I I I „Soort zoekt soort" als basis voor sociaal gezonde wijkopbouw DE SCHOOL MET KOPTELEFOON Volle neef en volle nicht mogen trouwen I SOCIOLOOG STOLZENBURG: „WE GAAN DOOR MET DEZE ELLENDE OF WE GAAN HET PLEZIERIGER DOEN Verschil Schakeringen Eenzaamheid Geen eigen leventje Schuiflaatjessysteem Mogelijkheden Niet meer afleiden „Rot-Rus" Onlioudbaar Postzegel over nieuw wetboek HUWELIJKSVERBOD MET MEDEPLICHTIGE AAN OVERSPEL WORDT OPGEHEVEN tijd Cchriften O ch rijven ■■I B (Van een onzer verslaggevers) TILBURG Wij in Nederland hebben er, van hoog tot laag, geen bezwaar tegen om allemaal (bijna allemaal) hetzelfde water te drinken. Of om op hetzelfde aardgas te koken. Of om van dezelfde centrales onze elektriciteit af te nemen. Dat niet. Maar verschil moet er zijn! En daar willen we voor uitkomen ook. Met behulp van ons jasje, ons autootje, ons tuintje, ons (kleuren) teeveetje, ons huisje. En vooral door het buurtje waar dat huisje staat. Alle nivel leringstrekjes ten spijt houden we onze stand stijl overeind. Trouwens daar blijkt ook alle re den toe te zijn. Want het verschil is er gewoon. In '68 hield het Nipo een woningonderzoek in de ge meente Kheden, die wel een beet je als doorsnee-gemeente mag gel den. De cijfers over inkomensver deling toonden aan, dat maar 7 pet. van de bevolking een bruto-inko- men heeft dat f 21.000 of meer is. Een moot van 21 pet. haalde een inkomen tussen de f 21.000 en de f 12.000 en maar liefst 55 pet. „ge noot" een bruto-inkomen van min der dan f 12.000,-. Vooral dat materiële verschil veroorzaakt de verscheidenheid in ons samenlevingspatroon. Immers het is bepalend voor het aanzicht van dat jasje, dat autootje, dat huisje en vooral dat buurtje. Drs. R. Stolzenburg, een jong socioloog verbonden aan het Provinciaal Op- bouworgaan in Tilburg, vat dat al lemaal samen in het oude adagium „soort zoekt zoort". „Je kunt daar wel op allerlei gronden bezwaren tegen hebben", zegt hij, „maar het is nu eenmaal zo en dan moet je het ook maar als gegeven gebrui ken" Niet tot in het absurde na tuurlijk „Het mag niet tot achter stand of tot sociale eenzaamheid leiden", voegt hij eraan toe. Inte gendeel. hij zou er juist sociaal pro fijt uit willen trekken. Hij zou dat gegeven als startpunt willen gebrui ken voor een maatschappelijke in tegratie die de stedebouwkundigen kunnen waar maken. Soort zoekt soort/Dat was en is nog altijd bepalend voor de plano logische opbouw van onze steden. Steden met „deftige straten" en herenhuizen, later met villaparken en bungalowparken en hele wijken vol middenstandswoningen. Maar met ook arbeiderswijken, achter buurten en krotwoningen. Allemaal onder één hemel en binnen één stad maar we) degelijk van elkaar ge scheiden want verschil moet er zijn. Bouwbeleid en woningmarkt werken dat verschil in de hand. Drs Stolzenburg: „Er is uiteraard een natuurlijke selectie, maar daar op wordt ingespeeld door degenen die huizen verkopen of huizen verhuren zeker in de vrije sector en de premiesector. Kijk maar eens naar de advertenties van woning bureaus, waarin villa's en heren huizen worden aangeboden. Daar in wordt het onderscheid uit dui delijk commercieel oogpunt ge maakt' Wel worden de fijne schakeringen die in de sociale werkelijkheid op treden voor een deel gemaskeerd door de woningnood. Een gevolg daarvan is bijvoorbeeld, dat jong gehuwden gedwongen worden om dure flats te huren. Zolang man en vrouw nog werken geeft dat geen pijn, maar als er kinderen komen stijgen de gezinskosten en valt vaak het inkomen van de vrouw weg. En dan ontstaat een situatie als bijvoorbeeld in Tilburg, waar bewoners van (dure) huizen in nieuwe wijken een beroep moeten doen op de bijstandswet om hun huishuur te kunnen betalen. En er ontstaan schrikbarend hoge huur achterstanden, zo veelvuldig dat aan uitzetting gewoon niet meer te denken valt. Maar het gegeven „soort zoekt soort" blijft bestaan. Het geval van de Delftse timmerman is er het bewijs voor. „En de Delftse timmerman is bepaald geen uniek geval" beweert drs. Stolzenburg. „Ze komen overal voor. Werkom standigheden, leefgewoonten, eetge woonten, kleedgewoonten zijn bepa lend voor de manier waarop ie mand door zijn omgeving wordt aanvaard". Een dergelijk onderscheid komt in de gedachtengang van de Til- burgse socioloog niet voor. Want dat is nu juist het punt waarop so ciale eenzaamheid en de achter stelling ontstaan. Het heeft in het verleden geleid tot de bouw van zeer eenzijdige wijken en de prak tijk heeft maar al te duielijk bewe zen, hoe verkeerd dat is. Tot een Werkelijke integratie van sociale groeperingen zijn de stedebouwers nog niet gekomen. Iedere poging in die richting is in het verleden mislukt. Toch moet, volgens drs. Stolzenburg, die synthese te vinden zijn. In grote lijnen lopen zijn gedach ten uit op een stadswijk, waarin al le sociale groeperingen terecht kun nen, maar waarin de aan hun be hoefte aangepaste woningen bloks- gewijze gegroepeerd zijn. Zodat het blijkbaar natuurlijke gegeven „soortzoekt soort" inderdaad tot zijn recht komt. Er moet dan ech ter wel een bindend gegeven voor die hele wijk zijn, zodat niet ieder „sociaal blokje" een eigen leventje gaat leiden. Dat bindend gegeven zou het totale voorzieningenpatroon van de wijk kunnen zijn. Niet al leen dus hetzelfde drinkwater en hetzelfde aardgas, maar ook de kans voor alle kinderen uit zo'n wijk op dezelfde basisonderwijs voorzieningen, een primair winkel apparaat dat aan de behoefte van alle bewoners kan voldoen en me dische voorzieningen die voor ieder een voldoende zijn. „En wat vooral belangrijk is", vindt drs. Stolzenburg, „is de mogelijkheid van een goed soci aal contact, iedere dag". Hij denkt daarbij aan een gebouw, een soort Drontense Meerpaal, waar op bepaalde tijden een overdekte markt gehouden kan worden, waar eens een film ge draaid kan worden, waar gele genheid is voor een sportwed strijd, voor het drinken van een biertje, waar de mensen voor al ook de huisvrouwen en de kin deren elkaar in een vrijblij vend contact kunnen ontmoeten. Een gebouw dat een beetje de functie krijgt die vroeger eigen was aan het kerkgebouw en vooral ook het kerkplein. Voor Stolzenburg zelf is dit maat schappelijk ontwerp van een wijk niet zo maar een gezellig denk spelletje. Er wordt tenslotte in Ne derland gebouwd bij het leven. „Al lemaal volgens het schuiflaatjes- systeem", zegt hij. „En de mensen beseffen niet hoe jofel we het kun nen maken. We zijn nu in Neder land op dit punt aangekomen dat we moeten beslissen: we gaan door met deze ellende of we gaan het plezie riger doen". Hij is ervan overtuigd, dat er in ons land architecten en stedebouw kundigen zijn die zo'n idee werke lijkheid zouden kunnen maken. Als je globaal weet hoe de inkomens verdeling in Nederland is dan weet je ook aan wat voor woningen er qua prijs behoefte is. Je zou boven dien huizen moeten bouwen die aan gepast zijn aan de woonbehoeften van gezinnen, van kinderloze echt paren en van alleenstaanden. Maar hoe schep je de financiële mogelijkheden? „Als de inzichten er zijn kun je gaan experimenteren" zegt drs Stolzenburg. „Je kunt dan ten eerste in de praktijk eens zien hoe het uitpakt en bovendien geef je de begaafde ontwerpers kans om hun gedachten eens waar te ma ken. Laat het een nationaal project worden dat uit een nationale pot wordt gefinancierd. Tenslotte gaat het hier om een sociaal goed van de eerste orde". Kortgeleden heeft drs. Stolzen burg een rapport afgeleverd voor de ruimtelijke ordening van de drie dorpen Rijswijk, Giessen en Andel in het Land van Heusden en Alte- na. Daarin klinkt iets van zijn denk beelden door als hij schrijft: „De ervaring leert, en dit wordt door onderzoek bewezen, dat het spreekwoord soort zoekt soort ook in het ruimtelijke vlak nog steeds de overhand heeft. Wel is het ge wenst, en ook dit kan wetenschap pelijk geschraagd worden, dat de verschillende sociale beroepsgroe pen in eikaars nabijheid wonen. De gehele bevolking, jong en oud, meer en minder welvarend, hoofd arbeider en handarbeider, moet de gelegenheid hebben deel te nemen en betrokken te worden bij de ba ten en lasten van het woon- en leefmilieu. Dus voor alle catego rieën moet de bereikbaarheid van de voorzieningen gelijk zijn". A. KLOET. Vast staat, dat de Burgemeester Amersfoortschool in Badhoevedorp, waarom het gaat, al in 1939 ge opend werd. Vast staat ook dat de vierbaans-rijksweg 6, die het gebouw op een haartje na mist, pas twee jaar geleden in gebruik werd geno men. „Maar", zeggen ze bij rijks waterstaat, „toen er plannen wer den gemaakt voor de bouw van de school, stond de weg al lang op pa pier. Iedereen had kunnen weten: als we hem daar neerzetten, komt het snelverkeer straks bij wijze van spreken de klas binnen. In Badhoevedorp vindt men dat bout beweerd. Welke koffiedik-kijker kon anno 1939 of nog eerder voor zien, dat Nederland zich 30 jaar la ter massaal gemotoriseerd zou in blikken? Hoe dan ook: na bijna drie decennia uitzicht gegeven te heb ben op een kikkersloot, staan de ruime glaswanden van de school nu opeens te sidderen onder het ge weld van de decibellen, die nauwe lijks vijftig meter verderop gepro duceerd worden door het snelver keer, dat richting Haarlem-Zand- voort of richting Schiphol walst. „Dit is volkomen idioot", zegt schoolhoofd A. de Oude. Hij slaagt er op het nippertje in, zijn uitspraak tussen twee langs denderende vrachtkolossen in te wringen. Later, in zijn aanmerkelijk rustiger kan toortje: „Mijns inziens heeft de ge meente gelijk en is de wantoestand te wijten aan rijkswaterstaat. Maar dat is niet het belangrijkste. Be langrijk is dat er Nederland veel scholen op droevige plekjes staan. Ik ben de» eerste, die de ingeving heeft gekregen om er wat aan te doen, al reacties van geplaagde col lega's? Nee, da's heel vreemd. Maar die komen nog wel". (Van een onzer verslaggevers) BADHOEVEDORP Het gemeentebestuur van Haarlemmermeer en rijkswaterstaat pikken elkaar in de kam over de kip-of-ei-vraag: wat was er het eerst, de school of de weg? Het antwoord zo het ooit komt zal Ieren, wie verantwoordelijk is voor de planologische blunder, waarvan 380 kinderen de dupe zijn geworden. ren. Jawel, die herkennen ze aan het geluid. En toen er eens een Toe- poeloev-straalvliegtuig laag over kwam, vulde een kind in: rot-Rus. Maar de dictees van de leerlingen met koptelefoon waren puntgaaf". Schoolhoofd De Oude ontdekte meer. Hij kwam tijdens het verloop van het experiment tot de conclusie, dat het gebruik van de koptelefoon ook grote paedagogische voordelen heeft, zodat de nood in zijn ogen 'n deugd werd. Hij zette jongetjes, die vroeger gemakkelijk werden afge leid, met koptelefoon, vlak bij het raam en zie - ze waren niet meer afgeleid. Met de fluistergesprekjes, die de les zo hinderlijk kunnen ver storen, was het afgelopen. De con centratie bij de leerlingen was veel groter. En hij moest zijn mening over dè woordblindlieid - een ver schijnsel, dat iedere onderwijzer be kend is - herzien. „Ik vrees, dat het iets anders is. Hoe verstaan kinde ren ons eigenlijk? Een woord kan verminkt overkomen, zodat ze het opvatten als een ander woord. Ik be gin te denken, dat gehoorgestoord en geluidgestoord hetzelfde is. In ieder geval hebben wij bij de proef met de koptelefoons enorm succes geboekt bij taai-arme kinderen". Lijdt de sfeer in de klas niet on der het gebruik van technische hulpmiddelen als zenders en kopte- foons? Schoolhoofd De Oude is de tegengestelde mening toegedaan. „Een goede sfeer is de beste voe dingsbodem voor het onderwijs. Die werd hier juist door de herrie ver pest. We kwamen alleen maar toe aan de hoogst nodige en nuttige din gen. De zaken, die het schoolleven mooi maken, waar het kind een prettige herinnering aan overhoudt - een goed verteld verhaal bij voor beeld: moesten we laten liggen. De emotionele band tussen leerling en onderwijzer werd vernield. De kop telefoon is uitermate geschikt, heb ik ontdekt, om die sfeer te herstel len. Je zit met een klein, intiem ge luid als het ware in het oor van de kinderen. Je bent voor hen, zonder dat ze bet zich bewust zijn, de be langrijkste persoon in het lokaal". De oplossing, die schoolhoofd De Oude te binnen schoot, is deze: rust de leerlingen uit met koptele foons en het onderwijzend personeel met zendapparatuur. Hij nam een proef van vijf maanden en werd de- nitief tot deze mini-vorm van schoolradio bekeerd. Hij zegt: „Het TNO heeft hier on derzoekingen verricht en stelde voor, de hele school dubbele begla zing en air-conditioning te geven. Ik was daar niet voor. Het zou an derhalve ton gaan kosten, maar bo vendien zag ik in die air-conditio ning niets. Wat voor passaat moet je niet laten waaien in een klas met 47 kinderen? Ik heb toen in 't lokaal, dat het meeste last van de geluidshinder heeft, laten experi menteren met koptelefoons. Elf leer lingen kregen er een op, de andere twee en twintig niet. Het resultaat was geweldig. De dictees van de leerlingen zonder koptelefoons ble ven grote open plekken vertonen. Ze vulden daar dan maar het merk van de auto's in die ze hoorden passe- DEN HAAG (ANP) Ter gele genheid van de invoering van boek 1 van het nieuw burgelijk wetboek zal van 13 januari tot en met 14 febru ari 1970 en zoveel langer als de voorraad strekt een bijzondere postzegel van 25 cent zonder toeslag op alle Nederlandse postinrichtingen worden verkocht. Op deze zegel, die uitgevoerd is in drie kleuren blauw en waarvan het ontwerp werd verzorgd door Jurriaan Schrofer uit Amsterdam, staat de beeltenis van prof. mr. E.M. Meijers met daarnaast de letters „BW". (Van onze juridische medewerker) HET oude recht, dat op 1 ja nuari 1970 wordt afgeschaft bevatte een bepaling, die het huwelijk tussen iemand die overspel gepleegd heeft en dege ne met wie dat overspel werd ge pleegd volstrekt verbood. De ach tergrond van deze bepaling is duidelijk: de wet wilde hierdoor haar duidelijke afkeuring van overspel te kennen geven en zo de morele hoogheid van het hu welijk handhaven. Alleen Het effect van dei- wetsbepaling was zeer gering. Alge meen kan worden aangenomen, dat iemand die van plan is overspel te begaan, daarvan niet werd weerhou den door een bepaling in het burge lijk wetboek. Aan zulk een bepa ling dacht men in die omstandighe den natuurlijk niet, gesteld al dat men ze kende Maar bovendien wa ren er talloze juridische foefjes om onder die bepaling uit te komen. Het huwelijksverbod van de over spelige met de medeplichtige aan het overspel gold alleen wanneer dat overspel bij rechterlijk vonnis was vastgesteld. Dat vonnis kon een straf vonnis of een echtscheidingsvonnis zijn. Maar de keren dat in de laat ste eeuw een strafvervolging wegens overspel is ingesteld het is name lijk nog steeds een strafbaar feit zij het alleen op klacht vervolgbaar zijn op de vingers van een hand te tellen. En in de echtscheidingsvon- nissen, di op grond van overspel wor den uitgesproken, komt de naam van de medeplichtige aan dat overspel zelden of nooit voor. Gesteld al dat de advocaat van de trouwe en eer zame echtgenoot, die zich door de ander bedrogen voelt en een echt scheidingsvordering wegens overspel tegen die ander instelt, de mede plichtige aan dat overspel met naam en toenaam in de dagvaarding ver meldt, met de bedoeling om straks een huwelijk tussen de ontrouwe echtgenoot en zijn of haar vriendje onmogelijk te maken, dan stonden de rechter nog voldoende middelen ten dienste om dat te voorkomen De rechter hoefde namelijk de naam van dat vriendje niet in zijn vonnis te vermelden. En zo werd dat abso lute huwelijksverbod van onze uit 1838 daterende wetgeving tussen de Dit is het derde artikel in de serie, die onze juridische mede werker w(jdt aan de verande ringen die het nieuwe burger lijk wetboek met ingang van 1 januari teweeg brengt. overspelige en de medeplichtige in feite helemaal ontkracht. De nieuwe wet, die op 1 januari 1970 in werking is getreden heeft nu ook dat verbod uit het burgerlijk wetboek geschrapt. Dit is niet zonder heftige discussies in het parlement gebeurd. „Waar blijft de eerbied voor en de hoogheid van het huwe lijk, indien het overspel in plaats van gestraft, gesanctioneerd en gewet tigd wordt?" kan men hier en daai in de kamerverslagen lezen. De re denen van de regering om de schrap ping van dit verbod voor te stellen waren heel eenvoudig: met dit ver bod is het overspel toch niet te voor komen De praktijk heeft dit uitge wezen. Wie men er mee straft zijn niet de overspelige en de medeplich tige, want die blijven toch doorgaans samenleven, in concubinaat, maar de kinderen die uit deze verhouding ge boren worden en die nooit de staat van wettig kind kunnen verkrijgen. Daar komt nog bij dat de rechtsprak tijk dit verbod in feite geheel ver ijdeld heeft overigens om dezelfde redenen als de minister het verbod wilde afschaffen. Na uitvoerige dis cussies is de kamer met het voor stel van de minister meegegaan, en verdwjjnt het verbod per 1 januari 1970 uit onze wet. Onder de huwelijksverboden is bij de nieuwe wet overigens nog verder opruiming gehouden. We zagen al, dat zwager en schoonzus voortaan zonder dispensatie met elkaar kun nen trouwen, ook als het stoute zus je haar zwager het hoofd op hol heeft gebracht en het huwelijk van haar oudere zus heeft kapot gemaakt. Ook het huwelijksverbod tussen oom en nicht of neef en tante is uit de wet verdwenen. Een nichtje dat op haar oom verliefd werd moest vroeger dis pensatie van de koningin hebben om te trouwen. Het kwam inderdaad weieens voor, zij het ook niet zo vaak dat er per se met een verbod tegen gewaakt hoeft te worden. In de ja ren 1950 tot 1957 van die tijd da teren de laatste gegevens werden maar 102 verzoeken om dispensatie ingediend. Hiervan werden er vier ingetrokken, 88 toegewezen en 10 af gewezen, waarvan vijf wegens over spel. De oude wet bevatte zelfs nog een huwelijksverbod tussen nicht en oud-oom of neef en oud-tante, maar deze huwelijken schijnen de laatste tientallen jaren helemaal niet meer te zijn voorgekomen. Op het minis terie van justitie zijn tenminste geen verzoeken tot dispensatie van deze categorie binnengekomen. Dit huwe lijksverbod is dan ook zonder slag of stoot bij de nieuwe wet afgeschaft. Bloedverwantschap is alleen nog maar huwelijksbeletsel in de rechte lijn, d.w.z. tussen mensen, die van elk aar afstammen, b.v. tussen een meis je en haar vader, grootvader, en in de zijlijn alleen maar tussen broer en zus. Dat betekent dat volle neef en volle nicht zonder bezwaar al thans van de kant van de wet met elkaar kunnen trouwen. Of het ver standig is, is een andere vraag. Om redenen van volksgezondheid moet men toch altijd een beetje huiverig staan tegenover zulk huwelijken. Of schoon van medische zijde sterk op een huwelijksverbod tussen volle neef en volle nicht is aangedrongen de ze huwelijken komen nog al eens voor is de nieuwe wet daar niet toe overgegaan. Waar de medische inzichten in de gevolgen voor de volksgezondheid van dergelijke hu weljjken nog niet voldoende duidelijk zijn, moet de wetgever, zo was de redenering hier niet regelend op treden. Op grond van de proef heeft de gemeenteraad van Haarlemmermeer een voorstel van B. en W. goedge keurd, om a raison van 7.000 gul den voor een klas van 40 leerlingen de benodigde apparatuur aan te schaffen. Daarbij horen ook vijf mi crofoons, die in de klas worden op gesteld, zodat de kinderen - een mi ni-parlement - met elkaar en met de onderwijzer kunnen discussiëren. Schoolhoofd De Oude ziet ook hier in voordelen. Het door elkaar schreeuwen zal zijn afgelopen. In plaats daarvan komt een geleide discussie, die de leerlingen dwingt, hun gedachten goed te formuleren, hetgeen dan weer het totale resul taat van het onderwijs ten goede komt. Op den duur zal, als de gemeente raad akkoord blijft gaan, de hele school met koptelefoons worden uit gerust. Kosten 75.000 gulden. „Maar", zegt schoolhoofd De Ou de, „de toestand is onhoudbaar en een nieuwe school zou negen ton hebben gekost". Waarbij komt - van daar het gekrakeel op overheidsni veau - dat rijkswaterstaat misschien als zijnde de schuldige aan de over last voor de kosten op zal moeten draaien. A. den OudenJe zit als hetl ware in het oor van de kinderen, I „Zou het niet de moeite lonen er- uoor te zorgen dat men wegen zou vinden om mensen tot een leraar schap op te leiden, waar dit nu aan de goedgeefse grillen van Moeder Natuur wordt toevertrouwd?" Dat vraagt Georges Adè zich af in zijn artikel „Een jaar ervaring te Leu ven" in het tijdschrift DE MAAND (Lieveheersbeestjeslaan 49, Brussel 17). „Een goede leraarsopleiding ts onmogelijk in faculteiten met over laden programma's"is een van de conclusies, die L. Engels trekt in zijn bijdrage „Leraarsopleiding aan de universiteit". J. Paelinck doet een aantal voor stellen in verband met de kwaliteit van het hoger onderwijs. Hij meent dat op deze wijze de universiteit iets beters wordt dan een aantal losse in stellingen, samengehouden door een centraal verwarmingssysteem. Wat er allemaal mee samenhangt is de gezagscrisis in onze samenle ving. Daarover geeft Jaap Kruithof zijn mening. Een van zijn uitspraken: „Alle autoriteiten mogen slechts een relatief gezag bezitten." Tenslotte tracht Ward Thielemans een economische noot te kraken zo wel op internationaal als Belgisch monetaiT gebied. We moeten een nieuwe Benélux- hoofdstad bouwen tussen Den Haag en Brussel, dan is de toekomst van de Benelux beter te organiseren meent dr. Hendrik Riemens in de laatste aflevering van ONS ERF DEEL (Kerkstraat 1, Raamsdonk- dorp). Wanneer er dan nog universi tair onderwijs komt te Antwerpen, zijn we nog een stapje verder in de goede richting; hoewel' profmr. Ray mond Deine rond dit voorstel de no dige „bedenkingen over de universi taire ekspansie in België" heeft. Ma- nu Ruys meent in zijn bijdrage „Eu ropese droom en Vlaamse realiteit": „Eerst Vlaanderen en België ver nieuwen en daarna klaar staan voor Europa". Soit. Hedwig Spellers is ditmaal de li terator die in Ons Erfdeel een grote beurt krijgt onder de hand van Frans Depeuter („Cycloop aan de klem kant") en Liliane Woutersdie een aantal van zijn gedichten in 't Frans vertaalde. Verder tekent Paul de Wispelaere de ontwikkeling van de moderne Nederlandse kritiek (Wes- terlinck, Oversteegen, Fens, Mart. de Jong, Kemp, Sarneel, Van Aken etc.). Een enquête over toneelkritiek ein digt met de opmerking: „Blijkbaar staan de zaken er dus niet zo slecht voor als verschillende critici menen". Een waaier van uiteenlopende me ningen. Ton Frenken maakt de ba lans op van een afgelopen Breugel- jaar, terwijl Eric Slagter enkele re laties legt tussen literatuur, beelden de kunst en muziek. De historische betrekkingen tussen Nederland en Tsjechoslowakije en het Nederlands in de USA zijn nog twee andere bij dragen. En dan hebben we nog niet eens de kulturele kroniek vermeld, boordevol documentatie. Alles bij een bijna 200 pagina's In nummer 8 van de DIETSCHE WARANDE BELFORT (postbus 2073, Utrecht) komt Lieve Scheer met de derde bijdrage „Röntgens van Ruyslinck", waarbij dit keer zijn werk „Wierook en tranen" centraal staat. J. van Ackere geeft Aspecten van Pirandello's sensibiliteit in zijn no vellen („Slechts zeer geleidelijk wint de overtuiging veld dat in Pirandel lo de novellist even groot, zoniet gro ter dan de dramaturg is"). Eugene van Itterbeek ontleedt „woord en Leven bij Le Clezio" („Le Clezio beleeft het schrijven bijna als een fataliteit") .Tenslotte Guido Geerts over: „Nengels en Frengels: Infor matie over penetratie". Verder nog poëtische bijdragen van Hubert van Herreweghen, Frank Meyland en Le opold Van den Brande. Het maandblad PROCES (Nelissen, Bïlthoven) heeft het december nummer gewijd aan de ver nieuwing van het onderwijs: „omdat wij van mening zijn, dat dit Westers onderwijs alleen schaadtdie scha de is zo groot dat wij niet meer van repareren kunnen sprekenHet grootste gedeelte van ons volk wordt door het onderwijs in de kou gela ten". Paul Offermans, leraar in Oss, stelt, dat de autoritaire maatschappij al leen kan bestaan bij de gratie van eer autoritair onderwijs, de vakken zijn daarop afgestemd, zo, dat de leerling slaafs wordt voorbereid op zijn toekomstige taak. „De mammoet wet verstevigt deze struktuur en moet derhalve verdwijnen Jan Mulder en Frank Peek behan delen de geschiedenis van het „on- derwijsfront'' en constateren, dat er sprake is van een vrijheidsstrijd, die zich niet alleen op school, maar ook in hel gezin afspeelt, „In de opvoe dingssituatie komt de vervreemding en de depolitisering tot stand". Sjef Donders zet alles in historisch perspectief. De droom, om vrijheid en betetre menselijke verhoudingen te krijgen, is oud. Solon. Jezus, Thomas More en Marx hebben de droom gehad en getracht hem werkelijkheid te laten worden. M. v. d. Kwartel zegt hierover, dat iet niet zozeer de maatschappij is, iie niet veranderd wil worden en die :tar is, maar het is de mens zelf, die n radicale omwenteling tegenhoudt: „Het is een fundamenteel gegeven, dat de mens zich vastklampt aan het vertrouwdeVerandering moet daarom wel op geweldige weerstan den stuiten".

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1970 | | pagina 8