ELKE DAG PAASFEEST Saterdag 8 april 1969 PAASNFMMER - DE VRIJE ZEEUW Pagina 9 ..jCredéüS:, ést Sextts Christus uït de doden is opgewekt." «prak en ik hoorde.") Wellicht hebt u het nooit willen geloven of erger nog: mis schien hebt u er nog nooit vangehoord. Maar er is eens een tijd geweest.een wonderschone tijd. Er was nog geen B.T.W., geen E.E.G., geen B.B, kortom er was nog geen enkele afkor ting. Wat er dan wel waren? Feeën bijvoorbeeld. En niet zo zuinig weg twee of drie, maar feeën bij dozijnen. Je kon zo gek niet denken of er was wel een fee voor te vinden. Zo had je bij voorbeeld een fee voor goede tafelmanieren, een voor verliefde 'prinsessen (want die waren er toen ook al) en twee vóór de feeënrijksvoorlichting, maar die hadden 't minst te doen. En dat klinkt nu allemaal wel erg idyllisch maar zo als dat nu eenmaal altijd gaat met dergelijke dingen: een teveel „doet" het niet goed op den duur. Toen.de algemene feeën-statenvergade ring op een gegeven ogenblik bijeen kwam, daar gebleken was dat men nog behoefte had aan een paasfee, was de stemming der aanwezigen niet dadelijk feeëriek te noemen. „Moet er nou alweer een fee benoemd worden?" zuchtte de gedelegeerde uit de vakgroep dennebossen. „Waarom nemen jullie nu eens niet iets anders. Er zijn toch ook nog kabouters over. Of anders pro beer je het eens met een giraffe of zo. Ja, 't is maar een idee hoor" „Hè ja, enig!" riep een van haar collega's kriebelig uit. „En dan die giraffe zeker met al die paaseieren laten rondhobbelen! Dat worden geen paaseieren, dat worden roereieren! En dan. ik zie dat beest die eieren al verstoppen. Dan is er immer niks meer an! Je ziet 'in op minstens een mijl afstand." „Nou, neem dan een struisvogel," riep de fee aldeling pluim vee. „Die weet tenslotte wat een ei is. „Hoe wou jij een struisvogel eieren laten beschilderen?" vroeg de fee van het departement voor schone kunsten vinnig. „Moet dat arme dier met z'n vleugels in de verfpot dippen en wat blijft er dan over van zijn schutkleur? Nu jij weed" „Dames, dames! Beheers u!" riep de voorzitster uit, „zoals gewoonlijk zoekt u het weer veel te ver van huis. Wat dacht u van de koe? Daar hebben we er hier in ieder geval genoeg van." „Niks geen gemier met de koe", sprak de veeteeltfee, „die zorgt al voor de melk, voor de schoenen en tassen, voor het vlees, voor boter en kaas. Als ze nu ook nog voor de eieren moet zor gen, is het hek helemaal van de dam.' „Ja, hoort u nu eens," zei de voorzitster, „ik ben hier tenslotte alleen maar om leiding te geven, voor de rest kan ik zeggen: mijn naam is haas, dus alsu. „Haas! We nemen een haas! Laten we een haas nemen!" kwetterde de hele vergadering opeens opgelucht. „Wat hebben we toch een geniale voorzitster." En direct werd per aangete kende post een verzoekschrift aan een alleenwonende haas in ruste gezonden, die ergens in het belendende hakhout resideer de. „Ik ben het haasje", mompelde deze toen hij de in rijks-krul lerige letters gestelde boodschap ontving. „Kies eieren voor je geld; d'r zit een levenspositie in voor je hele, eventueel nog ko mende nageslacht," adviseerde de fee voor postverbindingen en expressestukken, die de brief kwam brengen. En met dit voor ogen zwichtte de a.s. paashaas en begon zich ijverig op zijn taak te bezinnen. „Dan heb ik dus nodig, laat es kijkeneen mandje, om de eieren in te doen, een wagentje om het mandje in te doen, verf om de eieren in te dopen en een penseel om in de verf te dopen, ennestrikken, kuikens en lintjes.alle konijnekeutels, ga daar 's als alleenstaande haas tegen aan staan!" Maar ziet, dit was nu een van die ogenblikken waarop bleek hoe goed het is om in een door feeën geregeerde maatschappij te leven. De fee van de afdeling beeldende kunsten leverde kwasten, verf en eerst ook nog een mandje, doch later bleek dat dit een modem beeldhouwwerk was, zodat het ijlings weer teruggenomen werd, want je kunt je goedheid ook overdrijven. En overdrijven is nooit goed, zelfs niet bij de wolken; als dit altijd maar bleven overdrijven, kwam er nooit regen. Maar goed, een goedwillende fee had meegedaan aan een slagzinnenwedstrijd voor een nieuw soort feeëngewadenwas- middel en had zodoende een wagentje kunnen winnen, terwijl eieren en kuikens (in deze volgorde) van een zelfde leverancier betrokken konden worden. Vol goede moed begon de paashaas dus aan zijn kunstzinnige (en voedzame) taak toen tot ieders ontsteltenis bleek, dat er nog geen linten waren uitgevonden. Ja, wat nu weer? Een paas- mandje zonder strik is als een kat zonder staart, dus „Vriendinnen," sprak de voorzitster der alg. feeën federatie, „vriendinnen, laten we ons opofferen voor het goede doelof lieverlaten we onze gewaden opofferen, opdat deze goedwil lende haas er linten en strikken van kan knippen." En daar feeën over werkelijk belangrijke dingen nooit erg lang naden ken (het enige punt waarin ze op de mensen lijken) gingen ze onmiddellijk tot de daad over en zag het de paashaas groen en geel voor de ogen van de feeënjurken. Doch daar feeën vreselijk ""erlegen wezens zijn als 't er op aan komt, vluchtten ze naar alle windstreken zodra ze elkaar in haar feeënonderjurkjes zagen. Dat is gelijk de reden, dat men ze tegenwoordig praktisch nooit meer in 't openbaar ziet optreden. Trouwens, ziet u de paashaas eigenlijk nog wel geregeld? Nee, dan vroeger. maar tja, daar was het ook „vroeger" voor. E 2 Timotheus 2 8. „Wij hebben het Paasfeest ceel te veel geïsoleerd. Het betekent in ons kerkelijk leven één dag, hoogstens ander halve dag. Daarna deint het nog een paar weken in de prediking na, maar dan komt Pinksteren in 't zicht en wordt Pasen vergeten. Wij leven veel meer uit de Goede Vrijdag, de verzoening, dan uit Pasen, de volkomen over winning. Alsof in die overwinning de verzoening niet be 'otenlag. Paulus denkt er anders over, zijn brieven zijn het be wijs hiervan. Zo ook het woord van deze dag. Paulus noemt Timotheus zijn kind. Stellig geen ver wend kind, u hebt dat in de opgegeven verzen kunnen lezen. Timotheus is een soldaat in het leger van Jezus Christus. Niet op een veilig plekje, ver achter het front. Daar zou de generaal toch voor kunnen zorgen, dat het risico voor zijn geliefd kind niet te groot was. Neen, Timotheus is frontsoldaat. „Lijdt met de ande ren als een goed soldaat van Jezus Christus." De gevaren voor een frontsoldaat zijn, kort samenge vat, de nederlaag of de dood. Wat is voor een goed front soldaat erger. Maar die gevaren komen, door de opstan ding in een volkomen ander licht. Daarom: „gedenk daar aan." Ik vind het jammer al is het naar de letter juist dat het woord „gedenken",in de N. Vert. het „houdt in gedachtenis" van de St. Vert, heeft vervangen. Dat laatste klinkt, naar mijn gevoel, sterker. Denk er altijd aan, ver geet het nooit. Alle dagen Pasen, juist midden in de ge varen! MODERN SPROOKJE OOOK HENK GIJSBERS

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1969 | | pagina 9