Expositie van ikonen uit in Dordrecht Ijsvermaak. Werkeloosheid Nijpend gebrek Watersnood. Zaterdag 10 januari 1970 DE VRIJE ZEEUW 1890/'91 Relaas van een barre winter De herfst van Het jaar 1890 kondigt zich aan. Herfststor men jagen over velden en beemden en blazen de laatste bladeren van de bomen. Vogels vertrekken haastig naar warmere streken en ook de andere dieren maken zich klaar voor de winter: eekhoorns leggen, snel een wintervoorraad aan, de kikkers kruipen weg in de modder van een stille poldersloot en de koeien verdwijnen in de stal. Mollen en mieren gaan opvallend diep de grond in. Bijgelovige lieden zien hierin een voorteken van een strenge winter. Ook de mens bereidt zich voor op de naderende wintertijd. Doch in tal rijke arbeidersgezinnen zijn er grote zorgen, vooral daar waar werksta kingen, gezorgd hebben voor weinig inkomsten. In menig huisje ontbreekt het geld om zelfs de noodzakelijkste levensmiddelen aan te schaffen. Op 26 november valt plotseling een ijiige poolwirtd ons land binnen, lp het binnenland daalt dè thermometer: tot 10 graden onder nul- De vroe ge vorst verandert het water van de vaarten, sloten, meren en plassen in een dikke ijslaag. 0,p 4 december komt uit Friesland de .eerste noodkreet: „Onder som bere vooruitzichten gaa* een groot deel der arbeidsbevolking den winter in, De snerpende koude der laatste dagen heeft reeds heel wat lijden veroorzaakt, daar de lieden nog niet voorzien zijn van brandstof". Uit Roosendaal bericht men 7 december: „Aan het benedensas van den Vliet liggen ongeveer honderd schepen, de meesten geladen met beetwortelen. Door de strenge vorst der laatste da gen is er geen mogelijkheid om onze haven te bereiken. Men wil heden trachten het ijs te breken. Eene flin ke ijzeren tjalk wordt daarvoor gebe zigd: wij hopen met goed gevolg". De vorst weet echter van geen wij ken en op 10 december wordt alle scheepvaart op de grote kanalen en op de Zuiderzee lamgelegd. Op de grote rivieren is het verkeer zeer be lemmerd, en de Maas kan alleen niet roeiboten worden overgestoken. Men probeert een volledige strem ming van de beurtvaart te voorko men om de geregelde aanvoer van levensmiddelen en brandstoffen op gang te houden, doch tenslotte moe ten ook de dapperste vechters het te gen het steeds dikker wordende ijs afleggen. De stremming van het scheep vaartverkeer heeft ook consequen ties voor het vervoer van de zich op hopende voorraden suikerbieten op de akkers van de vele bietentelers. Peeënschuiten die nog proberen bie ten over de Mark naar de fabriek in Stampersgat te vervoeren vriezen in, en enkele stevige sleepboten uit Dor drecht, moeten hun bevrijdingspogin gen staken. Ze blijken niet meer op gewassen tegen de dikte van het Ijs. Op de laadplaatsen en op talrijke akkers op Schouwen-Duiveland blij ven duizenden kilo's bieten liggen. Ze bevriezen. De felle kou heeft ook een goede zij de. In iedere plaats en in ieder dorp worden ijswèdstrijden georganiseerd, en het is een lieve lust het schaatsend volkje gade te slaan: .„Ziet de vroo- lijke jeugd met van gezondheid en levenslust schitterende oogen, de wangen door de inspanning met een hoogeren blos gekleurd, zich beijve ren om voort te somen op de dik wijls weerspannige ijzers. Ziet de personen van meer rijperen leeftijd met jeugdige kracht en met verjong de levenslust zwieren en zwaaien over de spiegelgladde, doorschijnen de baan! Zie ook de ouden van da gen, met stramme leden, die hun het gebruik der schaatsen niet meer veroorloven, met welgevallen dat to neel van onbezorgde' vroolijkheid, dien wedstrijd in vlugheid en kracht gadeslaan. En voor hun geestesoog ontwikkelen zich tot een bekoorlijk panorama de herinneringen uit hun jeugd, toen ook zij nog de genietin gen van het dikwerf te kortston dige ijsvermaak met volle teugen konden inzwelgen. Zij gevoelen zich weer jong met de jongeren, het bloed stroomt hun sneller door de aderen, en aan hun mond ontsnapt als een zucht: „Wat een genot! Ik wenschte weer jong te zijn!" Min der lieflijk is het beeld van de men sen, die in de felle kou moeten wer ken. Militairen krijgen bij oefeningen bevroren oren en vingers, en meni ge bedelaar en zoutsmokkelaar vind zelfs de dood. Kerstmis nadert. De vorst neemt plotseling sterk af, en de feestdagen gaan voorbij met temperaturen even onder het vriespunt. De Enkhuizer Almanak, die december kenmerkte als „nat en slikkerig" krijgt opnieuw een zwarre dobber: de strenge vorst keert in volle hevigheid terug, en op 30 december bedraagt de hoogste dagtemperatuur in Utrecht 12°. Naast de Lek, de Maas en de Een dracht, die midden december al dichtgevroren waren, sluiten zich nu ook de Gouwzee en de Westerschel- de. Vijf wielrijders zorgen voor sen satie door over het ijs van Amster dam naar Marken te fietsen. Ook het ijs op het Hollands Diep en op de Nieuwe Merwede vriest vast. Zo ver je kunt kijken is het een ruwe op eengedrongen .jsmassa. De mensen herinneren zich sinds 1838 niet meer zo'n ijsvorming te hebben gezien. De Waddeneilanden hebben het meest onder de omstandigheden te lijden, want ze raken haast volkomen geïso leerd van de rest van de bewoonde wereld. Vanaf Kerstmis is er geen graan meer om brood te bakken. Ook uit Zevenbergen klaagt men: „Al meer en meer beginnen de bui ten deze gemeente wonende land bouwers de ongemakken der strenge vorst te gevoelen. Door de felle vorst zijn de slopten bijna tot op den grond toegevroren, zoodat men met groote moeite water voor het vee kan verkrijgen". Doch bittere klachten zijn vooralsnog ongegrond. Al ligt de beurtvaart al enkele weken stil, toch is er op de meeste boerderijen nog genoeg veevoer voorradig. Er is ook nog volop werk te doen; zorgen voor nieuw zaai- en pootgoed, het onder houd en in orde maken van alle land bouwwerktuigen, het verzorgen van het vee, en het opknappen van schu ren en stallen. Doch in de steden veroorzaakt de ongewoon hard door zettende kou (het vriest overdag 10 graden) werkloosheid, het eerst bij daggelders. Velen proberen werk te krijgen bij de ijsopruiming. Zo wor den maar liefst 250 mannen in Am sterdam te werk gesteld om het schip „Prins van Oranje" aan de Handelskade uit zijn ongewild isole ment te verlossen. Ook worden men sen aan de arbeid gezet, om het Noordzeekanaal open te houden Er De winter heeft al flink van zich doen spreken en voor de komende weken wordt door de weerprofeten nog het nodige verwacht. We moe ten met een strenge winter rekening houden, zeggen ze. Maar wat zegt dat de mens van 1970 eigenlijk nog? Hij kan het heb ben. Hij kan er tegen. Doch aan het eind van de vorige eeuw was dat heel anders. Een strenge winter betekende toen kou, honger en ellende, als gevolg van de lagere levensstandaard. Voegen we daar nog bij de slechtere behuizingen, het gemis van comfort en gemak, en het totaal ontbreken van sociale voorzieningen, dan begrijpt iedere Nederlander uit deze tijd, dat er toen veel is gele den. bieden zich echter zo veel werklozen aan, dat de politie hier moet ingrij pen om de orde te herstellen. Be langhebbende stoombootmaatschap pijen leggen in totaal f 40.000,- op ta- fei om de vaarweg open te houden. Architekt H. P. Berlage doet mee aan de werkverschaffing door een ijspaleis te laten neerzetten. Tussen Urk en Kampen komen er ijsbre- kers aan te pas om de postdienst blijvend te laten functioneren. Het postvlet tussen Den Helder en Texel kan na vijf uur tobben nog behou den aankomen, maar de postdienst op Terschelling is al sinds twee we ken gestaakt. De spoorboot van Zie- rikzee naar Veere wordt eveneens uit de vaart genomen. De boot van Stavenisse vaart .lleen onder grote risico's tegen scherp verhoogde ta rieven. Op 7 januari bericht men uit Roosendaal: „De aanhoudende stren ge vorst brengt hier nog al stagnatie in sommige bedrijven. Sedert eeni- ge dagen heerscht op straat als 't wa re eene egyptische duisternis, door dien lantaarns haar licht weigeren. Ook zijn bijkans overal de buizen der waterleiding boven de grond bevro ren, wat in vele huisgezinnen en za ken niet weinig last en ongemak te weeg brengt". Bovendien bevroren ook gasmeters en ontstonden er lek kages in het buizennet van de gas leiding. Het beeld van opengebroken straten is dan ook algemeen. Waar voedsel en brandstof aanwe zig is heerscht gezelligheid: „Als buiten de stormwind loeit, de sneeuw dwarrelend en opgezweept door de woeste windvlagen zich tot heuvels ophoopt, hoe genoegelijk is dan het familieleven aan den kenetterenden haard; aan den wel voorzienen disch als vrienden en kennissen met ons aanzitten en aangename kout ons de lange winteravonden helpt verkorten. Doch niet zo prettig is het in deze tijd voor de minder bedeelden: „de koude haard vraagt om brandstof om tenminste de küheid van het ar moedige woonvertrek een weinig te temperen, het slecht beschutte lijf vraagt om verwarmende kleren ter bescherming tegen de felle koude; maar de bron der inkomsten houdt op te vloeien omdat alle arbeid stil staat". De arme gezinnen zijn af hankelijk geworden van de uitdelin gen van brood en erwtensoep, die de Vineentiusverenigingen in deze barre dagen op touw zetten. In de week van 3 tot 10 januari worden in Bergen op Zoom totaal 550 porties uitgedeeld, op een bevolking van 11.000 zielen. Collectes onder de meer gegoede burgers halen geld, maar ook le vensmiddelen en brandstoffen bij el kaar. Niet alleen verkeert de mens in nood, ook de dieren hebben veel te lijden. Duizenden wilde eenden en ganzen ontvluchten meer noordelijk gelegen streken, doch ook hier is het een strijd voor behoud. En niet zelden vriezen zwanen vast in het ijs of vallen kraaien van ellende dood neer in de hardbevroren sneeuw, en waar zelfs winterharde kraaien ster ven, daar is het voor de mens ook armoe lijden. Op 12 januari valt een zeer sterke dooi in, en voor het eerst sinds zes weken vriest het 's-nachts niet meer. De dag Jaarna is het mis tig en kil, doch op 15 januari komt koning winter terug, eerst met ijsre- gens en sneeuwstormen, daarna we derom met strenge vorst. De thermo meters zakken diep voorbij de min tien terug. Het Ijs op het Hollands Diep zet zich muurvast en ook op het snelstromende Zijpe vertonen zich honderden mensen op de ijs vloer. In Noordwijk vertelt men: „Er is hier zooveel ijs op het strand en in zee, dat sinds menschenheugenis men dit niet meer heeft meege maakt". In de Rijn bij Slikkerveer zijn dui zenden schaatsenrijders, in plaats van passerende sleep- en passagiers- boten te zien. Van Ameland rijdt men dagelijks met paard en arreslee naar de vaste wal. Vanuit Leeuwarden durft men zelfs met een door vier paarden bespannen en met zeven per sonen belaste sleë een tocht over de bevroren Waddenzee naar het eiland Ameland te maken. De reis was ech ter niet van gevaar ontbloot, want de paarden zakten soms hier en daar in het ijs. In de Hoekse Waard zit het ijs 60 cm diep in de grond, en het ijs van de IJsel heeft een dikte van 37-44 cm. In het Hollands Diep zijn som mige schoUen 1 meter 25 hoog. De hevige noordwesten winden, die la ter ruimen naar het noordoosten ma ken veel ijs los, en het in beweging gezette ijs stapelt zich op aan het strand voor de kust. Voor Texel en Scheveningen worden ijsbergen van anderhalve meter gesignaleerd, in Katwijk en Noordwijk bereiken de velden een hoogte van 6 tot 8 me ter. Hier is het strand een en al ijs, tot zelfs aan de laagwaterlijn toe. Op sommige plaatsen schuiven de in Oostendijk, waar het 80 cm dik ke ijsveld enkele huizen om verduwt. Twee sleepboten proberen door het zware drijfijs heen Antwerpen te be reiken. De ene boot breekt zijn schroef de andere ontmoet voor Ril land Bath zoveel tegenstand, dat de poging moet worden gestaakt. In- enkele geïsoleerde streken be gint er nijpend gebrek te komen aan de noodzakelijkste levensbehoef ten: koffie, suiker, hout, en kolen voor de kachel. Op de Waddeneilanden en in Zeeland wordt aHes schreeu wend duur. Bij de armoedlijders verhuizen de bedden rond de kachel. En overdag als de gure oostenwind door het huis zuigt, gaat men rond de vuurplaat zitten met een molton deken om zich heen. Op Vlieland schrijft iemand half januari: „Door den strengen en langdurigen winter verkeeren wij hier bepaald bijna in nood; er is geen spek, petroleum, rijst, zout, koffie, thee, boter of reu zel meer te krijgen. Twee bakkers kunnen niet meer bakken omdat hun voorraad meel op is. Bij de meesten zijn de aardappels bevroren. Het vervoer is door de vorst geheel ge stremd; de telegraafdraad tussen Harlingen is stuk gevroren. Als er eens een enkele maal iemand met groot levensgevaar grootendeels over het ijs hier aankomt, komen er en kele brieven mede. In de vorige week vertrok een schipper met zijn twee zoons om met zijn schip pro viand te halen, maar hij moest, na zes uren getracht te hebben er door te komen, onverrichter zaken terug keren. Vele menschen gaan reeds, wegens gebrek aan petroleum, voor het donker wordt naar bed. Als de kinderen grutjes in water voor hun middagmaal krijgen, dan smuHen zij terwijl er ook veel duiveboonen gege ten worden. Het is te hoopen dat er spoedig aan dezen toestand een ein de kome, want velen kunnen het niet langer uithouden en geraken uitge put". Bedelarij is aan de orde van de dag. Volgens berichten uit Sua- meer moest een boer op één dag 240 bedelaars verwerken, die allen om bonen vroegen. Op 20 januari komt er verlichting in de winternood, weer aan. Laffe zuidenwinden bren gen daarna dooi met veel regen en onweer. Doch de winter opent opnieuw een aanval en in de nacht van 24 op 25 januari raast een verschrikke lijke sneeuwjacht over ons land, die de sneeuw een meter hoog opstapelt. De dag daarop begint het te vriezen en de sneeuwlaag krimpt in tot een 40 cm dikke ijskorst. Doch het bleek de laatste stuiptrekking van de win ter. Sterke westenwinden brengen op nieuw dooi, die thans definitief door zet. Veel dankgebeden stijgjr he melwaarts. Deskundigen van de dienst Waterwerken zien de dooi echter met grote zorg tegemoet en een bericht de krant: „Indien niet spoedig flinke voorzorg len genomen worden zuUen ijsdam- men en doorbraken groote schade aanrichten". Reeds één dag na de invallende dooi komen er uit Lim burg berichten dat de Geul buiten haar oevers is getreden en dat het water van de Maas 5 meter is ge wassen. Ook uit het buitenland ko men dergelijke rampzalige berich ten binnen. Op 28 januari treedt de Mark buiten haar oevers, en de 200 wachtende schepen voor Zevenber gen kunnen nog niet doorvaren naar Roosendaal. In Limburg komen kleine dorpjes aan de Maas onder water te staan en langs de Hondsrug heerst waters nood. Eind januari kan men over de Lek nog naar de overkant lopen, doch in de eerste dagen van februa ri breekt ook het ijs op de grote ri vieren. Op de Schelde is weer voor zeilschepen vaart mogelijk, mits ze getrokken worden. In het HoUands Diep wordt aoor middel van buskruit en dinamiet het breken bespoedigd. De westenwinden stuwen het ijs op en duizenden mensen vermaken zich met schotsen springen, een waaghal zerij die verscheidene slachtoffers eist. Op 5 februari wordt met een sleepboot het ijs op de Mark gebro ken en men juicht uit Roosendaal: „De drukte aan de haven is op nieuw begonnen. Schippers die zoo lang door het ijs tot een gedwongen rust veroordeeld waren, kiezen 't rui me sop;; anderen, geruimen tijd met een grootendeels bedorven lading voorzien, die elders hadden moeten overwinteren, komen eindelijk de ha ven binnen". De tweede en de derde week van februari brengen kwakkelweer; maar op 24 februari bevi.idt de Zui derzee zich nog dermate vol met drijfijs dat de veerdienst Enkhuizen- Staveren nog steeds niet hervat kan worden. Begin maart verdwijnt het laatste ijs uit kanalen en rivieren; er breekt een küle, mistige periode aan met veel ijzel. Heel de maand is het grimmig koud, en de krant van 2 april vermeldt ,,'t Was met Pa- schen allesbehalve lente. De sneeuw lag ruim een halve voet dik. In plaats van mar de weide te gaan en eiiers ballen op het lagchend groen des velds, kon men sleden op de sneeuw". Toch zou eindelijk de vrien delijke zon een betere tijd aankondi gen. De strenge winter van '90-'91 behoorde hiermee definitief tot het verleden. C. SLOKKERS. De reliëfplaat zonder gelijke: heidense sirenen dragen een christelijk borstkruisje. DORDRECHT Opinie van een kunstminnares die veel tentoon stellingen bezoekt; „Ik ga in de eerste plaats voor de kunst zélf, om door middel van het tentoon gestelde een schoonheidservaring op te doen. Het mag oud of nieuw zijn, dat is mij om het even, maar ik moet er geen aparte stu die van hoeven te maken. Cata logi koop ik alleen (als ze niet te duur zijn en ze zijn tegenwoordig bijna allemaal erg duur) om te kunnen lezen wat het voorstelt en wié de maker is, die geleerde inleidingen laten me koud. Ik zie zelf wél wat mooi of minder mooi is en als het me bevalt zie ik een reproduktie in kleur te kopen. Is die niet verkrijgbaar dan moet ik 't maar met mijn geheugen doen. En wat ik mooi vind, vergeet ik niet zo licht". Mening van een doorsneetentoon stellingsbezoeker? We zouden het niet durven beweren maar schatten zo'n veertig a vijftig procent. Wie er wel zo over denkt, zal met de expositie die tot de tweede februari in het Dordrechts Museum wordt gehou den, wel even moeite hebben. Want deze is ten dele gewijd aan de Kop- tische kunst waarmee één zaal ge vuld is, terwijl twee andere ruimten plaats boden aan de beroemde iko- nenverzameling van het museum te Recklinghausen waarvan deze Kop- tische erfenis ook deel uitmaakt. Wil je de laatste enigzins kunnen waarderen dan moet je iets van de achtergronden kennen: Kopten wa ren de oorspronkelijke bewoners van het Njjldal, die tot het christendom overgingen. De Koptische Kerk is nog altijd dé christelijke gemeen schap van Egypte en Ethiopië. Wat er in Dordt van deze Nestoriaan se christenen getoond wordt, bestaat hoofdzakelijk uit beeldhouwwerk, iets in hout en koper maar geen eigen lijke ikonen zoals men die in de an dere zalen vindt, Het is met die Kop tische kunst nogal eigenaardig ge steld; er is geen grote lijn in te ont dekken zoals we die van andere cultuurperioden kunnen onderschei den. Het is een echte mengcultuur. In tegenstelling met de gewone Byzantijnse iconografie ligt de kracht van deze mengkunst niet in het portret, maar in de ornamen tiek, in de steenbewerking, die steeds van een uitstekend vakman schap getuigt: reliëfplaten op gra ven, gebeeldhouwde kapitelen waar bij de Europese exempelen uit de Romaanse tijd erg primitief aandoen. En dan is er weefwerk te zien in de vorm van wandbehangsels, die er gens geparenteerd zijn aan Syrische borduursels. De grafstèles hebben het hoofdac cent. Die doorsnee-museum-bezoek ster (of bezoeker) zal toch wel ge troffen worden door die kleine kalk stenen plaat uit het laatste van de derde of vroegste van de vierde eeuw met de twee oranjefiguren. De geschonden tekst is nog niet ontcij ferd, namen ontbreken waarschijnlijk Wie zijn ze, deze man en dat meisje gehuld in Romeinse toga's, die ons. mensen van de twintigste eeuw vre de toewensen? Kunsthistorici ko men er niet uit. Is het wel een chris telijk grafbeeld? Maar die bezoeker heeft gelijk: laat het maar op je in werken Er gaat iets ondefineer- baars van uit. Dat geldt ook voor de bronzen lampduif uit Schech-Abade met een groene patine, een wonder lijk mooi ding (lampen in mensen en dierengestalten waren in Egypte erg in trek). Na 1922 zijn de Byzantijnse ikonen langzamerhand bekend geworden in Nederland. De toenemende kennis van het oosterse christendom heeft hiertoe wel krachtig bijgedragen. En daar is hij dan weer eens, de ikonen- schat uit Recklinghausen die negen jaar geleden ook te Utrecht geëxpo seerd werd. Maar het Duitse mu seum heeft zijn collectie intussen we ten uit te breiden, het bevat nu 580 nummers waaruit een keuze van vijftig voor Dordrecht is gemaakt. De kunst komt bij de ikonen op de tweede plaats, want ze zijn niet ge schilderd voor museum of handel. maar voor de kerken om er te die nen als „boeken der leken" en om vereerd te worden zoals vroeger de beelden in de roomskatholieke kerk. Maar dit wordt wel geacht bekend te zijn, zeker sinds de devotieplaatjes, ook al weer enkele decennia, hoofd- zakeHjk uit kleine reprodukties van deze heilige schilderijen bestaan. Er zijn nu in Dordrecht oude bekenden te zien: allereerst de Pantocrator (Christus Albeheerser Moskou 1653), die Recklinghausen een tijd geleden op de Kunst- en Antiekbeurs te Delft kocht. De ikonen maken nog al eens reisjes, hoewel niet alle „reisiltonen" zijn. Dat waren dan de kleine exemplaren, die men in bin nenzak of koffer mee kon nemen. En daar is die prachtige „Christus in het graf' Grieks, uit de zes tiende eeuw en de „Nederdaling ter helle" uit dezelfde eeuw, afkomstig uit een Russisch klooster, die zo dikwijls als de paasikoon gezien wordt. Het „Heilig Aanschijn" uit de zeventiende eeuw, eveneens Russisch van origine, blikt de binnentredende bezoeker al van verre aan met zijn grote ernstige ogen. Maar het doet er niet veel toe, oude bekenden of nieuwe aanwinsten, ie dere ikoon is een mysterie van zicht baar geworden geloof waarbij de kunst, vaak een primitieve kunst, als dienende geest optreedt. J.V.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1970 | | pagina 9