Twentse arbeider daagt iedereen uit met concentrische stad „Er is sprake van een constante hetze tegen overheidsziekenliuizen revolutionair DOKTER J. H. BAAY: uitvindingen autoriteiten binnenland buitenland Adviseur Kloosterperiode Salarisschalen Praten Johan Slag, op 4 april 1928 te Enter geboren en met twaalf broers en zus jes opgegroeid tussen de klompen ging iedere dag op zijn fiets naar de LTS in Almelo, volgde een cursus electronica en bezocht diverse avondscholen. Werkte kortstondig bij Eterniet (Goor), Ten Cate (Almelo), Ten Bosch (Wierden) en Rottink (Dehlen). Op 20-jarige leeftijd verliet hij Twente en kwam in Den Helder bij de moderne marine-apparatuur terecht, waar na enige tijd de onderzeeboten hem begonnen te benauwen. Werkte op verschil lende plaatsen in het westen: bij een plasticfabriek, in geautomatiseerde bedrijven, bij een wegenbouwmaatschappij, in een ziekenhuis, in de bouw etc. Kwam in 1963 terug in Overijssel, waar hij zich onder andere bezighield met wasmachines, scheepsonderhoud, linoleum. Getrouwd met een vrouw uit Haarlem: zoon Frans (1) en baby Arnold (3 mnd.). Sinds 1967 in dienst bij de Gasunie, waarbij hij (eindelijk) wel tot zijn pensioen wil blijven om als monteur de drie noordelijke provincies af te reizen. DEVENTER Johan G. Slag, monteur bij de Gasunie te Deventer, 42 jaar geleden te Enter geboren, profeet van de cirkelvormige toe komststad: „Mijn plan is zo revolutionair, men wil of kan het nog niet begrijpen. Ik durf echter pertinent te beweren, dat het beter en goed koper wonen is in een concentrische stad dat is natuurlijk tegen het zere been van de geldmagnaten en de bouwwereldElke dag dat zij en de regering op de oude voet doorgaan met bouwen, en mijn plannen negeren, plegen ze een misdaad tegenover het Nederlandse volk en met name Jan de arbeider". De Twentenaar Slag is een forse, rustige man. Soms raakt hij ge ëmotioneerd en spuwt hij woorden die recht uit zijn hart komen. Een voorbeeld: „Als een of andere ingenieur of professor met zo'n plan komt, zeggen ze: ha, eindelijk eens iets goeds. Maar komt een arbeider ermee, dan durft en wil men niet reageren nastreeft, grote aandacht moeten worden besteed." In maart 1970 adviseerde prins Bernhard het stedebouwkundige plan aan de desbetreffende instan ties voor te leggen. Monteur Jan Slag en gezin dromen over nieuwe steden, nieuwe mogelijkheden. Sinds de mens duizenden jaren geleden zijn zwervend bestaan heeft opgegeven is hij huisjes gaan bou wen, vijf, tien, honderd, duizend, allemaal zo dicht mogelijk bij elkaar om zo weinig mogelijk afstand af te leggen. Veel is er al die tijd niet veranderd: de houten dorpen wer den betonnen steden, de hut een flat, het open vuur de centrale ver warming. Er kwamen weliswaar au to's, elektriciteit, treinen, televisie en honderden andere moderne mid delen, maar het bouwen van steden bleef zoals het altijd was, is en waarschijnlijk wel zal blijven... On danks alle voordelen die volgens de heer Slag zijn plan biedt. Hoe bouw je een toekomststad? Hoe voorkom je dat jaarlijks dui zenden mensen in het verkeer ster ven (negen per dag)? die flatneuro se, die milieuvervuiling, die rot- krotten en deprimerende nieuw bouwwijken, wat doe je tegen die toenemende chaos in de grote stad? Johan Slag: Het is een kwestie van nuchter denkwerk het com bineren van de middelen die in deze technisch zo ontwikkelde maat schappij worden gebruikt en in om loop zijn. Neem het openbaar ver voer. In de bochtige straten van de huidige steden functioneert het niet goed en het is duur, terwijl wij juist willen dat het alle mensen van onze stad van dienst is. De oplossing is eenvoudig: maak van de straten een cirkel! Voor een stad van bijvoor beeld 200.000 inwoners is een cirkel met een omtrek van zes kilometer het beste, want er zijn dan 24 stuks nodig en gerangschikt in een be paalde figuur (zie boven) levert dat het meest ideale vervoer op". Wat betreft de woningen: „Deze voldoen aan de eisen: ruim (6 bij 10 meter, twee etages, en indeling naar believen), een tuin, dicht bij recrea tiegebied, vrij uitzicht aan de voor kant, goedkoop, openbaar vervoer stopt bij huis, van alle gemakken voorzien, veel zon, veel groen, niet storend voor de omgeving. Daarna blijven er nog talrijke voordelen over. Door de cirkelvorm is er de mogelijkheid voor buizenpost, de natuur blijft onaangetast, de boer kan binnen de ring blijven ploegen, bejaarden zijn minder gauw hulpbe hoevend. Minder vervreemding, gro te besparing materiaal, goedkope licht-, gas-, televisie-, riool-, tele foonaansluiting etc." Urenlang kan hij over zijn plan voor een concentrische stad praten. IPaw UaI. AVI A-l n^All AAA1 TTfl.llW aI aC hll Geeft aan waar de kerken, scholen etc. moeten komen, houdt niet dog matisch vast aan zijn 24 ringen („minder is wel mogelijk), wijst op de landkaart gebieden aan waar zijn plan volledig uitgevoerd kan worden (in de polders, ten noordwesten van Deventer, bij Boekelo, omgeving Stadskanaal en ten noorden van Steenwijk) en legt uit dat zijn cir kelvormige steden met eengezinswo ningen het landschap (bijna) niet aantast. Wie is Johan Slag? Duizenden Ne derlanders kennen hem. In zijn rus teloze en leergierige leven heeft hij al zo'n 25 bedrijven afgewerkt. In totaal heeft hij een tweehonderd keer gesolliciteerd. Enig opzien baarde hij reeds in 1955, toen hij in een plasticfabriek in IJmuiden een opwikkelmachine ontwikkelde. Aan bouwkosten betekende het een be sparing van f 1000,- per machine, aan produktiekosten het veelvoud. Hij zegt op vele plaatsen zijn spoor te hebben achtergelaten. „Kent u die grote omleidingsborden, die aangeven hoe het verkeer moet gaan omrijden? Die zijn van mij. Vroeger werd er wat geklungeld met allerlei bordjes van rijkswater staat. Toen ik bij wegenbouwbedrijf Nelis te IJmuiden werkte, heb ik gezegd: we maken een groot bord van twee meter hoog en een meter breed en daarop geven we de om legging aan. Nu staat heel Neder land er vol van". Jarenlang heeft de amateur-architect over zijn concentrische stad nage dacht. Hij schat er ongeveer duizend uren aan besteed te hebben. Nu doet hij zijn zegje zonder poeha en wars van zelfingenomenheid, bezeten is hij wel van zijn plan, dat hij bin nenkort voor de televisie hoopt te kunnen toelichten. Zijn hele leven heeft hij zich al geërgerd aan de woningnood in ons land. In 1966 torpedeerde minister Bogaerts het Pampusplan voor Le lystad. Dit was voor de zwervende (inmiddels getrouwde) Twentenaar het sein om zelf aan de slag te gaan. Reeds in 1966 maakte hij zijn ideeën kenbaar aan prins Claus, die terugschreef: „Ongetwijfeld zal bij de vele vormen, waarin de stede- bouwkundige problemen van Neder land in de toekomst kunnen en moe ten worden opgelost, ook aan de vele voordelen, die u in uw plannen Een bekend stedebouwkundig bu reau kwalificeerde zijn plan als „o- rigineel en revolutionair". Een auto riteit als ir. Hertzberger uit Amster dam wilde „er nog eerst een nachtje over slapen" en schijnt gezien het uitblijven van een verdere reactie al aan de winterslaap te zijn begonnen. Ook andere stedebouwkundigen en architecten blijven op één oor lig gen. Johan Slag (grimmig): „Als mijn plan er door komt, kunnen de archi tectenbureaus de biezen wel pakken. Er wordt wat in die kringen ver diend! Ik heb vroeger verkering ge had met een dochter van een archi tect, toen heb ik heel wat gezien en gehoord. Prijzen van 10 procent per woning... Ik vind het vaak schande lijk! Dan zie je dezelfde woning die in Amsterdam gebouwd is opeens weer terug in Deventer". Hij is zich ervan bewust, dat het uitvoeren van zijn plannen ook Om een politieke beslissing vraagt, en heeft daarom dit jaar in Deventer met de lijst Anti-woningnoodaktie meegedaan aan de verkiezingen. Zonder veel succes (270 stemmen) Hij zegt hiermee niet te zullen door gaan, „Ik wacht nu gewoon af, en wie het eerst komt die het eerst maalt." Voor het buitenland is het plan van de heer Slag inmiddels aange boden aan het bureau A. J. van Wijk de Vries-Wieringa. Hij mag dit plan overnemen voor de gebruikelij ke prijs van f 100,- per woning. „Tot op heden heb ik nog niets gehoord, maar als het lukt, ben ik in één klap miljonair. Eigenlijk inte resseert me dat niet zo gruwelijk veel het gaat om mijn plan! Hoe moeilijk de heer Slag het in Nederland zal krijgen, begreep hij uit de brief van prof. dr. ir. H. G. van Beusekom: „Helaas bent u niet de enige die bij de autoriteiten geen gehoor krijgt. Het is uiterst moeilijk daar tussen te komen. Ik schrijf nog regelmatig over deze onderwerpen en mocht ook nog eens voor de radio spreken, maar ik bereik er niets mee. (verwijzend naar het Pampusplan). Maar de autoriteiten denken er niet over, er iets mee te doen. Zo gaat het met ons allemaal. Het spijt me, dat ik niet een meer moedgevend antwoord voor u heb, maar ik kan u helaas ook niet hel pen". Noodkreet van de heer Slag: „Ik wil wel eens reacties zien tegen mijn plan. Men kan m(j op niets aanvallen, daar ben ik van over tuigd. Het plan is goed en jaren lang doordacht. Alleen wat de tails moeten nog uitgewerkt wor den. Laat ze maar komen, als ze lef hebben (Van een onzer verslaggevers) ALKMAAR Geneesheren-directeuren van ziekenhuizen in Nederland zijn over het alge meen mensen met een zeer grote arbeidsdrift en een nog grotere liefde voor het ziekenhuis en zijn patiënten- Slechts bij uitzondering zijn het mensen die vaak in het nieuws komen. Eén van die uitzonderingen is dokter J. H. Baay, directeur-ge neesheer van het Centraal Ziekenhuis voor Alkmaar en omstreken. Met zijn 44 jaren behoort dokter Baay tot de jongeren in het vak. Met enkele uitspraken haalde hjj nogal eens de voorpagina's van landelijke kranten. er duplicaturen. Weliswaar komt Kruisinga nu met een nieuwe wet, die goed is, maar het is te laat; je Rciulcl f kunt geen ziekenhuizen meer afbre ken". ners van 200.000. Deze dingen kun nen je verbitteren. Dat is gemeen En hebt u ooit een confessioneel ziekenhuis gezien dat éen uitvoerig jaarverslag uitgeeft, zodat elk dub beltje in de krant komt?". Dit is een „concentrische" stad zoals de heer J. Slag die zich voor ogen stelt. Dat was een rechtstreeks gevolg van het feit, dat hij, als hij spreekt, meestal ook iets' te zeggen heeft, een zeldzaamheid vooral in de kringen, waarin geneesheren-directeuren per traditie plegen te communiceren. Dokter Baay wordt 'binnenkort ad viseur van het gezamenlijk overleg van de ziekenfondsen in Nederland. Zijn nieuwe taak is .tweeledig: hij zal trachten verbetering te brengen in het systeem van controle van de ziekenfondsen op de ziekenhuizen en hij wordt coördinator van de tachtig controlerende artsen. Ter gelegenheid van zijn afscheid van het Centraal Ziekenhuis zei het lid van de medische staf, dokter F. Appelman over hem: „In zijn wijze van communicatie legde hij een ze ker absolutisme aan de dag en toon de daarbij in sterke mate zijn mede menselijkheid". Datzelfde absolutis me deed hem de juiste dingen vaak spijkerhard zeggen, zodat Baays uitspraken niet alleen door ,de kran ten maar ook door de medici als zeer belangwekkend werden be schouwd. In zijn streven naar perfectie, doelmatigheid en rechtvaardigheid werd hij zelden gehinderd door au toriteitenvrees, wat hem in de hoog ste kringen des vaderlands alsook in sommige lagere het predikaat „en fant terrible" opleverde. Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe zusterhuis in juli 1969 haalde Baay alle kranten, radio en t.v., toen hij, in weerwil van het feestgedruis, zei dat het internaat volkomen uit de tijd moest worden geacht. Vooral het door hem aangehaalde denkbeeld om „dienstplicht voor meisjes" te beschouwen als de op lossing van het verpleegsterstekort haalde toen de nieuwsmedia. Dokter Baay: „Dat van die dienst plicht is toen wel zeer verwrongen overgekomen. Het leek net alsof ik daar zo'n sterke voorstander van was. Ik heb alleen de vraag opge worpen of een zusterhuis nog wel in deze tijd paste. Toen heb ik gesteld: als we per se aan dat internaat willen vasthouden, hoe krijgen we het dan vol? Dan zie ik slechts als uiterste mogelijkheid: dienstplicht voor meisjes". „Ik zelf vind, dat het zusterinter- naat uit de tijd is, het stamt uit de kloosterperiode. Je zou het alleen voor de allerjongsten nog in stand moeten houden, maar tweedejaars verpleegsters, indien minderjarig met toestemming van de ouders, kun je best buiten het ziekenhuis laten wonen. En meerderjarige ver pleegsters moeten altijd buiten het ziekenhuis wonen". „Er zijn heel wat mensen, die zeggen: dat verpleegsterstekort is tijdelijk, wacht maar tot er een recessie komt, maar dat is grote flauwekul. Er is geen conjunctureel tekort, maar een zuiver structureel. We zijn weer te zuinig op de essen tiële punten. Onze leerlingen betalen we nu goed, maar een hoofdver pleegster verdient, gelet op haar verantwoordelijkheid, nog altijd een schijntje". Terwijl hij in zijn bureau, dat met het oog op zijn naderende vertrek naar Bilthoven al grotendeels is uit geruimd, zoekt naar een papier met salarisschalen, zegt hij, dat het be grip „loon naar prestatie" voor hem grote inhoud heeft. „Ik ben helemaal niet zo geweldig politiek geëngageerd, maar dit zijn onrechtvaardigheden. Ik hang toch wel tegen de PvdA aan, trouwens ik ben ook nog lid van de sectie volks gezondheid van de Wiardi-Beckman- stiehting". „Een eerste verpleegster, die hoofd is van een afdeling met 36 bedden verdient minimaal f. 936,- en maximaal f. 1202,-. Een adjunct commies op de administratie begint bij f. 877,- én kan uitlopen tot bijna f. 1100,-". „Voor een hoofdverpleegster, ver antwoordelijk voor 72 bedden, is dat resp. f. 1235,- tot f. 1475,-. Daarmee haalt zij nog niet eens het salaris van een commies-A". „Ik zeg niets van die administra tiemensen, maar er is toch iets fun damenteel mis. Artsen zijn nergens als zij niet de medewerking hebben van hoofdverpleegsters". „Wat is het gevolg: er zijn er die echt gaan aarzelen om een verant woordelijke functie te aanvaarden. Een hoofdverpleegster mag boven dien gpen onregelmatigheidstoe slag" meer ontvangen. Baay sprint over van de materiële naar de ideële kant van het beroep. „Het begrip roeping is achterhaald, wat niet betekent dat je de bewo genheid met de medemens mag uit schakelen, daar kan een verpleeg ster niet buiten. Het is een beroep, daar zit nog iets van roeping in. Maar dan wel goed betalen, he?". „Wat ik wel heel erg vind, is dat er van bepaalde zijde een constante hetze is tegen overheidsziekenhui- zen. Dat is een politieke hetze. Men baseert zich op de stelling, dat over- heidsziekenhuizen zulke grote tekor ten hebben. In de grote steden zijn inderdaad enkele grote ziekenhuizen 'die een aanzienlijk tekort hebben en dan worden er vragen gesteld in de Kamer". „Kruisinga heeft het bestaan qm Alkmaar te noemen als voorbeeld van een tekortsituatie. Hij kwam dat zelfs voor de radio vertellen, maar die cijfers raken kant noch wal. Ik heb hem daarover benaderd, omdat er in Alkmaar helemaal geen tekorten bestaan. Wat bleek? De staatssecretaris had anno 1970 zijn cijfers gehaald uit de begroting van 1967, waarin een tekort werd ge raamd van drie ton. We zijn daar bovendien ver onder gebleven. Het ministerie had het zelfs bestaan om Alkmaar zo uit het blote hoofd te taxeren op 25.000 inwoners. En toen hebben ze een rekensommetje gemaakt, waarbij ze uitkwamen op een tekort van f. 12,- per inwoner. En dat terwijl Alkmaar 50.000 inwo ners heeft en het Centraal Zieken huis nota bene een gemeenschappe lijke regeling is van een aantal ge meenten met een totaalaantal inwo- J. H. Baay Tenslotte over het proces tegen dc Rotterdamse leerling-verpleegster Paula F., die door de rechter volle dig verantwoordelijk werd gesteld voor het toedienen van verkeerd bloed aan een patiënt: „Het feit dat dit kon gebeuren onderstreept de opvatting, dat we a! zover gekomen zijn, dat deze werk zaamheden noodgedwongen aan leerling-verpleegsters moeten wor den overgelaten. Het wordt nog vee! erger, dat voorspel ik. Maar het onderstreept tevens de belangrijk heid van de functie van verpleeg kundige, die in Nederland nog altijd wordt onderschat". „Veel mensen beschouwen de ver pleegkundige nog als een verleng stuk van de dokter, maar het is een afzonderlijke discipline. De uit spraak van de rechter, hoe triest ook voor het betrokken meisje, er kent dat de verpleegster een direct verantwoordelijkheid heeft en geen afgeleide" „Goddank ben ik nog nooit met een dergelijke kwestie gecon fronteerd. Het is een zeer deli cate zaak met veel dilemma's. Je moet het geval ook van zeer nabij kennen voordat je er een oordeel over kunt vellen. Maar het wijst wel ergens op, maar goed tenslotte krijgen vve toch de gezondheidszorg die we verdienen". „Er wordt zwaar gekankerd op de jeugd, maar ik zie heel veel jongens en meisjes om me heen, die veel voor eei. ander overhebben. Je moet alleen met ze kunnen praten en je moet ze vertrouwen geven en vooruitzichten en inspraak, die ge kanaliseerd wordt en tot resultaat leidt". „Een personeelsraad die wordt „gekend in" en „adviezen geeft over" kan enorm sfeerverbeterend werken. Ik verfoei de ziekenhuizen die nog op stichtingsbasis draaien en dat soort geheimzinnigheden". „Een ziekenhuis is lang een sta tussymbool geweest, we hebben ze na 1945 dan ook aan de lopende band gebouwd. Derhalve ontstonden

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1971 | | pagina 10