IN WAHARI STERF JE NIET...
Autotochtje
naar Tientsin
Drie Nederlanders trachten Indianen in leven te houden
Indianen worden al eeuwenlang systematisch uitgeroeid, slechts de methoden gewijzigd
Van controlepost tot controlepost
Het is november 1755, In naam
van George II, koning van Enge
land, Verdediger van het Geloof, is
een proclamatie uitgevaardigd,
waarin de Noordamerikaanse Pe-
nobscot-Indianen tot „vijanden, op
standelingen en verraders van Zij
ne Majesteit zijn verklaard. Zij
moeten uitgeroeid worden. Hier
voor kan men beloningen krijgen:
veertig pond voor de scalp van
elke mannelijke Indiaan, die wordt
ingeleverd en twintig pond voor de
scalp van vrouwelijke en manne
lijke Indianen onder de leeftijd
van twaalf jaar.
Het blanke ras had zijn diepte
punt bereikt. Het superieure ge
drag van de blanken ten opzichte
van de Indianen liep over van
sadisme en «moordzucht.
Nu is het november 1970. Syste
matische inbeslagname van Indi
aans tentorium voor grootgrondbe
zitters, farmers en veeboeren leidt
tot een regelrechte slachting onder
de talrijke primitieve Indianen
stammen in de oerwouden van
Zuid-Amerika. Al jaren wordt de
ze moord op Indianen oogluikend
toegestaan door de betreffende re
geringen, legers en politie.
Het economisch motief voor deze
uitroeiing is o.m. de aanleg van
nieuwe koffieplantages in Brazilië.
Zonder dat de planters voldoende
ingelicht zijn over de kwaliteit
van de terreinen gaan zij over tot
ontbossing' van de uitgestrekte
wouden in het Noordwesten van
Brazilië. Herhaaldelijk blijkt, dal
de grond ongeschikt is voor het
vestigen van koffieculturen. Niet
tegenstaande deze mislukkingen
wordt de aanval op het oerwoud
voortgezet wat een directe bedrei
ging betekent voor de daar wonen
de stammen. Meestal is de regering
eigenaar van de grond, die voor
een lage prijs van de hand gaat.
Men kiest de percelen vanuit
een vliegtuig. De hoeveelheid aan
wezig bos bepaalt de aankoop. Er
zijn tussenhandelaren, die weten
dat hun cliënten niet het risico
willen lopen agressieve mede-eige
naars als buren te hebben. Zij
bieden daarom hun terreinen „ge
reinigd" aan. De Indianendorpen
zijn gemakkelijk te lokaliseren.
Een klein vliegtuig gaat naar de
streek, waarover de handelaar en
de toekomstige eigenaar het eens
zijn geworden. Tegelijkertijd ver
trekt 'n expeditie van 20 tot 40
man al naar behoefte naar
die plaatsen. Het dorp wordt om
singeld en met mitrailleurs bescho
ten. Deze mitrailleurs, klein en
goed hanteerbaar, worden clandes
tien door het Braziliaanse leger
geleverd.
De weg Brasilia - Acre door
snijdt de terreinen waar men nieu
we plantages wil vestigen. Bij
werkzaamheden aan deze weg
hoorden arbeiders dat er veel
slachtoffers vielen bij gewapende
overvallen op de Indianen in die
streek. De slachtingen werden op
touw gezet door de ondernemingen
belast met de wegenaanleg.
(Van een onzer verslaggevers)
De Indiaan sterft uit. De totale ondergang van deze bevolkingsgroep
is een proces van eeuwen. De beschaafde mens houdt al eeuwen zijn
ogen en oren dicht voor deze wetenscrap.
Vierhonderd jaar geleden was de Zuidamerikaanse bisschop Bar-
tholomeo de las Casas ooggetuige van het bloedige begin van de
slachting, die acht tot twaalf miljoen slachtoffers zou gaan kosten.
Wetenschappelijke onderzoekers hebben bewijzen in handen, dat
grootgrondbezitters, farmers en veeboeren, is hun egoistische zucht
naar steeds meer land, een systematische jacht houden op de oerwoud
bewoners. Zij deinzen hierbij niet terug voor gruwelijke massamoor
den op vredelievende Indianendorpen. Men maakt gebruik van radi
cale middelen als granaten, vergift en napalm. Het wordt de moorde
naars niet al te lastig gemaakt: zij krijgen vaak alle medewerking van
regering en leger. „In 1980 zal er in dit land geen Indiaan meer in
leven zijn", aldus de Braziliaanse etnoloog professor Rarci Ribeiro.
Massamoord op Indianen is de on-
dergangsdreiginig van buitenaf. Maar
er is ook een dreiging van binnen
uit. De Indiaan sterft aan de ziek
ten van de blanke mens. Dagelijks
richten tuberculose, kinkhoest, ma
zelen en roodvonk ook een slachting
aan. Met honderden sterven de Indi
anen in Zuid-Amerika zelfs aan
griep en verkoudheid.
De Indiaan sterft onherroepelijk,
omdat hij niet resistent is. Op plaat
sen waar medische hulp geboden
wordt staat men achteloos, omdat
er in de wijde omgeving geen op
vangcentra zijn. Vaak wil de be
schaving de Indianen niet eens heb
ben in de ziekenhuizen, anderzijds
weigeren de mensen zelf om te
gaan. In Argentinië lijdt 80 procent
van de Indiaanse bevolking aan tu
berculose. Van alle baby's die gebb-
ren worden sterft 44 procent. f
De verzorging van medicijnman
nen is tergend slecht. Wanneer een
kind mazelen heeft omwikkelt hij
de borst met touwen uiit angst dat
het lichaam barst. Wanneer de Indi
aan koorts heeft, springt hij in ijs
koud waiter om zijn lichaam af te
laben koelen. De Indiiaan haalt zijn
eigen „drugs" uit een bepaalde
boombast, die hem uiterst vatbaar
maakt voor ziekten.
Hun levenswijze bevordert het
ontstaan van ziekten. In Venuzuela
leven die Indianen met acht tot tien
families bij elkaar in grote, zorgvul
dig afgestoten ronde hutten.
Wanneer een blanke voor het
eerst door de kleine opening van
zo'n hut kruiipit, krijgt hij neiging
flauw te vallen: er hangt een lood
zware duffe lucht. Het is vrijwel
duister, want de hut heeft geen
ramen: de Indiaan is doodsbang voor
boze geesten. In een wijde krijg
branden er op regelmatige afstand
van elkaar kleine vuurtjes. Elk
vuurtje is een familie. Het is de
meest volmaakte commune ter we
reld. Om de vuurtjes evenveel hang
matten als er familieleden zijn. De
mannen zijn meestal op jacht. De
vrouwen bereiden bet voedsel: zij
raspen de yuka, een knolgewas, dat
bij de bewerking giftige dampen
verspreidt. De vuurtjes branden
zonder dat er een spiraaltje rook
ontsnappen kan.
Op zoek naar mogelijkheden om
verbetering te brengen in deze on
houdbare situatie stuitten de Neder
landse pater Herman Feddema,
broeder Piet Uiterwaal en broeder
Jan Finkers negen jaar geleden op
een totaal verwaarloosde missiepost
bij het Ratteneiland in de Rio Ori
noco, Venuzuela. Van de wereld
verlaten, temidden van primitieve
Indianenstammen staat er een, voor
het oerwoud, kostbaar gebouwtje te
vergaan, omdat er geen opvolger is
voor een dode missionaris.
In een gebied van 20 keer Neder
land, met 80.000 Indianen maken de
drie mannen een moeizaam begin
met het geven van ouderwijs. Zij
starten meit een internaat waai' de
kin-deren van de verschillende stam
men de eerste beginselen van het
lezen en schrijven worden bijge
bracht. Een onoverkomelijke moei
lijkheid blijkt het wantrouwen van
de bevolking. In vroeger tijden wer
den him kinderen gestolen door de
Creolen en als slaven gebruikt. Na
lang aarzelen besloten enkele ouders
hun kindieren naar de school te laten
gaan. De jneesten komen van zeer
ver. Maar ze hebben er veel voor
over. Voor velen is het een normale
zaak om negen dagen met een kano'
onderweg te zijn. Daarbij moeten ze
grote stukken weg door het oerwoud
kappen met de kano op hun schou
ders.
Pas na jaren wonn«i de drie blan
ken definitief het vertrouwen van
de Indianen. Negen jaar zwoegen in
het oerwoud met veertig graden
Celsius, muskieten en slangen heeft
zichtbaar resultaat opgeleverd. Er is
nu een internaat, waar 110 jongens
en 70 meisjes landbouwonderwijs
krijgen. De jeugd leert verschillende
gewassen verbouwen om straks van
het eenzijdige voedsel af te zijn. Zij
leren hoe de ziekten ontstaan en hoe
ze deze zelf tegen kunnen gaan. Zij
doen kennis op die ze direct in
praktijk kunnen brengen.
De opzet van de school is dat de
kinderen na zeven maanden inter
naat teruggebracht worden naar de
ouders. De Indianen blijven dus le
ven in hun eigen «tamcMltiMW en
primitiviteit. De praktijk is, dat de
Indiaan niet vervreemdt van zijn
stam. Hij keert graag terug om zijn
nieuwe kennis aan anderen over te
brengen.
De grootste moeilijkheid bij het
geven van onderwijs was, dat de
Indianen van al die verschillende
stammen met elkaar moesten leren
leven. Eeuwenlang beschouwden de
stammen elkaar als vijanden, want
ze vonden alleen zichzelf meester
van het teei-woud. De jacht en de
verdediging van hun eigen land
brachten met zich mee, dat ze ook
elkaar altijd uitgemoord hebben.
De Indiaan is iemand die zelf
geen medelijden opwekt. Hij wordt
opgevoed tot een zwijgzaam mens
zonder emoties Een geëmotioneerde
Indiaan is geen Indiaan. Vanaf zijn
geboorte kent hij geen blijdschap of
verdriet. Huilen of boos worden is
er niet bij. De Indiaan schuwt elk
uiterlijk vertoon. Hij camoufleert
zijn emoties. Bij een afscheid of
weerzien wordt niets gezegd. Een
moeder die haar kind voor lange tijd
weg ziet gaan, doet geen mond
open; er zal alleen een traan langs
haar wang biggelen. Met dit flegma
voedt de Indiaan zijn kinderen op.
Tot zeven jaar tenminste. Daarna is
het kind volledig vrij.
Maar de Indiaan is leergierig.
Wanneer hij ziet dat iets rendaibei
en effectief is, zal hij het in prak
tijk brengen. Voorwaarde is alleen
dat hij in zijn eigen primitiviteit
kan leven. Hij moet iir diezelfde hut
kunnen blijven, maar dan met ge
noeg ventilatie, ramen en deuren.
De Indiaan moet van zijn eenzijdige
voeding af. Hij moet lijst leren ver
bouwen, vee en kippen leren hou
den. Hij moet leren, dat de vrouw
geen werkpaard is, maar dat er
ezels voor de zware arbeid zijn. De
Indiaan moet zichzelf in leven we
ten te houden, maar zijn stamcul-
tuur moet onaangetast blijven.
Drie Nederlanders zijn op weg dit
ideaal te verwezenlijken. Het land-
bouwschooltje draait. De plaats is
haast onvindbaar en ontzettend ver
van de beschaafde wereld. Na Cara
tot een klem vliegveldje in Puerto
Ayacucho. Een stoffig stadje van
10.000 inwoners, toevluchtsoord van
bannelingen, misdadigers en oud-SS-
ers. De beschaving is hier nauwe
lijks meer merkbaar. Na een rit per
auto tot de rivier volgt een boottocht
door liet grootste moeras van de we
reld. Dan is er het Ratteneiland. Hier
is „WAHARI", genoemd naar de god
van de tapir.
Er staat een stenen gebouwtje
(hout wordt door insecten opgevre
ten) met twee slaapzalen. Er ar-
nederzèfctirag met een ver
zorgingsgebied van onvoorstelbare
grootte. Maar in een straal van hon
derden kilometers weten de India
nen dat die drie blanken op het
Ratteneiland te vertrouwen zijn.
Hei-man Feddema, Piet Uiterwaal en
Jan Fin-kers hebben handen vol
werk. Nog niet zo lang geleden brak
er een kinkhoest- en mazelen-epide-
mie uit waardoor tientallen dorpen
besmet werden. Van heinde en ver
trokken de Indianen,f-amilies naar
de nederzetting. Ze kwamen per ka
no de rivieren afzakken. Steeds
meer en van alle kanten. Het was
onbegrijpelijk hoe zij de plaats wis
ten te vimï-en. De Indianen waren
bezield van één gedachte: „In WA
HARI sterf j-e niet
Het werk moet doorgaan, maar de
mi-d-dele-iworatbireken. De drie Neder
landers nebben een noodkreet ge
slaakt in de hoop dat die gehoord
wordt. Zij hebben groot-se plannen
voor het Ratteneiland. Allereerst
moet de school hoognodig uitgebreid
worden. Veel meer Indianen moeten
de gelegenheid krijgen lessen in
landbouw te volgen. Daarnaast zou
er een voorhchtingscenibru-m moeten
komen, midden in het oerwoud.
Enkele Nederlanders hebben de
noodkreet gehoord en het initiatief
genomen om een stichting te vor
men: „Indianen Ratteneiland". Het
doel van de stichting is binnenkort
een actie te starten om één miljoen
gulden bijeen te krijgen voor het
bouwen van een landbouwschool op
het Isla Raton (Ratteneiland) in
Venezuela.
De stichting heeft nog een tijde
lijk gironummer van de paters Sale-
zianen: „Indianen Ratteneiland",
stichting Don Bosco, giro 714005 in
Den Haag.
(door Norman Webster)
PEKING. Ik hield mijn hart vast toen de man tegen de banden
trapte. Ik had gedacht dat mijn oude auto dit niet meer zou kunnen
verdragen. Mijn wantrouwen tegenover de kwaliteit van mijn oude
trouwe voertuig bleek echter ongegrond. Het vehikel had niet voor
niets zes jaar Peking, vie-r correspondenten en een bepaald niet zacht
zinnige culturele revolutie overleefd.
Nu werd het dan geïnspecteerd
door Chinese taxateurs die de wa
gens moeten schatten die buitenlan
ders willen verkopen. Het onderzoek
bleef niet beperkt tot een trap tegen
de banden. Zowel de motor als het
chassis en het plaatwerk werden
grondig onderzocht en op degelijk
heid gecontroleerd. Een aantal om
standers gaf hierbij welwillend ad
vies.
Toen gingen we naar binnen en
na wat gemompel boden ze me 900
Yuan (bijna 400 dollar). Het viel
me eerlijk gezegd niet tegen want
dit was nagenoeg de netto-opbrengst
omdat ik speciale „verkooptax" van
2000 Yuan niet hoefde te betalen.
Als ik de wagen aan een buitenlan
der had willen verkopen dan had ik
er, om aan dezelfde netto-winst te
komen, 2900 Yuan voor moeten krij
gen. Ik nam het Chinese aanbod aan
zonder op de vertaling te wachten.
En nu vlug naar Tientsin om de
nieuwe kever te gaan halen, die ik
ook al belastingvrij had mogen in
voeren. De auto stond in de haven
stad Hsinkang, nadat hij daar, na
een zeereis van drie maanden, van
uit Hamburg was aangekomen.
Tientsin, bijna 70 mijl ten zuiden
van Peking, heeft meer dan drie
miljoen inwoners en is, na Sjanghai,
China's grootste industrie- en han
delscentrum. Hsinkang (letterlijk
vertaald „Nieuwe Haven") ligt on
geveer 20 mijl ten oosten van Tient
sin aan een baai van de Gele Zee,
tussen China en Koreaanse schierei
land.
Het vervoer naar Hsinkang leek
aanvankelijk nogal problemen op te
leveren. Men mag hier namelijk niet
meer dan één wagen hebben en
daarom moest de oude worder, ver
kocht voor ik de nieuwe kon gaan
ophalen. Gelukkig bood de West-
duitse correspondent in Peking mij
een lift aan in zijn grote zwarte
Mercedes die dikwijls '(wat hem
goed van pas komt) door de politie
van Peking voor een ambassadeurs-
wagen wordt aangezien.
Toen we onze reisvergunningen
hadden, trokken we er op ujt, in
gezel-schap van twee Chinese chauf
feurs, een tolk, blikken met benzine
en het materiaal dat nodig was om
de wagen op gang te krijgen
In de buitenwijken van Peking
werd onze auto door een militair
aangeheuden. De wagen stopte twee
meter voorbij een bord, waarop in
het Chinees, Russisch en Engels
stond geschreven: Verboden terrein
voor buitenlanders zonder speciale
paspoorten. De soldaat was in een
lastige bui en liet de auto de twee
meter terugrijden. Nu hadden wij
wel kunnen beweren dat in feite
niemand van de buitenlanders, die
achterin zaten, op verboden terrein
was, maar het leek ons raadzamer
hierover niet te gaan discussiëren.
De soldaat bleef, strak voor zich
uit kijkend, staan wachten tot er
iemand uit de wagen kwam om hem
de paspoorten en reisvergunningen
te geven. Na dit controlepunt lag de
weg tussen twee van China's groot
ste steden voor ons. Een tweebaans
betonnen weg met, langs heel de
route, bomen langs de kant, die de
tocht bijzonder veraangenaamden.
Er was ook nog een controle
post aan de rand van Tientsin. Na
dat we die gepasseerd waren kon
den we de stad binnen. Tientsin is
eeuwen lang een van de grootste
handelscentra van het land geweest
en derhalve een begeerd object voor
agressieve koloniale mogendheden
als Groot-Bribtannië, Frankrijk, Ja
pan, Duitsland, Rusland, Oostenrijk-
Hongarije, Italië en België, die ieder
hun belangen in dit gebied verde
digden.
Het is ontzettend dru-k in de stad
en de bevolking is verschrikkelijk
nieuwsgierig. Toen we stopten om
een verkeersagent de weg te vragen
was het kruispunt binnen 20 secon
den geblokkeerd door fietsers en
voetgangers die elkaar stonden te
verdringen om een blik van de bui
tenlanders te kunnen opvangen. De
formaliteiten die in Tientsin moes
ten worden verricht waren ingewik
keld maar verliepen nietemin vlot.
Eerst moesten we naar het plaatse
lijke revolutionaire comité niet een
brief, waarin het doel van onze
komst stond vermeld en vervolgens
naar de verkeersafdeling van het
Openbaar Bureau voor de Veiligheid
om een vergunning af te halen voor
de rit van Hsinkang naar Tientsin
Op onze weg naar de haven pas
seerden wij fabrieken, velden 'en
kleine grijze heuvels: zou-t van de,
voor dit gebied, belangrijke zout-
winnerijen. De zeebries deed fris
aan na de onaangename industrie-
lucht van Tientsin. We vonden de
auto in een pakhuis aan de haven.
In het pakhuis stonden ook vaten
bier die bestemd waren voor Hava
na (zo stond het tenminste op de
etiketten).
Hierna lunchten we in de Sea
men's club even buiten het havenge
bied. Er werd voor göed eten cn
stichtelijke lectuur gezorgd en de
uitgaansmogelijkheden «waren de
meest deugdelijke die men zicli voor
internationale zeelui kan voorstellen.
Na een vei'igheidstest van de auto
verijlen we Tientsin in de vroege
morgen, tussen het gedrang van ste
delingen die uit hun overvolle hui
zen waren gekomen om aan de hitte
te ontsnappen.
De boerenkinderen op het platte
land hadden er een betere oplossing
voor gevonden. In het voorbijgaan
zagen wij ze rondplassen in irriga
tiekanalen en vijvers: naakt, bruin
en gelukkig!
(Copyright The Globe and Mail
De Stem)
In dit soort hutten wonen de Indianen van Venezuela. Acht tot tien families vinden -onderdak in deze totaal
van de buitenwereld afgesloten ruimten.
De Nederlandse broeder Piet Uiterwaal onderzoekt een Indianenkind in met ziekenzaaltje op het Ratteneiland.
Een der bewoners van het Ratteneiland met het bord van „WAHARI", zo genoemd naar de god van de miereneter.
I