Japan Expo verbazingwekkend
PRATEN
OP PAPIER,
OVER
Districten
Duwen maas* i
Vriendelijk
Telraampjes
Expo
Rage
DE STEM
De Bredase Marga Schoenen,
die in De Stem reeds enkele in
drukken heeft weergegeven van
haar grote wereldreis, heeft het
immense Japan als een totaal
andere wereld ervaren. Zowel
het land van de rijzende zon,
het vriendelijke volk als de top
per die „expo" hee*, hebben
haar van de ene verbazing in
de andere laten tuimelen.
Van de geweldige stortvloed aan
indrukken en gebeurtenissen
brengt zij op deze pagine verslag
uit. Haar reis is bijna ten einde.
Na Japan komt Hongkong aan
de beurt.
Het is dan allemaal werkelijkheid geworden. We hebben ge
geten met stokjes, zittend op onze kussentjes op de grond, ki
mono's bewonderd, geslapen op talami en futon op de vloer,
onze toekomst laten voorspellen voor de ingang van de tem
pel „Kabuki", het oude Japanse theater gezien en vooral: Ja
panners ontmoet.
De eerste dagen komt het allemaal op je af als een heel andere
wereld; je voelt je hulpeloos tussen die vreemde klanken, vreemde
gewoontes, onleesbare teksten en al die kleine mensen, die jou, als
blonde westerling aanstaren.
Daarna ga je je beter thuisvoelen,
je kunt de weg een beetje vinden,
maakt contacten, maar je ontdekt,
dat het steeds verbazingwekkender
wordt; Japan is ongrijpbaar voor
ons „anders-denkenden", „Gajuis"
(vreemdelingen). Japan is een won
derbaarlijk mengsel van oud en
nieuw, van traditie en modernise
ring, van wanorde en orde.
Onze eerste kennismaking met
Nippon vond plaats in Tokyo, met
zijn krioelende mensenmassa's, op
gebroken straten, gevaarlijk zig-zag-
gende taxi's, en een duizelingwek
kend systeem van treinen en sub
ways. Het lijkt wanordelijk; overal
wordt gewerkt, gebouwd, verbouwd,
maar het spoorwegensysteem klopt
op de minuut in Japan. Tokyo, waar
het iedere keer weer een avontuur
is, op zoek te gaan naar een bepaald
adres, omdat straatnamen en huis
nummers niet bestaan of niet schij
nen te bestaan, want niemand tónt
ze.
Het telefoonboek biedt ook geen
uitkomst, want dat is (natuurlijk!)
ook in het Japans.
In de steden wordt gewerkt met
districten. In een bepaald district
heb je dan weer verschillende wij
ken, en de volgende aanduiding van
„het adres" slaat dan op een belangr
rijk kruispunt in die wijk. Van
daaruit ga je verder met „chome",
dat is het aantal blokken, dat je
hebt te gaan vanaf het kruispunt, en
tenslotte is er dan vaak nog een
aanduiding betreffende een markant
gebouw in de directe omgeving, b.v.
„tegenover Kasumigaselci Building".
"'Heb je dan nog de persoon, de
firma, waar naar je op zoek was»*
biet gevonden, dan is er altijd wel
een buurman, een winkelier, of de
politieagent op de hoek, die het
verder voor je uitvinden. Het klinkt
ingewikkeld en dat is het ook in de
praktijk, maar iedereen leeft er vro
lijk mee verder en het is wél de
manier om Tokyo te leren kennen!
Het simpelste is, om het „adres"
in het Japans op te laten schrijven,
in een taxi te stappen, 't briefje
onder de neus van de chauffeur te
schuiven, en je dan aan alle moge
lijke steunpunten vastklampen, want
'n taxi-zitje door Tokyo is een op
windende soms angstaanjagende er
varing. Je kunt je ogen dichtdoen en
een schietgebedje bidden, of zoals ik
deed de dramatische gebeurtenissen
op de voet volgen: mensen die 't
vege lijf reddend opzij springen;
auto's die met piepende remmen en
loeiende claxons tot stilstand ko
men; en het enige wat- jé zelf kunt
doen, is af en toe achterom kijken,
of we nou echt geen spoor van
slachtoffers en wrakstukken- achter
laten.
Kun je je geen taxi's permitteren,
dan maak je gebruik van het open
baar vervoer: subway of trein. Ge
zien onze financiële Situatie, waren
taxi's alleen toegestaan in noodge
vallen dus stappen we vrolijk iede
re dag op de trein, tussen duizenden
mensen. Geen dm2 meer vrij. Op
het volgend station staan er weer
twintig voor de deur, Willen ook
mee. Geen plaats meer .zou je den
ken, maar niets hoor! De horde van
twintig stort zich letterlijk naar bin
nen, gewoon doorduwen; de conduc
teur helpt nog een handje, duwt
vanaf het perron wat armen en be
nen naar binnen, en daar HANG je
dan, letterlijk, platgeperst van alle
kanten, zonder enig risico om om te
vallen, want je kunt gewoon niet
vallen; er is domweg geen plaats
voor een enkele beweging, laat
staan vallen. Geen wonder dat de
Japanse beleefdheid verdwijnt op de
perrons en in de treinen; hier begint
het instinct tot zelfbehoud te spre
ken, is er geen ruimte voor buigin
gen; Jt „Betere duw- en stampwerk"
is hier gewoon een noodzaak.
Maar eenmaal uit de drukte, is de
Japanner super beleefd, hulpvaar
dig, "ereerd met 't gezelschap van
vreemdelingen en blij met de kans,
z'n Engels een beetje op de kunnen
poetsen.
Zo is het heel normaal in Japan,
dat de mensen met je meelopen als
je de weg vraagt, tot je de plaats
van bestemming bereikt. Het is ons
zelfs verschillende malen overko
men, dat de mensen een kaartje
voor óns kochten voor de trein, en
één Student reisde* helemaal 'met ons
mee, tot „ons" station, om er zeker
van te zijn, dat we op de goede
plaats uitstapten.
Natuurlijk moesten we in Tokyo
een voorstelling bijwonen van het
traditionele „Kabuki"-toneel; een
énorm' groot theater, tot op de laat
ste plaats bezet door Japanners, die
hier wel een hele dag-door kunnen
brengen. De voorstelling begint om
11.00 uur 's morgens en gaat door
tot 9.00 uur 's avonds. Dus kun je er
allerlei taferelen aantreffen: Japan
ners, dié, terwijl ze het (meestal
tragische) gebeuren, op het to
neel op'de voet volgen, hun maaltijd
naar binnen zitten te werken (rijst,
cris, en allerlei soorten versnaperin
gen) of zitten te snuffelen in hun
zakdoek, als het erg aangrijpend
wordt. Achter ons zat iemand luid
ruchtig te snurken, hij werd voor-
'zièhtïg 'gewekt' döÖi*"'8ê 'Ótivreuse,
omdat hij de andere mensen stoor
de! Er zijn er zelfs enkelen, die zo
meeleven, dat ze af en toe wilde
kreten uitstoten, in 't vuur van het
spel, als het erg spannend wordt
(z.g. „Kabüki-crazy", volgens onze
commentator).
Het programma zelf bestaat uit
verschillende toneelstukken, muziek
en dans. Natuurlijk verstonden we
geen woord van de teksten, maar de
decors, belichting, kleding, de hele
entourage was zo geweldig (en 't
gedrag van het publiek!) dat we het
er vier uur uitgehouden hebben,
zondér ons eën minuut te vervelen.
rauwe eieren, en dat alles wordt
met stokjes naar binnengewerkt. Zo
lang je iets stevigs oppakt lukt 't
nog wel, maar met spaghetti-achtige
slierten wordt 't iets moeilijker
(hoewel we er nu vrij handig in
zijn).
Het is dan ook de natuurlijkste
zaak van de wereld, om daarbij wat
slurpgeluiden te maken; dat is 't
eenvoudigste, en helemaal niet on
beleefd. De meeste restaurants heb
ben 'n soort kleine etalage buiten;
kun je binnen biet precies duidelijk
maken, wat je wilt hebben, dab gaat
de hele optocht naar buiten en wijs
je 't even aan. Voor de maaltijd
krijg je met '11 zilveren tang 'n
warm vochtig doekje aangeboden
om je plakkerige vingers te reini
gen, voor je naar de stokjes grijpt.
En dan natuurlijk de Japanse,
groene thee! Overal, waar je ook
komt, krijg je groene thee aangebo
den, die, niet al te sterk gezet, nog
wel te drinken is, maar eenmaal
goed getrokken, iets weg heeft van
levertraan, bitter en 'n vet-achtige
smaak achterlatend. Natuurlijk wil
je niet onbeleefd zijn tegenover al
die mensen, die zo aardig voor je
zijn, dus je werkt 't maar naar
binnen.
Verder hebben we in Tokyo een
aantal tempels bezocht, de Meiji
Shrine, 't National Gymnasium; (O-
lympische Spelen '64) en heb ik
contact gezocht met de Japanse Vol
leyball Assocation (als verwoed vol
leybal-enthousiasteling!) wat resul
teerde in het bijwonen van een trai
ning Japan - Bulgarije (Tijdens de
wedstrijd werd me nog snel een
intervieuw-afgenomen door de sport
redacteur van 'n Tokyose krant, die
nieuwsgierig was naar mijn bele
venissen).
Maar ook Tokyo is 'ri grote dicht
bevolkte stad met luchtvervuilingen,
mensenmassa's, dus trokken we naar
het zuid-westen, richting Osaka. We
onderbraken onze treinreis in Ka-
makura, 'n schilderachtig plaatsje
aan de kust, waar we rondsjouwden
door die typisch Japanse smalle
straatjes, waar we „clamps" (soort
mosselen) aan 't strand uitgroeven,
die we de volgende ochtend in de
soep als ontbijt kregen aangeboden
door onze gastvrouw. In Japan leer
je alles eten; soep met „glibberblok-
ies" (weet er geen andere naam
voor; witte, vierkante, gelei-achtige
dobbelsteentjes), zeewier, allerlei
soorten vis, (vaak rauw) op alle
mogelijk manieren klaargemaakt.
We werden in 'n echt Japans huis
uitgenodigd in Ogaki, 'n dorpje er
gens tussen Kamatura en Kobe,
waar we ons om 11.00 uur 's avonds
in 't kille stationshalletje geïnstal
leerd hadden en 't voor ons onder
tussen gebruikelijke „reis-menu"
aan 't verorberen waren (brood met
kaas, mandarijntjes toe). Dit in af
wachting van aansluiting (volgende
ochtend 6.00 uur 's morgens)!) Toen
een vriendelijk Japans mannetje ,,'n
praatje" kwam maken (z'n kennis
van de Engelse taal was erg be
perkt, dus zoals gewoonlijk werd er
weer met handen en voeten, potlood
en papier geconverseerd) en ons uit
nodigde in zijn „home" waar het
volgens hem lekker warm was. We
waren ondertussen tot op het bot
verkleumd, dus stemden we toe. We
stapten in z'n rammelende autootje
en verdwenen in de nacht. Net be
gonnen we ons af te vragen, waar
we in 's hemelsnaam aan/begonnen
waren, toen we voor 'n denker huis
aan de buitenrand van 't dorpje,
stopten. Voor we in de eigenlijke
woonruimte binnen traden, natuur
lijk schoenen uit, in slippers gescho
ven en buigend kennismaken met de
hele familie (nee, géén handen
schudden in Japan!). Die familie
bestond uit echtgenote, moeder,
grootmoeder en zuster die allemaal
met slaperige oogjes en de krulspel
den nog in tevoorschijn waren geko
men om met de „vreemdelingen"
kennis te maken. Het was een hele
opschudding, we werden uitgeno
digd plaats te nemen op de grond,
rondom de lage tafel. Onder de tafel
was op de een of andere, voor mij
mysterieuze wijze, verwarming aan
gebracht, en vanaf de randen van de
tafel hing een soort dik kleed tot op
de grond. Iedereen stopte lekker z'n
voeten onder dat kleed, dus wij
volgden gedwee en ik moet zeggen,
't was heel behaaglijk.
Hoewel niemand, uitgezonderd on
ze vriend een enkel woord Engels
sprak, hebben we tot heel laat „ge
keuveld" met de familie, m.b.v.
landkaarten, foto's, vreemde munten,
en 'n Engels-Japans woordenboekje.
We kregen van alles aangeboden,
groene thee, gepofte bonen, chips;
mochten zelfs 'n poppetje uitzoeken
uit de collectie van onze gastheer
(zijn speciale hobby: verzamelen
van allerlei houten figuurtjes), en
als klap op de vuurpijl kregen we
van z'n vrouw 'n afdruk van hun
trouwfoto aangeboden!
Om twee uur 's nachts viel ieder
een om van de slaap, en werden wij
„onze kamer" gewezen: op de tata-
mi's (vloermatten), twee foutons,
waarover twee prachtig geborduur
de, soort dikke, gevulde dekens. On
ze slaapzakken en (zwakke!) pro
testen werden weggewuifd, en
dankbaar kropen we onder de zwa
re, warme vracht. Om 5 uur werden
we gewekt; haastig ontbijt, bestaan
de uit rijst, rauw ei, soort aardap
pelsoep en wat visgarnering ('t zee
wier lieten we staan, dat was nét
iets teveel op de nuchtere maag!).
Hierna bezoek aan wastafel en toi
let, (weer even geconfronteerd met
Japan, land van uitersten: toilet bui
ten, gat in de grond, zonder enige
afvoer, twee schuttingen, that's all,
maar er prijkte wél 'n kleuren t.v.
in de woonkamer!), afscheid met
veel buigingen en de auto in, rich
ting station.
Dit was een van onze onvergete
lijke ervaringen in Japan. Ondanks
het feit, dat het erg moeilijk is om
echt door te dringen in de Japanse
denkwijze, omdat deze zo verschil
lend is van de onze, en je bovendien
steeds enorm gehandicapt bent door
het feit dat je de taal niet spreekt,
hebben we toch Japan wel 'n beetje
geproefd.
Er zijn vrij veel Japanners die
Engels spreken, maar vaak heel ge
brekkig, omdat hun taal heel anders
geconstrueerd is, verder hebben ze
veel moeite met de uitspraak, zo
zijn de „L" en de „R" b.v. gelijke
klanken voor de Japanner. (Kun je
helemaal niet wijs worden uit 'n
woord, dan vervang je de „R" door
'n „L" of omgekeerd, en dikwijls
brengt dat uitkomst! Ik was b.v.
afkomstig uit „Oranda" „The Ne
therlands" is meestal niet duidelijk,
„Holland"? Nog steeds niet-begrij-
pende gezichten, maar zeg „Oranda"
en ze snappen meteen dat je uit dat
„landje beneden zee-niveau" komt).
In Japan, dat als 'n vuurpijl om-
hoogschiet op de economische lad
der, wordt nog overal, in alle win
keltjes, tot in de banken toe ge
werkt met telraampjes. Veel men
sen, die verkouden zijn, of denken
het te worden, dragen 'n soort gazen
maskertje voor neus en mond, met
elastiekjes om de oren bevestigd,
om geen bacillen te verspreiden. Het
gevoel voor hygiëne gaat nog verder:
overal, waar „Pachiuko" gespeeld
wordt (Japans gokspelletje, nationa
le „kwaal", waarbij je zilveren bal
letjes in 'n machine schiet), maakt
iedereen ijverig van de gelegenheid
gebruik om bij de uitgang zijn han
den te wassen. Daar staat dan weer
t ege no.pevrdsrmnotaaatea ,.a lit
dén te wassèhT'D'aaf.staat 'dijif'fyeer
tegenover, dat óp straat allé manhen
er lustig op los lopen té spugen, en
dat is werkelijk 'n walgelijk gezicht
(en gehoor!). Japan, waar de men
sen zo vreselijk beleefd kunnen
zijn, is zo verfijnd, dat wij ons
meestal erg plomp en links voelen.
Maar in de trein zal de man 't eerst
'n vrije plaats bezetten; de vrouwen,
vaak oud, of met de baby op de rug
blijven staan, en dat schijnt voor
iedereen heel gewoon te zijn.
De man is heer en meester. In *t
huwelijk wordt de vrouw nog vaak
als 'n soort sloofje beschouwd; haar
plaats is thuis, bij de kinderen. De
man heeft alle rechten, kan doen en
laten wat hij wil zonder enige ver
antwoording af te hoeven te leggen,
maar van de vrouw wordt niet ver
wacht, dat zij uitgaat, studeert, hob
by's heeft, kortom, iets anders doet
dan kinderen grootbrengen. Hoewel,
ik moet zeggen dat er op 't ogenblik
veel aan 't veranderen is.
Tot slot nog een enkel woord over
de Expo, waar we twee dagen door
gebracht hebben. We sliepen in Osa
ka in 'n Boeddhistische tempel, om
dat vanwege de overstelpende druk
te alle hotels, jeugdherbergen etc.
overvol waren.
Het terrein van de Expo is gewel
dig leuk. Het is 'n grappig gezicht al
die vreemdsoortig gevormde gebou
wen bij elkaar te zien, soms indru
kwekkend, (zoals 't Russische en 't
Australische paviljoen!), soms gei
nig (Fuji paviljoen), soms mooi (de
pagoden van de Z-O Aziatische lan
den en de „jonks" van Hongkong)
en soms vrij lelijk ('t Nederlandse
paviljoen blinkt bijv. niet uit door
schoonheid!).
Zodra je de paviljoens echter van
binnen wilt gaan bekijken, deins je
terug voor de mensenmassa's. Over
al wachtende rijen mensen. Voor de
belangrijkste paviljoens, zoals 't
Amerikaanse en Russische en „the
Tower of the Sun", bedroeg de
wachttijd meestal enkele uren! 't Is
werkelijk gekkenwerk, om alle pa
viljoens te bekijken.
Wij hadden al spoedig wat trucjes
ontdekt om dat wachten te omzeilen.
In 't Canadese paviljoen (werkelijk
schitterend, zowel de buitenkant, als
't inwendige) en 't Nederlandse,
hadden we geen moeite, om via de
achterdeur naar binnen te glippen,
vanwege onze nationaliteit. Ieder
paviljoen heeft z'n achterdeurtjes, 't
is alleen de kunst om ze te vinden,
en dan 'n verhaaltje klaar te hebben
om er door te komen! Bij 't Ameri
kaanse paviljoen stapten we brutaal
weg met twee Australische journa
listen mee naar binnen, met 'n ge
zicht van „we horen er ook bij!"
Eenmaal langs de achterkant naar
binnen, namen we de eerste de bes
te lift die we zagen, drukten we op
'n knopje en kwamen waarempel uit
bij de tentoonstelling!
Bij 't Russische paviljoen (hier
was de wachttijd 't langste!) speur
den we net zolang rond, tot we
iemand zagen lopen met 'n CCCP
speldje. Wij erop af met ons ver
haal, dat we dezelfde avond zouden
vertrekken, dus onmogelijk zolang
konden wachten in de rij, maar zo
graag 't Russische paviljoen zouden
zién. En jawel, 't werkte, we wer
den keurig door 'n achterdeurtje
naar binnen geloodst, 't Russische
paviljoen was erg indrukwekkend
en bijzonder groots opgezet.
Natuurlijk veel propaganda, ze
hadden er weer 'n aardig stukje van
gemaakt, enorme filmbeelden van
Lenin, wapperende vlaggen eto»
Toch gaf 't 'n behoorlijk algemeen
beeld van het leven in de USSR,
Het maakte dan ook meer indruk
dan 't paviljoen van de USA. Vrij
niets-zeggend. Slechts enkele facet
ten van de USA werden belicht, en
dan nog op 'n oppervlakkige manier.
Bij 't paviljoen van de Fuji-group"
ontdekten we 'n ingang voo*
„VIP's" (Very Important Persons),
Hoewel we wel voelden, dat dia
deur niet voor ons bestemd was,
zijn we toch maar naar binnen ge
stapt, en werden we zowaar doorge
laten, ondanks het feit, dat we er,
zoals tijdens onze hele trip, nogal
armoedig uitzagen.
Nu moet ik wel vertellea, dat 't 'n
groot verschil maakte, dat we bui
tenlanders waren, vreemdelingen,^
blank. Daardoor ben je meteen al
iets bijzonders in Japan, en zeker op
de Expo, waar de bezoekers voor 99
procent uit Japanners bestaan.
Zo was 't 'n rage onder de Japan
ners, om zoveel mogelijke handteke
ningen van buitenlanders op de Ex
po te verzamelen. We konden dui
zendmaal vertellen dat we geen
„hostess" waren, ook maar gewone
bezoekers, het deed er allemaal
niets toe „Sign, please". Was je
eenmaal begonnen, dan had je zo een
hele drom om je heen, die allemaal
je handtekening wilden. Meestal had
ik dan de neiging om heel hard te
gaan lachen, of gillen, want 't is
toch 'n gekke situatie, maar dat heb
ik steeds kunnen inhouden.
Ze waren er ook dol op, om „op
de foto" te komen met twee blanke
meisjes. Dus: glimlachend poseren
tussen groepjes studenten, hele fa
milies, compleet met grootmoeder en
de baby; af en toe 'n stel keurige
zakenmannetjes, compleet met ak-
tentas en paraplu!
Binnenkort zullen we in heel wat
Japanse foto-albums prijken, twee
onbekende meisjes, ergens op de
Expo.
Na twee dagen Expo waren we let
terlijk uitgeput, hadden zere voeten,
en konden geen mensenmassa's,
films, foto-impressies, teksten, vlag
gen meer zien. We waren compleet
afgestompt.
Dus togen we richting Kobe;
boot voor Hong-Kong. We na
men met weemoed afscheid van
Japan en de Japanse gastvrijheid.
Bedankt Japan, en tot ziens. Wie
weet
Domo Arigato, Nippon, Sayo-
nara.
MARGA.
De schrijver J. Bernlef ver
zorgt sinds 1966 een kroniek over
poëzie in het tijdschrift „De Gids".
De tot eind 1969 in dit cultuur
blad verschenen kronieken heeft
hij gebundeld in „Wie a zegt"
(Querido, 1970. f 14,50). Zij be
slaan het (brede) middenstuk
van het boek. Hier gaan een vijf
tal stukken over poëzie aan voor
af, terwijl de staart van het boek
een aantal prozakritieken bevat,
die met een (verkapt) autobio
grafisch verhaal worden afgeslo
ten. Einde van het boek. Een al
legaartje? Waarom een stukje
autobiografie van de schrijver in
een boek vol kritieken over an
dermans werk, zowel van Ne
derlandse schrijvers als van bui
tenlandse, voornamelijk Engels
talige? Moest de schrijver weer
zo nodig een boek op de markt
brengen en heeft hij daarom maar
alles wat hij nog in de portefeuil
le had, bijeengeschraapt en ge
bundeld? Of steekt ook hier weer
een „bedoeling" achter?
Een boek, dat een groot aantal
kritieken over poëzie bevat, moet
beginnen met een plaatsbepaling:
wat verstaat Bemlef onder poë
zie? Ik zal hem zelf zoveel moge
lijk aan het woord laten.
In „Over poëzie, bijna", het eerste
stokje 'theorie' in genoemd boek,
citeert Bernlef een gedichtje van
een onbekende Canadese dichter.Het
luidt: De kikker
Wat een prachtige vogel is de
kikker-
Als hij staat zit hij bijna;
Als hij springt vliegt hij bijna.
Hij heeft nauwelijks enig ver
stand;
Hij heeft nauwelijks een staart
ook.
Als hij zit, zit hij op wat hij niet
heeft
bijna.
In dit versje wordt geen biolo
gisch verantwoorde informatie over
de kikker gegeven, maar een poëti
sche informatie: „de vogelkikker,
produkt van de verbeelding van de
ze anonieme meester". Het is een
kikker van taal, „een metafoor,
waarin de verbeelding zich uitkris
talliseert, concreet en abstract, wer
kelijk en imaginair: wat een prach
tige vogel is de kikker".
„Over poëzie, nogal", de tweede
'theoretische' verantwoording, geeft
de beschrijving van een eilandje,
een smalle strook zand, geklemd
tussen een grijze bergwand en de
grijze zee. „Op die smalle strook
tussen de berg en het water van de
zee moet alles gebeuren, het leven
van een gemeenschap; gecompri
meerd". De betekenis van dit beeld
is duidelijk: een gedicht geeft het
leven weer in een zeer compacte
vorm.
„Visie is een kwestie van verblin
ding" geeft een stuk geschiedenis
van de poëzie der vijftiger en zesti
ger jaren, die teruggaat tot de beel
dende kunst. Voor de schrijver is
ook hier weer de verhouding werke-
lijkheid-poëzie het belangrijkst. Hij
pleit voor „een poreusheid" van het
gedicht, „die voortdurend van het
gedicht naar de omliggende werke
lijkheid verwijst". In het gedicht
ontstaat een speciaal soort 'werke
lijkheid', die schijnbaar op de ons
omringende werkelijkheid lijkt. Zo
ontstaat een tweerichtingsverkeer,
zoals de schrijver het in „Er staat
wel niet wat er staat" noemt, tussen
verbeelding en werkelijkheid: het
gedicht is een tekening. Daarbuiten
ligt het teken (dat wat onze ogen en
hersenen als 'werkelijkheid' regi
streren). De tekening lijkt schijn
baar op het teken. Wat tot stand
wordt gebracht, is „een moment van
verwondering", dichter en lezer rea
liseren zich „een ogenblik het onge
wone van het gewone, een nieuw
aspect van de werkelijkheid waarin
hij zinde blind was".
begrip van waar het Bernlef om
gaat, met enige zevenmijlslaarzen is
weergegeven. De schrijver zou ik
een 'realist' willen noemen, de mens
die liever naar omlaag kijkt dan
'omhoog blikt'. Het Hoge Woord en
de smalle ik-jij lyriek is hem
vreemd. Dat soort woordgegoochel
wijst hij af. De goede verstaander
begrijpt reeds dat Bemlef liever
over poëzie en proza praat zonder
loze dikdoenerij, waarbij hij zichzelf
niet buiten spel zet. Kleine, autobio
grafische feitjes schuwt hij niet in
zijn kritieken. Wat hij van poëzie
verwacht, is een theorie, die hij in
zijn eigen gedichten in praktijk
brengt. Zijn prozakritieken over o.a.
de zeer door hem bewonderde (en
terecht) Borges en Nabokov zeggen
misschien net zo veel over zijn ei
gen schrijverschap a'ls over het hun
ne. Zo beschouwd, functioneert zijn
autobiografisch verhaal, „Op het
spoor van dr. Hackenbush", waar
mee het boek wordt afgesloten ,heel
goed in het geheel van deze gebun
delde kritieken.
Genoeg theorie, die. voor een snel Wim Huyskens.