voorportaal
van de gaskamers
WINKELDIEFSTAL
nog langer een misdaad?'
Mannen en jongens worden vaker betrapt
afbraak
herinnering
„Marschfertig"
panische angst
durchgan gslager
WESTERBORK
(Van een onzer verslaggevers)
Het vriendelijke aprilzonnetje,
de uitbundig spelende kinde
ren, het minnekozende paar
tje, de voorkomende politie
man, de warme tinten van de
crocussen in de weldadig ge
legen tuin van de vroegere
kampbeheerder, ze kunnen de
vreemde sfeer, die over de we
reld van Westerbork ligt niet
verdoezelen.
Ik loop door de lange straat, die
het bijna geheel ontruimde Am-
bonese woonoord Schattenberg
verbindt met de weg van Amen
naar Hooghalen. „Boulevard des
misères" noemden de duizenden,
die hier eens verbleven, deze nu
prachtig geasfalteerde weg. Hij,
die deze naam bedacht en al die
anderen, die deze titel bevestig
den, zullen het u niet meer kun
nen vertellen. Ze kwamen om in
de kampen, wie namen hoe ver
we ook van de dag der bevrijding
verwijderd raken een bizarre
klank zullen houden: Mauthau
sen, Dachau, Birkepau, Bergen-
Belsen, Ravensbrück.
Westerbork was het voorportaal
van al die ellende, die zich in de af
legen streken van Duitsland en Polen
afspeelde. Hier in het hartje van
Drente werd de laatste episode ge
schreven van de rijke joodse geschie
denis in Nederland.
„Vaarwel, vaarwel, gij lieve lage
landen
waar ons geluk gewoond heeft en
ons leed
waar wij de golfslag hoorden aan
de stranden
en 't karretje, dat op een zandweg
reed.
De trein raast in de nacht, door
vale heiden,
hoe sleurt ons zijn geweld over
een brug.
We zien de donk're bossen langs
ons glijden
een slapend dorp keren wij ooit
terug?"
Het antwoord op die angstige vraag
van Sem Davids dragen we al 25
jaar als een onmenselijk gegeven
mee. Van de 150.000 joden, die voor
de Duitse inval in ons land woon
den, kwamen er niet minder dan
110.000 op beestachtige, wij ze om het
leven omdat één man met de demo
nie rondliep, dat de joden de schuld
droegen van al het slechte in de we
reld. De N.S.B. vertaalde die krank
zinnige opvatting op een affiche al
dus „Yankee, Engelsman, Bolsje
wiek, dansen naar de pijpen van de
jodenkliek".
We haalden er de schouders over
op. Toen rookten de schoorstenen van
de crematoria al. Dag en nacht.
Ik ging naar Westerbork omdat het
kamp, waarin zich een onbevattelijke
grote tragedie afspeelde, op het punt
staa't verder afgebroken te worden.
De barakken, waar joodse medebur
gers in onbeschrijflijke angst een
deel van het hun niet gegunde leven
doorbrachten, worden gedemonteerd
en aan de man gebracht. De opko
pers zwerven over de „Boulevard des
misères", want in afbraakhout zit
nog een aardig handeltje sinds de
boer ontdekte, dat hij aan de varkens
fokkerij nog wel wat kan verdienen
als hij het maar in het groot doet.
Op de eiermarkt valt ook wat te ha
len. Alweer: als men het bedrijf niet
te klein houdt.
Omdat nieuwbouw voor de kleine
boer te duur is, zoekt hij zijn heil
bij de kwanselaars. De lelijke houten
gebouwen, nu nog gedeeltelijk be
woond door kinderrijke Ambonese g
zinnen, moeten het veld ruimen voor
het grootste „oor" van de wereld.
Van hier zullen de mensen van we
tenschap het onmetelijk heelal gaan
afpeilen op al hetgeen wat stel
lig interessant is voor ingewijden,
maar dat de buitenstaander maar
bitter weinig zegt.
Hij krijgt er toch mee te maken,
want in een straal van vijf kilometer
rond dit monsterachtige oor, dat de
Drentse bossen en akkers zal gaan
overschaduwen, zijn mensen straks
niet meer welkom. Zelfs de dynamo
van een fiets kan de gevoelige instru
menten, waarvan de hemelluisteraar
zich gaan bedienen, al onbruikbaar
maken. Men speelt het voorzichtig,
want men begrijpt, dat afrasteringen
van prikkeldraad in deze omgeving
misstaan.
Over afbraak van het kamp Wes
terbork zal niemand een traan laten
„Dan valt1 de avond. Breekt de
nacht aan. Alles is ingeschreven,
ingedeeld, opgesteld, geregistreerd,
gecontroleerd, geteld. Velen weten
het al en hopen toch. Het wordt
nog erger op het alles overweldi
gende moment wanneer in de ba
rak de leider de definitieve naam
lijst voorleest.
De mensen, die wegmoesten, wend
den zich rustig tot het pakken van
hun bagage of het aankleden hun
ner kinderen. Wie bleven, weenden
van opluchting of dansten en leken
gek van vreugde.
En dan begint de stille tocht naar
de trein. We dachten altijd weer:
het kan niet erger. Maar dat was
het toch steeds. Hier een moeder
met een pasgeboren zuigeling, daar
een paar ouwe vrouwtjes met pan
toffels aan, kreunend onder de
vracht van hun beetje bagage. Ik
weet niet wat ontroerender was:
de zevenmaands zwangere vrouw,
die trots naar de trein liep, ons met
een glimlach toevoegend: „we ko
men er wel door" of de mannen
en vrouwen, zingend: „Ik hou van
Holland" en dan in de wagen naar
Polen stapten, of het arme meisje
met misvormde handen, waarvan
het lot zo hélder was als dat van
de kinderen en oude mensen. Maar
als ik u al de honderden van der
gelijke details meedeel kunt u zich
nimmer de werkelijkheid inden
ken, omdat nimmer deze trein met
bestemming niemandsland op u
gewacht heeft. Als u een film van
dé hel moet maken, film dan deze
tragedie".
Wat visueel nog aan die dramati
sche jaren herinnert, staat nu op het
punt afgebroken te worden. De plan
ken. waarop Jo Spier een poging
deed een versiering voor de kinder
kamer te penselen, zullen straks
Drentse varkens tot kot dienen. De
schotten, waarachter kampcomman
dant Gemmeke wekelijks zijn trans
portkeuze bepaalde, zullen dienst
gaan doen voor het nachtverblijf van
kippen. De herinnering aan een zwar
te episode uit de lange geschiedenis
der mensheid zal nimmer kunnen
vervagen.
„Wij laten onze harten hier
en trekken weg met onze have.
Wij laten onze vrienden hier.
't vertrouwd contact met mens en
dier,
ons kinderland en onze graven."
wig van vader en moeder afscheid
nemen.
Er zijn ook wezen, zieken, blinden,
kreupelen, krankzinnigen, zwange
re vrouwen, stervenden, zuigelin
gen, er worden ook kinderen gebo
ren, en allen, allen worden elke
dinsdag, week' in week uit, in een
lange trein van vrachtwagens ge
laden met bestemming Polen. Twee
jaar lang. Drie en negentig keer".
De dagen, die aasi de wekelijkse
transportdag, dinsdag, voorafgingen
veroorzaakten een ondragelijke span
ning, In zijn boek „De Ondergang"
onderneemt dr. J. Presser een po
ging om die panische angst, die zich
aan het gehele kamp meedeelde, te
beschrijven. Hij doet het mede met
behulp van het dagboek, dat journa
list Philip Mechanicus achterliet.
gaan. Of het moesten de Ambonezen
zijn, die sinds hun komst naar Ne
derland hier vegeteerden en slechts"
met de sterke arm een echt huis in
een echte samenleving aanvaardden.
Hun halsstarrigheid bracht bij tijd
en wijle een meer dan gewoon gewa
pende politiemacht binnen de slagbo
men van hetN kamp. Het was een
trieste, door het gezag overigens
niet gewilde, herinnering aan de tijd.
dat mensen in uniformen het hier in
Drente voor het zeggen hadden en
beslisten over leven en dood.
Westerbork openbaarde zich aan
vankelijk voor opgejaagde joodse
burgers als een hemel. In Duitsland
was hun leven al sinds 1933 niet meer
veilig. We kenden van mensen,, die
voor zaken of familiebezoek over de
oostgrens waren geweest, verhalen
van schokkende gebeurtenissen, maar
het wereldgeweten raakte er niet
door bewogen. We geloofden het niet.
Zelfs de dramatische tocht van de
,,St. Louis", het schip, dat probeerde
in Duitsland door angst bijeen gedre
ven joden te laten ontschepen in een
land, waar rassenwaan niet bestond
liet de regeringen der wereld onbe
roerd. Recht, waarop statenlozen
geen aanspraak konden laten gelden,
bleef onmenselijk hoog torenen boven
genade.
Nederland zou een daad stellen.
Het ontfermde zich over joden, die
legaal en illegaal de grens over kwa
men. Het ministerie van binnenland
se zaken kreeg opdracht op de Drent
se heide een barakkenkamp te bou
wen, dat in de pers al heel gauw als
„joodse stad" werd aangemerkt.
Maar intussen werd politieke oppor
tuniteit nogal eens gehanteerd bij po
gingen van buitenaf Westerbork echt
een toevluchtsoord te laten worden.
Het lyrisch bezongen „boerenbont,
dat het goed doet achter de heldere
kleine ruitjes" verbloemde de om
zichtigheid, waarmee de Nederlandse
regering de door „een bevriende mo
gendheid" opgejaagde mensen bena
derde. Bekend is, dat joodse vluch
telingen hulp geweigerd werd, om
dat „een concentratiekamp geen le
vensgevaar betekent". Die uitspraak
kwam van minister mr. C. M. J. F.
Goseling, die zelf jaren later zijn
leven zou laten in een van de Duitse
beulskampen
Tenslotte was het verblijf in Wes
terbork beter dan het ongewisse zwer
ven door de apathise wereld. Men
had een tehuis waar men naar eigen
inzicht de zaken kon regelen.
De hoop, dat de nog immer ge
waarborgde Nederlandse neutraliteit
het uitstel zou geven' voor het vinden'^
van een definitieve oplossing, werd
de bodem ingeslagen toen in mei
1940 de Duitsers ons land binnenvie
len en prompt met anti-joodse maat
regelen begonnen. Vlak na de capi
tulatie kregen de joodse burgers de
wenk zich te onttrekken aan het
luchtbeschermingswerk.
Een maand later verbood rijkscom
missaris Seys Inquart het slachten vol
gens joodse riten, „Aan de onmense
lijke kwelling der joden wordt door
de grote dierenvriend Adolf Hitler
een einde gemaakt", zo orakelde de
propaga-ndadienst.
Westerbork 'bleef tot juli 1942 on
der leiding van het departement van
justitie. Toen werd het centraal
vluchtelingenkamp Polizeiliehes
Durchgangslager. Die omschakeling
viel samen met de onmenselijke jacht
op joden, die in geheel Nederland
losbarstte. Een van de tienduizenden
die in deze omstandigheden met Wes
terbork kennismaakte, mr. Abel J.
Herzberg. vertelt er dit van:
„Westerbork is een ander woord
voor de dag van het laatste gericht.
Er is nergens meer steun, niet ma
terieel en niet geestelijk, ieder is
aangewezen op zich zelf en op zich
zelf alleen. Een volslagen en abso
lute wanhoop treedt in en maakt
zich van allen meester. Men zoekt
nog wel hulp, maar men vindt die
slechts bij uitzondering en dan nog
weet men, dat deze tijdelijk is. Het
transport naar Polen wordt mis
schien een week, hooguit enkele
weken uitgesteld. Mannen kunnen
vrouwen niet meer beschermen,
ouders zien alle kans verloren gaan
om hun kinderen te redden. Kin
deren moeten machteloos voor eeu-
-V
„Verleiding vormt een wezenlijk aspect van de moderne verkooptechniek. De uitstalling, de
presentatie, de verpakking, de uitgekiende reclameteksten appelleren aan de begeerte. Ze „lok
ken" het pakken, het wegnemen van de goederen uit."
AMSTERDAM De crimi
nele statistieken wijzen ieder
jaar weer uit dat mannen in
verhouding veel vaker met de
justitie in aanraking komen
dan vrouwen. Bij winkeldief
stallen echter wordt onwille
keurig eerst aan vrouwen ge
dacht. Twee Amsterdamse re
chercheurs van politie hebben
nu becijferd, dat mannen en
jongens véél vaker worden be
trapt bij het wegnemen van
artikelen in warenhuizen dan
vrouwen en meisjes.
De opmerkelijke ontdekking van
de heren A. C. Baantjer en R. A.
van Dijk is in een groot-waren
huis gedaan en niet in een linge
riezaak, waar de mannelijke
cliëntele minder omvangrijk is.
In het bewuste warenhuis in de
hoofdstad zijn in 1966 171 mannen,
190 vrouwen, 515 jongens en 169
meisjes betrapt. Vorig jaar: 381
mannen, 262 vrouwen, 416 jongens
en 171 meisjes.-Het aantal manne
lijke verdachten is in enkele jaren
tijds zefs meer dan verdubbeld. In
de zestiger jaren is het aantal voor
winkeldiefstallen aangehouden perso
nen met ongeveer 340 procent ge
stegen (in dat ene warenhuis dus;:
van 354 in '60 tot 1232 in 1969.
De activiteit en effectieve werk
methoden van de controledienst in
zo'n warenhuis zijn van belang voor
de cijfers. De rechercheurs zeggen
daarover: „De stijging illustreert
overduidelijk dat vrijwel steeds een
groot aantal gevallen onopgemerkt
blijft".
„Het blijft ook een feit dat het
aantal winkeldiefstallen sterk toe
neemt met een verschuiving in de
richting van mannen en jongens".
Over de winkelende vrouwen en
meisjes zeggen de politiemannen al
dan niet vleiend, dat zij .,bij hun win
keldiefstallen meer raffinement in
bouwen en ook selectiever te werk
gaan. Zij stelen gericht, mode, cos
metica. Mannen en jongens stelen
veelal in een opwelling, als een uit
vloeisel van een plotselinge impuls.
Hun optreden als winkeldief is ruw,
onhandig, stuntelig. Ze vallen ook
gauwer op en worden als gevolg
daarvan vaker betrapt", aldus de
rechercheurs, die over hun criminele
studie in het Algemeen Politieblad
hebben geschreven.
De rechercheurs Baantjer en Van
Dijk noeitien verschillende factoren,
waardoor meer mannelijke grootwin-
kelbezoekers „vergeten" af te reke
nen. „Het is nog niet zo lang gele
den dat uitsluitend de vrouw de inko
pen deed. Zij was in het gezin de
beheerster van het huishoudgeld.
Ook de reclame was daarop afge
stemd. Een huisvader die wist wat
een pond boter of suiker kostte, was
of een janhen of werkte toevallig in
de levensmiddelenbranche", aldus
de rechercheurs.
Deze situatie is de laatste jaren
sterk veranderd; vooral in de jonge
gezinnen. De vrouw werkt vaak nog
en de man krijgt daardoor een stuk
van de huishoudelijke taak toebe
deeld. „Op zijn vrije zaterdag schar
relt hij ..prijsbewust" door warenhui
zen en supermarkten".
„Door de verruiming van de vrije
tijd is voor de man bovendien een
geheel nieuwe markt ontstaan. In de
warenhuizen komen steeds meer
stands (hobby-shops, men-shops, au
to-shops) met artikelen die op
de vrijetijdsbesteding zijn afgestemd.
De man als consument is in op
mars", constateren de rechercheurs
Ook hij is gevoelig voor de verlei
ding. „In hoeverre de verkooptech
nieken verantwoordelijk zijn voor
het groot aantal winkeldiefstallen is
een vraag, die door experts wat aar
zelend wordt benaderd", aldus de po
litiemannen.
„Verleiding vormt een wezenlijk
aspect van de moderne verkoop
techniek. De uitstalling, de presenta
tie, de verpakking, de uitgekiende
reclameteksten, appelleren aan de
begeerte. Ze „lokken" het pakken,
het wegnemen van de goederen uit"
De rechercheurs doen voor poli
tiemensen een gewaagde suggestie:
„Men zou de vraag kunnen stellen
welke impuls bij het kopen belangrij
ker is: de behoefte of de verleiding?
De reclameboys kweken behoefte,
onder het mom van „een-mens-mag-
toch-ook-wel-eens-wat". „Men mikt
op onbehagen, ijdelheid, sex, would-
be-geluk", zeggen de rechercheurs.
„Wat dat met winkeldiefstal te ma
ken heeft? Wel, dezelfde verleiding,
die mensen tot kopen beweegt, geldt
ook voor diefstal".
De Amsterdamse rechercheurs
zeggen het niet verwonderlijk te vin
den dat er mensen zijn die „de lasti
ge formaliteit van het betalen maar
achterwege laten". „Er bestaat tus
sen kopen en stelen maar een sub
tiel verschil; een verschil dat steeds
kleiner wordt. Bij het oude winkel
systeem vormde de toonbank als het
ware een barrière tussen de aspirant-
koper en het begeerde goed. De ver
koper gaf het over de toonbank. De
betaling slechtte de barriere. Kopen
was een duidelijke daad", zo stellen
de heren Baantjer en Van Dijk.
Die duidelijkheid is er naar hun
mening niet meer. Men pakt de goe
deren zelf. ,^Men heeft ze al in bezit.
Tastbaar. Dan volgt nog de „forma
liteit" van het betalen".
Volgens de rechercheurs speelt
een gebrek aan binding ook een be
langrijke rol. Een bezoeker zal snel
ler iets in een groot warenhuis weg
pakken dan in een kléine zaak,
waarvan men vaak de eigenaar kent
„Een warenhuis is onpersoonlijk;
een zaak zonder gezicht. Bewust of
onbewust gelden motiveringen als:
ze merken het toch niet; wa<t geeft
het, ze kunnen het best missen; ze
maken toch grote winsten; diefstal
is al in de prijs inbegrepen, enz.".
De psychische instelling van een
aspirant - winkeldief(dievegge)
speelt in het geheel vaak een domi
nerende rol. Vrouwen die sterke
frustraties in him verhouding tot
echtgenoot en kinderen hebben bij
voorbeeld kunnen sneller tot het
wegnemen overgaan.
„Geldingsdrang bij jongeren
meestal slechte leerlingen die
ook op sportgebied weinig presteren
Overschatting: vaak bij middelbare
scholieren, die uit een misplaatst
superioriteitsgevoel menen volmaak
te winkeldiefstallen te kunnen ple
gen; menen handiger te zijn dan die
stomme verkopers en detectives
in de warenhuizen" zijn andere psy
chische factoren die bij winkeldief
stallen een openbaring vinden.
Het jaarlijkse beeld van de win
keldiefstallen in het Amsterdamse
warenhuis heeft veelal eenzelfde pa
troon. De diefstal-pieken liggen in
april en november. Voorjaaa-sdief-
stallen en Sinterklaasdiefstallen ver
houden zich tot Voorjaarsinkopen en
Sinterklaasinkopen. In het begin
van het jaar en gedurende de zomer
zien we dieptepunten in de winkel
diefstal-curve. In hoeverre klimato
logische invloeden („het komen en
gaan van het blad" - PG) hierbij
een rol spelen, is een moeilijk te be
antwoorden, zeggen de rechercheurs.
Het moet officieren van justitie
tot nadenken stemmen, dat de on
derzoekende politiemannen tot de
conclusie komen dat „in de algeme
ne gevoelsfeer de daad van de win
keldiefstal geen wan- of misdaad
meer" is. „Men reageert nu veel
milder dan bijvoorbeeld tien jaar
geleden". Algemeen is men van oor
deel dat het simpele feit van die
winkeldiefstal feitelijk niet meer on
der het misdrijf „Diefstal en stro
perij" zoals dat in het Wetboek
van Strafrecht staat thuis hoort,
zeggen de politiemannen.
„Het wetsartikel dat op de win
keldiefstal van toepassing is, is te
zwaar, heeft te veel gewicht. We
vragen ons dan ook in ernst af of
winkeldiefstal nog wel als een mis
drijf is aan te merken?"
,.Is het in deze tijd van normver
schuiving, van geraffineerde ver
kooptechnieken, van verbeterde in
zichten in de psyche van de mens,
nog aanvaardbaar om iemand die
een simpele winkeldiefstal pleegt, als
misdadiger aan te merken? Een
winkeldiefstal tot misdrijf bestempe
lend, betekent voor de „dief" niet
alleen een straf, maar ook dat hij
een strafblad krijgt, met de daar
aan verbonden consequenties bij het
al dan niet krijgen van bepaalde
ambten, functies en beroepen", stel
len de heren Baantjer en Van Dijk.
„Zou het niet veel rechtvaardiger
zijn de simpele winkeldiefstal als
een overtreding te zien en als zoda
nig te behandelen? Wat heeft het
voor zin om onze opsporingssyste
men te beladen met de ballast van
de winkeldieven en -dievegges, van
wie nog geen vier procent nogmaals
een winkeldiefstal heeft gepleegd of
gaat plegen?", aldus de politieman
nen uit Amsterdam.
.■Het lijkt tijd dat voor het ver
schijnsel winkeldiefstallen andere
normen gaan gelden", zeggen ze.
„Mogelijkheden om de stijgingen in
te dammen zijn er voorhands niet.
Bezoekers van warenhuizen en su
permarkten zullen steeds meer aan
verleiding worden blootgesteld. Men
kan de evolutie in de verkooptech-
ken niet omkeren".
De criminele studie van de twee
rechercheurs is wetenschappelijk
niet voldoende verantwoord om
er vérgaande conclusies aan te
verbinden. Maar ze geeft wel aan
dat er duidelijk behoefte is aan
een professioneel wetenschappe
lijk onderzoek en liefst zo snel
mogelijk.
PIM GAANDERSE