Bossen ruisen op weiden BELGISCHE WONINGEN ROEPEN OM HUURDERS POLITIE IN OPSTAND Europa's stiefkind de DDR WERELDVOEDSELCONGRES WAS MACHTELOOS Hoe meer I CEYLON hoe fijner uw thee natrëna.. Houttekort eist straks drastische maatregelen Krantepapier Canadees hout Schipperen Grieven DONDERDAG 2 JULI 1970 Waar nu nog koeien grazen, staat over tien jaar misschien bos. Mansholtbos, zeggen nu al de bosbouwkundigen. Zij zgn dr. Sicco Mansholt erg dankbaar voor zjjn drastische saneringsplannen voor de landbouw. En zg wachten met smart op de uitvoering. Want Nederland en de rest van Europa komt dit jaar 40 miljoen kubieke meter hout tekort. In 1980 zal het tekort zgn opgelopen tot 67 mil joen kubieke meter op een totaalverbruik van 431 miljoen kuh. De bosbouw houdt in dit ver band alleen rekening met houtver werkende industrie. Daarbij ko men de belangen van de recreatie en de milieu-hygiëne. De recreatie heeft bijvoorbeeld in de nieuwe IJsselmeerpolders honderden hectaren bos gekregen, omdat er elders te weinig was. De recreatie krijgt in de Bandstad een reusachtig speelcomplex inclusief een flinke hoeveelheid bos, omdat de rust van het bos gespannen zenuwen tot bedaren brengt. Er bestaan plannen om ten dienste van de stadsmens nog meer bos te planten. Los van de ontspanning staat het probleem van de milieu-hygiëne. Ter oplossing hiervan wordt in ei gen land gepleit voor een speciaal daarvoor te benoemen minister. In Amerika stort men zich ter voor koming van verdere luchtvervui ling op industriëlen en automobi listen. En waarom? Omdat bomen en andere vegetatie de vervuilde lucht al lang niet meer geheel in zuivere zuurstof kunnen omzetten. De mens heeft in de gaten gekre gen, dat hij al eeuwenlang en de laatste tijd in steeds sneller tempo zijn eigen graf aan het graven is. De techniek krijgt nu de schuld. De mens heeft evenwel eeuwen lang bomen gekapt zonder voor instandhouding van het bos te zor gen. En op dit moment begint de houtvoorraad op te raken. In 1975 produceert ons eigen land nog maar zes procent van het nationale verbruik, 12,5 miljoen kubieke me ters. Om het houtverbruik binnen de EEG te kunnen bijbenen zou den de bosexploitanten van de zes aangesloten landen in 1980 over twee ad drie miljoen hectaren ex tra moeten beschikken. Dan nog is er niet voldoende hout uit eigen streken om het verbruik voor hon derd procent op te vangen. De situatie buiten Europa blijkt nog ongunstiger. Ieder jaar ver bruikt de wereldbevolking meer bomen. In steeds grotere mafte roept onze beschaving om papier en zoals de meesten wel weten levert hout daarvoor de belangrijk ste grondstof. Ter illustratie enkele cijfers: in 1950 gebruikte Europa 4,6 kilo krantepapier per hoofd van de be volking. In 1980 zal dat 15,2 kilo zijn. Elke Europeaan gebruikte in 1950 5,7 kilo druk- en schrijfpa pier. Dat is in 1980 opgelopen tot 28,8 kilo. Aan ander papier en karton had iedereen in Europa in 1950 15,2 kilo nodig. In 1980 zal dat zijn opgelopen tot 78,2 kilo per persoon. De niet meer schrijvende bejaarden en de nog niet tot schrijven in staat zijnde zuigelin gen zijn in de hoofdelijke omslag allemaal meegerekend. Bosbouw en industrie houden het toenemend verbruik van pa pier in de gaten. Over krantepa pier bijvoorbeeld schrijft ir. H. v. d. Meiden, directeur van de Stich ting Industriehout, in het blad Houtwereld: „De vraag wordt nog al eens gesteld of vooral de televi sie geen negatieve invloed heeft op de produktie van kranten en dus logischerwijs op het verbruik van krantepapier. In Noord-Amerika is echter gebleken, dat zowel op het gebied van nieuwsvoorziening en advertenties beide publiciteitsme dia een eigen, vrij scherp afgeba kende weg volgen". „De toekomst van de krantepa- pierproduktie in Europa zal in sterke mate worden bepaald (on der andere) door de vraag of in Europa zelf voldoende grondstoffen aanwezig zullen zijn." En even verder: „Met uitzondering van Noord-Europa geldt dat de ontwik keling van de krantepapierproduk- tie in sterke mate bepaald zal wor den door de vraag of voldoende grondstoffen (hout- en of pulp) tegen aanvaardbare prijzen kunnen worden ingevoerd." Ir. Van der Meidien waagt zich ook aan een prognose: het Europe se gebruik van papier en karton stijgt van 1965 tot 1980 met 38,5 miljoen ton, hetgeen in hout omge rekend 110 kubieke meters bete kent. Volgens afdelingen van de Verenigde Naties een van de grootste problemen voor het hout- markt- en bosbouwbeleid in de verschillende Europese landen of groepen van landen Met het overzicht van het pa- pierverbruik hebben we de moei lijkheden van het, bosbedrijf wel voldoende aangestipt. Vanzelfspre kend gebruikt men hout ook voor andere doeleinden. Spaan- en ve zelplatenindustrie blijken met na me een enorme afnemer van hout te zijn. Hout dat toch ergens van daan moet komen. Ma-ar waar zou het vandaan moeten komen, vraagt men zich nu af. Noorwegen, Zweden en Finland zijn van oudsher exporterende lan den geweest. Ze kunnen echter de grote importbehoefte van de EEG en Engeland onvoldoende honore ren. Canada is daartoe wel in staat. De producenten van dit land gaan er evenwel toe over om zo veel mogelijk verwerkingsprocé dés in eigen hand te nemen, wat voor industrieën elders in de we reld het einde betekent. Over de V.S. hoeven we niet te praten, want deze moeten zelf hout en houtprodukten importeren. De wereld-houtmarkt mag niet lang meer rekenen op de Canadese houtproducenten. De Canadezen maken zich nu al zorgen over het magische jaar 2000. Dan heeft het kappen van hout ook daar het kritieke punt bereikt. Men vraagt zich zelfs af, of rond die tijd nog voldoende hout beschikbaar komt voor eigen gebruik. De enigen, die nog ongelimiteerd op hout uit eigen bossen teren zijn de Russen. Overheidsfunctionaris sen leggen, echter ook langzaam aan beschermende handen over hun eeuwig zingende bossen. Met als gevolg, dat Europa niet mag rekenen op een brede import stroom uit die richting. Afgezien nog van de vraag, of het hout uit Rusland goedkoop genoeg kan worden geleverd. Vandaar het gejuich in bosbouw- kringen naar aanleiding van de Mansholtplannen om vijf tot zes miljoen hectaren grond aan de Eu ropese landbouw te onttrekken. De bosbouwers willen zoveel mogelijk van die grond op korte termijn beschikbaar hebben. Niet uit oog punt van: hebben is hebben en krijgen is de kunst, maar omdat het tientallen jaren duurt voordat een boom groot genoeg is voor verwerking. Indien op dit moment de helft van de beschikbaar komende land bouwgrond met bomen kan worden beplant, moet de industrie nog tot ver na het jaar 2000 wachten op hout van die bodem. Stel tot het jaar 2020. Uit de prognoses tot 1980 blijkt al hoe groot het tekort is voor Europa. Verwerk daarbij de noodkreten uit Canada en men weet hoe er geschipperd moet worden om de periode van 1980 tot ver na 2000 te overbruggen. Nu gaan er stemmen op (in FA- O-kringen) om de bossen in de ontwikkelingslanden dienstbaar te maken aan de economie van' die landen. Mogelijk weet men dit plan snel tot uitvoering te brengen. Snel wil dan altijd nog zeggen, binnen een termijn van twintig jaar. We mogen er echter niet op rekenen, dat een dergelijke beslis sing zoden aan de dijk zal zetten. Bovendien moet het hout dan van zover komen, dat de prijzen van papier en van alles dat van hout is gemaakt aanzienlijk zullen stijgen. En wat we ook niet uit het oog mogen verliezen: naarmate de mens meer en meer toegeeft aan de papierbehoefte, en die behoefte vergt over tien jaar ongeveer 50 procent van de houtproduktie, zal er minder bos blijven staan voor reiniging van de lucht. Dat schijnt men nog altijd niet voldoende voor ogen te houden. J. VAN DE VEN. Morgen verschijnt nog een tweede artikel over de bosbouw. Het is voornamelijk de bespreking van het zwartboek" Houtsoorten voor nieuwe bossen in Nederland. (ADVERTENTIE) m de fijnste thee ter wereld! (Van onze correspondent) BRUSSEL Voor de Nederlander, wiens woning op een wacht lijst staat, moet het als een sprookje klinken, maar in België weet men met de fonkelnieuwe huisvestingen geen weg meer. Vijftienhonderd voltooide flats, waarvan alleen al duizend in de Brusselse agglomeratie, wachten op een huurder of koper. Deze leegstaande panden, die in vrijwel ieder ander land het duiveltje der begeerte wakker zouden roepen, trekken hier echter geen krakers. Het verschijnsel „kabouter" kan hier althans op dit stuk niet gedijen omdat België geen woningnood kent, en feitelijk ook nooit heeft gekend. De verwoestingen in de oorlog zijn in verhouding tot andere landen klein gebleven, een demografische explosie heeft zich niet voorgedaan, en bovendien stelde de bevolking weinig eisen aan de behuizing. Want ook al had iedereen dan wel een dak boven het hoofd, de wo ningtoestanden waren vooral in de volks- en fabriekswijken van de steden, in één woord barbaars. Die krotbuurten zijn nog lang niet alle maal opgeruimd. In Brussel, Gent. Luik en Antwerpen zijn nog genoeg hofjes, waar de gezinnen met elkaar het sanitair moeten delen. Zelfs vindt men hier en daar nog houten noodwoningen, barakken, na '18 neergezet, waaraan de bewoners zich vastklampen, omdat zij zich door de lage huur een autootje of kijkkast kunnen aanschaffen. De welvaartsstaat heeft in zover wel de mentaliteit gewijzigd, dat wooncultuur thans geen vreemd woord meer is voor het grote pu bliek. Kenmerkend voor de meer individuele gerichtheid is wel, dat het bij de nieuwbouw, die kort na de oorlog als een rage losbrak- meestal om eigen huizen ging. De Belg is geen etagebewoner, hij wil een huis voor zich alleen, en liefst ook nog als eigenaar. In déze laatste behoefte heeft al in de jaren vijftig „de wet-Detaye" voorzien, genoemd naar de minister voor volkshuisvesting, die staatshulp ver schafte voor aankoop en afbetaling. In België staan dan ook in ver houding veel meer ééngezinswonin gen in eigen bezit dan in welk ander Europees land ook. Vanaf de zgn. Detaye-woningen voor de klei ne man in stad en dorp tot kapitale villa's en zelfs trianon-paleizen van al of niet eerlijke moneymakers. In de steden kon men op den duur echter niet horizontaal blijven bou wen. Het moest wel hoogbouw wor den. In deze vorm van behuizing is nu de klad gekomen en wel zo erg, dat de gangmakers, de promotors van onroerende goederen, bij monde van hun organisatie de minister van economische zaken om hulp hebben gesmeekt. Kennelijk is er bij deze doorgaans particuliere bouw van marktstudie geen sprake geweest. Enige jaren geleden reeds bleven de onderne mers met dergelijke woningblokken voor een bepaalde loonklasse in hun maag zitten. Zij zijn er toen in geslaagd van de regering gedaan te krijgen, dat de reeds genoemde wet- Detaye met het staatspremiestelsel ook voor dat soort flatwoningen kon spelen. Een van de voornaamste building bouwers van het land is een senator van de liberale partij, die eveneens het meeste geld voor de verkie zingspropaganda inbrengt, en dus wel recht heeft op dankbaarheid Het premiestelsel kan echter niet functioneren ten behoeve van de leegstaande flatgebouwen, waarvoor nu kopers noch huurders meer te vinden zijn. Dat zijn allen kostbare verblijven, waarvan de kostprijs per vierkante meter van f 560 tot f 1150 gaat. Ongetwijfeld is men maar blijven bouwen, „om u beter te kunnen dienen", zoals hun reclameleuze steeds luidt, zonder dat er daaraan nog een ernstige behoefte bestond. Zij zullen wel het slachtoffer ge worden zijn van de wedijver om de concurrentie gunstige plekjes af te snoepen. In de grond was die flat- bouw de laatste tijd een louter spe culatief bedrijf geworden en nu zij de wind tegen krijgen, roepen zij de minister te hulp omdat zij anders over de kop gaan en daardoor „e groot aantal technici en ander ge schoold personeel" werkloos wordt. In hun rapport aan de minister spreken zij van „een dreigende soci ale catastrofe". Het is typisch Bel gisch van geen staatsbemoeienis ooit te willen weten, tenzij de frankjes niet meer binnen rollen. De politiemacht van de Argentijnse stad Rosario, ontevreden over het uitblijven van achterstallige salarisbetalingen, is dezer dagen in opstand gekomen. Drieduizend agenten verschansten zich dinsdag zwaar gewapend in hun hoofdbureau (zie foto), dat weldra door militairen werd omsingeld. Na een gespannen confrontatie, die de hele dag duurde, gaven de politie mannen zich 's avonds over gehoor gevend aan een ultimatum van gene raal Fonseca. (Van een onzer redacteuren) BREDA Het is een feit dat wij, Nederlanders, de Duitsers niet bijs ter in 't hart dragen. In sommige ge vallen liggen ze ons eerder zwaar op de maag. Koos Koster, de samenstel ler van het boek „Het stiefkind van Europa,, (hij bedoelt hiermee de D.D.R.), meent dat de DDR-Duitsers het er beter afbrengen dan de bewo ners van de Bondsrepubliek. Het is inderdaad zo dat wij met de „on vrije kinderen" van Walter Ulbricht steeds een zeker medelijden hebben gehad. In dit medelijden konden wij veel vergeten en vergeven. Tegen over de Westduitsers ligt dit anders. Wel hebben wij graag geprofi teerd van het Wirtschaftswunder dat zij hebben opgebouwd, maar deson danks zijn zij de Duitsers van de bezetting gebleven. Iets wat wij zelfs na 25 jaar amper kunnen ver geten, economische en andere ver dragen ten spijt. Wij kennen ze, „de moffen" DDR-Duitsers kennen wij nauwelijks. Wat wij van hen verno men hebben, was tendentieus en vertekend door politieke manipula ties. Oost-Duitsland was te lang een graag gebruikte pion in de koude oorlog. Sinds de DDR haar twintigste verjaardag vierde, is in die bericht geving en in onze kennis van „dat andere Duitsland", een en ander ver anderd. De gesprekken Stoph- Brandt dragen het hunne daar ook toe bij. Ons medelijden verandert in een kritisch kijken. Meer en meer wordt Oost-Duitsland voor ons een „socialistische" staat, ook al zint dit lang niet iedereen. Verder bevallen de pogingen om tot een herenigd Duitsland te komen ons ook niet best. Wij zien daar weinig heil in. Europa, en wij weten daar ook over mee te praten, heeft in het verleden te veel last gehad van Duitsland. Zolang er twee zelf standige staten blijven, houden zij elkaar aardig in evenwicht, tot heil van alle nabuurlanden. Uit dit alles blijkt duidelijk dat we met het Duitse vraagstuk nóg lang piet klaar zijn. Wij zitten nog barstens vol grieven, emotionele en politieke. Een allesbehalve gezonde basis om begrip op te brengen voor de actuele Duitse problemen, erover te denken en te praten. Een nuchte re confrontatie met Duitsland zou ons wellicht een eind op de goede weg brengen. Wat de DDR betreft wil het boek „Het stiefkind van Europa -DDR - De niet erkende staat", hiertoe een bijdrage leveren. Zonder de preten tie te hebben objectief te zijn, stre ven de samenstellers er naar een zo objectief mogelijk beeld op te han gen van wat er in de DDR leeft. Toch hadden de auteurs een duide lijk concept- Dit blijkt reeds duide lijk uit de inhoudsopgave. Het wordt in het boek trouwens ook duidelijk gezegd Het boek begint met het thema van de toekomst van het socialisme in de DDR en eindigt in Nederland bij het vraagstuk van de erkenning van de DDR, bij de zich verder uitbreidende handel en bij de dialoog tussen Oost en West. Daartussen komt het probleem van de nieuwe mens in een socialis tische maatschappij om de hoek kij ken. Verder komen aan de orde het onderwijs in de DDR, de litera tuur, het toneel, de criminologie, de kerken. Over de auteurs die aan het boek hun medewerking verleenden schrijft Koos Koster: „Ze zijn niet onder te brengen in stereotiepe vak jes en hokjes, waarin Nederlanders vaak landgenoten stoppen. Ze heb ben echter wel één ding gemeen: belangstelling en interesse voor de vraag hoe de DDR het er af zal brengen in de toekomst." (Het Stiefkind van Europa, de niet erkende staat; Anthos-boek, 1970. - Prijs 8,90.) (ADVERTENTIE) Het lekkere zoetmiddel, zonder bijsmaak. rnlnripurii 7 catorievrij zoet I Goed zeg... lelcJccrzoet zeg... natuurlijk Natrena! U\ fB (Van een onze verslaggevers) DEN HAAG Ruim 1800 deelne mers, ongeveer 200 medewerkers, een ongekend aantal guldens (de Neder landse regering betaalde de congres voorzieningen), honderden aanbeve lingen, enige honderdduizenden woorden in verslagen en rapporten. Dit zijn enkele gegevens uit de ba lans van het tweede wereldvoedsel- congres dat de afgelopen twee we ken in Den Haag is gehouden en waaraan mensen van over de hele wereld hebben deelgenomen. Merkwaardig was de ruime en vaak intense bijval die elke spreker kreeg die opriep tot revolutionaire acties en hervorming van de machtsstructuren in de wereld. Ook als die oproep verpakt was in onuit voerbare voorstellen. Het congres heeft twee weken lang geworsteld met de politieke onmacht van de F.A.O., de voedsel- en landbouw organisatie van de Verenigde Naties, die het congres had belegd. De F.A.O. is een regeringssamen werking en kan alleen iets doen met medewerking van de deelnemende regeringen. In de 25 jaar van haar bestaan zijn vele verantwoorde plannen uit haar koker gekomen. Plannen om de honger uit de wereld te bannen, om de landbouw te her vormen, om de handelsbarrières voor de derde wereld af te breken, om sociale rechtvaardigheid te brengen. Maar de meeste plannen zijn nooit uitgevoerd. Soms door tegenwerking van de regeringen, meestal door ge brek aan wil. Het congres in Den Haag bestond niet uit regeringsver tegenwoordigers- De deelnemers wa ren er alleen namens zichzelf. Ze kwamen uit alle kringen die iets met het probleem van de honger te maken hebben. Het congres was dus een politiek machteloos orgaan. Het kon aanbe velingen doen. Het zijn er enige honderden geworden, te zamen zo ongeveer alles bevattend wat er op het gebied van ontwikkelingssamen werking kan worden gedaan. Verder kon het congres verwijten maken, en ook van deze mogelijkheid is ruimschoots gebruik gemaakt. De jongeren hebben op deze politieke machteloosheid van meet af aan ge wezen. Zij hebben de gezagsdragers verantwoordelijk gesteld voor de benedenmenselijke omstandigheden, waarin de rijken van de wereld de armen laten leven. De jongeren wilden sociale recht vaardigheid boven technische land bouwhervormingen, verdeling van de bestaande welvaart boven econo mische groei in de arme landen, de hongerlijdende, onderdrukte en uit gebuite mens boven de technische plannen en prioriteiten van de F.A.- O. Zij wezen op het eerste wereld- voedselcongres, dat door wijlen pre sident Kennedy was geopend met de woorden: „We hebben de middelen om de honger voorgoed van de aard bol te bannen. Waar het op aankomt, is de politieke wil Steeds wanneer deze punten naar voren werden gebracht, kwam er ruimschoots applaus. Maar steeds opnieuw kon het congres niet anders dan vervolgen met de technische plannen en prioriteiten. Blijkbaar verlangden veel van de oudere re formistische congressisten in hun hart naar de revolutie die de jonge ren predikten. Maar geloofden zij zelf niet in de haalbaarheid ervan. Opvallend was dat over de meeste punten overeenstemming bestond. Twee punten echter die door de deskundigen als sleutels worden be schouwd voor de overbrugging van de kloof tussen rijk en arm, wekten verdeeldheid in het congres- Het eerste daarvan was het tot staan brengen van de bevolkingsex plosie. Volgens de deskundigen blijft in veel »rme landen de econo mische groei achter bij de bevol kingsgroei. Werkloosheid, honger en armoede zullen daarvan het gevolg worden. Vooral da latijnsamerikanen protesteerden echter fel tegen ge- boorténbeperking. Er werd zelfs be toogd dat Zuid-Amerika onderbe- volkt is. Ook van de zijde van Afrikaanse landen kwam verzet. Het tweede punt van verdeeldheid was de zin van investeringen van! particuliere ondernemingen uit geïn dustrialiseerde landen in ontwikke lingslanden. Ook hier waren de des kundigen het eens over de noodzaak ervan. Anderen echter, niet uitslui tend de jongeren, waren tegen dit opdringen van buitenlands kapitaal in de arme landen. Zij betoogden dat de regeringen van deze landen geen enkel machtsmiddel hebben om op den duur het buitenlands kapi taal de wet te blijven voorschrijven. De uitbuiting wordt er volgens hen door bevorderd. Over de meeste andere punten was men met voorbijgaan aan de hardnekkige revolutionairen wel eensgezindheid. Dat waren de nood zaak van een politieke machtige in ternationale organisatie - een soort wereldregering, de opdracht aan de geïndustrialiseerde landen hun eco nomisch monopolie af te leggen en meer plaats te maken op hun eigen markt en de wereldmarkt voor pro- dukten uit de arme wereld. De noodzaak van meer directe ontwik kelingshulp, de strijd tegen de soci ale ongelijkheid en de daaruit vol gende ondervoeding in de arme lan den zelf, en nog vele minder in het oog springende prioriteiten. Volgens dr. Boerma hebben de jongeren veel indruk gemaakt op het congres, hoewel de meeste jon geren zelf zeer gefrustreerd naar huis zijn gegaan door het gebrek aan discussie en het onvermogen om tot actie te komen. In zijn slotrede zei Boerma, dat de meeste indruk op hem gemaakt had het inzicht dat alle technisch volmaakte plannen zullen falen als niet de sociaal-cul turele implicaties voor de mensen in de arme landen zelf in de plannen zijn berekend. Deze menselijke fac tor is een van de punten waarop vooral de jongeren hebben geha merd. en waarmee ze op meer con gressisten dan alleen dr. Boerma indruk hebben gemaakt- De machteloosheid van het con gres kwam ook naar voren in de debatten over de manier waarop meer aandacht bij de publieke opi nie kan worden losgemaakt voor de ontwikkeling. De belangstelling op dit punt is in de geïndustrialiseerde landen gering. Slechts 15 tot 30 pet. van de bevolking interesseert zich voor de problemen van de arme landen, zo Dlijkt uit een Zwitsers onderzoek. De aanbevelingen van het congres om hierin verbetering te brengen geven meer blijk van moe deloosheid dan van overtuigings kracht.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1970 | | pagina 11