Bossen ruisen op
weiden
BELGISCHE WONINGEN ROEPEN
OM HUURDERS
POLITIE IN OPSTAND
Europa's
stiefkind
de DDR
WERELDVOEDSELCONGRES WAS MACHTELOOS
Hoe meer I CEYLON
hoe fijner uw thee
natrëna..
Houttekort eist straks
drastische maatregelen
Krantepapier
Canadees hout
Schipperen
Grieven
DONDERDAG 2 JULI 1970
Waar nu nog koeien grazen, staat over tien jaar misschien bos.
Mansholtbos, zeggen nu al de bosbouwkundigen. Zij zgn dr. Sicco
Mansholt erg dankbaar voor zjjn drastische saneringsplannen voor
de landbouw. En zg wachten met smart op de uitvoering. Want
Nederland en de rest van Europa komt dit jaar 40 miljoen kubieke
meter hout tekort. In 1980 zal het tekort zgn opgelopen tot 67 mil
joen kubieke meter op een totaalverbruik van 431 miljoen kuh.
De bosbouw houdt in dit ver
band alleen rekening met houtver
werkende industrie. Daarbij ko
men de belangen van de recreatie
en de milieu-hygiëne.
De recreatie heeft bijvoorbeeld
in de nieuwe IJsselmeerpolders
honderden hectaren bos gekregen,
omdat er elders te weinig was. De
recreatie krijgt in de Bandstad een
reusachtig speelcomplex inclusief
een flinke hoeveelheid bos, omdat
de rust van het bos gespannen
zenuwen tot bedaren brengt. Er
bestaan plannen om ten dienste
van de stadsmens nog meer bos te
planten.
Los van de ontspanning staat het
probleem van de milieu-hygiëne.
Ter oplossing hiervan wordt in ei
gen land gepleit voor een speciaal
daarvoor te benoemen minister. In
Amerika stort men zich ter voor
koming van verdere luchtvervui
ling op industriëlen en automobi
listen. En waarom? Omdat bomen
en andere vegetatie de vervuilde
lucht al lang niet meer geheel in
zuivere zuurstof kunnen omzetten.
De mens heeft in de gaten gekre
gen, dat hij al eeuwenlang en de
laatste tijd in steeds sneller tempo
zijn eigen graf aan het graven is.
De techniek krijgt nu de schuld.
De mens heeft evenwel eeuwen
lang bomen gekapt zonder voor
instandhouding van het bos te zor
gen. En op dit moment begint de
houtvoorraad op te raken. In 1975
produceert ons eigen land nog
maar zes procent van het nationale
verbruik, 12,5 miljoen kubieke me
ters. Om het houtverbruik binnen
de EEG te kunnen bijbenen zou
den de bosexploitanten van de zes
aangesloten landen in 1980 over
twee ad drie miljoen hectaren ex
tra moeten beschikken. Dan nog is
er niet voldoende hout uit eigen
streken om het verbruik voor hon
derd procent op te vangen.
De situatie buiten Europa blijkt
nog ongunstiger. Ieder jaar ver
bruikt de wereldbevolking meer
bomen. In steeds grotere mafte
roept onze beschaving om papier
en zoals de meesten wel weten
levert hout daarvoor de belangrijk
ste grondstof.
Ter illustratie enkele cijfers: in
1950 gebruikte Europa 4,6 kilo
krantepapier per hoofd van de be
volking. In 1980 zal dat 15,2 kilo
zijn. Elke Europeaan gebruikte in
1950 5,7 kilo druk- en schrijfpa
pier. Dat is in 1980 opgelopen tot
28,8 kilo. Aan ander papier en
karton had iedereen in Europa in
1950 15,2 kilo nodig. In 1980 zal
dat zijn opgelopen tot 78,2 kilo per
persoon. De niet meer schrijvende
bejaarden en de nog niet tot
schrijven in staat zijnde zuigelin
gen zijn in de hoofdelijke omslag
allemaal meegerekend.
Bosbouw en industrie houden
het toenemend verbruik van pa
pier in de gaten. Over krantepa
pier bijvoorbeeld schrijft ir. H. v.
d. Meiden, directeur van de Stich
ting Industriehout, in het blad
Houtwereld: „De vraag wordt nog
al eens gesteld of vooral de televi
sie geen negatieve invloed heeft op
de produktie van kranten en dus
logischerwijs op het verbruik van
krantepapier. In Noord-Amerika is
echter gebleken, dat zowel op het
gebied van nieuwsvoorziening en
advertenties beide publiciteitsme
dia een eigen, vrij scherp afgeba
kende weg volgen".
„De toekomst van de krantepa-
pierproduktie in Europa zal in
sterke mate worden bepaald (on
der andere) door de vraag of in
Europa zelf voldoende grondstoffen
aanwezig zullen zijn." En even
verder: „Met uitzondering van
Noord-Europa geldt dat de ontwik
keling van de krantepapierproduk-
tie in sterke mate bepaald zal wor
den door de vraag of voldoende
grondstoffen (hout- en of pulp)
tegen aanvaardbare prijzen kunnen
worden ingevoerd."
Ir. Van der Meidien waagt zich
ook aan een prognose: het Europe
se gebruik van papier en karton
stijgt van 1965 tot 1980 met 38,5
miljoen ton, hetgeen in hout omge
rekend 110 kubieke meters bete
kent. Volgens afdelingen van de
Verenigde Naties een van de
grootste problemen voor het hout-
markt- en bosbouwbeleid in de
verschillende Europese landen of
groepen van landen
Met het overzicht van het pa-
pierverbruik hebben we de moei
lijkheden van het, bosbedrijf wel
voldoende aangestipt. Vanzelfspre
kend gebruikt men hout ook voor
andere doeleinden. Spaan- en ve
zelplatenindustrie blijken met na
me een enorme afnemer van hout
te zijn. Hout dat toch ergens van
daan moet komen. Ma-ar waar zou
het vandaan moeten komen, vraagt
men zich nu af.
Noorwegen, Zweden en Finland
zijn van oudsher exporterende lan
den geweest. Ze kunnen echter de
grote importbehoefte van de EEG
en Engeland onvoldoende honore
ren. Canada is daartoe wel in
staat. De producenten van dit land
gaan er evenwel toe over om zo
veel mogelijk verwerkingsprocé
dés in eigen hand te nemen, wat
voor industrieën elders in de we
reld het einde betekent. Over de
V.S. hoeven we niet te praten,
want deze moeten zelf hout en
houtprodukten importeren.
De wereld-houtmarkt mag niet
lang meer rekenen op de Canadese
houtproducenten. De Canadezen
maken zich nu al zorgen over het
magische jaar 2000. Dan heeft het
kappen van hout ook daar het
kritieke punt bereikt. Men vraagt
zich zelfs af, of rond die tijd nog
voldoende hout beschikbaar komt
voor eigen gebruik.
De enigen, die nog ongelimiteerd
op hout uit eigen bossen teren zijn
de Russen. Overheidsfunctionaris
sen leggen, echter ook langzaam
aan beschermende handen over
hun eeuwig zingende bossen. Met
als gevolg, dat Europa niet mag
rekenen op een brede import
stroom uit die richting. Afgezien
nog van de vraag, of het hout uit
Rusland goedkoop genoeg kan
worden geleverd.
Vandaar het gejuich in bosbouw-
kringen naar aanleiding van de
Mansholtplannen om vijf tot zes
miljoen hectaren grond aan de Eu
ropese landbouw te onttrekken. De
bosbouwers willen zoveel mogelijk
van die grond op korte termijn
beschikbaar hebben. Niet uit oog
punt van: hebben is hebben en
krijgen is de kunst, maar omdat
het tientallen jaren duurt voordat
een boom groot genoeg is voor
verwerking.
Indien op dit moment de helft
van de beschikbaar komende land
bouwgrond met bomen kan worden
beplant, moet de industrie nog tot
ver na het jaar 2000 wachten op
hout van die bodem. Stel tot het
jaar 2020. Uit de prognoses tot
1980 blijkt al hoe groot het tekort
is voor Europa. Verwerk daarbij
de noodkreten uit Canada en men
weet hoe er geschipperd moet
worden om de periode van 1980 tot
ver na 2000 te overbruggen.
Nu gaan er stemmen op (in FA-
O-kringen) om de bossen in de
ontwikkelingslanden dienstbaar te
maken aan de economie van' die
landen. Mogelijk weet men dit
plan snel tot uitvoering te brengen.
Snel wil dan altijd nog zeggen,
binnen een termijn van twintig
jaar. We mogen er echter niet op
rekenen, dat een dergelijke beslis
sing zoden aan de dijk zal zetten.
Bovendien moet het hout dan van
zover komen, dat de prijzen van
papier en van alles dat van hout is
gemaakt aanzienlijk zullen stijgen.
En wat we ook niet uit het oog
mogen verliezen: naarmate de
mens meer en meer toegeeft aan
de papierbehoefte, en die behoefte
vergt over tien jaar ongeveer 50
procent van de houtproduktie, zal
er minder bos blijven staan voor
reiniging van de lucht. Dat schijnt
men nog altijd niet voldoende voor
ogen te houden.
J. VAN DE VEN.
Morgen verschijnt nog een tweede
artikel over de bosbouw. Het is
voornamelijk de bespreking van het
zwartboek" Houtsoorten voor
nieuwe bossen in Nederland.
(ADVERTENTIE)
m
de fijnste thee
ter wereld!
(Van onze correspondent)
BRUSSEL Voor de Nederlander, wiens woning op een wacht
lijst staat, moet het als een sprookje klinken, maar in België
weet men met de fonkelnieuwe huisvestingen geen weg meer.
Vijftienhonderd voltooide flats, waarvan alleen al duizend in de
Brusselse agglomeratie, wachten op een huurder of koper.
Deze leegstaande panden, die in vrijwel ieder ander land het duiveltje
der begeerte wakker zouden roepen, trekken hier echter geen krakers.
Het verschijnsel „kabouter" kan hier althans op dit stuk niet gedijen
omdat België geen woningnood kent, en feitelijk ook nooit heeft gekend.
De verwoestingen in de oorlog
zijn in verhouding tot andere landen
klein gebleven, een demografische
explosie heeft zich niet voorgedaan,
en bovendien stelde de bevolking
weinig eisen aan de behuizing.
Want ook al had iedereen dan wel
een dak boven het hoofd, de wo
ningtoestanden waren vooral in de
volks- en fabriekswijken van de
steden, in één woord barbaars. Die
krotbuurten zijn nog lang niet alle
maal opgeruimd. In Brussel, Gent.
Luik en Antwerpen zijn nog genoeg
hofjes, waar de gezinnen met elkaar
het sanitair moeten delen. Zelfs
vindt men hier en daar nog houten
noodwoningen, barakken, na '18
neergezet, waaraan de bewoners
zich vastklampen, omdat zij zich
door de lage huur een autootje of
kijkkast kunnen aanschaffen.
De welvaartsstaat heeft in zover
wel de mentaliteit gewijzigd, dat
wooncultuur thans geen vreemd
woord meer is voor het grote pu
bliek. Kenmerkend voor de meer
individuele gerichtheid is wel, dat
het bij de nieuwbouw, die kort na
de oorlog als een rage losbrak-
meestal om eigen huizen ging.
De Belg is geen etagebewoner, hij
wil een huis voor zich alleen, en
liefst ook nog als eigenaar. In déze
laatste behoefte heeft al in de jaren
vijftig „de wet-Detaye" voorzien,
genoemd naar de minister voor
volkshuisvesting, die staatshulp ver
schafte voor aankoop en afbetaling.
In België staan dan ook in ver
houding veel meer ééngezinswonin
gen in eigen bezit dan in welk
ander Europees land ook. Vanaf de
zgn. Detaye-woningen voor de klei
ne man in stad en dorp tot kapitale
villa's en zelfs trianon-paleizen van
al of niet eerlijke moneymakers. In
de steden kon men op den duur
echter niet horizontaal blijven bou
wen. Het moest wel hoogbouw wor
den. In deze vorm van behuizing is
nu de klad gekomen en wel zo erg,
dat de gangmakers, de promotors
van onroerende goederen, bij monde
van hun organisatie de minister van
economische zaken om hulp hebben
gesmeekt.
Kennelijk is er bij deze doorgaans
particuliere bouw van marktstudie
geen sprake geweest. Enige jaren
geleden reeds bleven de onderne
mers met dergelijke woningblokken
voor een bepaalde loonklasse in hun
maag zitten. Zij zijn er toen in
geslaagd van de regering gedaan te
krijgen, dat de reeds genoemde wet-
Detaye met het staatspremiestelsel
ook voor dat soort flatwoningen kon
spelen.
Een van de voornaamste building
bouwers van het land is een senator
van de liberale partij, die eveneens
het meeste geld voor de verkie
zingspropaganda inbrengt, en dus
wel recht heeft op dankbaarheid
Het premiestelsel kan echter niet
functioneren ten behoeve van de
leegstaande flatgebouwen, waarvoor
nu kopers noch huurders meer te
vinden zijn.
Dat zijn allen kostbare verblijven,
waarvan de kostprijs per vierkante
meter van f 560 tot f 1150 gaat.
Ongetwijfeld is men maar blijven
bouwen, „om u beter te kunnen
dienen", zoals hun reclameleuze
steeds luidt, zonder dat er daaraan
nog een ernstige behoefte bestond.
Zij zullen wel het slachtoffer ge
worden zijn van de wedijver om de
concurrentie gunstige plekjes af te
snoepen. In de grond was die flat-
bouw de laatste tijd een louter spe
culatief bedrijf geworden en nu zij
de wind tegen krijgen, roepen zij de
minister te hulp omdat zij anders
over de kop gaan en daardoor „e
groot aantal technici en ander ge
schoold personeel" werkloos wordt.
In hun rapport aan de minister
spreken zij van „een dreigende soci
ale catastrofe". Het is typisch Bel
gisch van geen staatsbemoeienis ooit
te willen weten, tenzij de frankjes
niet meer binnen rollen.
De politiemacht van de Argentijnse stad Rosario, ontevreden over het
uitblijven van achterstallige salarisbetalingen, is dezer dagen in opstand
gekomen. Drieduizend agenten verschansten zich dinsdag zwaar gewapend
in hun hoofdbureau (zie foto), dat weldra door militairen werd omsingeld.
Na een gespannen confrontatie, die de hele dag duurde, gaven de politie
mannen zich 's avonds over gehoor gevend aan een ultimatum van gene
raal Fonseca.
(Van een onzer redacteuren)
BREDA Het is een feit dat wij,
Nederlanders, de Duitsers niet bijs
ter in 't hart dragen. In sommige ge
vallen liggen ze ons eerder zwaar op
de maag. Koos Koster, de samenstel
ler van het boek „Het stiefkind van
Europa,, (hij bedoelt hiermee de
D.D.R.), meent dat de DDR-Duitsers
het er beter afbrengen dan de bewo
ners van de Bondsrepubliek. Het is
inderdaad zo dat wij met de „on
vrije kinderen" van Walter Ulbricht
steeds een zeker medelijden hebben
gehad. In dit medelijden konden wij
veel vergeten en vergeven. Tegen
over de Westduitsers ligt dit anders.
Wel hebben wij graag geprofi
teerd van het Wirtschaftswunder dat
zij hebben opgebouwd, maar deson
danks zijn zij de Duitsers van de
bezetting gebleven. Iets wat wij
zelfs na 25 jaar amper kunnen ver
geten, economische en andere ver
dragen ten spijt. Wij kennen ze, „de
moffen" DDR-Duitsers kennen wij
nauwelijks. Wat wij van hen verno
men hebben, was tendentieus en
vertekend door politieke manipula
ties. Oost-Duitsland was te lang een
graag gebruikte pion in de koude
oorlog.
Sinds de DDR haar twintigste
verjaardag vierde, is in die bericht
geving en in onze kennis van „dat
andere Duitsland", een en ander ver
anderd. De gesprekken Stoph-
Brandt dragen het hunne daar ook
toe bij. Ons medelijden verandert in
een kritisch kijken. Meer en meer
wordt Oost-Duitsland voor ons een
„socialistische" staat, ook al zint dit
lang niet iedereen.
Verder bevallen de pogingen om
tot een herenigd Duitsland te komen
ons ook niet best. Wij zien daar
weinig heil in. Europa, en wij weten
daar ook over mee te praten, heeft
in het verleden te veel last gehad
van Duitsland. Zolang er twee zelf
standige staten blijven, houden zij
elkaar aardig in evenwicht, tot heil
van alle nabuurlanden.
Uit dit alles blijkt duidelijk dat
we met het Duitse vraagstuk nóg
lang piet klaar zijn. Wij zitten nog
barstens vol grieven, emotionele en
politieke. Een allesbehalve gezonde
basis om begrip op te brengen voor
de actuele Duitse problemen, erover
te denken en te praten. Een nuchte
re confrontatie met Duitsland zou
ons wellicht een eind op de goede
weg brengen.
Wat de DDR betreft wil het boek
„Het stiefkind van Europa -DDR -
De niet erkende staat", hiertoe een
bijdrage leveren. Zonder de preten
tie te hebben objectief te zijn, stre
ven de samenstellers er naar een zo
objectief mogelijk beeld op te han
gen van wat er in de DDR leeft.
Toch hadden de auteurs een duide
lijk concept- Dit blijkt reeds duide
lijk uit de inhoudsopgave. Het
wordt in het boek trouwens ook
duidelijk gezegd Het boek begint
met het thema van de toekomst van
het socialisme in de DDR en eindigt
in Nederland bij het vraagstuk van
de erkenning van de DDR, bij de
zich verder uitbreidende handel en
bij de dialoog tussen Oost en West.
Daartussen komt het probleem
van de nieuwe mens in een socialis
tische maatschappij om de hoek kij
ken. Verder komen aan de orde
het onderwijs in de DDR, de litera
tuur, het toneel, de criminologie, de
kerken.
Over de auteurs die aan het boek
hun medewerking verleenden
schrijft Koos Koster: „Ze zijn niet
onder te brengen in stereotiepe vak
jes en hokjes, waarin Nederlanders
vaak landgenoten stoppen. Ze heb
ben echter wel één ding gemeen:
belangstelling en interesse voor de
vraag hoe de DDR het er af zal
brengen in de toekomst."
(Het Stiefkind van Europa, de niet
erkende staat; Anthos-boek, 1970. -
Prijs 8,90.)
(ADVERTENTIE)
Het lekkere zoetmiddel,
zonder bijsmaak.
rnlnripurii 7
catorievrij zoet I
Goed zeg... lelcJccrzoet zeg... natuurlijk Natrena!
U\ fB
(Van een onze verslaggevers)
DEN HAAG Ruim 1800 deelne
mers, ongeveer 200 medewerkers, een
ongekend aantal guldens (de Neder
landse regering betaalde de congres
voorzieningen), honderden aanbeve
lingen, enige honderdduizenden
woorden in verslagen en rapporten.
Dit zijn enkele gegevens uit de ba
lans van het tweede wereldvoedsel-
congres dat de afgelopen twee we
ken in Den Haag is gehouden en
waaraan mensen van over de hele
wereld hebben deelgenomen.
Merkwaardig was de ruime en vaak
intense bijval die elke spreker
kreeg die opriep tot revolutionaire
acties en hervorming van de
machtsstructuren in de wereld. Ook
als die oproep verpakt was in onuit
voerbare voorstellen. Het congres
heeft twee weken lang geworsteld
met de politieke onmacht van de
F.A.O., de voedsel- en landbouw
organisatie van de Verenigde Naties,
die het congres had belegd.
De F.A.O. is een regeringssamen
werking en kan alleen iets doen met
medewerking van de deelnemende
regeringen. In de 25 jaar van haar
bestaan zijn vele verantwoorde
plannen uit haar koker gekomen.
Plannen om de honger uit de wereld
te bannen, om de landbouw te her
vormen, om de handelsbarrières voor
de derde wereld af te breken, om
sociale rechtvaardigheid te brengen.
Maar de meeste plannen zijn nooit
uitgevoerd. Soms door tegenwerking
van de regeringen, meestal door ge
brek aan wil. Het congres in Den
Haag bestond niet uit regeringsver
tegenwoordigers- De deelnemers wa
ren er alleen namens zichzelf. Ze
kwamen uit alle kringen die iets
met het probleem van de honger te
maken hebben.
Het congres was dus een politiek
machteloos orgaan. Het kon aanbe
velingen doen. Het zijn er enige
honderden geworden, te zamen zo
ongeveer alles bevattend wat er op
het gebied van ontwikkelingssamen
werking kan worden gedaan. Verder
kon het congres verwijten maken,
en ook van deze mogelijkheid is
ruimschoots gebruik gemaakt. De
jongeren hebben op deze politieke
machteloosheid van meet af aan ge
wezen. Zij hebben de gezagsdragers
verantwoordelijk gesteld voor de
benedenmenselijke omstandigheden,
waarin de rijken van de wereld de
armen laten leven.
De jongeren wilden sociale recht
vaardigheid boven technische land
bouwhervormingen, verdeling van
de bestaande welvaart boven econo
mische groei in de arme landen, de
hongerlijdende, onderdrukte en uit
gebuite mens boven de technische
plannen en prioriteiten van de F.A.-
O. Zij wezen op het eerste wereld-
voedselcongres, dat door wijlen pre
sident Kennedy was geopend met de
woorden: „We hebben de middelen
om de honger voorgoed van de aard
bol te bannen. Waar het op aankomt,
is de politieke wil
Steeds wanneer deze punten naar
voren werden gebracht, kwam er
ruimschoots applaus. Maar steeds
opnieuw kon het congres niet anders
dan vervolgen met de technische
plannen en prioriteiten. Blijkbaar
verlangden veel van de oudere re
formistische congressisten in hun
hart naar de revolutie die de jonge
ren predikten. Maar geloofden zij
zelf niet in de haalbaarheid ervan.
Opvallend was dat over de meeste
punten overeenstemming bestond.
Twee punten echter die door de
deskundigen als sleutels worden be
schouwd voor de overbrugging van
de kloof tussen rijk en arm, wekten
verdeeldheid in het congres-
Het eerste daarvan was het tot
staan brengen van de bevolkingsex
plosie. Volgens de deskundigen
blijft in veel »rme landen de econo
mische groei achter bij de bevol
kingsgroei. Werkloosheid, honger en
armoede zullen daarvan het gevolg
worden. Vooral da latijnsamerikanen
protesteerden echter fel tegen ge-
boorténbeperking. Er werd zelfs be
toogd dat Zuid-Amerika onderbe-
volkt is. Ook van de zijde van
Afrikaanse landen kwam verzet.
Het tweede punt van verdeeldheid
was de zin van investeringen van!
particuliere ondernemingen uit geïn
dustrialiseerde landen in ontwikke
lingslanden. Ook hier waren de des
kundigen het eens over de noodzaak
ervan. Anderen echter, niet uitslui
tend de jongeren, waren tegen dit
opdringen van buitenlands kapitaal
in de arme landen. Zij betoogden
dat de regeringen van deze landen
geen enkel machtsmiddel hebben om
op den duur het buitenlands kapi
taal de wet te blijven voorschrijven.
De uitbuiting wordt er volgens hen
door bevorderd.
Over de meeste andere punten
was men met voorbijgaan aan de
hardnekkige revolutionairen wel
eensgezindheid. Dat waren de nood
zaak van een politieke machtige in
ternationale organisatie - een soort
wereldregering, de opdracht aan de
geïndustrialiseerde landen hun eco
nomisch monopolie af te leggen en
meer plaats te maken op hun eigen
markt en de wereldmarkt voor pro-
dukten uit de arme wereld. De
noodzaak van meer directe ontwik
kelingshulp, de strijd tegen de soci
ale ongelijkheid en de daaruit vol
gende ondervoeding in de arme lan
den zelf, en nog vele minder in het
oog springende prioriteiten.
Volgens dr. Boerma hebben de
jongeren veel indruk gemaakt op
het congres, hoewel de meeste jon
geren zelf zeer gefrustreerd naar
huis zijn gegaan door het gebrek
aan discussie en het onvermogen om
tot actie te komen. In zijn slotrede
zei Boerma, dat de meeste indruk
op hem gemaakt had het inzicht dat
alle technisch volmaakte plannen
zullen falen als niet de sociaal-cul
turele implicaties voor de mensen in
de arme landen zelf in de plannen
zijn berekend. Deze menselijke fac
tor is een van de punten waarop
vooral de jongeren hebben geha
merd. en waarmee ze op meer con
gressisten dan alleen dr. Boerma
indruk hebben gemaakt-
De machteloosheid van het con
gres kwam ook naar voren in de
debatten over de manier waarop
meer aandacht bij de publieke opi
nie kan worden losgemaakt voor de
ontwikkeling. De belangstelling op
dit punt is in de geïndustrialiseerde
landen gering. Slechts 15 tot 30 pet.
van de bevolking interesseert zich
voor de problemen van de arme
landen, zo Dlijkt uit een Zwitsers
onderzoek. De aanbevelingen van
het congres om hierin verbetering te
brengen geven meer blijk van moe
deloosheid dan van overtuigings
kracht.