-ism.*,! ,Een klein rot-offertje' TWEE SINTERKLAZEN IS WEL WAT VEEL ,^r interklaas en zijn vrouwen Sinterklaas, goed heilig men trek je beste tabberd an tthtéfktaas zou op school k'aman on do hoofden van de kinderen stonden natuurlijk niet naar rake' nan en taal. Juffrouw Simons schoof dan ook het lesrooster maar opzij en besloot een verhaal te gaan ver tellen, het onfeilbare middel. Want opeens was er aandacht en sag se de ogen van „haar" klas vol verwachting op zich gevestigd. Ze vertelde van kleine Jan, die een hond had, en die heel erg veel van de hond hield. Als hij thuisktvam, sat de hond al voor het raam, roerloos uitkijkend over de straat, tot opeens xijn oren rechtop gingen staan en hij naar de deur rende om luid blaffend aan te kondigen, dat zijn kleine baas in aantocht was. "Als het gezin aan tafel ging, zat Maxie achter Jans stoel en met in zijn ogen die standvastig-vragende. blik, die honden eigen is, zich af en toe de bek aflikkend in de hoop, dat er iets voor hem zou afvallen. Toen Jan jarig was en het maal ex tra feestelijk, kip was Jans lieve- lingsmaal), nam de jongen opeens een prachtig gebraden kippepoot van zijn bord en maakte aanstalten om Maxie ook een beetje jarig te doen zijn, door hem extra te be denken. Maar moeder kon dat nog juist beletten. „Ben je mal, jon gen," zei ze, „die kostelijke kip aan de hond te geven? Hij mag straks de beentjes afkluiven. Dat vindt een hond net zo lekker als een hele kippebout." Toen Jan aan het eind van de maal tijd de beentjes voor Maxie had vergaderd zei hij: „Maxie, ik wou een offer voor je brengen, maar 't is nou maar een verrekt klein rot- offertje geworden." Juffrouw Simon» vond het nodig de elou van haar verhaal nader toe te lichten. En ze vertelde hoe veel men nen van hun overvloed anderen hel pen, zonder er zelf iets minder van te worden. Maar een offer was heel Ms anders. Dan gaf je iets, dat je self erg graag had en hield aan de ander! ti—a a* Hansje Kosters had met wijdopen ogen geluisterd. Hij was het hele ver haal gauw vergeten, want de komst van de Sint deed de jeugd „alles" vergeten. Met lekkers en kleine cadeau, tjes gingen ze een poos later naar huis. Daar was het opnieuw feest, want ook daar werd ook Sinterklaas gevierd. Hansje kreeg mooie cadeautjes van vader en moeder en de grote zussen (hij was het nakomertje!) en het mooiste geschenk was wel een prachtige bouwdoos, waar je kerken, garages en fabrieken van kon bouwen. Hans had al het plan voor een gro te garage waarin hij de autootjes kon stallen, die hij bij alle mogelijke ge legenheden had gekregen. Maar des avonds, in zijn bed, gingen zijn gedach ten terug naar het verhaal van juf frouw Simons. En naar Kees. Zijn vriendje. Hoe zou Kees z'n Sinterklaas zijn ge weest? „Geen vetpot", had de jongen zelf, vroeg wijs, gezegd. „M'n moe der heeft altijd een lege portemon nee. En je krijgt van de Sint alleen mooie cadeautjes, als je vader en je moèder het kunnen betalen." EEN GROOTSE GEDACHTE En toen, opeens, kwam er in zQn hoofd zo'n overweldigende gedachte op, dat zQn lichaam schokte in het snelle bed en bij zijn adem zo lang inhield, dat hij er een vuurrood hoofd van kreeg. Met wijdopen ogen lag hij in het donker te staren. Kees, zijn vriendje! Kees, die het voor hem op. genomen had toen twee grotere jon gens hem zo maar aftuigden; die, klein, tenger, maar fel op de groot ste was afgesprongen, half grienend: „Ken Je wel met je tweeën, lamme- linge!" De twee hadden een beetje onthutst gekeken naar die krielhaan en gegrijnsd. Maar ze waren afge trokken. En Kees had een niet al te schone zakdoek uit zijn zak gehaald en die onder Hans neus gestopt, waar het bloed uitliep. Vanaf dat ogenblik was Kees voor Hans dé vriend, die hij door dik en dun trouw zou blijven. Ja, door dik en dun. Want vader en moeder waren niet zo blij met de vriendschap, dat merkte hij wel. Ze vonden Kees eigenlijk geen vriendje voor hem..., maar ze lieten het maar betijen, 't Slijt vanzelf wel, had hij Dat was een schok voor Hans ge weest. Daar had hij nog nooit bij stil gestaan. Sinterklaas keek toch met of je arm of rijk was? Maar Kees had het hem uitgelegd en Hans moest erkennen; er zat wat in. Vader, moe der en de zussen, die hadden er vast allemaal wel iets mee te maken. Dat merkte je eigenlijk aan alles. Kees had geen vader. Die was „er tussen uit", al wist Hans niet precies wat dat betekende. En Kees had hem niet verder ingelicht. Zijn moeder moest hard werken en was vaak niet thuis als Kees uit school kwam. Dan moest hij voor zichzelf maar een bo terham klaarmaken. Dat léék Hans wel leuk; dat gebeurde bij hém thuis nooit. Maar Kees scheen het niet zo leuk te vinden. Kees had al geweten wat de Sint voor hem „gereden" had. Een war me wollen das voor de winter. Die had hij nodig had moeder met nadruk gezegd. En misschien een chocolade letter. En misschien ook nog, als moe der met overwerken extra verdiend had, een doos kleurpotloden. Dan zat hij met moeder samen, net-als vorig jaar, en dan werd er gebeld en stond er opeens een pakje voor de deur. Dat deed de buurvrouw, wist Kees. En dan bekeek hij de cadeautjes en drohken ze chocolademelk met een stuk speculaas er bij. Hans dacht aan de cadeaus, die hij deze avond had gekregen, voor al die prachtige, grote bouwdoos. Daar kon je van alles van maken. Hij zou vragen of Kees mocht komen spe len en dan zouden ze samen... hen. Het ls een...een offer." „Een offer?" lachte zijn moedsr verbaasd. „Wat bedoel je?" Ze keek haar man veelbetekenend aan, die stil de kamer was binnengekomen. En Hans vertelde, verlegen eerst, het ver haal van juffrouw Simons. Vader lacht hartelijk. „Nou, dat is een mooi verhaal. Daar zit wel wat in. Wat zeg jij, moeder?" ,,'t Zeker een mooi verbaal", set moeder. „Maar je moet in ieder ge val eerst je boterham eten, Hans. Laat die doos maar liggen." Hans kieskauwde over zijn ochtend boterham. Hij hoorde dat vader en moeder op de gang een hele poos sa men zachtjes bleven praten... „Zo'n schooljuffrouw kan dat ge makkelijk zeggen", zei vader. „Ze hoeft het zélf niet te doen." „Tja." zei moeder aarzelend, „en die Kees hè. Zo'n mooie dure bouw doos is toch eigenlijk niets voor Hans." „Die ouwe heer van hem is er tus sen uit geknepen" ,wist vader. „Dat is maar makkelijk. En een ander voor je kinderen laten opkomen. Een raar mannetje. Die moeder is, geloof ik, serveerster in een lunchroom. Nou, daar heb je óók van alles onder, ver tel mij wat." „Twintig gulden kost die doos. En dat zou hij zo maar even... alléén om dat verhaal van die juffrouw!" „Nou ja, hij heeft gelukkig z'n ou ders nog. Als wij niet wijzer waren! Hoor eens, vrouw, ik heb me geen ongeluk gesjouwd voor een ander in die sinterklaasdrukte en heb warem pel geen twintig gulden uitgegeven voor een vreemde jongen, voor die Kees." „DAT VINDEN WE NIET GOED" Hans zag de deur wêer opengaan. Moeder kwam binnen. „Hoor eéns, Hans, vader en ik heb ben er over gepraat en we vinden het heel aardig van je hoor, dat je Kees zo'n mooi cadeau wilt geven. vader eens horen zeggen. Slijtên? Jan had het maar zo gelaten. Voor hem bleef Kees de grote held, want Kees, had het voor hem opgenomen, dus voor Kees had hij alles ovér. En dus Hij trok zijn benen op en sloot zijn ogen. De slaap overviel hem. „Moet je kijken", zei z'n moeder, di» nog even op zijn kamer kwam, „hij lacht in z'n slaap. Geloof maar, dat hij blij was met z'n cadeautjes". Moeder kwam de volgende morgen net binnen toén Hans al vroeg op, be zig was de mooie bouwdoos weer in te pakken. „Wat doe je nou?" Hans, die plots begreep dat het des avond in bed makkelijker was eens plannetje te bedenken dan nu om het uit te leggen, keek schuldig. „Ik pak de doos in." „Waarvoor?" „Ik wou hem aan Kees geven." Het hoge woord was er uit. „Aan Kees? Die prachtige bouw doos? Ben je stapel? Denk je dat we je die dèarvoor gegeven hebben? Kees krijgt zelf wel cadeautjes ,hoor." ,Ja," zei Hans nuchter, „een das. Voor de winter. Zijn moeder heeft geen geld, zegt ie." „Tja, nou jongen," zei z'n moeder, toch wel een beetje ontroerd door de goede karaktertrek, die ze opeens in haar zoon ontdekte, „dat is heel Kef van je. Maar dat kan toch heus niet. Dat is een heel duur cadeau. En je was er zelf toch zo blij mee?" „Daarom juist," hield Hans vol. „Het is iets, waar Ik zelf blij mee Maar daèrvoor hebben we je die doos niet gegeven. We vinden het best, dat je voor Kees wat meeneemt, dat Kuif- jesboek bijvoorbeeld of die grote cho coladeletter ,maar die doos, nee, dat kun Je niet doen. Dat vinden we per sé niet goed." „Maar de juffrouw zei..." „Ja, de juffrouw kan zoveel zeggen. Zij hoeft de bouwdoos niet weg te geven en ook niet te betalen. Ze heeft een mooi verhaal verteld. Maar een stuk kip voor een hond is toch nog iets anders dan zo'n prachtige bouw doos, je mooiste cadeau notabene. Je was er zo blij mee. Je wilde zo graag een garage bouwen!" „Juist dèarom", zei Hans zacht. „Nou, jongens heus, vader en moe der weten echt wel wat het beste is. Ik vind het heel lief van je, maar je zult wel leren in het leven, dat mooie verhalen niet altijd opgaan. Zal ik dat boek maar mooi inpakken? Daar zal Kees óók wel blij mee zijn." Hans liep traag naar school, het boek onder zQn arm .HQ was helemaal niet In zijn schik met de gang van zaken. HQ had spontaan een offer willen brengen, omdat hQ vond dat hQ zelf zo bevoorrecht was. Een offer? „Een verrekt klein rot-offertje," mom pelde hQ nQdig. HQ begreep nog niet dat Sinterklaas het toch als een heel groot echt offer in zQn gouden boek achter Hans' naam schreef. Oat dead de goede Sint dan ook, toen Ik nog een klein meisje waa. Ja xag ham, hoe warm het ook In da kleine kamers waar hl] op bezoek kwam was, nooit In zijn bretels. Hij droeg altijd een prachtige bis- sehopsmantel, had een mijter met een gouden kruis erop op zijn hoofd en een gouden staf in zijn hand. Zo zie je hem trouwens ook nu nog door de straten rijden op zijn schimmel. Hij wuift nog even plechtig alsof hij net zo stellig als vroeger In zichzelf gelooft. Maar daarmee heb je het dan ook gehad. Want wat Is er van de romantiek, de geheim zinnige sfeer rond Sinterklaas overgebleven? Misschien weet u niet hoe het vroeger rond en op 5 december toeging. Mag Ik u daar Iets van vertellen? Toen we heel kléin waren en op 5 december nog niet mochten opblijven, vonden wQ de volgende ochtend, ie der op ons eigen tafeltje, cadeautjes uitgestald. Ik herinner mQ een pop- pênkamer met blauw satQnen gordU- ncn voor de ramen, een „bankstel" met blauw satijn bekleed, en poppe tjes in kanten jurkjes. Er was altijd ook wat suikergoed, en een chocola deletter. Al dagen van te voren had den we onder de schoorsteenmantel onze schoen gezet, niet een wortel en wat brood erin voor het paard. We zongen een Sinterklaasvers voordat we naar bed gingen en de volgende och tend werden we vroeg wakker om te zien waa-niec! Sinterklaas '>ns had ver rast, nH een suikerbeestje of mis schien el met één van chocolade. We geloofden heilig, dat zwarte Piet door de schoorsteen naar beneden kwam, en dat sintèrklaas op zijn schimmel over de daken reed, leed geen twijfel. Ik had hem toch zelf een keer gezien toe het heel hard sneeuwde en de daken haast bezwe ken onder een dik pak sneeuw I Of was het soms een moedig man, die op het dak was geklommen om de ergste vracht sneeuw er af te schui ven? Wie zal het zeggen. We zien zo vaak lets ,dat we graag willen zien. Eén voorval is mij altQd bQgeble- ven, al was ik toen al groot en zat ik al in een van de hoogste klassen van de HBS „TAFELS KIJKEN" Een paar dagen voor het Sint Ni- colaasfeest ging ik met mQn broertje van 6 jaar „tafels kijken". Tafels kij ken, was een jaarlijks terugkerend plezier. BQ de banketbakker, die de deuren naar de kamer achter de win kel wijd, open had gezet, stonden van allerlei lekkemQen uitgestald op lan ge tafels. Paarden, zwanen, mannen en vrouwen van suikergoed en choco lade. Vrijers en vrijsters van taai-taai in allerlei maten. In chocolade had hij een geweldige fantasie de vrije loop gelaten. Treinen van chocolade, fles sen in allerlei vormen en grootte, si garen met rood papier aan het puntje, dat echt vuur moest suggereren, schel pen met gekleurde strikken of goud draad samen gebonden, en ook de on vermijdelijke potjes en w.c.'s van sui ker, waarin een bedrieglijk echt na gemaakt hoopje van chocolade ln een keurige kronkel lag uitgestald. Poppe tjes waren er ln een schommelwiég van chocolade, het beddegoed van suiker, wit met een ross of blauw Het Sinterklaasfeest zelf, met als hoofdfiguren de grijze bisschog met één of meer Zwarte Pieten, is wel dé folkloristische gebeurtenis van elk jaar en in elke plaats. Want wanneer we onder folklore o.m. verstaan het zich door de jaren heen handhaven van gewoonten en gebruiken, ondanks vele maatschappelijke veranderingen, dan kunnen we wel stellen, <iat Sinterklaas overal in den lande in dezelfde gestalte en met dezelfde manieren, ondanks zijn hoge leeftijd, de Nederlandse» folklore springlevend houdt. Maar toch zijn er plaatselijke afwijkingen en variaties. Men denke hierbij bijvoorbeeld aan het Sinterklaaslopen op het Friese platteland of aan het - eveneens in Friesland - nu nog bekende „lotsjen" - de Sinterklaas verlotingen. Geheel afwijkend van de gestalte van de goedheiligman zijn de Sinterklazen op Ameland of de „Sunderums" op Terschelling als beren, narren of spoken verklede mannen. Groot is ook de variatie op het gebied van Het Sinterklaasgebak, van taai-taai tot.... balkenbrij. En er zijn thans nog plaatselijke folkloristische gebruiken op 5 december in zwang, die wel zó afwijkend zijn van het als „normaal" aangemerkte 5 decemberpatroon, dat deze als uitingen van Sinterklaasfolklore niet herkenbaar zijn. Vaak moet dan ook de oorsprong van zo'n gebruik ergens anders worden gezocht dan bij de bisschop van Myra of bij zijn heidense voorganger, de Germaanse wintergod. In deze tijd van de steeds hoger wordende melkprijzen doet de kreet „gra tis melk" wel een beetje eigenaardig aan. Want al verstrekten nog niet zo lang geleden sommige boeren hun melk rechtstreeks aan de consument, er moest wel een - zij het lagere - prijs voor worden betaald. Toch zijn er streken in Nederland, waar U voor niets en niemendal melk kunt krijgen. U dient echter aan twee voorwaarden te voldoen. Ten eerste moet U kun nen melken, want de melk moet zo van de koe worden „afgenomen", en ten tweede kunt U alleen op 25 november terecht. Op Sint Catharina is het namelijk in de Neder-Betuwe, de Alblasser en de Krimpener Waard en in de Vijf Heerenlanden aan een ieder, die de kunst van het vak verstaat, toegestaan de nog in de weide lopende koeien te meiken. De boeren reke nen er op die dag zo vast op, dat de omwonenden van dit gewoonterecht gebruik maken, dat ze die morgen niet eens vroeg hun bed uit en de wei ingaan, door zich op meikerstijd nog eens lekker op hun legersteden om draaien... Maar, zult u zeggen, op 25 november is het nog geen Sinter klaas. Vroeger echter kenden de boeren van Rijnland - rond Leiden - óók al deze gewoonte. Zij lieten hun koeien die nog buiten liepen melken op 5 december. Heet daarom het doe-het-zelf-melken op Sint Catharina „Trijns- melken", ln Rijnland wordt van „Sinterklaasmelken" gesproken. De oorsprong van dit merkwaardige gebruik is moeilijk te vinden. Bekend is uit de geschiedenis van Sint Catharina, dat bij deze heilige, tijdens haar martelaarschap, uit de vele haar toegebrachte wonden geen bloed doch melk vloeide als teken van haar maagdelijke zuiverheid. Het gebied, waar in het Trijnsmelken nog in ere wordt gehouden, staat daarentegen als een uitgesproken protestants gewest bekend. En daar in Rijnland niet op 25 november het recht van gratis melken bestond maar wel op 5 december, moet veeleer worden gedacht aan een afscheidsfeest. Wie er dan wel af scheid neemt? Wel, de koe. En waarvan? Van de wei, want het beest wordt weldra op de warme stal gezet. DE VROUWEN VAN SINTERKLAAS Sinterklaas was een bisschop. Een priester dus en, naar katholiek voor schrift, ongehuwd. Toch kent men hier en daar in ons land de vrouw van Sinterklaas. Zo vertoont zich in Limburg Sinte Berb - Sint Barbara, maandag 4 december - als „het wijf van Sinterklaas". Zij deelt in de aan het Sinterklaasfeest voorafgaande weken aan de kinderen „tartepommen" - Tartes aux pommes - appeltaarten - uit. Op de Veluwe maakt men het nog bonter. Te Wessinge, een plaatsje bij Doornspijk, treedt de Santerklaoskerl" op. Wie, afgaande op het woord „kerl" meent met een man te doen te hebben, heeft het mis. De Veluwse Santerklaokerl heeft namelijk „wieve-goed" aan. Gekleed in Veluwse boerinnendracht, compleet met kap en in de ene hand een bezem en on der de arm een trekharmonika, gaat deze „kerl-vrouw" op pad. Ook in het buitenland heeft de oude Sint zijn vrouwen. In Tirol heet zij „Klaza" en in Zwitserland draagt zij de naam „Mehlexe." KAANTJES IN PLAATS VAN SPECULAAS In Noord-Brabant wordt op verschillende plaatsen op Sinterklaasavond ijet „Kaaiefeest" gevierd. In plaats van zoetigheid wordt een wat steviger kost gegeten, zoals; lever, zult, hersens en balkenbrij. En daar deze lek kernijen wat zwaar op de maag liggen, wordt er een stevig glas bij ge dronken. Bovendien wordt de dorst nog bevorderd door het nuttigen van de „kaaien", de uit het vet gesmolten kaantjes, die met wat zout op de boterham worden gegeten. Een vrolijk feest, waarbij menig Sinterklaas lied wordt gezongen. De mensen zoeken elkaar op en verjagen de wee moed van de lange winteravond door het maken van plezier. Het Sinter klaasfeest is het eerste van de winterfeesten. Huiselijke feesten in de don kere „midwintertijd", waarvan het volgende gedicht een zo'n treffend beeld oproep: „Waleer um de middeweenterstied, As de dage ko't zeent en d'oavenden lang, Dan schikten wi'j mangs um et knappende veur En kwammen oaver oalde vertelsels te gang. Boeten was dat stikduustere nacht, Doar steuf de snee, doar gierden de weend, S Mi') heugt nog zoo goed, wat der dan wóV verteld; Dat vergets dow nig gaw, wat di'j goed was as keend''. kartelrandje. En nog veel meer. WINKELS KIJKEN lb was die dag met mQn broertje op stap gegaan zodra het donker werd. tvant met verlichte ramen, leken de winkels des te feestelQker. We druk ten onze neuzen tegen de ruiten van de speelgoedwinkels, waar alles ln een bonte mengeling door elkaar lag. Er was nog geen uitstalkunst, men toonde eenvoudig soveel mogelijk van alles wat daar binnen werd verkocht, zonder zich te bekommeren om het artistieke effect. Integendeel, er was geen enkele poging gedaan om iets raet ook maar het geringste raffine ment te tonen. Alles boven op en kris kras door elkaar. Je kon er dan ook een hele tQd naar staan te kQken, voordat je alles ontdekt had. Zo liepen we van het ene verlichte raam naar het andere. Toen hoorden we een luid gejuich uit een zijstraat komen, en wij op een holletje er heen. En ja, daar kwam Sint Nicolaas ln hoogst eigen persoon op zijn schim mel aangereden. Twee zwarte Pieten liepen voor hem uit en strooiden pe pernoten en dreigden sommige al te brutale rakkers met hun roede. We liepen mee tot de hoek van de straat en wat zagen wij daar? Lang zaam naderde van de andere kant een andere sinterklaas, óók op een wit paard, óók met twee zwarte Pleten. Ik keek eens naar mijn broertje. Wat zou hij daarvan denken? We had den thuis het geloof in de goede Sint zo goed mogelijk bQ de kleintjes wak ker gehouden. Maar twee sinterklazen op de zelfde utUMt, hoe kon ik dat verklaren? Mijn broertje, dat in de eerste klas op school zat was echt op een leef tijd om te gaan twijfelen. Vriendjes met oudere broertjes en zusjes, die hen hadden ingelicht, konden al sma lende opmerkingen maken, zo van:] „Wie gelooft er nu nog in Sinter, klaas!" Maar voordat ik iets moest zeggen om deze zonderlinge situatie te verklaren zei Jan verontwaardigde „Dat die man zich niet dood schaamt om zo maar een sinterklaaspak aan te trekken. En nu komt hij de echte sinterklaas direct tegen!" O, heerlijke onschuld, O heerlijk Sint Nicolaasfeest, O Sinterklaas goed. heilig man .wat is er veel verdwenen van de romantiek van „vroeger". En wat is er weinig voor teruggekomen. Het za] allemaal wel een reden heb ben dat alles zo veranderd is en dat kinderen van zes-zeven jaar nu niet meer aan Sinterklaas geloven. Ik weet niet of het beter of sleohter is gewor den, misschien wel, misschien niet. Maar wat ik wel heel zeker weet is, dat ik voor geen geld van de wereld de herinnerinngen aan mQn Sinterklaas tQd, toen ik nog jong was, zou wil len missen.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1968 | | pagina 11