf 's overgegaan
aan de Nederlandse
Spoorwegen, de verzeke
ringsgroep AMEV en de
Bank Pierson Heldring en
Pierson- Daarmee is een
nieuwe episode begonnen
in de geschiedenis van
deze onderneming met 280
man personeel en ongeveer
60 vestigingen.
Hoe Evers furore maakte
in de bankwereld vertelt
hij aan een onzer
verslaggevers.
Dhr. Evers voor zijn buiten
verblijf in Lent.
door Henny Grootveld
„Ik heb er wel een paar dub
beltjes aan overgehouden",
zegt de Arnhemmer H. W.
Th. Evers. De man die in
Nederland een Amerikaan
se carrière maakte. Zijn he
le leven „zwom" hij in geld.
Deze boerenzoon is de grond
legger van de grenswissel
kantoren N.V. Hij sluit zijn
loopbaan af als een succes
vol bankier, die weet hoe hij
een gulden moet beheren om
er een daalder van te ma
ken. „Het was voor mijn ou
ders een hele teleurstelling,
toen ze merkten dat ik geen
landbouwer werd", vertelt
hij. „Het was nu eenmaal
een ongeschreven wet dat
hun zonen boer werden. Bij
ons is daar niets van te
recht gekomen. Wij hadden
allemaal een neus voor de
handel. Na de landbouw
school in Didam ben ik een
jaar melkcontroleur ge
weest. Ik volgde toen verder
wat cursussen, want ik wilde
directeur van een boterfa-
briek worden en vreemde ta
len leerde ik ook."
Vandaar dat Evers waar
schijnlijk de enige bankier
ter wereld is met bijvoor
beeld een melkdiploma.
Maar op de ouderlijke boer
derij in Loo bij Duiven heb
ben ze nooit veel aan hem
gehad. Al spoedig trok die
handel; eerst fruit en toen
geld. In 1927 begon Jüj met
wisselen.
Ik startte in Zevenaar, op
het station. Mijn zwager was
mijn voorganger, maar hij
vond geld wisselen een aflo
pende zaak, daarom hield hij
ermee op. Ik dacht: Wat een
ander weggooit, daar kan
voor mij nog wel wat in zit
ten. In die eerste tijd had ik
'n klein hokje naast de kran
teman. Daar zat je dan af te
wachten. Alle passagiers van
internationale treinen moes
ten uitstappen. Een paar
maanden later werd bepaald
dat ze konden blijven zitten,
als ze niets hadden aan te
geven. Dat was mijn/eerste
tegenslag. Ik heb toen een
kantoor gekregen aan de
perronzijde, gehuurd van de
spoorwegen voor dertig har
de guldens per jaar. Al
gauw bleek dat er inderdaad
een boterham zat in dat geld
wisselen. Die eerste jaren
verdiende ik zo'n 3000 gul
den per jaar. Voor die tijd
heel behoorlijk. Zestig gul
den in de wêek en daarvan
kon je goed leven.
Mijn jongste broer zag al
gauw dat het goed ging. Hij
zette de zaak toen in Roosen
daal op. Het bleef goed gaan.
We konden uitbreiden en op
het ogenblik dat de oorlog
uitbrak hadden we samen
12 kantoren. Ineens was
daarmee alles afgelopen.
Toch ben ik die oorlog goed
doorgekomen. De centen die
ik had, zijn in die tijd opge
gaan. Ik had wat contanten
belegd in huizen en ik kocht
wat effecten. Ik heb er niks
aan verdiend en niks aan
verloren
Na de oorlog hebben we ons
oude vak weer opgepakt. In
Hoek van Holland. Op 15 ok
tober 1945 kwam daar een
boot aan uit Engeland. Die
eerste keer hebben we 50
ponden gewisseld. Er zaten
zegge en schrijve 35 mensen
op die boot. In die tijd kwam
ie drie keer in de week. De
ene week ging m'n broer
wisselen, de andere keer ik
en de derde week mijn com
pagnon Donkers. Hem kende
ik van voor de oorlog. Via
de geldhandel zijn we eigen
lijk in eikaars armen geval
len. Ik vertrouwde hem en
hij mij. Daarna ging het
hard vooruit. We bleven
trouwens niet thuis zitten
wachten op succes. Maar er
werd hard voor gewerkt.
Mijn mooiste herinnering be
waar ik aan het jaar 1956. In
dat jaar kon ik van een bank
een miljoen lenen. De zoon
van een bankier, van wie ik
voor de oorlog geen 5000 gul
den wilde lenen omdat - ie
borg vroeg, zette toen zijn
handtekening voor de trans
actie. Over borg werd niet
meer gepraat.
Ik heb mijn hele leven geld
geleend. Bij iedereen je
kunt zeggen dat ik
een chronisch gebrek aan
centen had. Geld was voor
mij handelswaar. Als ik een
tientje teveel had, ging het
in de zaak, want door geld
kun je geld verdienen. In
1950 hebben we van de zaak
een N.V. gemaakt. De men
sen van het driemanschap
gebroeders Evers - Donkers
stortten elk 20.000 gulden.
Een druppel op de gloeiende
plaat. Maar lenen was niet
moeilijk meer. We hadden
vertrouwen verworven. Geld
heb ik altijd gezien als iets
om zuinig op te zijn. Maar
je moet er niet op gaan
broeien. Dan heb je geen le
ven. Ze hebben mij in de han
del ook wel eens bij de bok
gehad. Zoiets is heel nor
maal, je ontkomt er niet
aan. Het is wel goed, want
je leert ervan.
Het is me eerst moeilijk ge
vallen om uit de zaak te
gaan. Zoiets is een gevoels
kwestie. Op 31 mei neem ik
nu afscheid. Dan is het voor
ons driemanschap definitief
uit. Mijn gezonde verstand
zegt me dat we het goed heb
ben gedaan. De kopers, het
personeel en onze zoons die
nu in de zaak zitten, zijn er
gelukkig mee. Zij kunnen nu
verder uitbouwen."
Evers geeft graag toe dat hij
in zijn leven veel geluk heeft
gehad en weinig pech. Ech
te crisis maakte hij niet mee.
„Ik heb elf kinderen en we
lopen eigenlijk allemaal aan
de pink van Onze Lieve
Heer."
Als iemand hem bankier
noemt, bestrijdt hij dit niet.
Maar hij ziet toch wel een
verschil met andere ban
kiers. „Zij geven leningen.
Dat heb ik altijd proberen te
vermijden. Ik leende zelf."
Bankier Evers beschikt in
eens weer over veel vrije
tijd. Hij hoeft zich niet te
vervelen, want hij heeft een
boerderij gekocht in het Be-
tuwse Lent. Een wonderlijk
stukje natuur naast de Waal
brug. Compleet met een
strandje voor kinderen en
kleinkinderen en ruimte voor
het houden van pony's. „Ik
heb eraan gedacht om het
„My second home" te noe
men", zegt hij. „Maar ik
ben principieel tegen vreem
de woorden. Er moet een
goeie Nederlandse naam te
vinden zijn".
„Eigenlijk heb. ik op dat
stukje grond mijn „oude
stiel" weer opgepakt. Maar
het is natuurlijk heel wat an
ders of je uit liefhebberij
boert of om er de kost mee
te verdienen."
Evers is eerlijk gezegd blij
dat hij het in het geld ge
zocht heeft en niet in de
landbouw. Volgens hem is
een gulden verdienen een
kunst. Maar een gulden be
heren een nog grotere kunst.
Het is in ieder geval fascine
rend werk.
Warenhuizen nodigen vaak
- v—
uit tot
diefstal
door Jan Schils
Elk jaar worden in ons
land duizenden, zo
niet tienduizenden
diefstallen in waren;
huizen gepleegd. Zij
vormen geen specifiek eigen
tijds probleem want al in
1852, kort na de opening
van de eerste warenhuizen m
Parijs, hebben de juristen zich
diepgaand beziggehouden met
de verschillende aspecten van
dit soort misdrijven, terwijl in
het jaar 1726 dit verschijnsel
in Amerika in de toen nog
zeer bescheiden warenhuizen
ook al een probleem van de
eerste orde vormde. In dat
jaar namelijk riepen de geza
menlijke winkeliers in de VS
de hulp in van de regering in
Washington omdat ze alsmaar
grotere verliezen leden tenge
volge van diefstal.
Reeds uit de onderzoekingen
in de tweede helft van de
vorige eeuw kwam vast te
staan dat warenhuisdiefstal
len gepaard gaan met omstan
digheden die geheel verschil
len van die welke gewone
diefstallen begeleiden. In het
begin van de vorige eeuw
werd de criminaliteit in zijn
algemeenheid beschreven als
een constant verschijnsel dat
in een bepaalde maatschappij
thuishoort. Dit had tot gevolg
dat wanneer er zich door
de sociale evolutie, door ver
nieuwingen of revoluties ver
anderingen voordeden die bij
droegen tot het ontstaan van
nieuwe begrippen in de cri
minologie de theorie van
het „constante verschijnsel"
op steeds lossere schroeven
kwam te staan.
Toen dan ook ruim honderd
jaar geleden het verschijnsel
warenhuisdiefstal zijn intre
de deed, werd het als iets
volkomen abnormaals be
schouwd. Dit vreemde ver
schijnsel paste immers niet
in de toen (beschreven) gel
dende milieuvormen. Om de
warenhuisdiefstal toch van 'n
bepaald etiket te voorzien
werd de term „kleptomanie"
uitgevonden, waarmee be
doeld wordt een onweerstaan
bare, pathologische neiging
tot stelen.
Ruim een eeuw bleef de theo
rie dat warenhuisdiefstallen
vrijwel uitsluitend het werk
waren van kleptomanen over
eind. De oorzaak van het
standhouden van deze theorie
was simpel. Tal van vooraan
staande onderzoekers kwamen
tot dezelfde conclusie, omdat
ze .nagenoeg dezelfde onder
zoeksmethode volgden.
Uit het aanbod warenhuisdie-
ven kozen zij een aantal (bij
voorkeur pathologische) ge
vallen uit. Deze proefkonij
nen werden psychiatrisch on
derzocht met veelal de ont
dekking van neurosen en van
psychopatische persoonlijkhe
den. Vastgesteld werd aldus
dat psychisch abnormalen de
Het spiedend oog van de camera waakt in het belang van de koper en de verkoper.
warenhuizen bezochten en op
abnormale manier diefstallen
pleegden. Steeds weer keert
in deze onderzoeken de zin
snede terug: „De patient
voelde zich onweerstaanbaar
gedreven tot diefstal..." Tot
zover deze uiteenzetting over
de onderzoeksmethodiek die
intussen zoals u wellicht
zult begrijpen achterhaald
is.
Uit een groot aantal gegevens,
verkregen bij een twintigtal
grote warenhuizen in Neder
land en België, blijkt dat de
diefstallen in warenhuizen
jaar na jaar toenemen. Ook
blijkt dat deze diefstallen ten
onrechte voor het merendeel
op rekening van vrouwen
wordt geschreven. Uit statis
tieken van de laatste tien jaar
kan men aflezen dat de man
nen steeds „beter" in het to
taal aan tal (bekend gewor
den) dieven in warenhuizen
vertegenwoordigd zijn. Hier
voor is een eenvoudige verkla
ring te vinden. Vroeger was
de waar die in de warenhui
zen te koop werd aangeboden
vooral op de vrouwen afge
stemd. Sedert een jaar of vijf
tien vindt de man er echter
ook alles van zijn gading. De
dieven onder hen eveneens
Tegenwoordig wordt alge
meen aangenomen, dat man
nen en vrouwen gelijkelijk
warenhuisdiefstallen plegen.
In dit verband komt nog een
opmerkelijk feit uit het on
derzoek bij de twintig waren
huizen naar voren. Ruim 20
procent van het aantal waren
huisdiefstallen wordt door het
eigen personeel gepleegd. -
De algemene gedragslijn die
het warenhuis hanteert is:
de koper aanzetten tot kopen.
De koopwaar wordt op de
meest verlokkelijke manieren
aangeboden, er is weinig toe
zicht, de klant kan de waar
betasten, kortom: hij kan er
mee omgaan als was het reeds
zijn eigendom. Bovendien heb
ben de meeste warenhuizen
gemakkelijke manieren van
afbetaling ontwikkeld waar
door nog meer aantrekkings
kracht op de koper wordt uit
geoefend. Eigenlijk is de eni
ge formaliteit, het betalen,
nog de lastigste. Vaak kan de
klant pas na veel zoeken een
verkoopster vinden om te be
talen. Bovendien wordt de
gelegenheid om deze formali
teit te ontwijken bijna na
drukkelijk geboden want ner
gens is enig toezicht te be
speuren. Bjj een groot aantal
gevallen van warenhuisdief
stallen blijkt duidelijk in wel
ke grote mate het warenhuis
zelf tekort is geschoten dan
wel rechtstreeks tot diefstal
heeft aangezet.
Een aantal warenhuisdieven
die wij terzake raadplegen
bevestigen deze misschien
wat harde bewering.
H. van W. te Brussel (42 jaar,
moeder van vier kinderen):
„Ik zag dat ik niet genoeg
geld bij me had. Ik zag geen
verkoopster en ben toen maar
zonder te betalen weggegaan".
Aan de deur van het Brusselse
warenhuis werd zij gepakt
door een personeelslid van de
interne bewakingsdienst. Zij
bleek voor ruim 90 gulden te
hebben gestolen.
J. van B. te Eindhoven (35
jaar, vrachtwagenchauffeur,
ongehuwd): „Ik zag op twee
meter afstand van me een
vrouw een sjaal stelen. Ik
dacht eraan hoe gemakkelijk
dat ging. Ik besloot het ook
eens te proberen. Ik nam en
kele flessen drank (cognac)
weg en deed ze in een tas, die
ik tevoren op de derde ver
dieping had gestolen. Ik werd
door een personeelslid be
trapt toen ik in plaats van
naar de kassa naar de uit
gang liep".
T. D. te Amsterdam (61 jaar,
bakkersknecht, vader van zes
kinderen): „De verkoopster
was met iemand anders bezig.
Ik dacht: dan neem ik het zo
wel mee". Deze man werd ook
aan de deur gepakt door een
personeelslid, lid van de in
terne bewakingsdienst. De
dief had vor 250 gulden ge
stolen.
Uit de onderzoekingen blijkt,
dat warenhuisdiefstallen door
mensen uit alle maatschappe
lijke lagen worden gepleegd.
Vaak worden door het perso
neel ontdekte diefstallen niet
bij de justitie aangegeven. Ve
le warenhuisdirecties achten
het terecht helemaal geen re
clame voor hun zaak als de
diefstallen aan de grote klok
worden gehangen. Uit gege
vens van minstens drie grote
warenhuizen, twee in België
en een in Nederland, blijkt
dat onder de betrapte waren-
huisdieven die daar de laatste
twee jaar werden geregis
treerd vijf mannen waren met
een vrij hoge maatschappe
lijke positie (onder wie een
advocaat en een dokter). Ten
aanzien van de vrouwen was
dit cijfer iels gunstiger maar
in een van de warenhuizen
werd in een periode van veer
tien maanden toch twee keer
een burgemeesters-vrouw
(niet dezelfdeop diefstal
betrapt. Een en ander wettigt
de veronderstelling, dat het
dark number op het terrein
van de warenhuisdiefstallen
(ook onder de „hogere" klas
sen) vrij groot moet zijn.
De warenhuisdirecties hebben
in het verleden op allerlei
manieren gepoogd het aantal
diefstallen terug te brengejn.
In België zijn zogenaamde
preventieve diensten in func
tie, die vaak zeer willekeurig
optreden en waarvan de le
den zich als autoritaire poli
tieagenten gedragen. Zij han
delen vaak op eigen houtje
met de betrapte dief af, waar
bij deze laatste in sommige ge
vallen urenlang wordt ver
hoord. Tv-camera's, spiegels
en andere soorten hulpmidde
len die de dieven moeten ont
maskeren blijken overal
slechts beperkt te voldoen. Zo
lang de warenhuizen zelf niet
ophouden de klanten op alle
mogelijke manieren te verlei
den is diefstal-preventie (hoe
technisch volmaakt ook) zon
der succes. De Belgische on
derzoeker Roger Moyson, die
als medewerker van 't Natio
naal Centrum voor Crimino
logie een uitgebreide studie
verrichtte over de warenhuis
diefstallen, komt tot de con
clusie dat op het punt van de
bestrijding van deze vorm van
criminaliteit meer samenwer
king moet komen tussen de
warenhuizen en de overheid.
Zijn aanbeveling is op zijn
minst de moeite van het over
wegen waard.