METAAL EN MENS De ijzeren man en de koperen vrouw REVOLUTIE IN ZUID- AMERIKA, JA OF NEE? Sex vroeger nu Groetjes van Brouwers uit Brussel „Het meest optimistische boek nu" VISUAL INFORMATION ABOUT A HUMAN BEING Waarom staan mannen zo lang voor Ijzerwinkels stil? Waarom wordt de zwangere vrouw vrou welijker dan normaal? Volgens de Driebergse arts L. F. C. Mees heeft het iets te maken met het ijzer en kopergehalte in het bloedse- rum van man en vrouw. Daar om noemde hij zijn boek „Leven de Metalen" (uitg. Lemniscaat, Rotterdam). Daarin is sprake van een verwantschap tussen mens en metaal. Waarom hij het normale hand ge ven in hei dagelijks leven vervangt door het begrip „koperen" (als werk woord) wordt daarin duidelijk. Mees meent een verrassend verband te vin den tussen de wereld der mensen en de wereld der metalen, wat hun bei der oorsprong betreft. Het gaat hem daarbij niet om onomstotelijke bewij zen, maar om een denkvorm, die on verwachte verruiming biedt aan de evolutieleer. Zijn interessante ge dachten worden hier gepresenteerd op basis van lezingen, die hij in de gehele wereld hield over het onder werp „Metaal en Mens". Te oppervlakkig zijn zijn vporbe- merkingen over structuur en vorm, waardoor de geloofwaardigheid van zijn theorie in het verdere verloop va" zijn boekje geen goed wordt ge daan. Uitgangspunt voor zijn onder- zoek~Virmt de gedachte dat de mens in de loop der eeuwen steeds meer behoeften ontwikkelde, die voortko men uit zijn psychische gesteldheid. Om de bevrediging daarvan te ver werkelijken moest hi. in zijn dage lijkse omgeving over die materie be schikken, die tegemoet kwam aan de bevrediging van zijn verlangens. Mees meent nu dat er een intiem maar nooit opgemerkt verband bestr-at tussen de ontplooiing van be paalde kanten van het menselijke zieleven en het gebruik van be paalde metalen. Hij illustreert dit aan de hand van de hoofdmetalenlood, tin ijzer, goud, koper, kwik en zilver. In het bloedserum van de gezonde mens zit ongeveer 100 milliprocent ijzer en dezelfde hoeveelheid koper. Maar in het mannelijk bloed over weegt doorgaans het ijzer en in het vrouwelijk bloed het koper (tijdens zwangerschap zelfs het drievoudige). Hij ziet daarom een verband tussen het wezen vrouw en het wezen koper en het wezen man en het wezen ijzer. Het ongeboren kind zegt hij wordt tijdens de zwangerschap steeds ijzerachtiger en kan zich op deze wij ze „emanciperen" tot een zelfstan dig wezen De hele ontwikkeling van het eenmaal geboren kind weet hij zelfs te illustreren aan de hand van af- en toenemend' koper- en ijzerge- gehalte in het bloed. In het derde le vensjaar neemt bijvoorbeeld 't ijzer gehalte in het bloed van een kind weer toe; dat is de tijd waarop het kind bewust „ik" begint te zeggen. Deze en .soortgelijke reacties staan in verband met de „karaktertrekken" van genoemde metalen. Bijvoorbeeld ijzer: kracht (betonijzer), activiteit (gereedschappen) en moed (wapens). Dat zijn tevens drie uitingen van het menselijk zieleven, waardoor de mens toen hij zijn handelingen in de geschiedenis technisch verleng de zich met het ijzer verbond. Koper bijvoorbeeld: omhullend (ko peren kerkkoepels - de zwangere vrouw omhult); verbindend (elek- tro-techniek - medemenselijke ver houdingen) en pakkend (lucht- en waterdichte verbindingen - hand druk). De ijzer- en koperwereld spe len in de techniek een zeer samen hangende rol. De elektrotechniek draait bijvoorbeeld in hoofdzaak om 't gebruik maken van de stroomgelei- dende kracht van het koper en de aantrekkingskracht van het magne tisch gemaakte ijzer. Mees stelt de vraag 01 het wezenlijk samengaan van koper en ijzer niet onwillekeu rig doet denken aan het samengaan van man en vrouw? De poëtische wens: Ik wou dat ik van was was krijgt hier dus zij het wat hard handiger vervulling. In dezelfde richting wijst ook het volgende: El kaar een hand geven als aangeduid met „koperen" (het zich voegen naar). Een belangrijke rol speelt ook de kracht waarmee een hand ge geven wordt; daarbij spreekt het ij zer in de mens (man) een woordje mee. Datgene wat van koper en ij zer gezegd wordt kan niet op pre cies dezelfde wijze van de andere metalen beweerd worden. Er zijn in grote trekken echter wel overeem komsten te vinden. Het gaat er voor al, om dat we leren aanvoelen of we met een wezenlijk verband of ver schil te maken hebben of met een toevalligheid, aldus Mees. Deze bijna poëtische benadering van het leven en-in de metalen roept consequenties op voor de verhou ding geest en materie: hoe heeft in de evolutie de geest de materie ge grepen? De voorstelling die wij er nu van hebben vormt een onover brugbare kloof tussen de geestelijke en materiële wereld. Om deze kloof te overbruggen zullen we onze visie op de materie moeten herzien; met name ovei het ontstaan van de mi nerale materie. Dat is zijn uitgangs punt. Wat is de moeilijkheid, die het hui dige materiebesef ons ten opzichte van begrippen als evolutie e.d. in de weg heeft gelegd? Zijn antwoord: dat het van de vier elementen (aar de. water, lucht, vuur) Zich voorstel lingen gevormd heeft, die uitsluitend voor het element aarde gelden. Mees ontwikken dan de voorspellingen, dat het mineralenrijk als verdichting vanuit de warmtetoestand van het heelal gedacht zou kunnen worden. Hij opent daarmee de weg voor een „geestelijk-scheppend-principe" (ook wetenschappelijk denkbaar) in de materiële wereld. „God" als „warm te" (om traditionele termen, te ge bruiken). Het geestelijke openbaart zich op aarde aan de plant, in het dier, dóór de mens en uit het mine ralenrijk. „Ik geloof niet, dat men de evolutie, ook al breidt men ze met nog zoveel miljarden jaren uit ooit een bevredigend daglicht kan zien, als men er krampachtig aan blijft vasthouden, dat deze zich zou heb ben kunnen voltrekken in een „aar de-toestand", zoals die zich nu aan ons vertoont", aldus de auteur. Mees rekent derhalve af'met de voorstel ling dat leven, bewustzijn, zelfbe wustzijn functies zouden zijn van een materiële samenstelling of vorm. Het oorspronkelijke van onze ver schijningswereld zoekt hij enkel daar waar wij met het totaal van elkp vorm 'te maken hebben. Als werkhypothese voor een daar voor geldende lange evolutie schetst hij de volgende lijn. Oorspronkelijk Revolutie in Zuid-Amerika. Ja of nee? Dat is al jarenlang een discussiepunt, vooral buiten Zuid Amerika want op dat continen! zelf valt niet veel te revolteren tot op de dag van vandaag. De be voordeelde elites hebben de zaal goed in de hand en het Ameri kaanse kapitaal (ontwikkeling* hulp) stelt de elites in staat hel zo te houden. En als er al een* gerevolteerd wordt, zoals tijdens de Olympische Spelen in Mexi co, dan wordt „de revolutie" snel en vroegtijdig in bloed gesmoord. Men hoeft niet eens de revolutie te preken om in levensgevaar te komen verkeren Preekt bijvoorbeeld Helder Camera de gewelddadige revolutie? Nee. En toch word* zijn* leven be dreigd. Wat Camara wil is te vinden in een bundel toespraken, preken en publi caties, samengebracht onder de titel „Revolutie binnen de vrede" (in Ne derland om een onnaspeurlijke reden „Revolutie in vredesnaam" genoemd) De door Camara zelf gekozen titel drukt zijn voornaamste verlanger uit: een revolutionair elan dat zon der geweld een sociale omwentelin; zal bewerkstelligen. Een ander schrijfster, de Duits 'aar al jaren in Brazilië werkend -ildegard Goss-Mayr, wijst de revo lutie ook af. Een van kern-thema's van haar boek De Macht van de Machtelozen is dat de oplossing is ge legen in de geweldloosheid. Zij tracht duidelijk te maken, te bewijzen dat Braziliaanse massa inderdaad op de geweldloosheid alle hoop heeft ge steld. Feit is wel dat beide boeken toch een duidelijke beklemming achterla ten. De bange vraag dringt zich op of 't „revolutionaire elan" van Cama- re of de „geweldloze actie" van Goss- Mayr inderdaad wel in staat zullen zijn een sociale omwenteling te be werken. En als dat op den duur al mogelijk zou zijn, is er dan eigenlijk wel tijd genoeg? Er is reden genoeg om te vrezen dat het antwoord op deze vragen ne gatief zal uitvallen en wat dan? Toch een gewelddadige omwenteling? Toch revolutie? 't Is een van de kernvragen waar voor de mensheid van vandaag zich ziet gesteld en waarop hij spoedig een antwoord zal moeten vinden. De tijd dringt: men leze er Helder Ca mara of Hildergard Goss-Mayr maar eens op na. KOCK Revolutie in Vredesnaam door Dom Helder Camara (Bruna Utrecht prijs 9,75) De macht van de Machtelozen door Hildegard Goss-Mayr (Anthos- boek.) maakte het mensenwezen een fase door waarvan de stoffelijkheid warmte was. Hij bezat toen alleen een warmtelichaam. In een volgen de fase verdichtte zich de warmte tot een gasvormige toestand, terwijl de menselijke vorm met leven begif tigd kon worden. De eerste fase zou men de minerale, de tweede de plantaardige kunnen noemen. In de derde fase maakte de mens een dier lijk stadium door, waarbij zijn li chaam tot vloeibare toestand ver dicht werd en hij drager werd van een bewustzijn. Pas in de vierde fa se wordt de mens de mens. In elke evolutie zijn dan verschil lende vormen niet mee geëvolueerd (mineraalrijk, plantenrijk, dieren rijk). Het mineralenrijk is het eerste achtergebleven; heeft de langste ontwikkeling achter zich en is daar door, het verst van de mens verwij derd. Het mineralenrijk heeft als het ware zijn gehele geestelijke in houd geofferd en heeft daardoor zijn huidige dode gedaante gekregen. Daarom is het „van god verlaten". Maar daarom is het ook zo'n raad selachtige afdruk van een werkende, scheppende wereld, die ermee ver bonden was", besluit Mees de ver antwoording voor zijn metalen-karak- terologie. De auteur zet ons via dit boekje op een interessant spoor. Er blijven ui teraard veel vragen over. Hij neemt ons zeer ver mee terug, maar je krijgt het gevoel toch ook bij deze theorie nog steeds in een „midden" van een reeds bestaande evolutie te blijven steken De kernvraag van de oorsprong „achter" de geschetste oorsprong blijft bestaan. Maar Mees pretendeert ook niet meer dan wat hij.hier ontwikkelt. Er is sprake van een vorm van oorspronkelijk denken, die hoogst boeiend is. De ijzer- en kopergeschiedenissen in het mense lijke bloed mogen dan wat populair klinken, het hele geschrift is alles behalve populair gesteld. De formu leringen van zijn gedachten verlo pen eerder moeizaam. Maar voor hen die geïnteresseerd zijn (en se dert de maanreis neemt de belang stelling voor dit soort onderwerpen overhand toe) zullen er zich met ge noegen doorheen werken. HENK EGBERS Schaken Het boek „Schaak. maar raak" kan bij het schaakspel bijzonder be hulpzaam zijn omdat het zowel be doeld is voor partijspelers als voor problemisten. Tot nu toe benaderden zij het schaakspel vanuit twee ge heel verschillende posities omdat- bij de problemist de schaakproblema- tiek voorop staat en bij de partijspe ler vooral de combinaties'. Beide ge bieden zijn echter in dit boek samen gebracht. Op vrij originele wijze wordt de samenhang tussen partij' en probleem aan de orde gesteld. Voordeel is dat er vrij weinig wordt getheoretiseerd met woorden zodat de schaker al vanaf de eerste blad zijde zijn bord er bij kan gebruiken. CO MEERTENS Jac. Haring en ir. J. R. G. de Veer: „Schaak....maar raak". (Uitg. Van Goor en Zonen. Den Haag Brussel- f 12,90). Trap „Trap op, trap af" is een voort zetting van de reeks prettig leesba re, amusante Dendermonde-verha- len, zoals „De wereld gaat aan vlijt ten onder" en „De deur op een lcier". Ditmaal vertelt hij de beleve nissen van een charmante kamer verhuurder, een dromer, die een wereld-cruise wil maken. Het verhaal op zich is heel simpel en zou beslist met boeiend zijn als de personen erin hun ei-gen gangetje niet zouden gaan. Dendermonde heeft zelf eens gezegd, dat zijn per sonen op een bepaald moment aan de greep van zijn pen ontsnappen en hun eigen leven gaan leiden, zonder zich weer door de schrijver te laten van-gen. Het is jammer dat de ka rakterbeschrijvingen tamelijk vaag zijn; iets -wat in andere werken van Dendermonde niet het geval was. „Trap op, trap af" is een aardig romannetje dat heel goed op het nachtkastje van een slechte slaper zou kunnen liggen. BEN JANSEN Max Dendermonde: Tiap op, trap af (uitg. Querido, Amsterdam - I 2,60). Na zijn verhalenbundels Het mes op de Keel, De Toteltuin en de ro man Joris Ockeloen en het wach ten treedt de nu 37-jarige auteur Je roen Brouwers voor het voetlicht met de paperback-uitgave „Groetjes uit Brussel", met als ondertitel: an sichtkaarten over liefde, literatuur en dood (Uitg. Manteau). Brouwers is Nederlander, bezeten van literatuur zoals hij zelf herhaal delijk zegi of laat blijken, hij woont reecN vanaf 1964 in Brussel, waar hij werkzaam is bij zijn eigen uitgeef ster en hij kan schrijven en vorm ge ven. Dit laatste een beetje in de trant van de nouveau roman, maar juist zo dat zijn geschrift leesbaar der uitvalt dan de meer orthodoxe producten van dit genre. Een ideale figuur dus om een boekje open te doen over Brussel en het resultaat van Brouwer's inspanning is dan ook een zeer origineel, persoonlijk en te gelijkertijd veel informatie gevend geschrift over de Belgische hoofd stad, die wanneer men haar goed kent zoveel herinneringen aan schrij vers en literatuur oproept. Nico Rost heeft er destijds op zijn wijze ook menige goede en boeiende pagi na over geschreven, maar Brouwers weet het in dit boekje zo te doen dat behalve de van literaire herinnerin gen uitpuilende stad ook de figuur van de schrijver zelf in zijn bezeten heid voor literatuur liefde en dood volledig reliëf krijgt. Brouwers Schrijft zijn gelukkig niet zeer ge pointeerde verhalen verrukkelijk, bijna onnederlands licht waardoor zijn tragisch levensgevoel des te pregnanter op de lezer wordt over gebracht. Uit zijn haat-liefde voor Brussel („Brussel is volstrekt uniek: deze door een wanprodukt als het Justitiepaleis overvleugelde stad is een kitscherige, naaperige en ka rakterloze opeenstapeling van mon struositeiten, griezeligheden en ge drochtelijkheden zonder weerga in Europa" schrijft Brouwers) en een soort haat-liefde tot het leven ont stond'een subliem boekje voor lite raire fijnproevers. WILLEM ENZINCK Sfeer Joan Walsh Anglund h-eefte en he le serie leuke boekjes gemaakt, die hoofdzakelijk tekeningetjes bevatten waarbij kleine stukjes tekst staan. De boekjes hebben een unieke sfeer- Ze zijn fijn, sprookjesachtig, humo ristisch en lieflijk tegelijk. Ze zijn bruikbaar, om zo maar eens door heen te bladeren en in een sfeer te komen, die niet alledaags is, maar ook voor ouders om te hanteren, terwijl zij al vertellende de horizon van hun kleine peuters verwijden. Er zijn negen boekjes verschenen, waarvan het laatste is „December is eep maand van geven". Ze zijn uit het Engels vertaald door Katin- ka Hendrichs. JAN SMITS „December is een maand van ge ven" door Joan Walsh Anglund. (Uitg. Zomer en Keuning, Wagenin- gen f 3,95). Sta ons bij Het is al vaker gezegd, dat Ame rikanen een cultuurbesef hebben dat te vergelijken is met dat van Europese kleuters: als het maar eenvoudig is, als er maar af en toe een lach is en zeker ook nog bij tijd en wijle een traan dan hebben cul tuuruitingen een enorm succes. Wie dan ook een Amerikaanse literaire bestseller krijgt zij gewaarschuwd: verwacht er geen hoge literaire kwa liteiten van, en neem maar aan, dat de schrijver ook geen enkele artis tieke pretentie heeft. Wanneer men dat bedenkt wordt het lezen van een bestseller uit Amerika geen teleur stelling. Het boek waar het nu over gaat is niet geschreven door een huisvrouw, een verpleegster of een 'vroegrijpe tiener, maar door een rabbijn. Geen hofnar, zoals je wel licht zou kunnen denken tijdens het lezen van het boek, maar een echte (zij het jonge) joodse geestelijke, zoon van een groot-industrieel, die zijn telg ook in de N.V. Wonder- borst aan de slag wil zijn. (Tussen hakjes, die N. V. Wonderborst maakt driemaal raden. juist: b.h.'s). Dat is dan kennelijk een ty pisch staaltje Amerikaans-Joodse humor evenals een zinsnede als de volgende: en zelfs al blijf je bij Wonderborst, dan weet ik nog zeker dat je de. humaanste bh. ter we reld zult maken". Haar naam aan heffend als een gebed drukte ik haar stijf tegen me aan. „Mijn con tactlens zit in je oor Nou ja., voop Amerika zal het we] leuk zijn. De schrijver Herbert Tarr is zelf rabbijn en hij is reeds bezig met een bewerking van zijn boek tot musi cal. Even geduld- de film komt wel dra ook wel. HANS LUTZ „De hemel sta ons bij" - Herbert Tarr. Uitgave A.W. Sijthoff Leiden. Bomen Bomen hebben, net als mensen, hun geschiedenis. Zij groeien niet zomaar bijvoorbeeld hier in Ne derland nee, zij komen ergens vandaan, ze hebben hun eigen ge bieden van oorsprong, hun eigen komaf. Nu de cijfers van Staatsbos beheer tonen dat steeds meer men sen „de paden op, de lanen in" gaan is het niet zo verwonderlijk dat er een groeiend aantal natuurgidsen verschijnt. Erg handig voor dagjesmensen die de lommer van het geboomte zoeken zijn de Kosmosboekjes over loof- en naaldbomen, gidsjes „op wandelformaat" zoals de uitgever zelf terecht zegt. Gidsjes die een va der in staat stellen zijn kinderen te antwoorden als ze iets vragen in het bos. Ze zijn rijk geïllustreerd en geven slecht, essentiële informatie. KOCK Kosmosloofbomenboek en Kos mos naaldbomenboek door Th.H. Klinkspoor. K osmos Amsterdam- Prijs f 16,50 (samen). „Wie slechts een gezellig praatje verwacht of alleen in sexuele prikke ling geïntersseerd is, kan dit boek beter weer dadelijk opzij leggen", zo wordt een vermanende vinger op gestoken in de eerste regel van het boek „Helga". Onder deze wat mis leidende titel wordt „een open en eerlijke behandeling van alle moder ne problemen in verband met sexu- aliteit" aangeboden. De titel en de inhoud werden ontleend aan de ge lijknamige film die door een team van Duitse wetenschapsmensen o.l.v. Erich Bender werd samengesteld. Afgezien van enkele interessante historische bijdragen bestaat de rest van het boek uit. hele of halve waar heden op het geijkte terrein der voorlichting. Ze hangen als los zand aan elkaar en kunnen geenszins aanspraak maken op een „behande ling van alle moderne problemen"- „Helga" (uitg. Helmond - f 17,50) is geen boek waarop het grootste deel der mensen zit te wachten. Het boek ziet er florissant uit. Het is rijk geïllustreerd, zoals dat heet. Realistische foto's van zwangerschap en bevalling (zo is de natuur wel), maar het gros van de andere afbeel dingen is nogal oubollig en slecht. In het voorwoord wordt getracht eventuële kritiek een stuk gras voor de voeten weg te maaien door erop te wijzen, dat een uitputtende behan deling onmogelijk is. Maar het is geen kwestie van uitputting, ma-ar van selectie en dosering. En wan neer men pretendeert „alle moderne problemen" aan de orde te stellen, dan mis ik bijvoorbeeld de erotiek. Wanneer gezegd wordt: „Dank zij de psychologie weten we tegenwoordig dat bij de geslachtelijke vereniging van man en vrouw met de louter biologische verschijnselen lang niet alles gezegd is" en daaruit de con clusie getrokken wordt: „Maar hier voor (psychische reacties) zijn geen schema's vast te stellen, daarom zullen we ons beperken tot de li chamelijke verschijnselen", dan is dit een onverantwoorde beperking. Het grootste deel van het boek is vanuit deze beperking geschreven. Op deze manier (ook al door de toon) krijgen we dan een boek in de geest zoals een jaar of tien geleden bij ons cursussen gegeven werden aan (vooral stralende) jonge aan staande moeders. We weten dan pre cies h°et het mannetje en het vrouw tje „in elkaar zitten", tot de chromo somen toe; hoe een coitus „gedaan" wordt, de bevruchting, de zwanger schapsperiode (inclusief de uitzet en de t^ee koffers die meemoeten naar een ziekenhuis, maar ook met „we tenschappelijk" achterhaalde raad gevingen voor het gedrag van de zwangere vrouw) en een biologisch plastische weergave van de geboor te. Als men meent daaraan voldoen de te hebben (dat is dan een ver keerde mening), dan staat het er al lemaal wel aardig bijeen. Andere onderwerpen: de seksuele opvoeding van kind-eren. Daarbij worden behartenswaardige dingen gezegd, maar juist iets te simplifice rend. Het taboe. Een historisch interes sant hoofdstuk, waarin o.a. het ont staan van het gezin en de seksuele moraal aan de orde komen (>Jn vergelijking met de tijdsduur van de geschiedenis der mensheid is de mo nogame huwelijksvorm, zoals die bij ons v-an kracht is, helemaal niet zo oud als wij zouden willen aannemen of zoals al-gemeen wordt voorge steld" „Het gaat niet om defini ties, maar om het bepalen van onze houding.-.,, in elk geval lijkt het ons te vroeg om mensen, vooral jonge mensen te willen adviseren hoe zij hun geslachtsleven moeten opbou wen, of met hen praten over de zin en verantwoordelijkheid van de lief de terwijl er nog zoveel onwetend heid heerst over de simpelste din gen Vruchtbaarheid en voorbehoeds middelen. Vanuit de historie en de actuele wereldsituatie wordt gewe zen op de persoonlijke verantwoorde lijkheid en summier op de voornaam ste methodieken gewezen. Dan hangen er nog twee hoofdstuk ken achteraan over naaktheid en prostitutie. Daar in staan wel aardi ge algemene zaken, maar we zouden deze ruimte graag besteed zien aan een wat verder uitdiepen van voor gaande onderwerpen. Dat kan ook eenvoudig; eenvoud was de opzet van dit boek (verklarende woorden lijst achterin) maar niet van woor den als objectief en subjectief b.v.) Voor kreten als „Sexualiteit is an ders dan erotiek; en erotiek is an ders dan liefde; alleen de liefde maakt levend", kopen we niet zo veel Het boek kan zijn waarde hebben als introductie in deelfacetten van het menselijke leven, maar het vraagt dan wel om een vervolg. De ze kennis alleen is te onsamenhan gend en te onvolledig om daarop in termenselijke relaties te bouwen en zelf daarbij het evenwicht te vinden. HENK EGBERS „Dit boek maakt er aanspraak op het meest optimistische hoek van onze tijd te zijn", zo besluit de Am sterdamse kunstenaar Jean-Paul Vroom het tekstgedeelte van zijn boekje „HE". Waarom? „Omdat ik daarin de mens centraal stel", zegt hij. Dat gebeurt door middel van foto's, die de menselijke „bouwste nen" (handen, voeten, gezicht) de „lezer" als een micro-kosmos aan bieden. Foto's, die de mens in deze wereld van de techniek weer bewust de bron van deze techniek willen la ten ervaren: de mens. Het boekje heeft ook te maken met zijn pogin gen om „de status en de image van de kunstenaar omlaag te brengen; te nivelleren". „Dit boekje past in het kader van de activiteiten van de laatste jaren om steeds meer dingen in het kunstgebeuren te betrekken", zegt Vroom. „Er worden onder invloed van de techniek steeds meer terrei nen veroverd. Het gaat er mij om de mens als visueel gegeven in dit proces aan de orde te stellen". In HE („dat is maar toevallig een toevallige man") staan foto's van een man, vanuit verschillende hoe ken bekeken. Sterk vergrote beelden van de ogen, oren, handen, neus, mond, haren, lippen, arm, been, huid landschappen, oerwouden, sluizen, lenzen, denk je. Dat is nu juist de bedoeling van Vroom. Hij wi] enkel een referentiekader oproe pen, een bewustzijnsproces op gang brengen. In dit geval dooj- het li chaam te laten zien in verband met de ontwikkeling van de tech niek. „De techniek is niet meer dan een verlengstuk van menselijke functies: ogen als lenzen; de articu latie en de efficiency van het me chaniek)!) van de vingers en derge lijke". „Het probleem van de menselijke indentiteit houdt me daarbii bezig", aldus Jean Paul Vroom. „Ik denk daarbij aan het oude systeem om door middel van vingerafdrukken de identiteit vast te stellen. Ik ver- JE4N-PAUL VROOM AMSTERDAM .SCIENTIFIC PUBLISHING CORPORATION WCTENSGNAPPEUiKÊ UITGEVERIJ N.V 1969. wacht dat deze serie foto's associa tief werkt. De tekst (in het Engels) erbij is nog een kleine tegemoetko ming aan mensen, die nog bezig zijn om uit het Gutenberg-tijdperk los te komen. Het zou anders misschien een te grote aanslag op het bevat tingsvermogen zijn In dit boekje doe ik niets anders dan het interessante kader van het lichaam laten zien. De lezer zelf is het referentiekader om het lichaam te ervaren als een universum op zich. „Als de mens kunst schept, is hij belangrijker dan de kunst", is een van zijn uitspraken daarbij. „Ik ben nu weer een stapje verder dan dit boekje", vertelt hij. „Ben met dit thfema op film bezig". Het gaat Jean Paul Vroom om een positieve stellingname ten op zichte van bet menselijk lichaam als een samenballing van het univer sum: een bewustwordingsproces, dat tevens de ogen opent voor het destructieve geweld, dat dit mense lijke lichaam kan oproepen, wan neer het zich niet bewust blijft van deze structuur binnen het gehele universum. Dan keert de mens zich tegen de mens. „Ja het is ook een boekje tegen het geweld", beaamt h(i. HE is een uitgave van de Weten schappelijke Uitgeverij n.v., Amster dam en kost f 7,90.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1969 | | pagina 8