F. 1.157.000 in 1970
„St. Joseph"
helpt
bouwvakkers
aan hun geld
Boer Rijlaarsdam zit plotseling
tussen duizendën Amsterdammers
Boer Cornells
Rijlaarsdam
kijkt uit het
raam naar de
torenflat
tegenover zijn
boerderij. „Zo
staan er nóg
acht", zegt hij.
„Allemaal tien
hoog. Als ik
een koe naar
de stier breng,
staan alle
bewoners voor
het raam".
"Dag" zeggen
„Nog nooit in m'n leven heb
ik zoveel vrouwen gezien"
Henny Grootveld
Zijn boerderij ligt plot-
seling als een obstakel
tussen de torenflats in
de" nieuwe wijk van Uit
hoorn, waar veel Am
sterdammers via de
„doorstroming" een
nieuw huis hebben ge
vonden.
Duizenden mensen zit
ten bij boer Rijlaarsdam
op de lip. En toch de
74-jarige Cornelis is er
niet kriegelig van, hij
vindt dat hij een stukje
hemel op aarde be
woont.
„Wat kan mij dat verdom
men", zegt hij. „Ik heb geen
last van die mensen. Ze lo
pen natuurlijk af en toe wel
eens op mijn erf, of ze ko
men in de stal kijken, maar
wat steekt daar voor kwaad
achter? Als ze willen komen,
moeten ze dat doen. Wij be
leven de laatste jaren de
gekste dingen met al die
mensen".
„Laatst kwam er een me
neer bij rnjj. Hij was door
zijn vrouw gestuurd. De man
moest vragen of zijn vrouw
Cornelis Rijlaars
dam, eens een een
zame polderboer,
heeft nu duizenden
buren. Zijn boer
derij is opgeslokt
door de stedelijke
expansiedrift van
de agglomeratie
Amsterdam.
een keer mocht zien hoe een
koe gedekt wordt. Ik zei:
,Best, ik zal wel waarschu
wen als het weer zover is'.
Nou, wat dagen later stuur
ik een van de jongens
naar de flat om die vrouw
te waarschuwen. En even la
ter was ze er. Samen met
haar buurvrouw. Want die
wilde het ook wel eens zien".
„Eigenlijk heb ik nooit te
gen de bouw van die flats
opgezien. Ik wist dat ze zou
den komen en we zijn er
langzaam in gegroeid. En,
eerlijk gezegd, het is hier
gezelliger geworden. Mij
noemen ze de ,ouwe boer',
en mijn zoon ,de jonge'.
Weet je dat ik nog nooit van
mijn leven zoveel vrouwen
heb gezien als de laatste tijd.
's Zomers zitten ze in bikini
op het balkon en dan lopen
ze weer in lange jurken.
Maar dacht je, dat dat mij
wat deed? Kom nou, ik ben
74".
„Wij hebben op het ogenblik
dertig koeien, een stier en
een varken. Mijn land ligt
aan de andere kant van die
flatten'. Laatst moest de
zeug biggen en toen stond de
hele schuur vol met mensen.
Allemaal nieuwgierige toe
schouwers. Laat ze maar toe
kijken, ik heb van niemand
last. Ik ben daar heel mak
kelijk in".
„Maar ze moeten toch niet
denken, dat ik over mijn
buik laat lopen. Want zo is
het niet. Ik heb 'er net nog
een de waarheid gezegd.
De groenteboer, die daar
ginds in een noodwinkel zit.
Die man heeft elke dag veel
afval en we hebben afgespro
ken, dat ik daar steeds een
kruiwagen neerzet. De jon
gens gaan die wagen dan
om vier uur halen. Maar die
vent had iedere keer een
smoes tegen die jongens. De
ene keer waren ze te vroeg,
en de andere keer moesten
ze meehelpen met laden. Die
jongens hadden daar natuur
lijk de pest over in. Nou heb
ik tegen die groenteboer ge
zegd, dat het niet meer moet
voorvallen, want anders kan-
ie z'n rommel houden. En 't
zal niet meer passeren heeft
hij gezegd. En nou wachten
we maar af hoe het gaat".
„Melk komen ze niet bij me
halen, die flatmensen. En
dat kan ik best begrijpen.
Je moet niet vergeten dat 't
stadsmensen zijn, die hun he
le leven gewend zijn aan af
geroomde melk. Dan lusten
ze die boerenmeik met vel
len niet meer. En ik zie er
ook niet veel in. Iedere keer
komen ze dan met zo'n klein
pannetje".
„Er komen veel kinderen bij
me op de boerderij. De gro
teren vinden de weg wel al
leen en de kleinsten komen
met hun moeder naar de ko
nijnen kijken. Het lijkt hier
soms wel een kinderboerde
rij. De mensen zelf schijnen
het nogal leuk te vinden.
Want ze houden af en toe
vergaderingen met een stuk
of wat .flatten' bij elkaar. En
de een wil dit en de an
der dat. Zo hebben ze ook
wel eens gezegd dat ze lie
ver willen dat de boerderij
niet weggaat. Maar over de
gemeente praten ze niet en
daar is de boerderij van.
Maar goed, ik mag tot eind
'72 blijven zitten. Daarna zie
ik wel weer. Uiteindelijk ben
ik in mijn leven al drie keer
verhuisd en ik heb het over
al best naar m'n zin gehad".
Voor die kinderen heeft het
wel voordeel, dat ze bij een
boerderij wonen. Laatst
kwam er een bij me vra
gen of- hij een ochtend een
konijn mee naar school
mocht nemen. Hij moest zo
iets als een spreekbeurt hou
den. Dan gaan ze over zo'n
dier vertellen. Ik vond het
best. Later heb ik van de
meester gehoord, dat-ie ver
steld stond van wat die jon
gen van de boerderij af
weet".
„Maar er is wel verschil tus
sen boeren en stadsmensen-
Dat merk ik nou het beste.
Ik zeg iedereen gedag. Maar
die Amsterdammers lopen
's morgens rustig langs me
kaar heen zonder wat te zeg
gen. Daar kun je, als je in
zo'n grote stad gewend bent,
natuurlijk niet aan begin
nen. Want dan blijf je ,dag'
zeggen".
„Wij hebben nu ook vrienden
op die .flatten' zitten, waar
we af en toe op bezoek gaan.
Dan zeggen ze: .Jullie kun
nen nooit op vakantie'. Zo
iets begrijpen ze niet, want
jullie zijn altijd aan vakan
tie toe. Moet je weten, dat
ik nog nooit van m'n leven
met vakantie ben geweest.
Volgens mij word je daar al
leen maar moe van. Weet je
wat wij wel doen: als er
een jarig is, dan houden we
goed feest en drinken we een
flinke borrel. Dat is onze va
kantie".
,,St-Joseph de bond
van de katholieke bouw
vakkers heeft vorig
jaar zo'n 3500 van zijn
80-000 leden „aan hun
geld geholpen". Geld, waar
zij recht op hadden, maar
dat door hun werkgevers
niet vlot werd uitbetaald.
De bestuurders der bond,
en als het heel moeilijk lag
de sociaal-juridische afde
ling in Utrecht, slaagden
erin heel wat hazen tot
andere gedachten te bren
gen.
Daardoor konden zij voor
de leden ruim 1.157.000
innen en aan hen uitkeren.
„Dat is een fiks bedrag",
zegt het hoofd van die
Utrechtse afdeling, de heer
L. F. Heijdra. „En er is ber
gen werk voor verzet. Door
onze 20 bestuurders in het
land en door ons hier. Want,
als het met een enkel briefje
of telefoontje voor elkaar is
gekomen, zetten wij zo'n ge
val niet in onze statistiek.
Daar praten we niet meer
over. Nee, dat dikke miljoen
is het totaal van wat vaak
langdurige en tijdrovende ac
ties opbrachten".
Hij raadpleegt even enkele
aantekeningen, zegt dan dat
de grootste post f 318.000
bestaat uit de afdoening
van schadezaken. Meestal
auto-ongelukkeh. „U kunt
zelf elke dag constateren,
hoeveel busjes met bouwvak
kers er voor en na de werk
tijd op de weg zitten. Man
of vijf erin. Als er ongeluk
ken gebeuren en de aan
nemer bij wie zein dienst
zijn wil niet betalen, kunnen
wij hem aansprakelijk stel
len. Enfin, u ziet wat dat vo
rig jaar heeft opgebracht
voor die leden die zo iets is
overkomen".
Een hoofdstuk apart en
niet zo'n gezellig ook is
het gescharrel met de va
kantiebonnen. „De werkge
vers zijn .verplicht bij elke
Uitbetaling van 't weekloon
vakantiebonnen te geven.
Die kunnen de bouwvakkers
dan bij hun organisaties ver
zilveren tegen de vakantie-
tijd. Maar er zijn nogal wat
bazen die dat uitstellen. Tel
kens weer. Niet zo'n wonder,
want die bonnen zijn duur.
Alle premies en andere so
ciale voorzieningen zitten er
in. Dat gaat in de contanten
lopen. Nou, als ze dan tegen
de tijd dat de mensen met
vakantie willen, de hele ach
terstand moeten inhalen,
kunnen ze dat vaak niet.
Dan is het Leiden in Last.
Alleen St.-Joseph inde vorig
jaar voor de leden f 204.000
aan vakantiegeld. En de an
dere bouwvakbonden van
hetzelfde laken een pak".
Vooral bij dit probleem
speelt het herhaaldelijk wis
selen van werkgever zo
gebruikelijk in het bouwvak
een grote rol. „En de
voor ons bijna onvatbare el
lende van de koppelbazen.
Ik zou niet graag beweren
dat die hun stempel zetten
op het vak. Wel dat er on
der de ruim 20.000 aanne
mers en onderaannemers
heel wat heel zwakke broe
ders zitten die 't met recht
en billijkheid niet zo nauw
nemen.
Zij profiteren van de over
spannen arbeidsmarkt. Be
loven de laagst-betaalden
soms 20 of 30 gulden meer
in de week verdient en zo'n
als je „normaal" maar f 150
in de week verdiend en zo'n
knaap gaat je er f 180 ge
ven? Dan ga je! Ze lokken
die mensen er zijn er in
ons welvarend land nog dui
zenden die zo'n minimum in
komen hebben met een
voor hen hoog netto-loon.
Weten die mensen veel van
sociale, voorzieningen en wat
dies meer zij. Zulke koppel
bazen worden bij de bedrijfs
vereniging voor de bouwnij
verheid niet ingeschreven.
Vaak wel bij die voor de uit
leenbedrijven. En dan moe
ten de bonden ze vakantie
bonnen verkopen. Vaak zijn
collega's zo vriendelijk dat
voor die heren te doen, als
ze zelf geen registratienum
mer van een bedrijfsvereni
ging hebben. Die hele kop
pelbazen-affaire in de bouw
is één brok 'ellende. Juist,
omdat we er geen inzicht in
hebben. Ook, omdat grote
bedrijven nogal eens met ze
werken. Die blijven buiten
schot als het mis gaat. Be
roepen zich op het feit dat
Ze dat personeel niet in
dienst hebben. Juridisch is
dat juist. De werkgever is
de koppelbaas".
Loonvorderingen Vorig
jaar zorgde St.-Joseph er
voor dat leden in totaal
f 162.000 aan achterstallig
loon kregen vormen voor
de bond eveneens een bron
van zorgen. „In de bouw is
vooral de onderbetaling van
jeugdige werknemers 'n pro
bleem. Er kan best aanlei
ding zijn voor een baas een
jeugdige werknemer minder
te betalen dan de CAO voor
schrijft. Maar dat kan al
leen als hij daarvoor toe
stemming heeft gekregen.
De CAO kent daarvoor een
procedure. Hoeveel bazen
„vergeten" dat? Als wij dan
klachten krijgen, gaan we er
achteraan. Dat tikt aardig
aan, zoals u ziet".
De bond zelf behandelt uit
sluitend geschillen over lo
nen en arbeidsvoorwaarden
en die welke voortkomen uit
de sociale wetgeving. „Er
zijn ook andere zaken, vaak
voortkomend uit kwesties
die liggen in het particuliere
leven van onze leden. Die
worden allemaal, door alle
bonden, doorgespeeld naar 't
NKV. Daar bekijkt het juri
dische bureau ze. Alle NKV-
bonden geven hun leden
gratis advies en bijstand in
geschillen die voortkomen
uit wat je zou kunnen noe
men het vakbondsgedeelte
van het lidmaatschap. De
bedragen die de bonden voor
hun leden innen worden zon
der enige inhouding doorbe
taald aan die leden".
Het is duidelijk dat de bon
den van bouwvakkers veruit
de meeste arbeidsgeschillen
van alle vakbonden te be
handelen krijgen. Dat zit
hem gewoon in de aard van
het bouwvak. „Bij ambtena
ren, kantoorpersoneel, me
taalarbeiders, is het alle
maal veel bestendiger. U
kunt aannemen dat er voor
onze bond op het ogenblik
door juristen in het land ze
ker aan zo'n honderd zaken
wordt gewerkt. Dat is per
manent zo".
Heijdra stelt dat een goede
behandeling van klachten
van leden een van de grond
slagen van de vakbeweging
is. ,,'n Verwaarloosde zaak,
het is de ervaring, heeft 'n
sneeuwbal-effect. Onmid
dellijk bedanken dan mensen
uit de omgeving van de man
wiens zaak niet goed is be
handeld".
Wil dat zeggen dat de bond
alles waarmee de leden aan
klachten aankomen voor
zoete koek aanneemt? „He
lemaal- niet. We zijn niet op
ons achterhoofd gevallen.
We hebben heel wat succes
sen, maar ook heel wat te
leurstellingen. Het is soms
moeilijk er achter te komen
waarom het gaat. Daaraan
moet je tijd besteden. Als
we in de gaten hebben dat
ons lid goed fout zit, zeggen
we dat onomwonden. Het is
zinloos moeite te doen voor
een bij voorbaat foute zaak".
Maar één ding staat voor
hem als een paal boven wa
ter. „Als er geen vakbewe
ging zou zijn die dit soort
zaken behandelt, zouden
bouwvakkers elk jaar sa
men miljoenen laten zitten.
Geld waarop ze gewoon
recht hebben. Want het is
echt niet zo dat die mensen
dan wel naar een advocaat
zullen gaan. Er bestaat op
dat gebied drempelvrees.
Bovendien zouden ze dan
vaak meer moeten betalen
dan ze te vorderen hebben.
De bond ziet daar niet tegen
op. Bovendien is het vaak al
voldoende als de bond er
zich mee bemoeit. Dan staat
er „iets" achter en laat men
het vaak niet tot het uiter
ste komen".
JACQUES LEVIJ