1
Vermaard als portrettist
Unieke
expositie
in
Haags
Ma u rits
huis
TvT
Wandtapijten
Incompleet
Taferelen
jgi-iwiui.
'De zomer', een prachtig ontwerp voor een wandtapijt voor het Frado-paleia
GOYA
De „wandeling in Andalusië".
(Van onze kunstredactie)
DEN HAAG „Waarom
Goya?" Dat is de vraag, die
dr. A. B. de Vries herhaalde
lijk werd gesteld toen hij bij
zijn afscheid als directeur van
het Mauritshuis in Den Haag
de gelegenheid aangreep om.
toen hem werd aangeboden
nog eenmaal een tentoonstel
ling in te richten, juist deze
Spaanse meester te kiezen. De
vraag ligt enigszins voor de
hand. Het Mauritshuis heeft
geen enkele binding met Goya
en in ons land is slechts één
schilderij van deze meester, in
het Rijksmuseum nl.
Toch is de vraag „Waarom
Goya?" in wezen een onzinni
ge vraag.
Goya immers was een der
grootste schilders aller tijden,
in ons land is aan zijn schilde
rijen nog nimmer een tentoon
stelling gewijd. Dat alleen is
stelling gewijd. Dat alleen al
is voldoende reden lijkt ons.
Wij hebben dus geen enkele moei
lijkheid met de keuze van dr. De
Vries. We bewonderen wel zijn
moed om deze keuze te durven ma
ken. Goya immers is hier goed be
kend om zijn etswerk. Dat is her
haalde malen herdrukt, voor het
laatst, menen we te weten, nog in
1937 in opdracht van de Spaanse
regering, die er een middel in zag
voor de strijd tegen Franco. Die
etsen zijn regelmatig ook in ons
land op tentoonstellingen te zien.
Met de sohilderijen ligt het an
ders. Als gezegd, Nederland bezit er
slechts een. Mensen die, als wijzelf,
nimmer in Madrid waren kennen
misschien nog enkele werken, die in
Londen of Parijs te zien zijn, maar
moeten voor het overige voor hun
kennis putten uit afbeeldingen.
Steeds afgebeeld zijn enkele hoofd
werken: de naakte en de geklede
Maia (meer gekend vooral om de
pikante geschiedenissen die er rond
verteld werden), het grote groeps
portret van Karei XV en zijn fami
lie, de fusillade door Franse solda
ten.
te zijn, al zouden we de gemiste
hoofdwerken er uiteraard wel graag
bij hebben gezien.
Nu stond het voor dr. De Vries bij
voorbaat vast, dat uitgerekend deze
doeken niet naar Den Haag zouden
kunnen komen, evenmin als de fan
tastische schilderijen „Uit het huis
van de dove". De tentoonstelling zou
dus bij voorbaat een incomplete in
druk maken. Is dat een bezwaar?
We menen van niet. Op de eerste
plaats is een tentoonstelling er vóór
wat men te zien krijgt, niet voor
wat men missen moet. Voorts menen
we te kunnen stellen, dat het met
die incompleetheid nogal meevalt.
Als men er van uitgaat, dat het
grote oeuvre van Goya in ruim vijf
tig schilderijen valt samen te vatten
(en een veel grotere tentoonstelling
zou de overzichtelijkheid niet bevor- ^aaiSlYlG
deren) dan blijkt het overzicht van
dat oeuvre toch vrij representatief
In het begin van zijn loopbaan
heeft Goya veel ontwerpen voor
wandtapijten gemaakt en ook wel,
in fresco en op doek, geschilderd
voor Spaanse kerken. De tentoon
stelling laat beide genres zien. Er
zijn omwerpen voor een reeks wand
tapijten voor het Prado-paleis, dat
de seizoenen uitbeeldt, een prachtig
in de kleur staande compositie „de
wandeling in Andalusië". Van een
religieus schilderij, „de verkondi
ging', is er zowel een voorlopige
schets als het uitgewerkte doek.
Vooral in die snelle schets kan men
het compositorisch vermogen alsook
de rake directheid, waarmee bewe
ging wordt gesuggereerd, bewonde
ren.
-V
i
-
■i'i'
^KÊÊÈÊÊÊ HÉ1
jitffiH HP'
Goya was ook genre-schilder. Hij
legde het leven van zijn tijd vast op
een onthullende wijze. Onthullend
ook voor wat de schilder zelf be
treft. Want uit de keuze van zijn
onderwerpen blijkt vaak een voor
keur voor het bizarre, het gruwelij
ke. Hij lijkt in dat gruwelijke een
zeker behagen te scheppen. Aan de
hand van schilderijen als „binnen
plaats van een gekkenhuis" en de
twee voorstellingen met kannibalen
zou men zich kunnen voorstellen,
dat een zeker sadisme hem niet
vreemd was. Deze voorstellingen,
waarin Goya zich verlustigt in gru
welscènes, geven een merkwaardige
achtergrond aan het meesterschap,
waarmee hij in een serie etsen d«
gruwelen van de oorlog zo meester
lijk uitbeeldde.
Er zijn ook vredelievender genre
tonelen. Zijn door het affiche al
bekend geworden „reusje spelen" is
behalve een erg knap ook een erg
vrolijk schilderij. Dat geldt ook voor
„de marionettenkoopman", die
toch wel een beetje apart in dit
oeuvre tegen rococo lijkt aan te
leunen. Zijn spotlust toont hij in
„het ongelijke huwelijk", waar een
hoogbejaarde een jonge bruid
trouwt.
Dat laatste schilderij heeft iets
anekdotisch. In hoge mate geldt dat
voor een reeks van zes kleine schil
derijen, twee ervan zijn op de ten
toonstelling te zien, waarin een kor
date monnik een bandiet ontwapent
en onschadelijk maakt. Dit „strip
verhaal" maakt de indruk snel ge
schilderd te zijn, heel trefzeker ook.
Vr' T-1 1 I
Het portret van de gravin van Chinchon.
'La jeunesse' uit het museum voor schone kunsten te Lille
Mooiste van de genre-taferelen is
wel een reeks van drie schilderijen
die vrouwen uitbeelden. „De tijd"
toont de vergankelijkheid van de
schoonheid in twee oude, haast tot
ruine geworden, gestalten. Op de
achtergrond komt de tijd aanvliegen,
die hier het einde betekenen zal.
Daartegenover de jeugd in „de ma-
ja's op het balkon" en „de jonge
vrouwen", twee werkelijk verrukke
lijke schilderijen met enorm gevoel
voor charme en uiterste finesse ge
schilderd. „De maja's op het bal
kon", uit een particuliere verzame
ling, is sinds 1848 niet meer ten
toongesteld, zodat de aanwezigheid
van dit stuk in Den Haag wel iets
uitzonderlijks genoemd kan worden.
De drie laatstgenoemde schilderij
en behoren tot de genre-taferelen.
Maar de twee doeken van de jonge
vrouwen zijn uiteraard wel naar
model geschilderd. Ze komen dus
dicht bij het portretgenre, waarin
Goya een der grootsten aller tijden
was.
(Van onze kunstredactie)
DSN HAAG Francisco José
Goya y Lucientes werd op 30
maart 1746 te Fuedetodos bij Sa-
ragossa geboren. Hij overleed op
16 apiil 1828 in half-vrijwillige
ballingschap te Bordeaux. Zijn
lange leven omspant een turbu
lente tijd van revoltes en bezet
ting. Goya leefde fel. In zijn jeugd
was hij stierenvechter geweest,
hij was in tal van amoureuze pe
rikelen gewikkeld. Hij had een
voorkeur voor het geweld dat in
zijn tijd en zijn land zo overvloe
dig heerste. Hij beeldde dat ge
weld vaak met schijnbaar genoe
gen uit. Toch verdient hij als
schilder de grootste faam om de
doeken waarin hij zich alleen
maar eerlijk, kritiekloos en puur-
objectief kon geven. Om zijn por
tretten nl., genre waarin hij op
één lijn mag worden gesteld met
Titiaan, Rembrandt en Frans
Hals.
Op de Goya-tentoonstelling, die tot
13 september in het Mauritshuis
wordt gehouden zijn het juist de por
tretten die het sterkst de aandacht
vragen. Worden andere genres die
Goya heeft beoefend er op zijn best
goed aangeduid, bij de portretten zijn
er enkele der voortreffelijkste te
zien die de schilder heeft gemaakt.
Er is wel eens gesteld dat Goya
ook in zijn portretkunst onbarmhar
tige kritiek heeft geleverd op de
maatschappij om hem heen. Met name
zou dat gelden voor het befaamde
groepsportret van Karei IV en zijn
gezin (hier niet aanwezig) en uit de
voorstudies daarvoor. We kunnen het
nauwelijks geloven. Als de schilder
de plompe onbeduidendheid, de ijdele
verwatenheid en andere kwalijke
eigenschappen van sommige van zijn
modellen zo pijnlijk onthullend vast
legde was dat, menen wij, omdat hij
de werkelijkheid en niets anders
schilderde. Die kwalijke eigenschap
pen werden niet toegevoegd, maar
waren al in het model aanwezig.
Als bewijs hiervoor mag het feit
gelden, dat Goya vele jaren lang een
gevierd hofschilder is geweest, dat
alles wat „grande" was in Spanje er
prijs op stelde door hem geportret
teerd te worden. Dat duidt er op dat
men zijn wijze van voorstellen op
hoge prijs stelde.
La Tirana was een actrice. Goya
vereeuwigde haar op fabuleuze wijze.
Ze staat er, zelfbewust van haar
schoonheid, uitdagend en gelijktijdig
dwingend tot afstand nemen. Nog
mooier is het portret van de gravin
van ChinchQn. Deze, hier nog jonge,
vrouw had met haar wispelturige
echtgenoot geen gelukkig leven. Het
lijkt of Goya hier de objectiviteit
doorbreekt door het tonen van extra
genegenheid. Hij schilderde zijn mo
del met een haast liefdevolle deli
caatheid die uit elk detail blijkt: de
buitengewoon mooie kop, de gevoe
lige houding van de armen, de voor
treffelijke stofschildering van de ja
pon. Dit stuk is een absoluut hoogte
punt, niet slechts in het oeuvre van
Goya, maar in de gehele geschiedenis
van de portretkunst.
Goya had toch veel affiniteit voor
het vrouwelijk schoon. Het blijkt ook
uit een ander vrouwenportret, waar
schijnlijk de markiezin De las Mer
cedes, dat eveneens heel verfijnd'is.
Bij dit portret moet men speciaal let
ten op de vaardig geschilderde ach
tergrond, die het schilderij een grote
ruimtelijkheid geeft ondanks de do
minerende positie van het model.
Zijn modellen kwamen er niet al
tijd zo gunstig af. De rijk geklede en
met veel ordetekenen omhangen
markies José Antonio Caballero
heeft iets onthutsend onbeduidends.
Van koning Karei III werd verteld
dat hij op een schaap leek en Goya
laat precies zien waarom dat verteld
werd. Koning Ferdinand VII werd
voorgesteld als een sinistere kerel en
Juan Antonio Cuervo heeft een be
paald verzopen kop.
Door zijn eerlijke objectiviteit
komt Goya heel ver als hij kinderen
schildert. In het Mauritshuis kan
men dat aan verschillende schilde
rijen zien. Het sterkste in een voor
studie van het befaamde groepspor
tret, dat de infante Francisco de
Paul Antonio voorstelt. Een zalige
schets van een prinsje dat echt als
kind geschilderd werd, als een ben
gel, die met moeite stil kon staan.
Goya zal er niet veel tijd voor ge
kregen hebben, maar het doek heeft
iets ongemeen innemends.
Goya is tijdens zijn leven vaak
ziek geweest. In 1792 had een ern
stige ziekte blijvende doofheid tot ge
volg en ook later sukkelde hij vaak
met zijn gezondheid. In 1820 kwam
hij zelfs in levensgevaar te verkeren.
Daaraan danken we een der merk
waardigste dubbelportretten die
ooit geschilderd werden, dat van de
schilder en zijn arts Arriete, aan wie
hij het doek na zijn herstel opdroeg.
Zowel het lijden van de zieke als de
behoedzame zorg van de arts zijn op
bijna navoelbare wijze geschilderd.
De kunstenaar is tot op hoge leef
tijd actief gebleven. Daarvan getui
gen de laatste schilderijen die rond
zijn tachtigste jaar gemaakt moeten
zijn: schetsen van een oude man en
van een non en schilderijen van St.
Petrus en St. Paulus, die tonen dat
zijn scheppingskracht tot bijna het
einde ongebroken was.
De tentoonstelling in het Maurits
huis is een evenement van de eerste
orde, die geen kunstliefhebber zich
mag laten ontgaan. Er is gezorgd
voor een fraaie catalogus, die alle ge
toonde werken, ten dele in kleur, af
beeldt. Op het voorplein van het mu
seum is een „kijkzaaltje" gebouwd,
waarin dia's vertoond worden van de
schilderingen uit het „huis van de
dove".
VG