Gemeenteraad van Terneuzen gehouden op donderdag 13 augustus 1970 DE VRIJE ZEEUW Aanwezig: Voorzitter: J. C. Aschoff, burgemeester. Wethouders: Drs. R. C. E. Barbé, R. Hol, P. A. Lindenbergh en A. Ramondt. Raadsleden: P. J. Huijbreeht, J. M. Hamelink, M. de Putter, J. J. v. d. Velde, H. J. Balk, mevr. W. KesSpruijt, J. H. Strijbos, H. de Vriend, P. de Jonge, S. Vlieger, A. C. S. van Breda Vriesman, J. de Putter, J. Plad- det, F. Dieleman, J. J. Verlinde, J. van Cadsand, M. J. M. van Nispen, mevr. L. van der PlasTanis, mevr. J. M. Doppe- gieterThiel. Secretaris: A. J. van Pagee. De Voorzitter: Dames en heren, ik open de vergadering en heet U welkom. Een eventuele mondelinge stemming zal aanvangen bij nr. 6, d.i. Mevr. Kes. 1. Vaststelling van de notulen van de raads vergadering van 25 juni 1970. Zonder bespreking en hoofdelijke stemming worden deze notulen vastgesteld. 2. Ingekomen stukken. a. het besluit van 16 juni 1970 van burgemees ter en wethouders tot het aangaan van een kasgeldlening met de N.V. Bank voor Ne- derlandsche Gemeenten; b. het besluit van 24 juli 1970 van burgemees ter en wethouders tot aankoop resp. pacbt- ontbinding van een perceel grond aan de Noordstraat te Hoek van J. C. de Kraker resp. J. de Kraker; c. het besluit van 24 juli 1970 van burgemees ter en wethouders tot aankoop resp. pacht- ontbinding van een perceel grond aan de Noordstraat te Hoek van het Waterschap „De Verenigde .Braakmanpolders" resp. J. de Kraker; d. het door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde raadsbesluit van 28 mei 1970 tot het vaststellen van het krediet in reke ning-courant voor 1970 met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten; e. de door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde 39e en 40e begrotingswijzi ging van de voormalige gemeente Terneu zen; f. de door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde 11e wijziging van de begroting 1969 van de dienst openbare werken; g. het door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde raadsbesluit van 28 mei 1970 inzake de aandelenruil N.V. ZEGAM/PZEM en de uitgifte nieuwe aandelen N.V. PZEM; h. de door de Kroon goedgekeurde verorde ning op de heffing van leges, vastgesteld in de raadsvergadering van 20 april 1970; i. het door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde raadsbesluit van 30 oktober 1969 tot vaststelling van het bestemmings plan „Katspolder"; j. de besluiten van burgemeester en wethou ders van resp. 12 juni 1970 en 22 juni 1970 tot het benoemen van een onderwijzeres aan de openbare lagere Zuidlandschool en het benoemen van een onderwijzer aan de openbare lagere school „De Golfslag"; k. de door Gedeputeerde Staten van Zeeland vastgestelde rekening van de voormalige gemeente Zaamslag betreffende het dienst jaar 1968; I. brief van de Zeeuws-Vlaamse Handelson derneming inzake de aankoop van het pand Schoollaan 7; m. brief van het Ministerie van Cultuur, Re creatie en Maatschappelijk Werk, inhouden de een ontwerplijst van beschermde archeo logische monumenten voor de voormalige gemeente Zaamslag; n. brief van de PSP te Amsterdam inzake on gezonde praktijken rondom de zgn. faculta tieve huurverhogingen; o. brieven van het Centraal Bureau voor Ve rificatie en Financiële Adviezen inzake de kasopneming en controle administratie van de Woningbouwvereniging „Terneuzen", als mede de controle van de boekhouding van de ontvanger van de voormalige gemeente Biervliet; p. vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg inzake het geding tussen Ver meulen N.V. en de gemeente Terneuzen; q. brief van de omroepvereniging VARA inza ke het al of niet toepassen van verhaal t.a.v. verpleegkosten betaald op grond van de A.B.W. t.b.v. in niet erkende inrichtingen opgenomen patiënten; r. jaarverslag 1969 van de Protestants Chris telijke Stichting voor Maatschappelijk Werk in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen; s. rapport van het Provinciaal Bestuur van Zeeland inzake de luchtverontreiniging Ka naalzone Zeeuwsch-Vlaanderen; t. beantwoording schriftelijke vragen van de heer De Vriend omtrent de verhoging van de Scheldekade, inzake overleg met de Ka mer van Koophandel en inzake de haven- ontwikkeling: u. verslag van de vergadering d.d. 28 juli 1970 van de verkeerscommissie; v. verslag van de vergadering d.d. 29 juli 1970 van de commissie voor de volksgezondheid en de milieuhygiëne; w. verslag van de vergadering d.d. 30 juli 1970 van de commissie voor de gemeente-finan- ciën; X. verslag van de vergadering d.d. 30 juli 1970 van de commissie openbare werken en volkshuisvesting en de commissie voor de strafverordeningen; y. verslag van de vergadering d.d. 31 juli 1970 van de onderwijscommissie; z. verslag van de vergadering d.d. 3 augustus 1970 van de commissie voor jeugdzaken, sport, cultuur en recreatie. De heer Hamelizik: Mijnheer de voorzitter, het is eigenlijk jammer, dat er geen rondvrc-" verbonden is aan de ingekomen stukken, want wat ik eigenlijk wil zeggen houdt slechts zijde lings verband met deze ingekomen stukken. U staat mij wel toe, dat ik even een klein zij paadje neem. Ik wil namelijk het college van burgemeester en wethouders danken voor de vlette beantwoording van onze nota met be trekking tot allerlei wensen, geuit aan onze fractie, welke nota ik U enkele raadsvergade ringen geleden mocht overhandigen. Er zijn nog wel wat punten, waarop we in de toekomst nog wel terugkomen, maar op dit moment zijn we tevreden met d° br'zonder vlotte beant woording. Mijnheer de voorzitter, ik wil g aag nog een ander zijpaadje bewandelen. We hebben van avond een agende met 36 punten. Ik maak me sterk, dat geen enkel raadslid alle stukken die zijn toegezonden en ter inzage lagen behoor lijk heeft kunnen doornemen, terwiil U toch verwacht van de raadsleden, dat we beslagen ten '*s komen en dat we weten, wat we moeten doen. Mijnheer de voorzitter, ik verzoek U, als er in de toekomst weer een dergelijke agenda aan de orde komt, om de stukken die al klaar zijn alvast van tevoren aan de raadsleden toe te zenden, zodat wij deze al kunnen doornemen. Als dat niet mogelijk is, wilt U dan dergelijke lange agenda's halveren en er een extra raads vergadering voor uitschrijven? Ik meen, dat dit elk raadslid bijzonder welkom zou wezen. De Voorzitter: Wij zijn erkentelijk voor Uw waarderende woorden ten opzichte van de be antwoording van Uw nota. Natuurlijk hebt U het recht op bepaalde punten later terug te komen. Uw suggestie om de stukken eerder rond te sturen zal worden bekeken. Persoon lijk voel ik er wel voor. In de volgende verga dering krijgt U antwoord. De heer Huijbreeht: Mijnheer de voorzitter, onder punt 1. wordt de brief vermeld van de Zeeuws-Vlaamse Handelsonderneming, ten aan zien waarvan U de raad voorstelt deze voor kennisgeving aan te nemen omdat de zaak nog hangende is bij de Kroon. Ik zou U willen vra gen deze brief terug te verwijzen om bericht en advies naar de financiële commissie. Ik ge loof namelijk, dat er nog wel iets over te zeg gen is. Verder wil ik iets zeggen over punt s, t.w. het rapport inzake de luchtverontreiniging. Ik heb dat rapport met belangstelling gelezen. Ik 'heb het als leek kunnen begrijpen, tenminste zover kunnen begrijpen, dat er niets in stond. Geen enkel cijfer over de situatie van vroeger en nu, waardoor het vergelijkend materiaal ontbreekt en waardoor het rapport aan waar de wordt verminderd. We moeten dit alles maar op gezag geloven. Een passage trof mij. Op bladzijde 17 staat te lezen, dat de kanaal zone een typisch en zich snel ontwikkelend in dustriegebied is, waarin in het algemeen rela tief vrij veel luchtverontreiniging voorkomt. Dit trof mij, want wat is nu „relatief vrij veel". Uit het rapport kunnen we dit niet opmaken. Is er hier een nul-fase, van waaruit men ver trokken is bij het onderzoek en hoeveel maal is deze er vóór overschreden? Is er iets gedaan om vergelijkingsmateriaal te verzamelen? Ik vind dit boekje wel aardig, maar ik zou graag iets meer willen weten. Mijnheer de voorzitter, ik wil verder graag iets zeggen over punt t, de vragen van de heer De Vriend. Niet in de eerste plaats over deze vragen, maar over het totstandkomen van de kanaalhavens in Terneuzen. Ik las in de krant, mijnheer de voorzitter, dat U mededelingen hebt gedaan in het open baar aan een groep mensen, dat volgend jaar de kanaalhavens zullen worden gegraven. Ik dacht, dat het wel leuk was voor de gemeente raad om dat ook eens van U te horen en mis schien wat meer, dan datgene, wat nu in de krant stond. Ik wil b.v. graag weten, wat men gaat maken. Is het plan-Snijders onverkort ge handhaafd gebleven? Wordt dit in fasen uit gevoerd? Komen er kade-muren of niet? Ik meen, dat het iheel leuk zou zijn, als de ge meenteraad dat ook wist. Mijnheer de voorzitter, ik wil tenslotte nog iets vragen omtrent het verslag van de verga dering van het georganiseerd overleg. Dit staat niet bij de ingekomen stukken, maar we kre gen het wel toegezonden. Op bladzijde 4 van dit verslag staat bij de rondvraag, dat de heer Van Pagee mededeelt, dat burgemeester en wethouders eerst moeten beslissen, dat zij het inpassingsbeleid ter discussie willen stellen. Het gaat dus om de inpassing van gemeente ambtenaren in verband met de herindeling. Wij hebben het daarover in de raadsvergade ringen al een paar keer gehad en U heeft iede re keer toegezegd, dat organisaties en perso- neelsvertegenwoordigers bij heel deze zaak in de ruimste zin zouden betrokken worden als men klaar was met het rapport. Nu ben ik een beetje geschrokken van deze mededeling tijdens deze g.o.-vergadering, want daardoor komt de hele toezegging min of meer op losse schroeven te staan. De Voorzitter: Er zijn een paar vragen, die ik zal beantwoorden. Op de overige zal mijn rechterbuurman, wethouder Hol, ingaan. De heer Huijbreeht informeerde naar de be richten omtrent de kanaalhavens. Het is op het ogenblik zo, dat ik goede hoop heb dat vol gend jaar kan worden begonnen met het gra ven van deze havens. Ik zeg U graag toe, dat, als dit definitief is en dat is het nu niet, wij tijdig de gemeenteraad zullen informeren. U vroeg verder nog de brief van de Zeeuws- Vlaamse Handelsonderneming over te leggen aan de financiële commissie. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen, het zal gebeuren. De heer Hol: Met betrekking tot de opmer kingen over het rapport inzake de luchtveront reiniging kanaalzone Zeeuwsch-Vlaanderen moet ik eigenlijk zeggen, dat ik een beetje te leurgesteld ben over de reactie van de heer Huijbreeht. Ik verwachtte eerder een woord van waardering te horen dan van kritiek. Hij stelt, dat er niets in staat. Ik vind, dat er toch nog al wat in staat. Ik wil daarbij opmerken, dat 'hijzelf wel eens iets heeft gesteld in deze raad omtrent de rapporten van deskundigen. Als men deze rapporten leest, dan zijn deze voor ons belden niet exact uit te leggen. De heer Huijbreeht vroeg toen of het mogelijk is een eindconclusie te trekken, zodat de massa kan zeggen of het goed, minder goed is ofwel dat het slecht is. Ik heb deze opmerking elders ook gesteld, maar van de zijde van de deskun digen acht men het bijzonder moeilijk om daar aan tegemoet te komen. Men zal er nog eens aan dokteren, maar dit werd toch wel erg moeilijk geoordeeld. Wat het cijfermateriaal betreft ik zeg U dit nog eens een keer kan ik mededelen, dat, als U meerdere inlichtingen wilt en U concre tiseert deze, dan ben ik genegen om er naar te informeren. Dit is een zeer uitgebreide ma terie, mijnheer de voorzitter, zodat we de vra gen wel moeten concretiseren, terwijl we ook nu moeilijk op jeen onderdeeltje kunnen in gaan. De eindconclusies van deze commissie op bladzijde 18, t.w. de vijf punten, vind ik toch wel belangrijk. Deze gehele materie is nog maar in een be ginstadium. We hebben als gemeenteraden van Zeeland de interregionale raad voor de lucht verontreiniging in het leven geroepen, waar aan we allemaal mee betalen. De vorige raads vergadering heb ik medegedeeld, dat dit lichaam in mei j.l. is gestart en het geheel moet nog geïnventariseerd worden. Ook het beleid moet nog uitgestippeld worden op welke wijze men het best kan gaan werken. Er is daarbij een technische werkgroep van deskundigen gevormd. De heer Huijbreeht sprak zojuist over de nul fase. Deze is wel vastgesteld in het Sloegebied, maar niet in de kanaalzone Zeeuwsch-Vlaande ren. Wij leven in een gebied, waarin rond de laatste eeuwwisseling al fabrieken waren. Men is hier vertrouwd met de industrie. Het Sloe gebied was naar mijn smaak wat meer voorbe reid op de vestiging van o.m. petrochemische industrie, wat meer gewaarschuwd, zodat men naar mijn mening terecht de nul-fase heeft vastgesteld. Mijnheer de voorzitter, ik zou niet weten, wat voor zinnig woord ik verder nog over dit rapport kan zeggen. Wanneer er concrete vra gen gesteld worden liefst schriftelijk dan zal ik er voor zorgen, dat deze beantwoord worden. Er zijn verder vragen gesteld omtrent de vergadering van het georganiseerd overleg. Door persoonlijke omstandigheden 'heb ik deze vergadering niet kunnen voorzitten. Dat is toen waargenomen door de heer Ramondt, te elfder ure mag ik wel zeggen, want het was net een uur voordat de vergadering begon, dat ik werd verhinderd. Volgens het verslag is inderdaad opgemerkt door de heer Van Pagee, dat het college eerst moet beslissen of het dat inpas singsbeleid ter discussie wil stellen. Ik kan U meedelen, dat dit al in een vergadering van burgemeester en wethouders is besproken en wij vinden, dat dit geen zaak is, waar de orga nisaties inspraak over moeten hebben, althans voorzover het gaat om de inpassing zelf. Het is me bekend, dat er enigermate kritiek uitge oefend werd op het feit, dat ihet bureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wel mag adviseren en de organisaties toen nog niet. Ik vind dat persoonlijk toch een vrü logische gang van zaken. Terecht hebben de voormalige gemeenteraden besloten dit op te dragen aan dit bureau, teneinde zo objectief mogelijk te kunnen zijn. Ik vind het vrij logisch, dat deze daarover adviseren. Met betrekking tot de organisaties vind ik dat een moeilijke zaak. Ik ben zelf ook nogal lang in een organisatie betrokken geweest en het is uitermate moeilijk om de situatie van buiten af te beoordelen. Men kan wel een personeels formatie beoordelen, dat wel, maar ten aanzien van de inpassing zie ik dat niet. De heer Ramondt: Ik was inderdaad voorzit ter van deze vergadering en heb dus de discus sie wat beter kunnen volgen dan de heer Hol. Er is gesteld, dat de inpassing tijdens die ver gadering niet ter sprake zou komen. De formatieopzet is een andere zaak en daar over is medegedeeld, dat we bereid zijn aan het college voor te stellen hierover in een in formeel overleg te praten. Op dit punt zijn wij tevemoet gekomen aan de gestelde vragen. Wat 'het rapport inza'-e de luchtverontreini ging betreft kan ik meedelen, dat ik wel eens een aantal rapporten met cijfers heb ingezien. Deze zijn ook voor mij volkomen onleesbaar. Wel heb je iets aan de verklaring en de inter pretatie, waarbij de waarde van deze cijfers wordt uiteengezet. Inderdaad is hier geen nul-fase vastgesteld. Wel is men gaan vaststellen aan de hand van allerlei zaken, wat de oorzaak is van bepaalde schades. Daarop zijn docr bedrijven voorzienin gen ge trof'"en en onderzoekingen in het volgend jaar wezen uit. dat de waarden enorm sterk gedaald zijn. Daarnaast is getracht te veri fiëren hoe het zit met de verontreiniging vanuit België. Dat speelde vooral mee rondom Sas van Gent en deze metingen worden ook nu nog voortgezet, maar ik weet op dit moment niet hoe de cijfers daarvan zijn. Voor mij staat echter wel vast. dat deze cij fers, als men deze onder ogen. krijgt, niet te interpreteren zijn. Deze cijfers zeggen ons niks. Wel zijn de conclusies van belang, die deskun digen daaruit trekken en dat vind ik terug in dit rapport, waaruit ook blijkt, dat de situatie belangrijk verbeterd is. De heer Huijbreeht: Mijnheer de voorzitter, ik ben blij, dat de heer Hol opmerkte, dat hij geen zinnig woord over dit rapport kan zeg gen. Ik geloof namelijk, dat er maar weinig mensen zijn, dit dat kunnen. Hij stelde ook, dat de commkre snel gewerkt heeft omdat deze pas in september begonnen is, In het rapport staat echter, dat deze com missi e is ingesteld bij besluit van 14 november 1966, dus bijna vier jaar geleden en ik dacht, dat deze commissie wel de tijd had gehad om dit geheel een beetje uit te zoeken. Het gaat mij, mijnheer de voorzitter, niet om chemische formules, daar heb ik ook niets aan en die kan ik ook niet lezen. Als ik nu op gezag moet ge loven, dat de toestand in de kanaalzone ver beterd is, dan wil ik dat ook best nog wel doen, maar dan wil ik ook graag kunnen zien, al was het maar in een grafiek of in cijfers, op welke punten het dan verbeterd is en waar het dan slecht is geweest, van welk punt men vertrok ken is en welke graad van vervuiling er al was. Dit kan ik niet in dat rapport vinden. Mis schien, dat dit er een volgende keer in kan komen. Graag wil ik nog even iets zeggen omtrent het inpassingsbeleid. Het spiit me te moeten zeggen, dat het college wat terug wil krabbe len. Enkele vergaderingen terug heb ik dit al eens gezegd, maar we moeten dit zien als be drijven die fuseren. Bij een dergelijke fusie is het wel en wee en het persoonlijk leven van de bij de gemeente werkzaam zijnde personen ten nauwste betrokken. We hebben al herhaal delijk gezien, wat voor een ellende fusies ge bracht hebben. Het is een geluk, dat hier nie mand ontslagen is en daar ben ik bijzonder blij om. Todh is het een punt of iemand geluk- lig is met de stoel waarop hij komt te zitten en ik meen, dat hij daarover op z'n minst mee moet kunnen praten. U, mijnheer de voorzitter, 'heeft toen gezegd, dat dit zou mogen zodra het rapport dus klaar is. Nu wordt er gezegd: we willen wel infor meel praten over de formatie. De heer Ramondt: Over de inpassing van per sonen praat je met de mensen zelf. De perso nen die ingepast zijn zitten op de stoelen, waar zij dus zelf om gevraagd hebben en mee ak koord zijn gegaan. In de praktijk kan blijken en dat is ook logisch als men pas in een nieu we formatie zit, dat zich problemen voordoen en ik dacht, dat het een normale zaak is, dat dit in een informele vergadering besproken wordt. De heer Huijbreeht: Mag ik U dan vragen om aan dat informele overleg formele conclusies te verbinden? De heer Hol: Ik heb eigenlijk niet veel meer toe te voegen aan hetgeen de heer Ramondt naar voren bracht. De-vergelijking met het be drijfsleven is naar ik meen ook in het georga niseerd overleg naar voren gebracht. De heer Ramondt: Inderdaad, deze vergelij king is ter sprake geweest. De heer Hol: Maar die vergelijking gaat niet helemaal op. Verder wil ik toch wel opmerken, dat wij een prettig contact hebben met de vak organisaties en dat staan wij ook beslist voor. Er wordt wel eens gesuggereerd, alsof dat niet zo zou zijn. Gezegd is wel eens, dat het oude noch het nieuwe gemeentebestuur zich veel gelegen laat aan het georganiseerd overleg, dat stond althans in de krant. Ik wil dit laatste er voor alle voorzichtigheid bij zeggen, want de gene, die dat naar voren bracht is natuurlijk niet verantwoordelijk voor een bericht in de krant. Ik wil U echter wel verzekeren, dat wij als college al het mogelijke zullen doen voor een zo goed mogelijke samenwerking met de vakorganisaties. De heer Hamelink: Wethouder Hol heeft dus gezegd, dat het moeilijk is, als deskundigen iets fabriceren, om dat op papier te zetten. Dat ben ik wel met hem eens, dat is bijzonder moeilijk. Ik stel me toch voor, dat enkele mensen dat wel kunnen lezen, als men het in wat eenvou diger taal terugbrengt en daarom verzoek ik U in een volgend rapport b.v. te zetten waar er gemeten wordt, welke soort meting men toe past en per meting een grafiek samenstellen. Als men dat eenmaal heeft, kan men in de toekomst het verloop volgen. De heer Hol: Nu deze vragen zo concreet zijn gesteld deel ik U mede, dat wij er voor zullen zorgen, dat deze te bestemder plaatse terecht komen, zodat men daar voortaan rekening mee kan houden. De heer De Vriend: Mijnheer de voorzitter, ik ben bijzonder dankbaar voor de uitvoerige beantwoording van de verschillende vragen die ik aan burgemeester en wethouders stelde. Ik zei: De uitvoerige beantwoording, omdat U er niets mee zei. De beantwoording van de vra gen over de havens zeiden niet alleen niets, maar daarmee heeft Uw college de democratie ook een slechte dienst bewezen. U hebt met deze antwoorden de raad met een dooddoener het bos ingezonden, zodanig, dat de kranten moeten schrijven, dat de beantwoording van verschillende vragen een zuivere formaliteit is. Is het op zijn plaats, dat U de inwoners van Terneuzen en hun raadsvertegenwoordigers als onmondig behandelt en ze met een kluitje in het riet tracht te sturen? U, als voorzitter van de raad, noteert gewoon alle vragen van die raad over de havens en geeft te zelfder tijd tijdens een symphosium van studiereizigers een nummertje weg, waarbij U gegevens spuit die U tengevolge van Uw fïmktie in deze raad ter ore zijn gekomen en die zeker eerst aan de raad hadden behoren te worden doorgegeven. Is het niet zo, dat, wanneer U de raad niet wenst in te lichten, U de inwoners van Ter neuzen krenkt en is het niet juist daarom, dat deze inwoners zo weinig interesse hebben in de gemeentezaken? De Voorzitter: Mijnheer De Vriend, U praat over een vergadering waar U niet bij bent ge weest en daarmee moet U altijd bijzonder voor zichtig zijn. Zojuist heb ik op dit punt al een heel concreet antwoord gegeven. Zo gauw er belangrijke dingen, die bekend gemaakt kun nen worden, zijn, dan zullen wij deze natuur lijk aan de gemeenteraad vertellen. Er is geen sprake van krenken en dergelijke dikke woor den, maar er is nu eenmaal nog niets officieels bekend, dus kunnen wij de gemeenteraad nog niets mededelen. Ik heb zojuist gezegd hoe het staat, naar aanleiding van een vraag van de heer Huijbreeht. Of dat in de krant juist is ver meld, moet U zelf maar concluderen. Het stond overigens in iedere krant verschillend. Zoals ik het zojuist heb omschreven, zo staat het op dit moment De heer Hol: Mijnheer de voorzitter, ik was wel op die vergadering aanwezig en het heeft me bijzonder gefrappeerd, dat de kranten schreven over het pian-Snijders, terwijl het plan-Snijders tijdens die bijeenkomst 'helemaal niet is genoemd. De heer De Vriend: Mijnheer de voorzitter, ook over de radio werd een verslag gegeven en dat was in dezelfde geest als de berichten in de kranten. Hebt U dit dan zo verkeerd laten overkomen of ligt dit dan uitsluitend aan al deze reporters? De Voorzitter: Er waren niet zoveel repor ters, maar dat laat ik in het midden. Ik heb dus nu gezegd, hoe de stand van zaken is en U wordt, zo gauw er iets officieels bekend is, volledig ingelicht. Daar behoeft U geen ogen blik aan te twijfelen. De heer De Vriend: Dus ik kan in het ver volg rekenen op een volledige beantwoording van alle vragen? De Voorzitter: Voorzover dat dus mogelijk is wel, maar als U op een gegeven moment iets vraagt, dat nog niet bekend is, dan zeggen wij: nog even wachten, mijnheer De Vriend. De heer Huijbreeht: Mijnheer de voorzitter, onze fractie heeft natuurlijk de permanente briefwisseling tussen de heer De Vriend en het college van burgemeester en wethouders nauw keurig gevolgd. Ik heb er helemaal geen be zwaar tegen, integendeel, als een raadslid be hoefte heeft om vragen te stellen, dan moet hij dat doen. Maar ik heb er wel bezwaar tegen, als er vragen gesteld worden, waarop het ant woord al heel lang gegeven is. Ik heb er geen behoefte aan het college van burgemeester en wethouders in bescherming te nemen, dat moe ten ze zelf maar doen, maar ik heb eT wel be zwaar tegen, dat, iedere keer als er reeds lang geleden beantwoorde vragen gesteld worden, ik dan heel die stapel stukken door moet bla deren, want dat betekent, dat ik deze ook moet gaan lezen. Ik zou aan de heer De Vriend wil len vragen, kijkt U eerst eens de stukken in, die al gepasseerd zijn bij de gemeenteraad en als het dan niet te vinden is, ja, vraag het dan. Dingen, die al lang beantwoord zijn, opnieuw te vragen en dan heel de raad in het archief te laten duiken om het weer op te graven, daar heb ik wel een beetje bezwaar tegen. De heer De Vriend: Mijnheer de voorzitter, mag ik de heer Huijbreeht wel bedanken voor de goede raad die hij me geeft, maar het is mijn bedoeling met het stellen van deze vra gen, dat de inwoners van Terneuzen eindelijk weten en er nogmaals mee worden geconfron teerd, hoe de gemeenteraad zijn besluiten neemt en wat daaraan vooraf is gegaan. De Voorzitter: Dat is ook de bedoeling van de heer Huijbreeht, daar behoeft U niet aan te twijfelen. De heer De Vriend: Daar twijfel ik niet aan, maar het is nog steeds niet bekend bij de in woners van Terneuzen, hoe alles in de gemeen te reilt en zeilt en het is belangrijk, dat dit een keer op tafel komt. De Voorzitter: Ik hoop, dat U de tip toch wel in gedachten wilt houden. De heer Vlieger: Mijnheer de voorzitter, on der letter i staat het gedeeltelijk goedgekeurde bestemmingsplan Katspolder. Ik heb gelezen, dat Gedeputeerde Staten artikel 3, lid 2, letter b, geschrapt hebben, t.w. het opnemen van wo ningen voor alleenstaanden of onvolledige ge zinnen. Kunt U meedelen, waarom dit is gedaan en of U met mij van mening bent, dat dit bijzon der jammer is, want straks blijven er voor deze groepen alleen nog maar flats over. Onder letter q is de brief vermeld van de VARA, 'handelende over patiënten in niet-er- kende inrichtingen. De kosten daarvan worden niet voldaan op grond van de Algemene Wet bijzondere ziektekosten. Wel kan een beroep worden gedaan op de Algemene Bijstandswet, maar dan kan verhaal worden toegepast door de gemeente. Artikel 55 en 56 stelt dat verhaal facultatief, dus elke gemeente kan dat voor zichzelf uit maken. Het gaat hier om de financiële proble men van ouders, die een geestelijk gehandicapt kind hebben, hetwelk door plaatsgebrek in de erkende inrichtingen geplaatst wordt in een niet-erkende. De gemeentelijke sociale dienst vindt toe passing van verhaal juist als het gaat om een niet-erkende inrichting, anders is er verschil met patiënten, op wier oudeTS wel verhaal wordt toegepast. Naar mijn mening draait men hier de zaak precies om. Het gaat er juist om, dat vooral voor deze kinderen geen gebruik wordt gemaakt van de verhaalsmogelijkheid, het gaat om het verschil tussen kinderen in een erkende en in een niet-erkende inrichting. Enkele gemeenten, zoals Rotterdam, Rijswijk en Middelburg hebben al reeds besloten de ver haalsmogelijkheid niet toe te passen. Alhoewel het gelukkig in onze gemeenteniet voorkomt, verzoek ik toch de raad te besluiten in voorkomende gevallen eveneens niet van de verhaalsmogelijkheid gebruik te maken. De Voorzitter: U stelde de vraag omtrent het bestemmingsplan Katspolder. U hebt het niet helemaal goed gelezen, want in het bewuste artikel stond aanvankelijk, dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn vrijstelling te ver lenen van het bepaalde in artikel 1, o.a. voor het opnemen van woningen voor alleenstaan den of onvolledige gezinnen. Wij betreuren het, dat deze vrijstellingsbe voegdheid er uit is gehaald, want naar onze mening is er wel behoefte aan, anders hadden wij het er niet in gezet. Gedeputeerde Staten hebben nu gezegd, dat het niet juist is, dat burgemeester en wethouders deze „macht" heb ben en daarom is dat gedeelte niet goedge keurd De heer Hol: Mijnheer de voorzitter, de heer Vlieger sprak over de brief van de VARA in zake het al of niet toepassen van verhaal ten aanzien van verpleegkosten aan de hand van de Algemene Bijstandswet voor in niet-erken de inrichtingen opgenomen patiënten. Ik zou zeggen, juist omdat die inrichtingen erkend zijn ligt de zaak anders dan in de niet-erkende inrichtingen. U hebt het rapport van de direk- teur van de gemeentelijke sociale dienst kun nen lezen en er waren nogal wat bedenkingen tegen om dit verhaal niet toe te passen. Was U het daarmee niet eens? De heer Vlieger: Dat heb ik zojuist gesteld. De sociale dienst vindt dat verhaal juist voor een niet-erkende inrichting, want, zo zegt men, anders is er dus verschil in behandeling. Het gaat echter niet alleen om patiënten, het gaat juist om geestelijk gehandicapte kinderen in die inrichtingen. Het verschil is, dat voor het ene kind wel verhaal wordt toegepast door een gemeente die dat nog doet en voor het andere kind wordt geen verhaal toegepast door een gemeente, die dat afschafte. De ouders kunnen er niets aan doen, dat de kinderen in een niet- erkende inrichting worden geplaatst. U zegt het dus niet juist. De ouders worden verplicht om de kinderen in een niet-erkende inrichting te laten opnemen, omdat er geen plaats is in een erkende inrichting. Volgens mij moet er dan ook geen verschil meer zijn. De heer Hamelink: Mijnheer de voorzitter, terecht stelt de heer Vlieger, dat de erkende inrichtingen tegenwoordig overbelast zijn en dat men genoodzaakt wordt niet-erkende in richtingen in te schakelen. Ik wil er een con crete vraag aan vastkoppelen. Het is nog niet voorgekomen in Terneuzen, maar als dat wel het geval is, wilt U dan eerst de commissie voor de Algemene Bijstandswet inschakelen ter advisering aan burgemeester en wethou ders? Mevr. KesSpruijt: Ik wil me graag aan sluiten bij het betoog van de heer Vlieger. De heer Hol: Naar ik meen heeft de commis sie, waar de heer Hamelink op doelde, al ge adviseerd over deze zaak en deze commissie kwam tot dezelfde conclusie als de directeur van de gemeentelijke sociale dienst. Mijnheer de voorzitter, ik wil toezeggen, dat wij deze zaak nog eens opnieuw bekijken. Wan neer inderdaad mocht blijken, dat er in de er kende inrichtingen zo weinig plaats is, dat men gedwongen wordt om een patiënt te brengen naar een niet-erkende inrichting, dan wordt de zaak wellicht wat anders. De Voorzitter: Naar aanleiding van deze dis cussie wil ik nog even een opmerking maken. We moeten er wel voor oppassen, ook aan deze kant van de tafel, dat we niet gaan discussiëren over meningen van de directeur van de ge meentelijke sociale dienst. We hebben een hele goede directeur, maar wij zijn verantwoorde lijk. De heer Van Breda Vriesman: Mijnheer de voorzitter, ik wil graag de heer Huijbreeht ver tellen, dat dit boekje over de luchtverontrei niging echt niet zo gek is. Dit boekje tracht weer te geven, dat de toestand in de kanaal- zóne belangrijk verbeterd is in de loop der ja ren en ik wil daaraan nog toevoegen, dat voor ieder bedrijf een uitworp schade betekent. De bedrijven (hebben dit al met grote kosten zo veel mogelijk geprobeerd in te dammen en nu men weet, dat er gepeild wordt, zal men zor gen, hiermee zo voorzichtig mogelijk te zijn, zodat er geen beschadigingen optreden. Wet houder Ramondt weet heel goed, want hij heeft in de schadecommissies gezeten, dat er vroeger grote bedragen in verband met schade werden uitbetaald, die nu belangrijk teruggelopen zijn en dat stemt tot verblijding. Wanneer we hier de grens overgaan en we rijden naar Gent, dan zal het iedereen opval len, dat je daar door de mist rijdt, terwijl het hier in ons deel vrij acceptabel is. Voorts, wanneer we hier te zakelijk gaan worden en we gaan de uitworpen van de be drijven in P.P.M. par pro million delen per 1000 eenheden uitdrukken, dan begrijpt de doorsnee-burger dit niet. Dit boekje is voor het grootste gedeelte van de bevolking wel be grijpelijk en de tendens, die hier uit spreekt is een geruststellende. Verder wil ik nog even ingaan op hetgeen ingenieur De Vriend heeft geponeerd in zijn verschillende brieven. Waar hij bij zijn intrede in de raad heeft gezegd, dat hij adviseur is van verschillende Nederlandse en buitenlandse be drijven, vraag ik me af, is die plotselinge tot standkoming van de nieuwe kanalen niet het werk van hem, dat de Ministers Saeghers en Bakker begepen hebben, dat hier uit de Ter- neuzense raad een waardevol advies gekomen is. De heer De Vriend: Ik vind het bijzonder aangenaam, dat de heer Van Breda Vriesman zulke vriendelijke woorden heefft gesproken tot mij. Ik handel alleen en uitsluitend in het belang van de gemeente Terneuzen, dat wil ik hierbij zeggen. De.heer Huijbreeht: Mijnheer de voorzitter, ik ben natuurlijk uitermate dankbaar voor alle steun die ik krijg bij alle moeilijke dingen, die ik te lezen krijg. Ik begrijp dus uit de woorden van de heer Van Breda Vriesman dat hij vindt, dat de bestrijding van de luchtverontreiniging een commerciële zaak is, die afhangt van de winsten van de bedrijven. Mevr. DooppegieterThiel: Dat is een foute conclusie. De heer Vlieger: De heer Van Breda Vries man noemde zoveel delen per miljoen en stel de, dat dit er niet is. Dat ben ik helemaal met hem eens, maar dat is juist het belangrijkste, want een klein aantal delen per miljoen is voor een mens dodelijk en het is bijzonder be langrijk, dat dit er in staat, De Voorzitter: Als ik de discussie zo aanhoor, dan zou het misschien goed zijn, dat we bij voorbeeld journalisten uitnodigen het boekje te herschrijven, opdat iedereen het zo goed mo gelijk zou kunnen begrijpen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform de voorstellen van burgemeester en wethou ders besloten. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het benoemen van een lid van de com- m'ssie voor georeoui=»crd overleg. De Voorzitter: Ik verzoek de heer Van Breda Vriesman en de heer De Vriend samen met mij het stembureau te willen vormen. Uitgebracht worden: 23 stemmen, waarvan 20 op de heer J. de Putter. 1 op de heer Plad- det, 1 op de heer De Vriend en 1 op de heer Vlieger. De heer De Putter is benoemd tot lid van het G. O. en verklaart deze benoeming te aanvaarden. Uitgebracht worden: 23 stemmen, waarvan 12 op de heer De Vriend, 7 op de heer Vlieger, 1 op de heer De Putter, 1 op de heer Pladdet, 1 op de heer Van Breda Vrieman en 1 op me vrouw KesSpruyt. De heer De Vriend is tot plaatsvervangend lid benoemd en verklaart deze benoeming te aanvaarden. 4. Idem tot benoeming van lijkschouwers in de gemeente Terneuzen. Zonder bespreking en hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1970 | | pagina 7