Gemeenteraad van Terneuzen
Radio-actieve
neerslag in Canada
na Amerikaanse
kernproef
DE VRIJE ZEEUW
VLIEGENDE
SCHOTELS
BESTAAN NSET
Cubaanse
vluchtelingen
in Ver. Staten
aangekomen
Massagraf
van rebellen
in Thailand
Expeditie zoekt
naar dwergmensen
in Zmd-Amerika
gehouden op donderdag 12
december 1968, ie 14 uur
Pagina 6
Vrijdag 10 januari 1969
Volgens de „Washington Post."
is vorige maand in Oost-Canada
radio-actieve neerslag voorge
komen, die kennelijk was veroor
zaakt door een Amerikaanse on
dergrondse kernproef. Dit zou een
schending betekenen van het kern-
stopverdrag van 1962, dat kern
proeven in de dampkring, de zee
en de ruimte verbiedt evenals on
dergrondse proeven, als ze in an
dere landen radio-actieve neerslag
kunnen veroorzaken.
De Washington Post schreef
donderdag dat de bewuste kern
proef od 8 december onder de
naam „Schooner" was genomen in
Nevada als onderdeel van een pro
gram ter bestudering van vreed
zame toepassingsmogelijkheden
van kernenergie. On 13 december
werd door vier Canadese waar
nemingsstations, bij Hamilton, To
ronto, Ottawa en Montreal een
straling geconstateerd die twee
tot twintigmaal zo hoog was als
normaal. Pas twee dagen later was
de straling weer tot het gebruike
lijke niveau gedaald, aldus het
blad.
De Amerikaanse commissie voor
atoomenergie wilde niet op het be
richt reageren.
Er zijn geen wetenschappelijke
bewijzen voor de theorie, dat
vliegende schotels afkomstig zijn
van een of andere beschaving op
een ander hemellichaam. Tot deze
conclusie is een groep vooraan
staande Amerikaanse geleerden
gekomen, die in opdracht van de
luchtmacht de afgelopen twee
jaar een onderzoek hebben in
gesteld. Hun oordeel, neergelegd
In een 1450 bladzijden tellend
rapport, wordt onderschreven
door de nationale academie van
wetenschappen. Het onderzoek
werd geleid door prof. Erward
Condon van de universiteit van
Colorado.
Volgens het rapport kan voor
90 procent van de waargenomen
„niet-geïdentificeerde vliegende
voorwerpen" een plausibele ver
klaring worden gegeven, waaruit
blijkt dat de waarnemers een
normaal verschijnsel onjuist heb
ben geïnterpreteerd. Voorts vindt
men dat het onderzoek op dit ge
bied in de afgelopen 21 jaar niet
heeft bijgedragen tot de weten
schappelijke kennis. Een verder
uitvoerig onderzoek naar vlie
gende schotels wordt dan ook niet
gerechtvaardigd genoemd. Ten
slotte verklaren de geleerden dat
er geen bewijzen zijn, dat de
waargenomen verschijnselen een
gevaar betekenen voor de veilig
heid van Amerika.
Het is zeker dat het rapport
van verscheidene kanten zal wor
den aangevochten. Het „nationa
le comité voor onderzoek naar
verschijnselen in het luchtruim",
een particuliere instelling, heeft
al eerder het werk van prof. Con
don en zijn medewerkers niet ob
jectief genoemd.
In Miami zijn 80 Cubaanse
vluchtelingen aangekomen, die
er maandagavond in waren ge
slaagd de wijk te nemen naar de
Amerikaanse basis Guantanamo
op de zuidoostpunt van Cuba.
Zij maakten deel uit van on
geveer 150 mensen die probeer
den de basis te bereiken. Zij wer
den onder vuur genomen door
Cubaanse militairen. Een tien
tal vluchtelingen werd gedood en
er werden er dertig gevangen ge
nomen. Achtentachtig Cubanen
wisten de basis te bereiken. Zij
hebben politiek asiel in Amerika
gevraagd.
Militairen hebben in het noor
den van Thailand een massagraf
blootgelegd, waarin de stoffelijke
resten van 30 leden van de op
standige meo-stam zijn gevon
den.
Volgens officiële berichten
ontbraken van sommige lijken de
hoofden. Vermoed wordt dat te
rugkerende rebellen dit hebben
gedaan om identificatie van hun
gesneuvelde leiders te voorko
men.
Uit de Columbiaanse hoofdstad
Bogota is deze week een weten
schappelijke expeditie vertrok
ken naar bergachtig grensgebied
van Venezuela, waar zij een
dwergenvolk hoopt te vinden.
De leider van de vijf man ster
ke expeditie, de Italiaanse antro
poloog prof. Jorge Mario Manzini
van de universiteit van Verona;
verklaarde kort vóór het ver
trek uit Bogota dat de enige aan
wijzing voor het bestaan van de
dwergen te vinden is in een 20
jaar oud werk van de in 1958
overleden Franse antropoloog en
etnoloog Paul Rivet over de oor
sprong van de Amerikaanse
mens.
Aanwezig:
Voorzitter: Burgemeester J. C. Aschoff.
Wethouders: F. M. Berbers, M. Nieuwdorp en M.
de Vos.
Raadsleden: A. J. Verbrugge, A. C. S. van Breda
Vriesman, R. Hol, P. J. Huijbrecht (komt
later ter vergadering), J. M. Hamelink, XL
A. Brakman, W. H. A. van Alphen, M. J.
M. van Nispen, mevr. J. M. Doppegieter
Thiel, D. Moret (komt later ter vergade
ring), D. M. Ollebek, F. Dieleman en A.
Ramondt.
Secretaris: A. J. van Pagee.
(2. Vervolg.)
De Voorzitter: Aan mij is als eerste de taak
namens het college van burgemeester en wet
houders te antwoorden op de algemene beschou
wingen.
In de eerste plaats is het mij opgevallen, dat
meerdere leden hun waardering hebben uitge
sproken aan het adres van het college van bur
gemeester en wethouders en ten aanzien van de
ambtenaren. Wij zijn U daarvoor erkentelijk.
Speciaal is de aandacht gevestigd op de ambte
naren van de afdeling financiën, waarvan het
werk nog werd verzwaard omdat de afdelings
chef tijdelijk afwezig is geweest. Ook bij ons col
lege geldt deze waardering tevens voor de andere
ambtenaren en wat de gemeente-secretarie be
treft in de eerste plaats de gemeente-secretaris,
onder wiens leiding het werk heeft plaatsgevon
den.
Op hetgeen is gesteld ten aanzien van de ver
hoging van de plaatselijke belastingen zal de
wethouder van financiën nader ingaan. Daarbij
is door de heren Hoi en Ramondt opgemerkt,
dat het niet just is er vanuit te gaan, dat deze
meeropbrengst bestemd is voor de bouw van het
stadhuis. Ik ben er blij om, dat hierop is ge
wezen, inderdaad is dit een verkeerde zienswijze.
De heer Hol en ook andere leden hebben uit
deze begroting afgeleid, dat er nog erg veel no
dig is, waarbij er overigens terecht op gewezen
werd, dat er dit jaar ook veel tot stand is ge
komen. We moeten ons inderdaad geen illusies
maken, dat we er al zijn. Er moet nog veel wor
den gedaan, maar gelukkig kan worden gecon
stateerd, dat in dit jaar veel belangrijke zaken
gerealiseerd zijn ofwel op stapel staan.
De heer Ramondt vestigde de aandacht op de
ontwikkeling van het Moerdijkgebied. Weliswaar
zijn wij geen gemeenteraad uit dit gebied, maar
we hebben er indirect toch veel mee te maken.
Graag wil ik hierover het standpunt van het
college van burgemeester en wethouders vertol
ken. Wij hebben er geen bezwaar tegen, dat al
daar een bepaalde industriële ontwikkeling
komt. Ook van de zijde van Uw raad zijn daar
tegen geen overwegende bezwaren ingebracht.
Wij hebben er echter wel bezwaar tegen, dat dit
een ontwikkeling tot zeehaven zou worden, want
dan rijst onmiddellijk de vraag of er dan nog zo
snel mogelijk dat is nodig een zeehaven
ontwikkeling tot stand komt bij de Westersohel-
degebieden. Tegen een zeehavenontwikkeling in
het Moerdijkgebied hebben wij grote bezwaren.
Op dit moment is ook niet gesteld, dat deze daar
zal worden ontwikkeld, zodat ik daarop niet
verder in zal gaan.
De heer Hol deelde mede blij te zijn dat er
een ander tijdelijk informatiecentrum voor de
gemeente wordt ingericht in een zaal boven het
café Du Commerce. Ook wij verheugen ons daar
over, want een vervangende voorziening was
bitter nodig, omdat het schoollokaal, waarin dit
centrum thans was gevestigd, nodig was voor
onderwijsdoeleinden. We hebben aldaar veel
mensen kunnen ontvangen en we zijn blij, dat
die gelegenheid er tot nu toe was. Ik moet er
bij zeggen te hopen dat, zolang er geen nieuw
stadhuis is, het informatiecentrum on de nieuwe
plaats zal kunnen blijven. Helemaal zeker zijn
we daarvan niet, want het zou wel eens kunnen
zijn, dat wij deze ruimte nodig hebben voor kan
toorruimte, want we zijn nog steeds niet zo goed
gehuisvest. Het zou weieens kunnen, dat we er
toe over moeten gaan aldaar een kantoorruimte
in te richten. Weliswaar zullen we dit niet zo
vlug doen, maar niettemin kan het nodig zijn
gezien de ontwikkeling.
De heer Van Breda Vriesman heeft opgemerkt,
hetgeen ik onderschrijf, dat bij het aantrekken
van industrieën veel aandacht moet worden be
steed aan de luchtverontreiniging. In een vorige
vergadering hebben we hierover wel eens gedis
cussieerd.
Dit is een moeilijke materie, maar we moeten
de ogen niet sluiten voor de werkelijkheid. We
willen graag meewerken aan een goede indus
trievestiging en daarbij niet te kinderachtig zijn,
hetgeen uiteraard ook niet uw bedoeling is. Dit
is een moeilijke materie, maar we moeten de
ogen niet sluiten voor de werkelijkheid. We wil
len graag meewerken aan een goede industrie
vestiging en daarbij niet te kinderachtig zijn, het
geen uiteraard ook niet uw bedoeling is. Dit
neemt echter niet weg dat de luchtverontreini
ging toch nog altijd een belangrijk punt is en
zal blijven. Er zal naar gestreefd moeten worden
op redelijke wijze de luchtverontreiniging, voor
zover aanwezig, zoveel mogelijk tot een mini
mum te beperken. Het deed mij goed, dat onlangs
in deze raadszaal bii een ontvangst van enkele
kamerleden een deskundige aanwezig was, die
dat gezelschap begeleidde, die stelde, dat de
.grootste industrie in onze gemeente, t.w. Dow
Chemical, een uitgesproken schone industrie is.
Daarbij had hij veel waardering voor de maat
regelen die in dit bedrijf getroffen worden. Deze
mededelingen komen dus niet van onze zijde,
maar we onderschrijven deze graag.
Mevrouw Donpegieter informeerde of burge
meester en wethouders op de hoogte zijn van de
wensen ten aanzien van een jachthavenuitrus-
ting in de oostelijke haven en wat de mogelijk
heden zijn tot medewerking van de zijde van de
gemeente. Ik kan daarop antwoorden, dat het
bestuur van de jachthaven „Terneuzen" ons op
de hoogte heeft gesteld van bepaalde plannen ten
aanzien van de jachthaven, plannen waarvoor
een belangrijke investering nodig is. Het is nood
zakelijk dat deze plannen nader worden bestu
deerd, maar daarbij moeten wij er rekening mee
houden, dat een en ander ten nauwste verband
houdt met de verhoging en versterking van de
zeewering bii de Scheldekade. Ingevolge de
Deltawet zal hef plan daarvoor worden ontwor
pen door de Rijkswaterstaat en binnen afzien
bare tijd zal dit ter beoordeling aan de gemeente
raad worden voorgelegd.
Een vraag in dezelfde sfeer was die van de
heer Hol ten aanzien van mogelijke plannen tot
verdere uitbouw van de jachthaven in de Kats-
polder. Deze plannen bestaan en wij hebben
kortgeleden advies hierover gevraagd van het
bureau watertoerisme van de ANWB. Momenteel
zijn wii aan het bestuderen op welke wijze dé
accomodatie kan worden verbeterd en vergroot,
aan de hand van dit rapport.
Mevrouw Doppegieter vroeg, of er een moge
lijkheid is voor de vestiging van een horeca
bedrijf bii de jachthaven in de Katsoolder. In het
ontwero van de wijziging van het bestemmings
plan „Katsoolder" is daarin voorzien op 'n plaats
ten noorden van deze jachthaven. Dit ontwerp is
ingezonden aan de commissie voor de bestem
mingsplannen. Als er geen bezwaren zijn is er
natuurlijk nog geen horecabedrijf, maar daar
mee moeten wij wel beginnen. Verder is het een
zaak van particulier initiatief, want de gemeente
ia uiteraard niet van plan o© te gaan treden als
hotelier of caféhouder hetgeen overigens ook
niet gesteld is. Als dit object eenmaal in het be
stemmingsplan is opgenomen zal een initiatief
van particuliere zijde zeker worden toegejuicht.
Natuurlijk zal dit zakelijk bekeken moeten wor
den, uiteraard in de eerste plaats door de parti
culier zelf en ik weet niet of men daarvoor nu
al direct in de rij gaat staan.
Niettemin streven wij naar een dergelijke ves
tiging.
Mevrouw Doppegieter informeerde voorts of
ons college mogelijkheden ziet om te komen tot
een gezellige Markt, omgeven door horecabe
drijven met terrasjes en kleine winkeltjes. Dit
vinden wij een bijzonder aantrekkelijk idee.
Meer dan eens heb ik daar over gesprekken ge
had met bepaalde middenstanders. Ik geloof dat
de gezelligheid van de binnenstad er bijzonder
mee zou winnen en ik meen voorts, dat dit ook
van belang zou zijn voor de middenstanders die
reeds gevestigd zijn in de Noordstraat. Daardoor
verkrijgt men een wat vergroot en gezellig cen
trum. Naar onze mening is het plan uitvoerbaar,
maar daarvoor zijn partticulieren nodig die er
brood in zien om het maar eens populair te zeg
gen. Ik hoop, dat het voor elkaar komt, want dit
zou voor het centrum van Terneuzen van groot
belang zijn.
De heer Hol heeft gevraagd of het mogelijk
is, dat beelden e.d. worden geplaatst in de
plantsoenen van de Zuidlandpolder en van de
Oudelandse Hoeve. In de afgelopen Jaren heb
ben wij wel iets gedaan op dit gebied en wij
moeten op die weg voortgaan. Ik kan U niet
de toezegging doen dat op de genoemde plaat
sen op korte termijn bepaalde kunstwerken
zullen worden geplaatst. Overigens zal een
kunstwerk van formaat worden geplaatst bij
de schouwburg en ook zal bij het stadhuis aan
dit onderwerp aandacht worden besteed.
De heer Hol vroeg voorts hoe het staat met
het winkelcentrum Zuidpolder. Het is U be
kend, dat hiermede een start is gemaakt, som
migen van U zijn daarbij aanwezig geweest.
Er zullen nog grote en kleine panden moeten
worden opgericht. Ook dit is een vorm van
particulier initiatief, waarbij de gemeente zorgt
voor de begeleiding in planologisch opzicht. De
start is dus gemaakt en enkele dagen geleden
is een verzoek om bouwvergunning ingekomen
voor een tweede wat kleinere dan de eerste
supermarkt van een bekend bedrijf hier niet
ver vandaan reeds gevestigd. Het ligt in de be
doeling van deze N.V. zo gauw mogelijk met
deze bouw te beginnen. Verder worden bespre
kingen gevoerd tussen de initiatiefnemers van
de plannen en degenen, die zich aldaar willen
vestigen en men zal niet aarzelen om ook de
rest te realiseren als er genoeg gegadigden zijn.
Wij hopen dat deze onderhandelingen zo spoe
dig mogelijk worden afgesloten, opdat aldaar
één geheel wordt verkregen.
De heer Hol heeft ook gevraagd of Terneu
zen zich niet kan aanmelden als gegadigde voor
een aftakking van de aan te leggen oliepijp
leiding van Rotterdam naar Antwerpen. Het
is mij al een paar jaar bekend, dat deze pijp
leiding zal worden aangelegd. De heer Hol stelt
nu, dat ook in andere gedeelten van Zeeland
gevraagd is om een dergelijke aftakking en hij
acht het gewenst, dat ook Terneuzen zich daar
voor opgeeft. Wij willen dit natuurlijk wel,
maar er zitten toch wiel een paar problemen
aan vast. Als deze pijpleiding er komt, dan zal
deze waarschijnlijk betaald worden door één
particuliere onderneming en het is maar de
vraag of, als er een gegadigde een concur
rent uiteraard is voor een dergelijke aftak
king, degene die de leiding alszodanig betaalt
er geen bezwaren tegen zal hebben om juist
voor de concurrentie een aftakking toe te laten.
Ik zeg niet dat dit onmogelijk is, maar het is
natuurlijk wel een heel moeilijk punt.
Overigens weet U, dat wij een pijpleiding
hebben naar Pernis, maar we willen de moge
lijkheid van een aftakking nog wel eens naar
voren brengen. Ik zou dit zeker toejuichen. Wij
staan ook op het standpunt, dat, als een pijp
leiding door middel van zinkers wordt gelegd,
alsdan de ruimte moet worden geschapen om
meer pijpleidingen te leggen, zodanig, dat er
als het ware een soort straat komt voor der
gelijke leidingen. Dit is meer vertoont in de
wereld en daarmede zou men nu al rekening
kunnen houden, dan heeft men op dat punt al
thans geen concurrentieproblemen. Dit is een
zaak, die zekér niet alleen maar theorie mag
blijven, maar ook in het zakelijk contact zeker
een rol moet spelen. Als het ene niet kan, dan
moet er naar gestreefd worden om het tweede
te bereiken.
Mevrouw Doppegieter en ook anderen heb
ben de kwestie van het Havenschap aange
roerd. Mevrouw, mijne heren, dat is zo lang
zamerhand een lijdensweg, want deze zaak
loopt al jaren lang. We hebben hierover al
meerdere besprekingen gevoerd, maar er is
nog steeds geen wetsontwerp. Ik neem op goe
de gronden aan, dat binnenkort een haven
schap in oprichting wordt ingesteld. Dan heb
ben we tenminste wat, al is het nog niet het
definitieve havenschap, want er zal bij wijze
van spreken nog wel wat water door de Wes-
terschelde stromen alvorens dat gereed is. Het
grote voordeel van een havenschap in oprich
ting is, dat het Rijk onmiddellijk wordt be
trokken bij de zaak waar het om gaat, ook wat
betreft de financiering. Uiteraard blijven wij
er op aandringen, dat het havenschap zo spoe
dig mogelijk definitief wordt ingesteld.
Gevraagd is door de heer Hol of overleg ge
pleegd is met Rijkswaterstaat omtrent de betere
verlichting van de kanaalhavens en de plaat
sing van verlichte naamsaanduidingen bij de
havens. Inderdaad is voorheen hiernaar ook
al eens geïnformeerd. Ik moet U bekennen,
dat wij dit niet hebben gedaan, hetgeen niet
juist is. Wij maken ons excuus hiervoor en we
zullen dit nu heel spoedig alsnog doen. Het is
ons ontgaan en we schamen ons niet daarvoor
openhartig uit te komen.
Mevrouw Doppegieter en de heien Hol en
Ramondt hebben nog een ander vraagstuk aan
gesneden, van eminent belang voor de ont
wikkeling van deze streek, namelijk de kwestie
van de vaste oeververbinding. De laatste tijd
is hierover nogal wat gepubliceerd en gespro
ken, maar dat niet alleen. Ik kan U zeggen, dat
hierover op hoog niveau heel wat geconfereerd
is. De vaste oeververbinding is in het afgelopen
jaar echt wel dichterbij gekomen dan vroeger
wel eens gedacht werd. Door de zojuist ge
noemde leden is er op aangedrongen te bevor
deren, dat het tracé van deze vaste oeverver
binding wordt vastgesteld. Het was de bedoe
ling, hetgeen ook al eens in het openbaar is
uitgesproken, dat het tracé dit jaar zou zijn
vastgesteld. Tot onze spijt is dit echter niet
het geval geweest. Er zijn, naar ik meen, en
kele mogelijkheden op tafel gelegd. Wij vinden
het noodzakelijk dat het tracé zo spoedig mo
gelijk wordt vastgesteld en we zullen hierop
blijven aandringen en ook, dat daarna zo vlug
mogelijk wordt begonnen met de bouw van
deze verbinding.
Mevrouw Doppegieter heeft nog de vraag
gesteld of er bijzonderheden bekend zijn. om
trent de verwezenlijking van personen- en goe
derenvervoer naar België. Het zojuist bespro
ken punt ligt niet eenvoudig. Om een en an
der te bewerkstelligen voor personenvervoer
ligt bijzonder moeilijk. We moeten dit ons heel
nuchter realiseren. Er zou dan een spoorlijn
komen met een trein, waarvan we hopen dat
er veel mensen in gaan zitten, maar waarvan
we toch verwachten dat er weinig gebruik van
zal worden gemaakt. We zullen ook op dit punt
attent blijven, maar ons college verwacht niet,
dat deze gedachte op korte termijn gerealiseerd
zal kunnen worden.
Mevrouw Doppegieter informeerde ook naar
de houding van ons college ten aanzien van het
subsidie van de V.V.V. Vorige week hebben
wij met de streek-V.V.V. waar nu niet naar
gevraagd is en met de plaatselijke V.V.V. een
bespreking gevoerd. Het is U bekend, dat de
plaatselijke V.V.V. een verzoek heeft gedaan
om verhoging van het subsidie. Ik kan U zeg
gen dat dit een goede bespreking was. Wij
waarderen het werk alszodanig, maar onzer-
zyds is wel gesteld dat, als men hogere subsi
die vraagt, het ook nodig is eigen inkomsten
te verhogen. Geantwoord werd, dat dit werd
ingezien. Ik kan U op dit moment nog niet
concreet zeggen wat de conclusie is, maar we
gaan dit intern nog nader bespreken. Persoon
lijk denk ik in de richting van hetgeen ook van
de zijde van uw raad al eens is gesuggereerd,
namelijk, als de V.V.V. een bepaald bedrag bij
elkaar brengt, de gemeente dan naar aanlei
ding daarvan ook een bepaalde subsidie toe
kent. Op die basis hebben wij dit besproken.
Mevrouw Doppegieter stelde verder, dat bij
de opbouw van een gemeente als Terneuzen
een bepaalde visie nodig is met een planning
voor de komende jaren. Daaraan verbond zij
ook, dat een soepel beleid moet worden ge
voerd. Ik ben dit met haar eens. Men moet
natuurlijk een visie hebben en die is ook dui
delijk aanwezig van de zijde van de gemeente
raad en ons college. Een begroting geldt maar
voor één jaar, maar er dient een planning te
zijn voor een aantal jaren, alhoewel dat een
moeilijke zaak is, want we leven niet op een
eiland, men heeft met zoveel faktoren te maken.
De bijkomende opmerking dat eveneens een
soepel beleid daarbij nodig is, vind ik zeer
terecht. Men moet zich kunnen aanpassen aan
economische omstandigheden en aan maatrege
len van buitenaf. Daartoe dient men de nodige
soepelheid te kunnen betrachten.
Vrijwel alle sprekers hebben de aandacht ge
vestigd op Sluiskil. De overige leden van ons col
lege zullen ingaan op de onderdelen, maar mij
nerzijds kan ik U mededelen, dat het college van
burgemeester en wethouders onlangs een ge-
spreksavond heeft gehad te Sluiskil met enige ac
tieve personen van deze gemeenschap. Zij had
den ons een brief gestuurd, handelende over de
problematiek van Sluiskil.
We hebben daar uitvoerig allerlei zaken be
sproken. We vroegen namelijk aan het begin van
de avond, of de aanwezigen er (prijs op stelden
vragen te stellen aan ons college, inplaats van
dat wij hun eerst vertelden hoe wij de toekomst
zien van Sluiskil. Men vond vragenstellen pretti
ger, zodat de gehele avond allerlei vragen op ons
werden afgevuurd en we zijn daarop uitvoerig
ingegaan. Wij achten het juist, dat dit heeft plaats
gehad, waardoor wij de gelegenheid hadden eens
te beluisteren hoe men daar denkt over bepaalde
zaken. Er zijn enkele concrete punten uit voort
gevloeid, waaraan thans hard wordt gewerkt om
aan de wensen tegemoet te komen. Natuurlijk
kunnen we niet met alles instemmen, dat gaat
niet ten aanzien van Sluiskil, maar ook niet ten
aanzien van andere delen van de gemeente. Niet
temin willen w(j graag ons oor te luisteren leggen
en in overleg de problemen ter hand nemen.
Ten aanzien van deze problemen stel ik duidelijk,
dat deze voor een gemeente als Terneuzen van
uitzonderlijk formaat zijn. Het stemt me tot vol
doening, dat sommige uwer stelden, dat een goe
de aanpak van deze problemen het nodig maakt,
dat wij elkaar daarin vinden. Men kan wel eens
van mening verschillen, dat is zelfs goed, maar
uiteindelijk dienen wij de handen ineen te slaan
om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken.
Laat ik besluiten met op te merken, dat er nog
veel moet gebeuren en we willen daaraan graag
werken in het belang van Terneuzen, Zeeuwseh-
Vlaanderen en de nationale economie. Terneuzen
is een goede gemeente, waaraan wij graag nog
meer bekendheid willen geven, U kunt dat mer
ken, de laatste tijd zeker. Men spreekt meer over
Zeeland dan enkele jaren geleden het geval was,
in positieve zin overigens. De mogelijkheden
leert men kennen. Wij zullen er naar streven, dat
Zeeland in zijn algemeenheid, wat beperkter
Zeeuwsch-Vlaanderen en in het bijzonder Ter
neuzen, die plaats krijgen in ons land, die het ten
volle toekomen.
Mevrouw, mijne heren, in eerste instantie wil
ik het hierbij laten en ik geef nu het woord aan
de wethouder van openbare werken en sociale
zaken.
De heer De Vos: Mijnheer de voorzitter, de
heer Ramondt herinnerde ons aan uw nieuw
jaarsrede van vorig jaar waarin de herziening
of vaststelling van enkele bestemmingsplannen
werd aangekondigd, waarbij hij informeerde,
waarom dit is vertraagd. Ik weet niet of dit wer
kelijk is vertraagd, maar in ieder geval levert de
voorbereiding van bestemmingsplannen en ook
de wijziging daarvan vaak moeilijkheden op en
dit vergt vrij veel tijd. Enerzijds moet het stede
bouwkundig aspect in het oog worden gehouden,
maar anderzijds ook de economische uitvoerbaar
heid. Het komt wel eens voor, dat een plan netjes
op papier staat, maar dan begint men te rekenen
en als dit plan in economisch opzicht niet uitvoer
baar is moet in de regel ook het plan op papier
weer gewijzigd worden en zo ontstaat natuurlijk
vertraging. Niettemin zijn inmiddels de wijzi
gingen van de bestemmingsplannen Sluiskil en
de Serlippenspolder ter visie gelegd, evenals het
bestemmingsplan „Oudelandse Hoeve". Zeer bin
nenkort zullen deze ter vaststelling kunnen wor
den aangeboden. Het vroegere plan van Steen
bergenlaan/Oesterputten, dat een apart planne
tje was, is nu opgenomen in het plan voor de
Sirlippenspolder. Het zal U bekend zijn, dat
krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening de
olannen. tot stand gékomen op grond van de oude
Woningwet, vóór 1 augustus 1970 moeten wor den
aangepast aan de nieuwe wettelijke eisen en wij
hebben de stellige overtuiging, dat wij daarin
ook zeker zullen slagen.
Op een vraag van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten, die hiernaar een enquête in
stelde bij verschillende gemeenten, of eventueel
uitstel van die termijn nodig is. hebben wij dan
ook kunnen antwoorden, dat dit voor onze ge
meente niet nodig zal zijn. We zullen deze plan
nen wel tijdig rond krijgen en wat dat betreft zijn
we heel wat verder dan vele andere gemeenten
in ons land.
De heer Ramondt vroeg verder nog, wanneer
het bestemmingsplan „Zeldenrust" tegemoet kan
worden gezien. Begin volgend jaar zal dit plan
aan de commissie voor de bestemmingsplannen
worden toegezonden. Dit gaat dus ook in de
„molen", zodat binnen niet al te lange tijd ook dit
plan aan de orde kan worden gesteld in een
raadsvergadering.
De heer Hol heeft gevraagd om een spoedige
totstandkoming van het bestemmingsplan Java".
Dit is een niet zo heel eenvoudige zaak. Een be
stemmingsplan tot reconstructie van een city of
een deel daarvan kan in feite slechts worden ge
maakt door de stedebouwkundige in samenwer
king met een bureau voor project ontwikkeling.
Men kan natuurlijk wel een mooi plan op papier
zetten, maar men schiet er weinig mee op, wan
neer er niemand bereid is dit te realiseren. Hier
naar Is al diverse malen gevraagd van de zijde
van de raad en wjj hebben steeds toegezegd, dat
wij een spoedige indiening zouden bevorderen,
maar w(j zi.in langzamerhand toch wel tot de ont
dekking gekomen, dat dit een zaak is, die niet op
korte termijn te regelen valt. Wanneer de raad
niettemin wenst, dat een bestemmingsplan op
korte termijn vastgesteld wordt, kan dit na-
tuuxlijk gebeuren, maar dan moet men er wel re
kening mee houden, dat belangrijke wijzigingen
moeten worden aangebracht, wanneer werkelijk
tot realisatie zal kunnen worden overgegaan.
Niettemin zal ons college bezien welke mogelijk
heden er op dit gebied in het komende jaar zijn,
maar ik zou toch niet de toezegging durven doen,
dat in het komende jaar een ontwerp-bestem-
mingsplan „Java" aan de raad ter vaststelling zal
worden aangeboden. Dit alles neemt natuurlijk
niet weg, dat met de sanering van dit gebied on
verminderd zal worden voortgegaan. Wat dat
betreft vormt het ontbreken van een bestem
mingsplan geen belemmering.
De heer Ramondt heeft voorts gevraagd of er
inzicht bestaat in de noodzaak van grondverbete
ring in de Serlippenspolder. Dit is een heel moei
lijke en ik zou bijna willen zeggen vrij pijnlijke
zaak. Inderdaad zal grondverbetering van be
paalde gedeelten in de Serlippenspolder zeer be
slist nodig zijn. Al een paar weken zijn wij dit
probleem ernstig aan het bestuderen en wij ho
pen op korte termijn nadere inlichtingen daar
over te kunnen verstrekken. In een gedeelte
van deze polder is namelijk uitermate slechte
specie gespoten, waarbij nog niet te Voorzien
valt op welke wijze dit eigenlijk kan worden ver
beterd, Het zou wel eens kunnen zijn dat wij die
gedeelten weer geheel moeten laten verwijderen.
Dit is een uitermate vervelende zaak, welke ons
niet direct grijze haren bezorgd als ik de heren 20
eens bekijk, maar veel schelen doet het eigenlijk
toch ook weer niet. U zult over deze grondverbe
tering, naar ik aanneem op korte termijn, want
het is nodig dat dit spoedig aan de orde komt;
nadere mededelingen geen prettige horen.
De heer Ramondt informeerde voorts of het ia
de bedoeling ligt opnieuw een z.g. voorberei»
dingsbesluit te nemen voor de Zeven Triniteits-
polder. Dat ligt vooralsnog niet in de bedoeling.
Er wordt namelijk gedacht aan een plan met
voorlopige bestemmingen, waarbij voor een be
paalde ruime termijn het agrarisch gebruik van
de gronden verzekerd kan zijn. Dit wordt thans
nog bestudeerd.
De heer Hol vroeg opnieuw te bevorderen, dat
de weg Hoek-nieuwe kanaalbrug wordt aange
legd. Voorzover ons college er iets aan kan doen,
zullen wij dit niet nalaten en dit te bestemder
plaatse bepleiten. Zoals U weet, geschiedt de
aanleg van wegen door het Rijk volgens een be
paalde planning, zodat het meer een kwestie is
van prioriteit en dan gaat het er maar om, waar
de accenten komen te liggen. Wij hopen uiter
aard. dat dit sluitstuk in de middenweg door
Zeeuwsch-Vlaanderen spoedig wordt uitgevoerd.
U weet dat er ook nog een ander stuk moet wor
den aangelegd, maar dat is een zaak voor de ver
dere toekomst. Het zou al een hele verbetering
zijn wanneer het gedeelte Hoeknieuwe kanaal
brug gerealiseerd is. We weten overigens, dat het
provinciaal bestuur zich hiermede ook bezig
houdt.
De heer Ramondt heeft aangedrongen op tot
standkoming van de overdracht van gronden c.a.
in de binnenstad. Ook mevrouw Doppegieter en
de heer Hol vestigen hierop de aandacht. We
hebben in de memorie van antwoord reeds mede
gedeeld, dat de procedure tot overdracht bijzon
der langzaam loopt. We zijn overigens bereid te
onderzoeken of maatregelen kunnen worden ge
troffen. die er toe leiden, dat eerder tot uitvoe
ring van deze werken zal kunnen worden overge
gaan. Het is wel vervelend, dit er altijd bij te
moeten stellen, maar de uitvoering van een en
ander zal ook weer een kwestie zijn van het be
schikbaar zijn van financieringsmiddelen in com
binatie met die voor heel wat andere werken,
waarvoor ook gepleit is. Indien alles gehonoreerd
zou kunnen worden, waarom deze middag is ge
vraagd, dan zijn er wel ettelijke miljoentjes mee
gemoeid en ik zie nog niet in, dat de gemeente
de beschikking zal krijgen over de financierings
middelen daarvoor. Dit neemt niet weg, dat wij al
het mogelijke zullen doen. Ook wij vinden, dat de
situatie te Sluiskil zo spoedig mogelijk, dient te
veranderen, maar dat is niet alleen het jeval ten
aanzien van Sluiskil. Op Sluiskil ziet men het
wellicht wat beter, omdat de braak liggende ter
reinen daar midden door de kom lopen. In Ter
neuzen (kom) zijn ook nog heel wat terreinen die
braak liggen en aandacht vergen. We zullen
trachten dit zowel te Sluiskil als hier zo spoedig
mogelijk tot een goed einde te brengen.
De heer Hol drong er op aan al het mogelijke te
doen tot het verkrijgen van bouwvolume voor
bejaardenflats, zulks mede in verband met de
sanering van het Java. Ik kan hem de verzeke
ring geven, dat ons college bereid is alle moge
lijke medewerking te geven om deze bouw te
verwezenlijken. Mevrouw Doppegieter stelde
nog, dat de weg moet worden gewezen, langs
welke realisering spoedig tot stand kan komen.
Wij zijn op dit gebied al doende geweest en wij
hebben ook al wegen gewezen, waarlangs wel
licht sneller realisatie mogelijk is, sneller dan
langs de wegen, die we tot nu toe moesten volgen.
De heer Ramondt informeerde, wat verwacht
mag worden, dat aan woningen zal kunnen wor
den gebouwd in de woningwet- en de premie
sector. Volgens het rapport ex artikel 7 van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening is een behoefte
berekend van ongeveer 500 woningen per jaar.
Hoewel dit rapport al weer enkele jaren oud is,
staan wij nog altijd op hetzelfde standpunt,
namelijk dat naar dit aantal gestreefd moet wor
den. Of er voldoende bouwvolume beschikbaar
zal zijn is dus de vraag. Ook mevrouw Doppe
gieter en de heer Hol hebben hiernaar gevraagd.
Verwacht mag worden dat de toewijzing van
woningwetwoningen voor het grootste deel en
misschien wel geheel zal verdwijnen in het com
plex van de 482 flats, welk complex op het ogen
blik in aanbouw is en waarvan de eerste in mei/-
juni van het volgend jaar gereed zullen komen.
De toewijzing van premiewoningen is nog niet
bekend. Wij nemen aan, dat in het begin van 1969
hierover meer bekend zal zijn. Dit hangt in
zekere zin ook af van de initiatieven, die ter
plaatse worden ontwikkeld, maar er is aan de
andere kant ook slechts een beperkt aantal
woningen beschikbaar gesteld aan de provincie
Zeeland. Gelukkig is het in de regel zo geweest,
dat de eerste toewijzing later nog werd aange
vuld. We hopen, dat dit ook in 1969 het geval zal
zijn. In ieder geval zal het aan ons niet liggen,
wanneer er te weinig woningen worden ge
bouwd.
De heer Hol en mevrouw Doppegieter hebben
voorts gevraagd naar de bouw van woningen in
dg Katspolder door het Bouwfonds Nederlandse
Gemeenten. Ik kan U mededelen, dat er een aan
vraag ligt van het Bouwfonds voor 56 premie
woningen. Indien deze premie zou zijn toege
kend, dan zou vermosedelijk al begonnen zijn
met de bouw van deze woningen, maar de pre
mie-beschikking is nog niet afgekomen. Wij oefe
nen uiteraard ook op dit punt de nodige aandrang
uit en wij voeren daarover de nodige en gewenste
besprekingen om deze bouw te bevorderen. In
derdaad is het niet helemaal een juiste situatie,
dat deze polder praktisch bouwrijp ligt en er nog
slechts betrekkelijk weinig is gebouwd. We zou
den niets liever zien, dan dat dit anders was en
dat deze polder zo spoedig mogelijk zou zijn vol
gebouwd.
Mevrouw Doppegieter heeft nog gevraagd
onze mening kenbaar te maken over het ter
hand nemen van de voorlichting ten aanzien
van de mogelijkheden inzake woningverbete
ring en doorstromingsfaciliteiten. Wij menen,
gezien het aantal aanvragen voor beide rege
lingen, dat deze toch wel beter bekend zijn,
dan blijkbaar wordt verondersteld. Het zijn
geen enorme aantallen, maar in 1967 zijn er
16 doorstromingspremies verleend en in 1968
tot nu toe in totaal 20, zodat deze aanvragers
in ieder geval wel de weg hebben kunnen
vinden. Dit wil overigens helemaal niet zeg
gen, dat deze verhuizingen het gevolg zijn ge
weest van de doorstromingsregeling. Bij een
aantal gevallen is dat beslist niet het geval.
Daar komt nog bij, dat de mogelijkheden van