VEILIGHEID IN DE LUCHT IS IN GEVAAR LEERPLICHT t f. f f 8 f t t f l. f ,1* Periode betere zomers schijnt aangebroken DR. CORN. VERHOEVEN: I t 9' 9 9 9: 9- 9 VRAGEN WASLIJST m Oecumenica door «f# ds» tv* F Snow Financiën N-H.-kerk zeer zorgelijk Failliet 15 ZATERDAG 20 JUNI 1970 19 Bepleit wordt het' internationaal zwaar strafbaar, stellen van luchtpi- raterij en van terreurdaden tegen vliegtuigen. Men hoopt, dat kapers en terroristen zullen worden afge schrikt, wanneer ze weten, dat hun een niet mis te verstaan Vonnis wacht. Een dergelijke conventie kan inderdaad zijn nut hebben, mits alle landen ter wereld haar onvoorwaar- lijk dnderschrijven. De toestand van nu, waarbij sommige staten een luehtpiraat zonder meer politiek asiel geven of een voorwaardelijke (Van onze correspondent) SCHIPHOL Een luehtpiraat is eèn potentiële massamoordenaar, die uit eigen persoon lijke motieven bereid is, de levens van één tot wel vijfhonderd passagiers in de lucht en op de grond op het spel te zetten. Een waarheid als een koe, die de laatste jaren door bijna tweehonderd gevallen van kaperij en terreurdaden tegen vliegtuigen bevestigd is. Men moet het een wonder noemen, dat er tot dusver (op de Coronado van Swissair na, die on derweg naar Tel Aviv explodeerde: 47 doden) geen grote catastrofes hebben plaatsgevonden, al vielen er links en rechts de nodige slachtoffers. De koelbloedigheid en vakbekwaamheid van de be trokken vliegers kan in dit verband nfet hoog genoeg geprezen worden. Maar dat het vandaag of morgen op een' verschrikkelijke manier mis moet lopen, staat voor iedere des kundige vast. Vandaar, dat momenteel (eindelijk!) de 119 luchtvaart-bedrijvende landen, die verenigd zijn in de ICAO (vrij vertaald: internationale federatie van rijksluchtvaartdiensten) in Montreal bijeen zijn om te proberen, het dood-enge probleem op te lossen. dan wel lichte gevangenisstraf en waarbij andere het plegen van ter reurdaden goedpraten zo niet tóejui- gen, is onhoudbaar voor ieder, die de veiligheid in de lucht serieus neemt. Waarom de regeringen zo lang gewacht hebben voordat ze de koppen, bij elkaar staken, is een raadsel, tenzij men het antwoord zoekt bij de manipulaties van de internationale politiek, die wel meer bloed aan zijn handen heeft. Het geen de deskundigen dan weer niet al te optimistisch stemt over de afloop van de besprekingen, die 30 juni in Montreal eindigen. Maar zelfs als het- resultaat posi tief is zijn we er dan? Het is zeer de vraag. De kapers en terro risten zijn voor het overgrote deel verblinde fanatici, die de draagwijd te van hun daad (door welke motie ven die ook moge,zijn,-geïnspireerd) Hfet inzien. Het is een soort zelf- mperdbrigade, een,.'groep despera-^ do's, die allés op het spél zetten om hun doel te bereiken. Zouden man nen van dit psychische kaliber zich laten afschrikken door het internati onale strafrecht, zo dit al tot stand komt? Het lijkt nogal illusoir, zijn hoop louter hierop te stellen. Naast de broodnodige internatio nale wetgeving moeten er daarom ook strenge veiligheidsmaatregelen ^Jcomen, aldus de deskundigen, voor J^u de stemplicht is afgeschaft, blijkt dat nauwelijks mper dan de helft van de kiesgerech tigden er,prijs op stert aftief deel te nemen aan de verkiezingen. Politici schudden meewarig het hoofd onder zoveel gebrek aan interesse. Maar wanneer zou blijken, dat de helft van de kiezers die opkomt, representatief is voor alle kie zers, verandert het zo veroordeel de wegblijven eigenlijk alleen maar iets aan de kiesdeler, piet aan de uitslag en niet aan het politieke leven. Het kan zijn dat de wegblijvers gelijk hebben door niet storm te lopen tegen de ijzeren wetten van de waar schijnlijkheid en het aan anderen over te laten deel te nemen aan een steekproef die misschien bij eentiende procent opkomers al representatief is. Hoe dit ook zij, het massale wegblijven onthult misschien achteraf waarom er een verplichting bestaan heeft. Want het is iets vreemds en bij na ondemocratisch iemand te verplichten gebruik te maken van zijn rechten. De afschaffing van die plicht onthult dat veel mensen niet erg geïnteresseerd waren in dat recht; en het zou best eens kunnen zijn dat de verplichting als functie heeft ge had dit gebrek aan interesse ver borgen te houden. Worden we niet bij voorkeur verplicht tot dingen die we eigenlijk niet wil len? Nu was natuurlijk, strikt geno men, niet het stemmen, maar hét opkomen verplicht. Dat subtiele verschil wijst erop dat de ver plichting toch begrensd was in haar pretenties. De opkomst was verplicht gesteld om de interesse die hoog aangeslagen wérd ifiaar waaraan tegelijk min of meer gewanhoopt werd, een handje te helpen zonder haar zelf verplicht te stellen. Ik zeg dit nog eens omdat ik denk dat het elders ook zo gaat: wanhoop aan werkelijk- heid leidt tot produktie' van schijn. Bij het onderwijs doet zich een situatie vpor die eenvou dig om een vergelijking schreeuwt. De leerplicht' schrijft de opkomst voor, maar kart dé interesse uiteraard niet afdwin gen. Zij is ingevoerd vanuit- het inzicht dat onderwijs in onze sa menleving noodzaak is, dat ieder een daar recht op heeft. Dat in zicht is ongetwijfeld juist, maar ook hier kan gevraagd worden in hoeverre, iemand gedwongen kan worden van zijn recht ge bruik te maken. Als het alleen ging om een plicht jegens volk en vaderland, zoals de belasting en de militaire dienst, dan lag de zaak anders. Maar nu gaat het om een recht. Ik denk dat ook hier de verplichting tot taak heeft een zeer reëel gebrek aan interesse zo lang mogelijk ver borgen te houden. Dikwijls ver moed ik dat ook na de strikt leerplichtige leeftijd, als de ver plichting tot leren in feite wordt omgezet in de plicht om op tijd op school te zijn dat gebrek aan interesse zeer groot is. Nu kan ik mij geen enkele onder wijsvernieuwing voorstellen zon-, der een onderzoek hiernaar. Ik zou wel eens willen weten wat het afschaffen van de opkomst plicht b.v. bij het middelbaar on derwijs, zou kunnen betekenen. Het zou een experiment waard zijn hierachter te komen. En het is doodeenvoudig. Mij dunkt dat de revolutie cfie hiervan het ge volg zou zijn, aanzienlijk ingrij pender zou zijn dan alles wat nu met zovéél lawaai, zoveel geld en vooral zoveel wilskracht wordt nagestreefd. Ik zie een groot aan tal voordelen. Ten eerste zou duidelijk wor den dat het onderwijs een recht is, een positief gped. Wie daar geen genoegen aan beleeft moet er geen gebruik van maken,, pre cies zoals dat met het récht op taartjes eten en' stemmen gestéld is;--"i »r>' s' *5 M - j Tëh tweede zou hét 'zóhijer meer belangrijk zijn te weten hoevee] interesse er werkelijk is. Als we dat wisten zouden we ook weten hoeveel ongeïnteresseerd heid, weerzin en georganiseerd verzet tot nu toe werd opgeroe pen door de opkomstplicht, nog helemaal afgezien van wat het onderwijs te bieden heeft en de manier waarop het geboden wordt. Want die wordt vodr-"een t deel bepaald door de.,ongeïnteres- seerdheid. Si- Ten derde zou hét tempo ver hoogd kunnen worden; Nu wek-dt het niet alleen béjp(Rald,.dpor. „(je. middelmaat, maar vooral ook door dé weerstand. Heel wat tijd gaat verloren met preken; met nodeloze herhalingen, met het kunstmatig opwekken van een gehuicheld, net soort van interes se, kortom met het creëren van een situatie zoals die zonder dwang 'al meteen gegeven zou zijn. Van de obligate vijf of zes jaar die leerlingen op een mid delbare school rondhangen, gaan er, schat ik, minstens twee naar de bliksem met dit frusstrerende gedoe. Tenvierde zou de jeugd zelf standiger wórden. Ze heeft daar recht op en schreeuwt erom. Een eventuele mislukking moet ha-ar dus royaal gegund worden)' Ken nelijk gaat de opkomstplieht van de veronderstelling uit dat leer lingen zonder dwang niets zou den doen. Aldus verkondigt de wet van ons onderwijs zelf luid en duidelijk: onderwijs is niét leuk; normale jongelui trappen er niet uit eigen beweging in. Ten vijfde zou de zelfstuuie bevor derd' worden. Leerlingen zouden thuis of in daarvoor op - school ingerichte lokalen veel meer zelf kunnen doen. De plicht hatldt hen nu onzelfstandig en maakt hen afhankelijk, van leraren die gedwongen worden autoritair óp te treden omdat ook zij het ge brek aan interesse moeten ver hullen. Tenslotte zouden er veel min der scholen nodig, zijn. Er zouden rpiljoenen bespaard kunnenwor den die nu verkwist worden aan ongèïnteresseerden. De leerplicht dwingt het onderwijs tot een ser vice die vol goede bedoelingen is, maar weinig efficiënt en gewel dig duur. Het móet mogelijk zijn in veel minder tijd meer leerlin gen een beter eindexamen te la ten-doen, maar dat kan alleen op scholen die ontoegankelijk zijn voor ongeïnteresseerden. En laten wé vooral de zaak niet omkeren en zeggen dat de school interesse „moet" kweken; het gaat om een. recht, er valt niets te moeten. Mijn optimisme is gebaseerd op enige ervaring; misschien klinkt mijn voorstel daarom wat cy nisch. Maar cynisme is een vorm van ervarenheid. a) vluchten van maatschappijen, waarvan het bekend of waarschijn lijk is dat zij het doelwit kunnen worden van politiek-aktieve groepe ringen, b) vluchten van andere maat schappijen naar of vanuit gebieden, waar vijandelijkheden plaats vinden of internationale spanningen heersen en c) vluchten, die bekende politici aan boord hebben of grote groepen uit landen, die met elkaar in conflict gewikkeld zijn en die het doelwit van politiek-aktieve groepen kun nen worden. Voor passagiers, die op dergelijke vluchten boeken, zal het reizen geen pretje meer zijn, wanneer de aanbe velingen worden doorgevoerd, die bij de ICAÖ op tafel liggen. De betrokken machines moeten, aldus de voorstellen, op de luchthavens zo geisoleerd mogelijk worden opge steld en zo streng mogelijk worden bewaakt. Alle passagiers en beman ningsleden moeten voor het begin van de vlucht zorgvuldig worden gecontroleerd. Hun papieren moeten in orde oevonden worden, hun hand- en gndere bagage moet wor den onderzocht en ze moeten wor den gefouilleerd. Een regelmatige uitwisseling van informatie over le den van politieke organisaties, die niet voor aanslagen terugdeinzen, moet de luchthaven-autoriteiten in staat stellen, dit werk effectief te doen. Passagiers, die bij tussenlandingen onderweg aan boord komen, dienen aan dezelfde strikte controle te wor den onderworpen, het liefst aan af zonderlijke balies, waar politie en andere geüniformeerde veiligheids bewakers demonstratief aanwezig zijn. Wanneer de veiligheidsofficie ren een passagier niet vertrouwen, moeten ze een uitvoerige persoonlij ke identificatie eisen en bij twijfel moeten ze tot fouillering overgaan. Iedere passagier dient zijn hand en andere bagage zelf naar een af gescheiden vertrek-hal brengen, zo gaat de reeks aanbevelingen verder, waar de tassen en koffers grondig kunnen, worden doorzocht. Om psy chologische redenen moeten de rei zigers hierbij persoonlijk aanwezig zijn. Tijdens deze inspectie moet een optimaal gebruik worden ge maakt van de beschikbare opspo- ringsapparatuur voor wapens en ex plosieven (röntgenstralen, decom- pressie-kamers en chemische detec tors). Op hun weg van en naar het vliegtuig dienen de passagiers bege leid en bewaakt te worden door veiligheidspersoneel. Er moet streng op worden toegezien, dat zich geen onbevoegde personen kunnen ophou den op plaatsen, waar vliegtuigen aankomen of vertrekken en in de bussen, waarin de passagiers naar hun machine worden vervoerd. Ook de bagage moet nu op weg naar of van de vliegtuigen voortdurend on der scherpe bewaking staan. Het cabine-personeel en de grondstewardesen, aldus een an dere aanbeveling, moeten bij tushsenlandiragen streng let- op het in- en uitstappen van de passagiers en zorgvuldig de aan tallen controleren. Zij moeten ook letten op bagagestukken of andere voorwerpen, die door reizigers bij het uitstappen worden achtergelaten. Bij iedere tussenlanding dient de aandacht speciaal uit te gaan naar de toiletten en afvalbakken. De con tainers met voedsel, drank etc., die aan boord worden gebracht, dienen te worden gecontroleerd. Wat de luchtvracht en -post be treft die zal, als de aanbevelingen erdoor komen, grondig worden on derzocht door de douane en door postale of andere veiligheidsambte naren en wel zo spoedig mogelijk na aankomst. Na dit onderzoek, waarbij weer een maximaal gebruik zal worden 'gemaakt van opsporings technieken voor wapens en explo sieven, worden de stukken duidelijk gemerkt met een officieel stempel of zegel. Geen enkel stuk. dat niet voorzien is ;an het officiële merkte ken, mag door de maatschappij aan boord van een vliegtuig worden ge bracht. Daarnaast bevelen de voorstellen het gebruik van close-circuit televi sie aan op luchthavens en in vracht gebouwen om controle te kunnen uitoefenen op passagiers, personeel en andere aanwezigen. Op duidelijke leesbare borden moet staan aangekondigd, dat de reizigers streng worden gecontro leerd en dat hun bagage wordt door zocht. In de vliegtuigen en speciaal in de cockpits dienen goede rook- afzuigers te komen zodat een toes tel, waarin een niet-ontdekte bom tot ontploffing is gekomen, toch aan de grond kan worden gezet. De ver zekeringsautomaten op luchthavens moeten verdwijnen om de verleiding weg te nemen bij hen, die een aanslag met winst-oogmerk overwe gen. En tenslotte' dient in het alge meen bestudeerd te worden, hoe de veiligheid op luchthavens kan wor den gewaarborgd. Een indrukwekkende waslijst. Het zal veel geld en extra mankracht eisen om hem van a tot z af te werken. En als er desondanks toch een gewapende kaper in slaagt om tijdens de vlucht in de cockpit door te dringen? Daarover heeft de inter nationale federatie van vliegers ver enigingen zijn eigen mening en aan bevelingen. De piloten gaan ervan uit, dat de gezagvoerder te allen tijde het volledige gezag moet be houden om beslissingen te kunnen nemen ten aanzien van de veiligheid van hen, die zich aan boord bevin den. Zij achten geen enkele maat regel aanvaardbaar, die op welke mamier dan ook gevaar kan opleve ren voor de inzittenden dit afge zien van de risico's, die inherent zijn aan de aanwezigheid van de kaper. Ze verzetten zich daarom te gen het meenemen van gewapende bewakers, omdat die op een dusda nige wijze kunnen optreden, dat daarmee het daadwerkelijke gezag aan de gezagvoerder wordt ontno men. Evenzo moet het gezag van de gezagvoerder absoluut blijven, wan neer een geroofd vliegtuig voor bijtanken of anderszins een tus senlanding maakt op weg naar de bestemming van de luehtpiraat. Zijn instructies moeten strikt worden op gevolgd door de autoriteiten op de grond, vinden de vliegers. Elke po ging tot inmenging zonder voorken nis van de gezagvoerder is meer gevaarlijk dan nuttig. Als bewijs voeren zij het geval van het ALM-vliegtuig aan, dat op 24 januari 1970 werd gedwongen naar Santiago de Cuba te vliegen. De kaper had de gezagvoerder toe gestaan om in Port au Prince op Haiti een tussenlanding te maken. Heel weinig medewerking en dan nog aarzelend werd gegeven door de verkeerstoren voor de nadering en landing, terwijl de herhaalde verzoeken van de vlieger om facili teiten voor het bijtanken totaal wer den genegeerd. Na twintig minuten wachten zag de bemanning een groot aantal ge wapende soldaten heimelijk het vliegtuig naderen. Omdat de kaper in een hoogst nerveuze toestand ver keerde, had men geen andere keus dan snel te vertrekken zonder extra benzine en met het risico, dat er vanaf de grond zou worden gescho ten Een dergelijke poging tot inter ventie noemen de vliegers dwaas heid. „Een reeds gevaarlijke situatie met een nerveuze, gewapende kaper aan boord van een vliegtuig met bijna geen reserve brandstof werd op onduldbare wijze verergerd door onverantwoordelijke acties van auto riteiten op de grond. De toestand was in feite zodanig, dat bemanning en kaper tot elkaar werden gebracht in een gezamenlijke verdediging te gen de interventie, die in hoge mate de reeds bestaande gevaren ver grootte". Wat tenslotte te doen, wanneer een land onwillig is, de eventueel straks ingevoerde internationale wetgeving tegen kapers en terroris ten na te komen? Voor dit geval heeft de internationale federatie van vliegersverenigingen ook een aanbe veling op tafel van de ICAO gede poneerd. Als basis voor discussie geeft de organisatie de volgende maatregelen in overweging, die elk apart of alle tezamen kunnen wor. den toegepast: Fouilleer alle vertrekkende luchtreizigers, die in het bezit zijn van een paspoort van de onwillige staat; Weiger de houders van paspoor ten van die staat door de lucht te vervoeren; Staak de vluchtuitvoering naar die staat; Weiger faciliteiten aan vliegtui gen van die start; Weiger de levering van vliegtui gen, onderdelen en technische hulp gen van die staat; 186) 1931 1941 »95I mi iel I 902 19)2 J21L 1942 195? 196? 186) 187) 1883 189) 190)- 191) 1923 19)3 194) 195) >963 1904 1944 1954 1 S6? 188i 1893 1918 1923 1955 UT6 1896 1-906 1916 1936 1966 1867 1887 1897 1907 1917 19)7 J2XL >967 1868 1888 189.8 1908 Jill. 1928 19)8 1958 1869 1899 Jül. 1929 19)9 1949 1959 1870 1920 1940 1950 Q DROGE ZOMERS 3Q% ZEER DROGE ZOMERS 8% I NATTE ZOMERS 41 ZEER VATTE ZOMERS 13 Het karakter van 109 zomers (18611969) waaruit blijkt dat de periode van de laatste 20 jaar duidelijk de slechtste is geweest. (Van onze weerkundige medewerker) BREDA Met enige voorzichtigheid zouden wij durven constateren dat aan de periode van slechte en natte zomers die rond 1950 begonnen en waarvan alleen 1955, 1959, 1964, 1967 en 1969 een gunstige uitzondering waren, wordt omgebogen naar een reeks van meer normale tot goede zomers. Mogelijk is 1969 al het begin van deze verandering geweest. De afwijking was de laatste 20 jaar ook aanzienlijk. In 20 jaar zeven zeer natte zomers, evenveel als in de periode van 100 jaar die daaraan vooraf ging. In de periode van 1950—1969 (20 jaar) waren er vijf goede zomers; in de periode 1930—1949 (ook 20 jaar) waren er dit tien; in 19101929 elf. Wij kunnen meer dan 100 jaar terug gaan maar een zo sterk dieptepunt als tussen 1950 en 1969 hebben we niet kunnen vinden. Dit komt ook tot uiting bij het aantal zomerse dagen te De Bilt waar genomen. Normaal bedraagt dit cijfer 23. In de periode van 1950 tot 1969 waren slechts twee zomers (1959 en 1969) die een boven normaal aantal zomerse dagen brachten. In de periode van 20 jaar (19301949) die daaraan voorafging telden wij negen zomers met meer dan het normale aantal warme dagen. Nu is het niet mogelijk om in juni ai uit te maken of de zomer goed, matig of slecht verloopt. Het is na 1959 al enkele keren voorgekomen dat de aanloop gunstig leek en daarvan profiteerde ook steeds de Asser TT op de laatste zaterdag van juni, maar daarna was het dikwijls snel veranderd. Ons land kwam in een koele onbestendige westcirculatie terecht waarbij te veel regen viel. Eerst in 1967 wist juli zich met zomerweer te handhaven en verleden jaar lukte dit ook. Toen kwam er alleen in de tweede augustus- helft nog een zondvloed met als top 290 mm regen te Giethoorn gemeten. Daarom is het met enige voorzichtigheid dat wij menen te mogen con stateren dat er in de tendens van onze zomers iets ten gunste verandert. Natuurlijk blijft de ontwikkeling straks in juli van belang want dan moet blijken of de hogedrukgebieden die in mei en juni met te sterk drogend weer duidelijk domineren, zich al of niet van de tafel zullen laten vegen. Gemiddeld over ruim 100 jaar blijkt dat wij iets meer natte dan droge en zonnige zomers krijgen n.l. 54 procent te nat, soms zeer nat; 46 procent droog tot zeer droog. Dit betekent dat het normaal is dat gemiddeld één van de drie zomermaanden echt volop zomers verloopt en twee wat wissel vallig blijven. Een zomer met twee volop zomerse maanden is op onze breedte al een goede zomer, een enkele keer (1959 en 1947 waren er voor beelden van) begint het in mei al zomer te worden en duurt deze voort tot in oktober. Zien de kerken zich in deze dagen al geconfronteerd .met een snel te ruglopend ledentalsterk' dalende in teresse voor het ambt en een grote crisis in de geloofsleer, ook de finan ciële positie van menig kerkgenoot schap is uiterst hachelijk te noemen. Wat de hervormden betreft werden daar zaterdag op een bijeenkomst van herv. kerkvoogdij geen doekjes om gewonden. Terwijl de financiële bestuurderen het vijftigjarig jubi leum van hun landelijke vereniging vierden, klonken reeds in het ope ningswoord van de voorzittermr. J, W. Harbers, uitermate zorgwekkende klanken. De versnelde inflatie, waar- [n volgens mr. Harbers ons land de twijfelachtige eer heeft, in ternationaal tot de koplopers te be horen, baart de kerk grote zorgen. Aan de ene kant, ivaar het beleg gingen in obligaties betreft en aan de andere kant waar het de nood zaak van verhoging van predikant- tractementen aangaat. In vele ge meenten verkeert men al in een noodsituatie. De oplossing, veelal in de grotere steden gekozen, met min der predikanten te werken, blijkt geen oplossing Immers waar het werk slechts half en dan nog met moeite gedaan wordt, hoeft men van de bijdragen der leden niet veel meer te verwachten. Wilde men op dit feestelijke jubileum de moed echter nog niet verliezen, de toehoorder werd duidelijk, dat het water tot aan de lippen gerezen is. Nu schreven wij in deze rubriek reeds eerder over de volslagen on zakelijke mentaliteit, welke zich bij de Nederlander openbaart, zodra het over geestelijke zaken gaat. Van de kerk en met name van de predi kant mag alles geëist worden, de vanzelfsprekende financiële conse quenties worden met groot vertoon van verontwaardiging van de hand gewezen: „Ze komen altijd om geld". Dat men daar om komen moet is het testimonium paupertatis van de Nederlandse christen. Daarbij dient men dan ook te be denken, dat de jongere generatie van de noodkreet van mr. Harbers niet onder de indruk zal zijn. Zo'n kerk mag wat hen betreft rustig failliet gaan. Levend in een welvaartstaat kan en mag een kerk alleen maar rijk zijn in het geven. Hun verlangen dat een duidelijk percentage van de in komsten van de kerk bestemd wordt voor ontwikkelingswerk, loopt stuk op de introvertie van voor een dub beltje op het religieuze bevredigings bankje te mogen zitten. Een finan ciële crisis kan de kerken alleen maar goed doen, want daar blijkt in hoeverre de mooie woorden door da den gedekt worden. Het werkelijke nadelige saldo ligt daar, op het vlak van de mentaliteit. Het ziet er naar uit, dat het christelijk geloof zich bevindt in de situatie van haar eer ste dagen: n.l. dat het een kostbare zaak uiordt, christen te zijn. (ADVERTENTIE) "~t*s (GANG-

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1970 | | pagina 9