I
I
I
„Soort zoekt
soort" als
basis voor
sociaal
gezonde
wijkopbouw
DE SCHOOL MET
KOPTELEFOON
Volle neef en volle nicht mogen trouwen
I
SOCIOLOOG STOLZENBURG: „WE GAAN DOOR MET DEZE ELLENDE OF
WE GAAN HET PLEZIERIGER DOEN
Verschil
Schakeringen
Eenzaamheid
Geen eigen leventje
Schuiflaatjessysteem
Mogelijkheden
Niet meer afleiden
„Rot-Rus"
Onlioudbaar
Postzegel over
nieuw wetboek
HUWELIJKSVERBOD MET MEDEPLICHTIGE AAN OVERSPEL WORDT OPGEHEVEN
tijd Cchriften
O ch rijven
■■I
B
(Van een onzer verslaggevers)
TILBURG Wij in Nederland hebben er, van hoog tot laag, geen
bezwaar tegen om allemaal (bijna allemaal) hetzelfde water te
drinken. Of om op hetzelfde aardgas te koken. Of om van dezelfde
centrales onze elektriciteit af te nemen. Dat niet. Maar verschil
moet er zijn! En daar willen we voor uitkomen ook. Met behulp
van ons jasje, ons autootje, ons tuintje, ons (kleuren) teeveetje, ons
huisje. En vooral door het buurtje waar dat huisje staat. Alle nivel
leringstrekjes ten spijt houden we onze stand stijl overeind.
Trouwens daar blijkt ook alle re
den toe te zijn. Want het verschil
is er gewoon. In '68 hield het Nipo
een woningonderzoek in de ge
meente Kheden, die wel een beet
je als doorsnee-gemeente mag gel
den. De cijfers over inkomensver
deling toonden aan, dat maar 7 pet.
van de bevolking een bruto-inko-
men heeft dat f 21.000 of meer is.
Een moot van 21 pet. haalde een
inkomen tussen de f 21.000 en de
f 12.000 en maar liefst 55 pet. „ge
noot" een bruto-inkomen van min
der dan f 12.000,-.
Vooral dat materiële verschil
veroorzaakt de verscheidenheid in
ons samenlevingspatroon. Immers
het is bepalend voor het aanzicht
van dat jasje, dat autootje, dat
huisje en vooral dat buurtje. Drs.
R. Stolzenburg, een jong socioloog
verbonden aan het Provinciaal Op-
bouworgaan in Tilburg, vat dat al
lemaal samen in het oude adagium
„soort zoekt zoort". „Je kunt daar
wel op allerlei gronden bezwaren
tegen hebben", zegt hij, „maar het
is nu eenmaal zo en dan moet je
het ook maar als gegeven gebrui
ken" Niet tot in het absurde na
tuurlijk „Het mag niet tot achter
stand of tot sociale eenzaamheid
leiden", voegt hij eraan toe. Inte
gendeel. hij zou er juist sociaal pro
fijt uit willen trekken. Hij zou dat
gegeven als startpunt willen gebrui
ken voor een maatschappelijke in
tegratie die de stedebouwkundigen
kunnen waar maken.
Soort zoekt soort/Dat was en is
nog altijd bepalend voor de plano
logische opbouw van onze steden.
Steden met „deftige straten" en
herenhuizen, later met villaparken
en bungalowparken en hele wijken
vol middenstandswoningen. Maar
met ook arbeiderswijken, achter
buurten en krotwoningen. Allemaal
onder één hemel en binnen één stad
maar we) degelijk van elkaar ge
scheiden want verschil moet er
zijn. Bouwbeleid en woningmarkt
werken dat verschil in de hand.
Drs Stolzenburg: „Er is uiteraard
een natuurlijke selectie, maar daar
op wordt ingespeeld door degenen
die huizen verkopen of huizen
verhuren zeker in de vrije sector
en de premiesector. Kijk maar eens
naar de advertenties van woning
bureaus, waarin villa's en heren
huizen worden aangeboden. Daar
in wordt het onderscheid uit dui
delijk commercieel oogpunt ge
maakt'
Wel worden de fijne schakeringen
die in de sociale werkelijkheid op
treden voor een deel gemaskeerd
door de woningnood. Een gevolg
daarvan is bijvoorbeeld, dat jong
gehuwden gedwongen worden om
dure flats te huren. Zolang man en
vrouw nog werken geeft dat geen
pijn, maar als er kinderen komen
stijgen de gezinskosten en valt
vaak het inkomen van de vrouw
weg. En dan ontstaat een situatie
als bijvoorbeeld in Tilburg, waar
bewoners van (dure) huizen in
nieuwe wijken een beroep moeten
doen op de bijstandswet om hun
huishuur te kunnen betalen. En er
ontstaan schrikbarend hoge huur
achterstanden, zo veelvuldig dat
aan uitzetting gewoon niet meer te
denken valt.
Maar het gegeven „soort zoekt
soort" blijft bestaan. Het geval
van de Delftse timmerman is er
het bewijs voor. „En de Delftse
timmerman is bepaald geen uniek
geval" beweert drs. Stolzenburg.
„Ze komen overal voor. Werkom
standigheden, leefgewoonten, eetge
woonten, kleedgewoonten zijn bepa
lend voor de manier waarop ie
mand door zijn omgeving wordt
aanvaard".
Een dergelijk onderscheid komt
in de gedachtengang van de Til-
burgse socioloog niet voor. Want
dat is nu juist het punt waarop so
ciale eenzaamheid en de achter
stelling ontstaan. Het heeft in het
verleden geleid tot de bouw van
zeer eenzijdige wijken en de prak
tijk heeft maar al te duielijk bewe
zen, hoe verkeerd dat is. Tot een
Werkelijke integratie van sociale
groeperingen zijn de stedebouwers
nog niet gekomen. Iedere poging
in die richting is in het verleden
mislukt. Toch moet, volgens drs.
Stolzenburg, die synthese te vinden
zijn.
In grote lijnen lopen zijn gedach
ten uit op een stadswijk, waarin al
le sociale groeperingen terecht kun
nen, maar waarin de aan hun be
hoefte aangepaste woningen bloks-
gewijze gegroepeerd zijn. Zodat
het blijkbaar natuurlijke gegeven
„soortzoekt soort" inderdaad tot
zijn recht komt. Er moet dan ech
ter wel een bindend gegeven voor
die hele wijk zijn, zodat niet ieder
„sociaal blokje" een eigen leventje
gaat leiden. Dat bindend gegeven
zou het totale voorzieningenpatroon
van de wijk kunnen zijn. Niet al
leen dus hetzelfde drinkwater en
hetzelfde aardgas, maar ook de
kans voor alle kinderen uit zo'n
wijk op dezelfde basisonderwijs
voorzieningen, een primair winkel
apparaat dat aan de behoefte van
alle bewoners kan voldoen en me
dische voorzieningen die voor ieder
een voldoende zijn.
„En wat vooral belangrijk is",
vindt drs. Stolzenburg, „is de
mogelijkheid van een goed soci
aal contact, iedere dag". Hij
denkt daarbij aan een gebouw,
een soort Drontense Meerpaal,
waar op bepaalde tijden een
overdekte markt gehouden kan
worden, waar eens een film ge
draaid kan worden, waar gele
genheid is voor een sportwed
strijd, voor het drinken van een
biertje, waar de mensen voor
al ook de huisvrouwen en de kin
deren elkaar in een vrijblij
vend contact kunnen ontmoeten.
Een gebouw dat een beetje de
functie krijgt die vroeger eigen
was aan het kerkgebouw en
vooral ook het kerkplein.
Voor Stolzenburg zelf is dit maat
schappelijk ontwerp van een wijk
niet zo maar een gezellig denk
spelletje. Er wordt tenslotte in Ne
derland gebouwd bij het leven. „Al
lemaal volgens het schuiflaatjes-
systeem", zegt hij. „En de mensen
beseffen niet hoe jofel we het kun
nen maken. We zijn nu in Neder
land op dit punt aangekomen dat we
moeten beslissen: we gaan door met
deze ellende of we gaan het plezie
riger doen".
Hij is ervan overtuigd, dat er in
ons land architecten en stedebouw
kundigen zijn die zo'n idee werke
lijkheid zouden kunnen maken. Als
je globaal weet hoe de inkomens
verdeling in Nederland is dan weet
je ook aan wat voor woningen er
qua prijs behoefte is. Je zou boven
dien huizen moeten bouwen die aan
gepast zijn aan de woonbehoeften
van gezinnen, van kinderloze echt
paren en van alleenstaanden.
Maar hoe schep je de financiële
mogelijkheden? „Als de inzichten
er zijn kun je gaan experimenteren"
zegt drs Stolzenburg. „Je kunt dan
ten eerste in de praktijk eens zien
hoe het uitpakt en bovendien geef
je de begaafde ontwerpers kans om
hun gedachten eens waar te ma
ken. Laat het een nationaal project
worden dat uit een nationale pot
wordt gefinancierd. Tenslotte gaat
het hier om een sociaal goed van
de eerste orde".
Kortgeleden heeft drs. Stolzen
burg een rapport afgeleverd voor
de ruimtelijke ordening van de drie
dorpen Rijswijk, Giessen en Andel
in het Land van Heusden en Alte-
na. Daarin klinkt iets van zijn denk
beelden door als hij schrijft:
„De ervaring leert, en dit wordt
door onderzoek bewezen, dat het
spreekwoord soort zoekt soort ook
in het ruimtelijke vlak nog steeds
de overhand heeft. Wel is het ge
wenst, en ook dit kan wetenschap
pelijk geschraagd worden, dat de
verschillende sociale beroepsgroe
pen in eikaars nabijheid wonen. De
gehele bevolking, jong en oud,
meer en minder welvarend, hoofd
arbeider en handarbeider, moet de
gelegenheid hebben deel te nemen
en betrokken te worden bij de ba
ten en lasten van het woon- en
leefmilieu. Dus voor alle catego
rieën moet de bereikbaarheid van
de voorzieningen gelijk zijn".
A. KLOET.
Vast staat, dat de Burgemeester
Amersfoortschool in Badhoevedorp,
waarom het gaat, al in 1939 ge
opend werd. Vast staat ook dat de
vierbaans-rijksweg 6, die het gebouw
op een haartje na mist, pas twee
jaar geleden in gebruik werd geno
men. „Maar", zeggen ze bij rijks
waterstaat, „toen er plannen wer
den gemaakt voor de bouw van de
school, stond de weg al lang op pa
pier. Iedereen had kunnen weten:
als we hem daar neerzetten, komt
het snelverkeer straks bij wijze van
spreken de klas binnen.
In Badhoevedorp vindt men dat
bout beweerd. Welke koffiedik-kijker
kon anno 1939 of nog eerder voor
zien, dat Nederland zich 30 jaar la
ter massaal gemotoriseerd zou in
blikken? Hoe dan ook: na bijna drie
decennia uitzicht gegeven te heb
ben op een kikkersloot, staan de
ruime glaswanden van de school nu
opeens te sidderen onder het ge
weld van de decibellen, die nauwe
lijks vijftig meter verderop gepro
duceerd worden door het snelver
keer, dat richting Haarlem-Zand-
voort of richting Schiphol walst.
„Dit is volkomen idioot", zegt
schoolhoofd A. de Oude. Hij slaagt
er op het nippertje in, zijn uitspraak
tussen twee langs denderende
vrachtkolossen in te wringen. Later,
in zijn aanmerkelijk rustiger kan
toortje: „Mijns inziens heeft de ge
meente gelijk en is de wantoestand
te wijten aan rijkswaterstaat. Maar
dat is niet het belangrijkste. Be
langrijk is dat er Nederland veel
scholen op droevige plekjes staan.
Ik ben de» eerste, die de ingeving
heeft gekregen om er wat aan te
doen, al reacties van geplaagde col
lega's? Nee, da's heel vreemd.
Maar die komen nog wel".
(Van een onzer verslaggevers)
BADHOEVEDORP Het gemeentebestuur van Haarlemmermeer en
rijkswaterstaat pikken elkaar in de kam over de kip-of-ei-vraag:
wat was er het eerst, de school of de weg? Het antwoord zo het
ooit komt zal Ieren, wie verantwoordelijk is voor de planologische
blunder, waarvan 380 kinderen de dupe zijn geworden.
ren. Jawel, die herkennen ze aan
het geluid. En toen er eens een Toe-
poeloev-straalvliegtuig laag over
kwam, vulde een kind in: rot-Rus.
Maar de dictees van de leerlingen
met koptelefoon waren puntgaaf".
Schoolhoofd De Oude ontdekte
meer. Hij kwam tijdens het verloop
van het experiment tot de conclusie,
dat het gebruik van de koptelefoon
ook grote paedagogische voordelen
heeft, zodat de nood in zijn ogen 'n
deugd werd. Hij zette jongetjes, die
vroeger gemakkelijk werden afge
leid, met koptelefoon, vlak bij het
raam en zie - ze waren niet meer
afgeleid. Met de fluistergesprekjes,
die de les zo hinderlijk kunnen ver
storen, was het afgelopen. De con
centratie bij de leerlingen was veel
groter. En hij moest zijn mening
over dè woordblindlieid - een ver
schijnsel, dat iedere onderwijzer be
kend is - herzien. „Ik vrees, dat het
iets anders is. Hoe verstaan kinde
ren ons eigenlijk? Een woord kan
verminkt overkomen, zodat ze het
opvatten als een ander woord. Ik be
gin te denken, dat gehoorgestoord
en geluidgestoord hetzelfde is. In
ieder geval hebben wij bij de proef
met de koptelefoons enorm succes
geboekt bij taai-arme kinderen".
Lijdt de sfeer in de klas niet on
der het gebruik van technische
hulpmiddelen als zenders en kopte-
foons? Schoolhoofd De Oude is de
tegengestelde mening toegedaan.
„Een goede sfeer is de beste voe
dingsbodem voor het onderwijs. Die
werd hier juist door de herrie ver
pest. We kwamen alleen maar toe
aan de hoogst nodige en nuttige din
gen. De zaken, die het schoolleven
mooi maken, waar het kind een
prettige herinnering aan overhoudt
- een goed verteld verhaal bij voor
beeld: moesten we laten liggen. De
emotionele band tussen leerling en
onderwijzer werd vernield. De kop
telefoon is uitermate geschikt, heb
ik ontdekt, om die sfeer te herstel
len. Je zit met een klein, intiem ge
luid als het ware in het oor van de
kinderen. Je bent voor hen, zonder
dat ze bet zich bewust zijn, de be
langrijkste persoon in het lokaal".
De oplossing, die schoolhoofd De
Oude te binnen schoot, is deze:
rust de leerlingen uit met koptele
foons en het onderwijzend personeel
met zendapparatuur. Hij nam een
proef van vijf maanden en werd de-
nitief tot deze mini-vorm van
schoolradio bekeerd.
Hij zegt: „Het TNO heeft hier on
derzoekingen verricht en stelde
voor, de hele school dubbele begla
zing en air-conditioning te geven.
Ik was daar niet voor. Het zou an
derhalve ton gaan kosten, maar bo
vendien zag ik in die air-conditio
ning niets. Wat voor passaat moet
je niet laten waaien in een klas
met 47 kinderen? Ik heb toen in 't
lokaal, dat het meeste last van de
geluidshinder heeft, laten experi
menteren met koptelefoons. Elf leer
lingen kregen er een op, de andere
twee en twintig niet. Het resultaat
was geweldig. De dictees van de
leerlingen zonder koptelefoons ble
ven grote open plekken vertonen. Ze
vulden daar dan maar het merk van
de auto's in die ze hoorden passe-
DEN HAAG (ANP) Ter gele
genheid van de invoering van boek 1
van het nieuw burgelijk wetboek zal
van 13 januari tot en met 14 febru
ari 1970 en zoveel langer als de
voorraad strekt een bijzondere
postzegel van 25 cent zonder toeslag
op alle Nederlandse postinrichtingen
worden verkocht.
Op deze zegel, die uitgevoerd is in
drie kleuren blauw en waarvan het
ontwerp werd verzorgd door Jurriaan
Schrofer uit Amsterdam, staat de
beeltenis van prof. mr. E.M. Meijers
met daarnaast de letters „BW".
(Van onze juridische
medewerker)
HET oude recht, dat op 1 ja
nuari 1970 wordt afgeschaft
bevatte een bepaling, die
het huwelijk tussen iemand die
overspel gepleegd heeft en dege
ne met wie dat overspel werd ge
pleegd volstrekt verbood. De ach
tergrond van deze bepaling is
duidelijk: de wet wilde hierdoor
haar duidelijke afkeuring van
overspel te kennen geven en zo
de morele hoogheid van het hu
welijk handhaven.
Alleen Het effect van dei-
wetsbepaling was zeer gering. Alge
meen kan worden aangenomen, dat
iemand die van plan is overspel te
begaan, daarvan niet werd weerhou
den door een bepaling in het burge
lijk wetboek. Aan zulk een bepa
ling dacht men in die omstandighe
den natuurlijk niet, gesteld al dat
men ze kende Maar bovendien wa
ren er talloze juridische foefjes om
onder die bepaling uit te komen.
Het huwelijksverbod van de over
spelige met de medeplichtige aan
het overspel gold alleen wanneer dat
overspel bij rechterlijk vonnis was
vastgesteld. Dat vonnis kon een straf
vonnis of een echtscheidingsvonnis
zijn. Maar de keren dat in de laat
ste eeuw een strafvervolging wegens
overspel is ingesteld het is name
lijk nog steeds een strafbaar feit zij
het alleen op klacht vervolgbaar
zijn op de vingers van een hand te
tellen. En in de echtscheidingsvon-
nissen, di op grond van overspel wor
den uitgesproken, komt de naam van
de medeplichtige aan dat overspel
zelden of nooit voor. Gesteld al dat
de advocaat van de trouwe en eer
zame echtgenoot, die zich door de
ander bedrogen voelt en een echt
scheidingsvordering wegens overspel
tegen die ander instelt, de mede
plichtige aan dat overspel met naam
en toenaam in de dagvaarding ver
meldt, met de bedoeling om straks
een huwelijk tussen de ontrouwe
echtgenoot en zijn of haar vriendje
onmogelijk te maken, dan stonden
de rechter nog voldoende middelen
ten dienste om dat te voorkomen
De rechter hoefde namelijk de naam
van dat vriendje niet in zijn vonnis
te vermelden. En zo werd dat abso
lute huwelijksverbod van onze uit
1838 daterende wetgeving tussen de
Dit is het derde artikel in de
serie, die onze juridische mede
werker w(jdt aan de verande
ringen die het nieuwe burger
lijk wetboek met ingang van 1
januari teweeg brengt.
overspelige en de medeplichtige in
feite helemaal ontkracht.
De nieuwe wet, die op 1 januari
1970 in werking is getreden heeft nu
ook dat verbod uit het burgerlijk
wetboek geschrapt. Dit is niet zonder
heftige discussies in het parlement
gebeurd. „Waar blijft de eerbied
voor en de hoogheid van het huwe
lijk, indien het overspel in plaats van
gestraft, gesanctioneerd en gewet
tigd wordt?" kan men hier en daai
in de kamerverslagen lezen. De re
denen van de regering om de schrap
ping van dit verbod voor te stellen
waren heel eenvoudig: met dit ver
bod is het overspel toch niet te voor
komen De praktijk heeft dit uitge
wezen. Wie men er mee straft zijn
niet de overspelige en de medeplich
tige, want die blijven toch doorgaans
samenleven, in concubinaat, maar de
kinderen die uit deze verhouding ge
boren worden en die nooit de staat
van wettig kind kunnen verkrijgen.
Daar komt nog bij dat de rechtsprak
tijk dit verbod in feite geheel ver
ijdeld heeft overigens om dezelfde
redenen als de minister het verbod
wilde afschaffen. Na uitvoerige dis
cussies is de kamer met het voor
stel van de minister meegegaan, en
verdwjjnt het verbod per 1 januari
1970 uit onze wet.
Onder de huwelijksverboden is bij
de nieuwe wet overigens nog verder
opruiming gehouden. We zagen al,
dat zwager en schoonzus voortaan
zonder dispensatie met elkaar kun
nen trouwen, ook als het stoute zus
je haar zwager het hoofd op hol heeft
gebracht en het huwelijk van haar
oudere zus heeft kapot gemaakt. Ook
het huwelijksverbod tussen oom en
nicht of neef en tante is uit de wet
verdwenen. Een nichtje dat op haar
oom verliefd werd moest vroeger dis
pensatie van de koningin hebben om
te trouwen. Het kwam inderdaad
weieens voor, zij het ook niet zo vaak
dat er per se met een verbod tegen
gewaakt hoeft te worden. In de ja
ren 1950 tot 1957 van die tijd da
teren de laatste gegevens werden
maar 102 verzoeken om dispensatie
ingediend. Hiervan werden er vier
ingetrokken, 88 toegewezen en 10 af
gewezen, waarvan vijf wegens over
spel. De oude wet bevatte zelfs nog
een huwelijksverbod tussen nicht en
oud-oom of neef en oud-tante, maar
deze huwelijken schijnen de laatste
tientallen jaren helemaal niet meer
te zijn voorgekomen. Op het minis
terie van justitie zijn tenminste geen
verzoeken tot dispensatie van deze
categorie binnengekomen. Dit huwe
lijksverbod is dan ook zonder slag of
stoot bij de nieuwe wet afgeschaft.
Bloedverwantschap is alleen nog maar
huwelijksbeletsel in de rechte lijn,
d.w.z. tussen mensen, die van elk
aar afstammen, b.v. tussen een meis
je en haar vader, grootvader, en in
de zijlijn alleen maar tussen broer
en zus. Dat betekent dat volle neef
en volle nicht zonder bezwaar al
thans van de kant van de wet met
elkaar kunnen trouwen. Of het ver
standig is, is een andere vraag. Om
redenen van volksgezondheid moet
men toch altijd een beetje huiverig
staan tegenover zulk huwelijken. Of
schoon van medische zijde sterk op
een huwelijksverbod tussen volle neef
en volle nicht is aangedrongen de
ze huwelijken komen nog al eens
voor is de nieuwe wet daar niet
toe overgegaan. Waar de medische
inzichten in de gevolgen voor de
volksgezondheid van dergelijke hu
weljjken nog niet voldoende duidelijk
zijn, moet de wetgever, zo was de
redenering hier niet regelend op
treden.
Op grond van de proef heeft de
gemeenteraad van Haarlemmermeer
een voorstel van B. en W. goedge
keurd, om a raison van 7.000 gul
den voor een klas van 40 leerlingen
de benodigde apparatuur aan te
schaffen. Daarbij horen ook vijf mi
crofoons, die in de klas worden op
gesteld, zodat de kinderen - een mi
ni-parlement - met elkaar en met
de onderwijzer kunnen discussiëren.
Schoolhoofd De Oude ziet ook hier
in voordelen. Het door elkaar
schreeuwen zal zijn afgelopen. In
plaats daarvan komt een geleide
discussie, die de leerlingen dwingt,
hun gedachten goed te formuleren,
hetgeen dan weer het totale resul
taat van het onderwijs ten goede
komt.
Op den duur zal, als de gemeente
raad akkoord blijft gaan, de hele
school met koptelefoons worden uit
gerust. Kosten 75.000 gulden.
„Maar", zegt schoolhoofd De Ou
de, „de toestand is onhoudbaar en
een nieuwe school zou negen ton
hebben gekost". Waarbij komt - van
daar het gekrakeel op overheidsni
veau - dat rijkswaterstaat misschien
als zijnde de schuldige aan de over
last voor de kosten op zal moeten
draaien.
A. den OudenJe zit als hetl
ware in het oor van de kinderen, I
„Zou het niet de moeite lonen er-
uoor te zorgen dat men wegen zou
vinden om mensen tot een leraar
schap op te leiden, waar dit nu aan
de goedgeefse grillen van Moeder
Natuur wordt toevertrouwd?" Dat
vraagt Georges Adè zich af in zijn
artikel „Een jaar ervaring te Leu
ven" in het tijdschrift DE MAAND
(Lieveheersbeestjeslaan 49, Brussel
17). „Een goede leraarsopleiding ts
onmogelijk in faculteiten met over
laden programma's"is een van de
conclusies, die L. Engels trekt in zijn
bijdrage „Leraarsopleiding aan de
universiteit".
J. Paelinck doet een aantal voor
stellen in verband met de kwaliteit
van het hoger onderwijs. Hij meent
dat op deze wijze de universiteit iets
beters wordt dan een aantal losse in
stellingen, samengehouden door een
centraal verwarmingssysteem.
Wat er allemaal mee samenhangt
is de gezagscrisis in onze samenle
ving. Daarover geeft Jaap Kruithof
zijn mening. Een van zijn uitspraken:
„Alle autoriteiten mogen slechts een
relatief gezag bezitten."
Tenslotte tracht Ward Thielemans
een economische noot te kraken zo
wel op internationaal als Belgisch
monetaiT gebied.
We moeten een nieuwe Benélux-
hoofdstad bouwen tussen Den Haag
en Brussel, dan is de toekomst van
de Benelux beter te organiseren
meent dr. Hendrik Riemens in de
laatste aflevering van ONS ERF
DEEL (Kerkstraat 1, Raamsdonk-
dorp). Wanneer er dan nog universi
tair onderwijs komt te Antwerpen,
zijn we nog een stapje verder in de
goede richting; hoewel' profmr. Ray
mond Deine rond dit voorstel de no
dige „bedenkingen over de universi
taire ekspansie in België" heeft. Ma-
nu Ruys meent in zijn bijdrage „Eu
ropese droom en Vlaamse realiteit":
„Eerst Vlaanderen en België ver
nieuwen en daarna klaar staan voor
Europa". Soit.
Hedwig Spellers is ditmaal de li
terator die in Ons Erfdeel een grote
beurt krijgt onder de hand van Frans
Depeuter („Cycloop aan de klem
kant") en Liliane Woutersdie een
aantal van zijn gedichten in 't Frans
vertaalde. Verder tekent Paul de
Wispelaere de ontwikkeling van de
moderne Nederlandse kritiek (Wes-
terlinck, Oversteegen, Fens, Mart. de
Jong, Kemp, Sarneel, Van Aken etc.).
Een enquête over toneelkritiek ein
digt met de opmerking: „Blijkbaar
staan de zaken er dus niet zo slecht
voor als verschillende critici menen".
Een waaier van uiteenlopende me
ningen. Ton Frenken maakt de ba
lans op van een afgelopen Breugel-
jaar, terwijl Eric Slagter enkele re
laties legt tussen literatuur, beelden
de kunst en muziek. De historische
betrekkingen tussen Nederland en
Tsjechoslowakije en het Nederlands
in de USA zijn nog twee andere bij
dragen. En dan hebben we nog niet
eens de kulturele kroniek vermeld,
boordevol documentatie. Alles bij
een bijna 200 pagina's
In nummer 8 van de DIETSCHE
WARANDE BELFORT (postbus
2073, Utrecht) komt Lieve Scheer
met de derde bijdrage „Röntgens van
Ruyslinck", waarbij dit keer zijn
werk „Wierook en tranen" centraal
staat.
J. van Ackere geeft Aspecten van
Pirandello's sensibiliteit in zijn no
vellen („Slechts zeer geleidelijk wint
de overtuiging veld dat in Pirandel
lo de novellist even groot, zoniet gro
ter dan de dramaturg is").
Eugene van Itterbeek ontleedt
„woord en Leven bij Le Clezio" („Le
Clezio beleeft het schrijven bijna als
een fataliteit") .Tenslotte Guido Geerts
over: „Nengels en Frengels: Infor
matie over penetratie". Verder nog
poëtische bijdragen van Hubert van
Herreweghen, Frank Meyland en Le
opold Van den Brande.
Het maandblad PROCES (Nelissen,
Bïlthoven) heeft het december
nummer gewijd aan de ver
nieuwing van het onderwijs: „omdat
wij van mening zijn, dat dit Westers
onderwijs alleen schaadtdie scha
de is zo groot dat wij niet meer van
repareren kunnen sprekenHet
grootste gedeelte van ons volk wordt
door het onderwijs in de kou gela
ten".
Paul Offermans, leraar in Oss, stelt,
dat de autoritaire maatschappij al
leen kan bestaan bij de gratie van
eer autoritair onderwijs, de vakken
zijn daarop afgestemd, zo, dat de
leerling slaafs wordt voorbereid op
zijn toekomstige taak. „De mammoet
wet verstevigt deze struktuur en
moet derhalve verdwijnen
Jan Mulder en Frank Peek behan
delen de geschiedenis van het „on-
derwijsfront'' en constateren, dat er
sprake is van een vrijheidsstrijd, die
zich niet alleen op school, maar ook
in hel gezin afspeelt, „In de opvoe
dingssituatie komt de vervreemding
en de depolitisering tot stand".
Sjef Donders zet alles in historisch
perspectief. De droom, om vrijheid
en betetre menselijke verhoudingen
te krijgen, is oud.
Solon. Jezus, Thomas More en Marx
hebben de droom gehad en getracht
hem werkelijkheid te laten worden.
M. v. d. Kwartel zegt hierover, dat
iet niet zozeer de maatschappij is,
iie niet veranderd wil worden en die
:tar is, maar het is de mens zelf, die
n radicale omwenteling tegenhoudt:
„Het is een fundamenteel gegeven,
dat de mens zich vastklampt aan het
vertrouwdeVerandering moet
daarom wel op geweldige weerstan
den stuiten".