Gemeenteraad van Terneuzen Marathon menko lëklenka Maandag 24/dinsdag 25 april 196' gehouden op donderdag 30 maart 1967 Hoge koninklijke onderscheidingen voor oud-ministers en oud-staatssecretarissen EXPERIMENTEEL VLIEGTUIG VERONGELUKT LUCHTKUSSEN PRINCIPE VINDT TOEPASSING IN INTERN TRANSPORT Pagina fi (ADVERTENTIE) V? jü Machtig, zo'n jack. Sportief, modieus. De sterke stof is en creëerde het model. De minister-president, de heer P. J. S. de Jong, heeft vrijdag avond in aanwezigheid van de vice-minister-president drs. J. A. Bakker onderscheidingen uitge reikt aan de oud-ministers en staatssecretarissen van het kabi net-Zijlstra. Bij koninklijk besluit van 17 april zijn benoemd: Tot grootkruis in de orde van Oranje-Nassau prof. dr. J. Zijl stra, oud-minister-president, mi nister van algemene zaken en oud-minister van financiën; tot groot-officier in de orde van Oranje-Nassau mr. B. W. Biesheuvel, oud-vice-minister- president, oud-minister van land bouw en visserij; tot commandeur in de orde van de Nederlandse Leeuw mr. Th. H. Bot, oud-minister zonder por tefeuille; tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau prof. dr. J. A. Diepenhorst, oud-minister van onderwijs en wetenschappen; tot grootkruis in de orde van Oranje-Nassau dr. G. M. J. Veld kamp, oud-minister van sociale zaken e.n volksgezondheid; tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau prof. mr. P. J. Verdam, oud-minister van bin nenlandse zaken; tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau dr. A. J. H. Bar- tels, oud-staatssecretaris van so ciale zaken en volksgezondheid; tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau dr. J. F. G. M. de Meijer, oud-staatssecretaris van sociale zaken en volksgezond heid; tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw de heer G. H. J. M. Peijnenburg, oud-staats secretaris van defensie; tot commandeur in de orde van de Nederlandse Leeuw de heer H. Schaper, oud-staatssecretaris van defensie. Eén van de vijf experimentele ,,F-lllb"-jachtvliegtuigen van de Amerikaanse marine is bij het opstijgen van de proefbasis Cal- verton (in de staat New York), ontploft. De drie inzitenden kwa men hierbij om het leven. De „F-lllb" wordt ontwikkeld als de marine-versie van de „F-lll" straaljager met verstel bare vleugels. Engeland heeft er al vijftig van besteld en Austra lië vier-en-twintig. Het ontwerp is onlangs in het Amerikaanse congres heftig gekritiseerd als militair onaanvaardbaar, waarna het ministerie van defensie een verklaring uitgaf waarin vertrou wen in het toestel werd geuit. Op de internationale vakbeurs voor verpakking en intern trans port „Macropak" in de jaar beurshallen in Utrecht is nu ook de eerste toepassing te zien van het luchtkussenprincipe, zoals dat bij sommige vaartuigen de Hovercraft al is gebeurd. Een technische handelmaat schappij uit Amsterdam toont een „air pallet", een apparaat voor het gebruik op plaatsen waar mechanisch transport nor maal niet kan worden toegepast, zoals op plaatsen waar verf, olie of brandstof worden verwerkt of in scheepsruimen. Dit Amerikaanse produkt is volgens de fabrikant het meest simpele apparaat dat is gebouwd om een lading te verplaatsen. Er zijn geen wielen, omdat de la ding zweeft op een dunne lucht- film. De „air pallet", die een maximaal gewicht van 2700 kilo gram kan vervoeren, kost ƒ3500. Het apparaat kan gebruikt wor den op gladde, niet poreuze vloe ren. De „air pallet" moet bij het gebruik wel worden aangesloten 5p een persluchtinstallatie. Zijn bereik ls dus afhankelijk van de lengt* yan da slang. Aanwezig: Voorzitter: J. C. Aschoff, burgemeester. Wethouders: M. de Vos, F. M. Berbers en D. Binne- kamp. Raadsleden: A. C. S. van Breda Vriesman, A. J. Verbrugge, R. Hol, mevr. E. DoomsOrtelee, P. J. Huijbrecht, H., A. Brakman, J. M. Hame link, M. j. M. van Nispen, mevr. J. M. Doppe- gieterThiel, H. A. M. A. de Meijer, J. A. de Feijter, D. M. Ollebek, F. Dieleman en A. Ra- mondt. Secretaris: A. J. van Pagee. De Voorzitter: Dames en heren, leden van de raad, ik open deze vergadering. Een eventuele stemming zal aanvangen bij nr. 14, dat is de heer Binnekamp. 1. Vaststelling van de notulen van de vergade ring van 23 februari 1967. Zonder bespreking en hoofdelijke stemming wor den deze notulen vastgesteld. 2. Ingekomen stukken. a. het door Gedeputeerde Staten van Zeeland goedgekeurde raadsbesluit van 26 januari 1967, inzake grondtransacties met de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindho ven; b. besluiten van Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 20 februari 1967, tot goed keuring van de volgende begrotingen: gemeentelijk woningbedrijf voor het dienst jaar 1966; gemeentelijk grondbedrijf voor het dientsjaar 1966, inclusief de le, 2e, 3e, 5e en 7e t/m 12e wijziging; de dienst voor maatschappelijke zorg voor het dienstjaar 1966, inclusief de le t/m 4e wijziging; de dienst voor openbare werken voor het dienstjaar 1966, inclusief de le t/m 9e wijziging; c. brieven van Gedeputeerde Staten van Zee land, met ontwerpbesluiten tot wijziging van de bezoldigingsregelingen gemeente secretarissen en gemeente-ontvangers; d de bij Koninklijk Besluit van 20 januari 1967 goedgekeurde Verordening Reinigings rechten, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 november 1966; e. controle-rapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen der Vereniging van Nederlandse Gemeen ten; f. verslag van de vergadering d.d. 14 maart 1967 van de commissie voor het onderwijs; g. verslag van de vergadering d d. 16 maart 1967 van de commissie voor de gemeente- financiën; h. motie van de gemeenteraad van Breskens d.d. 27 januari 1967, inzake het systeem van procentuele loonsverhogingen; 1. vragen inzake de Oostelijke Kanaalarm, gesteld door de heer J. A. de Feijter. De heer De Feijter: Mijnheer de voorzitter, ik kan er mee instemmen dat de door mij gestelde vragen omtrent de demping van een gedeelte van de oos- teliike kanaalarm in handen van burgemeester en wethouders worden gesteld voor het uitbrengen van advies. Zou dit advies nog in de volgende ver gadering aan de orde kunnen komen De Voorzitter: Dat is de bedoeling. De heer De Meijer: Mijnheer de voorzitter, !k zou het op priis stellen indien daarbij tevens een tekening wordt overgelegd, waarop zijn aange geven de mogelijkheden tot het aanleggen van par keerruimten, b.v. langs de Herengracht, maar vooral in het Java, het toekomstige stadhuisplein en de vissershaven. Alsdan kan worden bekeken wat er tegenover het niet-dempen van de Heren gracht staat. De Voorzitter: In de volgende vergadering komt dit aan de orde, 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop van gronden, benodigd voor uitvoe ring van de eerste fase van de verlenging In valsweg Zuid. De heer Huijbrecht: Mijnheer de voorzitter, dat ik bij dit agendapunt het woord vraag heeft een m.i. wat onaangename reden, maar ik vind het niettemin toch wel noodzakelijk hierop nader in te gaan. Mijnheer de voorzitter, het is een volkomen menselijke eigenschap om het bezit, vooral het financiële bezit, zoveel mogelijk te vergroten. Uit dien hoofde is het wellicht verklaarbaar, maar toch wel af te keuren, dat grondeigenaren transacties afsluiten en fruitbomen planten op gronden, waar van zij aannemen, dat deze binnen kortere of lan gere tijd voor industrievestiging of stadsuitbreiding gebruikt zullen worden. Dat alles wordt dan ge daan, mijnheer de voorzitter, om een hogere ver goeding bij onteigening of verkoop te kunnen be dingen. Ik zeg nogmaals, het is laakbaar maar wel begrijpelijk. Het is echter een heel andere zaak,, indien de grondeigenaar gemeenteraadslid is en de koopster van die gronden de gemeente is, die hij mede bestuurt. Dan wordt het een geheel andere zaak. Indien hij dan fruitbomen plant en trans acties afsluit met de bedoeling een hogere vergoe ding te bedingen, dan geeft hij niet alleen een slecht voorbeeld aan zijn mede-inwoners, maar dan han delt hij naar mijn mening ook in strijd met de be doelingen van zijn raadslidmaatschap, hetwelk toch wel andere eisen en normen stelt dan die welke gelden voor normale inwoners. Het gaat hier om de heer De Feijter, hetgeen U wel duidelijk is. Uit de stukken, die bij dit agen dapunt ter inzage lagen, heb ik sterk de indruk gekregen ik citeer een gedeelte van hetgeen ik hierover in de vergadering van de commissie voor de gemeentefinanciën heb gezegd dat de bomen, die in 1963 en 1965 zijn geplant, geplant zijn met als oogmerk bij eventuele aankoop voor de gemeen te te zijner tijd aanspraak te kunnen maken op een hogere vergoeding dan bij de bestaande wijze van gebruik het geval zou zijn. Ik wil er op wijzen, mijnheer de voorzitter, dat de heer De Feijter als lid van de raad zijn wetenschap omtrent de plannen van de gemeente' over toekomstige uitbreidingen heeft gebruikt om de exploitatie van zijn bedrijf op zodanige wijze te veranderen, dat er daarvan bij aankoop te zijner tijd financiële voordelen zou kunnen verwachten. Ik vind dat, mijnheer de voor zitter, voor een raadslid een twijfelachtige zaak. Bovendien heeft hij zijn eigen grond op 13 maart 1965 nog eens verpacht aan zijn toen nog wel zeer jonge zoon. Ik vind dat een zeer ongebruikelijke zaak, maar ook weer, naar mijn gevoelen, om daar boven nog een* de pachtersvergoeding te kunnen ontvangen. De structuurschets, waarin het plan „Oude Vaart" reeds aangeduid stond, was in 1961 aan de raad al informeel bekend. Het bestemmingsplan in hoofdzaak is in 1965 gewijzigd, in het voorjaar, en de wetenschap, dat de invalsweg nog eens ver lengd zou moeten worden hadden wij al wat langer. Mijnheer de voorzitter, ik ben van mening dat de gemeente opzettelijk en met voorbedachte rade voor duizenden guldens is benadeeld. Het is wel niet in strijd met enig voorschrift of wettelijke bepaling, maar ik dacht wel in strijd met de moraal. Dergelijke handelingen betekenen hogere grond prijzen en hogere huren. Ik ben nog eens in de notulen van de raadsver gaderingen gedoken. In de notulen van de begro- tingsvergadering van 1965 wordt vermeld, dat de heer De Feijter zegt, dat er van zijn fractie geen voorstellen zijn te verwachten, die de begrotings positie zouden verslechteren. In 1966 zegt hij over de begroting: „Wij hopen, dat de geraamde uit- gavenpositie zo doelmatig mogelijk zullen worden aangewend". Als dit dan, mijnheer de voorzitter, de uitleg is, die de heer De Feijter aan zijn woorden geeft, dan vind ik dat toch wel niet helemaal fraai. Mijnheer de voorzitter, ik vind dat een duidelijke uitspraak hier gewenst is, omdat de kiezers anders zouden denken, dat raadsleden elkaar bevoordelen ten koste van de gemeenschap en daarvoor willen wij waken. Wetende dat hij dit zou gaan doen, had de heer De Feijter naar mijn overtuiging daaruit conclusies moeten trekken en zich niet herkies baar moeten stellen als raadslid. Ik vind het niet nodig, mijnheer de voorzitter, om een motie van wantrouwen in te dienen: ik vind dat de heer De Feijter gelegenheid moet hebben om alsnog hieruit consequenties te trekken, maar ik geloof wel de raad in overweging te moeten geven te bezien of de heer De Feijter nog wel toelaatbaar is als lid van raadscommissies in deze gemeente. Hierbij, miinheer de voorzitter, wil ik het in eerste instan tie laten. De heer Ramondt: Tot mijn spijt ben ook ik ge noodzaakt enkele opmerkingen te maken. Het tijd stip, waarop het college van burgemeester en wet houders dit ontwerp-besluit in de raad heeft ge bracht, namelijk meerdere weken, nadat al met de feitelijke uitvoering van de werken is begonnen, getuigt m.i. niet van voldoende zorgvuldigheid inzake de positie waarin nu de raad als besluit vormend orgaan komt te verkeren. De gemeente raad wordt nu genoodzaakt het besluit, zoals het hier voor ons ligt, te nemen op straffe, dat anders het werk tijdelijk zou worden stilgelegd met alle voor de gemeente nadelige financiële gevolgen daaraan verbonden. Met name over de navolgende nnnten verzoek ik Uw college om een nadere ver klaring. Aangezien de plannen voor de verlenging van de invalsweg reeds lang door burgemeester en wet houders zijn voorbereid en de overname van het betreffende wegvak van de provincie reeds vorige zomer de raad is gepasseerd, verzoek ik U mede te delen, waarom niet gelijktijdig de nodige aan kopen voorbereid en in de raad gebracht zijn. Ik stel dit mede hierom, omdat wij in het verleden ook geconfronteerd zijn met een te trage voorbe reiding van de grondaankopen. Ik wil er daarom nogmaals od aandringen om in dezen tijdig de nodige voorbereidingen te treffen. Uit de hij de stukken gevoegde voorlopige koop overeenkomst blijkt dat deze reeds begin februari is gedateerd. Waar op 23 februari een raadsver gadering is gehouden, is miin vraag, waarom deze zaak niet aan de agenda van die vergadering is toegevoegd, temeer nu met de uitvoering van het werk enkele dagen daarna reeds is begonnen. Miin heer de voorzitter, tenslotte 'ben ik genoodzaakt óm de heer De Feijter te vragen of hij er mee be kend is dat de door hem uitgevoerde handelingen, met name het inplanten van fruitbomen in het voorjaar van 1965 en het verpachten van gronden aan zijn op dat moment nog in militaire dienst zijnde zoon, factoren zijn, welke de door de ge meente uit te keren schadeloosstelling verhogen. Indien de heer De Feijter hiermede bekend is, acht hij het dan met het raadslidmaatschap ver enigbaar om deze handelingen te verrichten. Ik zou hierop graag een rechtstreeks antwoord heb ben van de heer De Feijter, omdat dat mede be palend is voor de positie, die de heer De Feijter, naar mijn mening, in deze raad inneemt. De heer De Meijer: Mijnheer de voorzitter, ik wilde ongeveer hetzelfde opmerken als ook de heer Ramondt reeds gedaan heeft. Het is dus een feit, dat eigenliik al met dit werk begonnen is vóórdat de raad er mee geconfronteerd is voorwat betreft het aankopen van de nodige gronden. Ik neem aan, dat het bericht van toewijzing van financiële mid delen voor uitvoering van het tweede gedeelte van de invalsweg vrij onverwachts is binnengekomen, in ieder geval veel vroeger dan verwacht was. Ik vraag me echter toch af of deze toewijzing van financiële middelen zou zijn ingetrokken, of dat men het ons kwalijk zou hebben genomen, indien wij de normale procedure hadden gevolgd en pas daarna met de eigenlijke werken begonnen waren. We hebben dit al eens meer gehad in mijn tijd als wethouder ook hoor en wij hebben toen ook wel eens zaken moeten doen, die wij in wezen be treurden, maar deze zaak vind ik toch wel een beetje uit de hand gelopen. Ik betreur dit en hoop, dat dit in het vervolg niet meer zal voorkomen. Vooral betreur ik deze gang van zaken omdat er aan deze transacties, naar mij is gebleken, nog al wat vraagpunten vastzitten, hetgeen het geheel van deze zaak toch wel dubbel betreurenswaardig maakt. Wat betreft de opmerkingen over de heer De Feijter kan ik mij er mede verenigen, dat er morele bezwaren worden geopperd over de handelwijze van de heer De Feijter. Ik hoop echter, dat er geen motie van wantrouwen wordt ingediend. Mijnheer de voorzitter, ik heb deze gehele zaak nog eens nader onder ogen gezien en ik geloof dat hem, alles in ogenschouw genomen, ook zijn raads lidmaatschap, eigenlijk geen ontoelaatbare dingen kunnen worden verweten. Hij heeft gedaan, wat een andere inwoner van Terneuzen, een andere eigenaar van gronden in die omgeving, óók zou gedaan hebben. Ik kan ook niet inzien, dat hij hier bij gebruik heeft gemaakt van gegevens, die hij alleen uit hoofde van zijn raadslidmaatschap kon weten. Ieder ander, die in die buurt woont, heeft dit toch zien aankomen. Indien de heer De Feijter sinds 4 of 5 jaar niet meer lid van de raad zou zijn ge weest, denk ik dat hij niet anders gehandeld zou hebben. Ik meen dan ook, dat wij ten aanzien van het al of niet laakbare van deze handelingen het morele en het werkelijk juridische uit elkaar moe ten houden. Eigenlijk kan hem juridisch niets ver weten worden. Een ander geval is dit, dat wij als raadsleden, de een meer, de ander minder, er voor ons zelf van overtuigd ziin, dat wij dit niet precies zo gedaan zouden hebben, zoals de heer De Feijter het in dit geval gedaan heeft. Ik geloof, dat ik het verder wel aan de heer- De Feijter kan overlaten om. waarnodig, zijn eigen overtuiging uiteen te zetten. De Voorzitter: De heer De Feijter heeft wel eer der het woord gevraagd, maar het is wellicht beter, dat de heer Dieleman, die ook te kennen heeft ge geven iets naar voren te willen brengen, eerst spreekt. Mijnheer De Feijter, hebt U daartegen bezwaren De heer De Feijten Helemaal niet, mijnheer de voorzitter. De heer Dieleman: Mijnheer de voorzitter, ik had hetzelfde willen zeggen als hetgeen de heer Ra mondt naar voren bracht. Ik kan me daarbij geheel aansluiten. De heer De Feijter: Mijnheer de voorzitter, inge volge de bepalingen van de gemeentewet zal ik mij van stemming onthouden bij een eventuele mon delinge stemming over dit agendapunt, voorzover mijn familieleden of ikzelf hierbij betrokken ben Het was voorts mijn bedoeling om niet deel te nemen aan een discussie over deze punten, omdat dit een eventuele stemming zou kunnen beïnvloeden en dat mag natuurlijk niet. Daar ben ik van over tuigd. Indien U, mijnheer de voorzitter, het niet buiten de orde acht, wil ik, nu door enige heren, de heren Huijbrecht en Ramondt in het bijzonder, mijn naam is genoemd, graag op enkele punten iets nader ingaan. Indien U, mijnheer de voorzitter, het tenminste goed vindt. De Voorzitter: Ik heb hiertegen geen bezwaar. De heer De Feijter: Allereerst het voorstel op zichzelf. Hierin kunnen we lezen: „Met enige eige naars is overeenstemming bereikt omtrent de aan koop van hun eigendommen, alsmede met enige pachters inzake de pachtersvergoeding, een en ander conform de bij de raadsstukken ter inzage liggende voorlopige koopovereenkomsten tot ont binding van de pacht". Hoe deze overeenstemming is bereikt, wil ik graag eerst mededelen. De betreffende percelen zijn door twee schattingscommissies geschat, na melijk een schattingscommissie van de belangheb benden en een schattingscommissie van de ge meente. Deze kwamen tot vrijwel gelijkluidende conclusies, die in de vorm van een rapport bij de stukken ter inzage liggen. Dit was dan tevens de basis van overeenstemming zoals in het voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeen teraad wordt gesteld. Ik dacht dat dit een normale gang van zaken is. De gemeenteraad kan dit voorstel aannemen of verwerpen. Bij verwerping wordt de prijs dan na een procedure door de rechtbank vastgesteld. De gemeente zal, bij aanneming van het voorstel, het gekochte aanvaarden zoals het is. Letterlijk staat er in de verschillende koopovereenkomsten: „het gekochte onroerende goed zal aan de koper worden overgedragen in de staat, waarin het zich thans bevindt, met alle lusten, lasten en bezwa ren". Eigenlijk zou hiermede de kous af zijn. Mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van dit voorstel is de opmerking gemaakt, dat ik bomen geplant zou hebben toen ik wist dat het betreffende perceel in een uitbreidingsplan zou komen te lig gen. Dat is juist, maar dat was ook niet verboden. Door burgemeester Rijpstra is dit indertijd al ver teld bij het 50-jarig bestaan van de Woningbouw vereniging. Dat wist iedereen en het planten van bomen was niet verboden. Het laatste perceel bomen, dat ik als fruitteler heb ingeplant, in plaats van een hoogstam-boom- gaard, was in de winter van 1964-1965. Het inplan ten van fruitbomen is eerst verboden met ingang van 15 februari 1966. Dit verbod was één jaar gel dig en verviel dus op 15 februari 1967. Met ingang van 15 maart 1967 is dit verbod opnieuw van kracht geworden voor één jaar. Ik kan U verzeke ren, mijnheer de voorzitter, dat ik mij hieraan stipt gehouden heb. Een andere opmerking, gemaakt door de heren, is dat ik een perceel grond, dat mijn eigendom was, aan mijn zoon verpacht heb. Dat is juist, maar er is geen enkele wet of verordening, die dit ver biedt; anders zou ik het stellig niet gedaan hebben. Van de grond, die de gemeente de laatste jaren heeft aangekocht, was meer dan 90 verpacht. Ook dit is dus geen uitzondering op de regel. Het wordt ook geraden bij bedrijfsopvolging. De pach tersvergoeding ontvangt in dit geval mijn zoon en niet ikzelf. Dat is duidelijk dacht ik. De gang van zaken is dus, dat de gemeente de uitbreidingsplan nen, die thans bestemmingsplannen worden ge noemd, ter inzage legt. Dat is bij elke gemeente zo en dat is ook hier zo gedaan. Dan beginnen voor diegenen, die in een dergelijk plan hun bedrijf heb ben, de moeilijkheden in de bedrijfsvoering, omdat tal van zaken verboden zijn. Dat is ook helemaal niet onlogisch. Aan de gewijzigde omstandigheden moet men zijn bedrijf aanpassen of men nu ge meenteraadslid is of niet. Dat blijft hetzelfde, na tuurlijk binnen de mogelijkheden die de voor schriften toelaten. Degenen die hun bedrijf in een plan hebben weten ook niet wanneer de gemeente hun grond nodig zal hebben. Voor wat betreft de Triniteitspolder wilden enkele mensen weten, wanneer de gemeente hun gronden zou aankopen, in verband met de ver schillende plannen die zij met deze grond hadden. De Gewestelijke Raad van het Landbouwschap heeft aan het college van burgemeester en wethou ders deze vraag voorgelegd en gezegd „Wat willen jullie?" Het antwoord was ik heb er geen kritiek op, want het was volkomen logisch in een brief aan het Landbouwschap: „als antwoord op Uw bovenvermelde brief moeten wij U mededelen, dat het ons college voorshands niet mogelijk ls te over zien wanneer tot aankoop van de gronden in het uitbreidingsplan „Oude Vaart" kan worden over gegaan". En dit is juist voor velen de grote moei lijkheid, mijnheer de voorzitter. Dit vereist ook van de betrokkenen bepaalde maatregelen, die normaal niet genomen zouden worden, binnen het raam van de wet, dat wil ik toch wel nadrukkelijk stel len. Maar dit alles vindt zijn oorzaak in het feit dat de gemeente het bestemmingsplan ter inzage heeft gelegd. Dat vind ik helemaal niet onlogisch, dat kan zelfs nodig zijn, maar het heeft zijn con sequenties, èn voor de gemeente, èn voor de betrok kenen. Dus wanneer ook gronden van een raadslid hierin vallen, wordt er ook voor een raadslid geen uitzonderingspositie gemaakt, dat is iedereen wel duidelijk, maar anderzijds zal ook het raadslid dezelfde maatregelen voor zijn bedrijf moeten nemen, die ieder ander neemt. Dat is ook duidelijk, dacht ik. Mijnheer de voorzitter, bij deze opmer kingen zou ik het in eerste instantie willen laten. Ik wilde nog iets zeggen over een paar vragen van de heer Huijbrecht, maar ik kan misschien beter wachten tot de tweede instantie. De Voorzitter: Het is wellicht het beste, indien U dat nu doet. Dan is het voorlopig afgerond. De heer De Feijter: Dat is inderdaad zo. De heer Huijbrecht heeft ook nog een paar zinsneden uit de algemene beschouwingen van de begrotingen 1965 en 1966 aangeroerd. Deze gingen dus over de doel matige besteding van overheidsgelden. Mijnheer de voorzitter, daar ben ik natuurlijk voor. Deze weg wordt daar aangelegd, want daar gaat het tenslotte toch om. Ik vind het erg jammer, dat ik liever niet gedaan. Maar ik ben van de noodzaak, liever niet gedaan. Maar ik men van de noodzaak, dat aldaar een vierbaansweg moet komen, volledig overtuigd. Daarom is deze zaak bij minnelijke schikking geregeld. Het geld, dat dus besteed wordt voor het maken van deze weg, dat acht ik inder daad doelmatig. Als U dat geval dus op het oog hebt. Mijnheer de voorzitter, ik wil het hierbij laten. De heer Van Breda Vriesman: Mijnheer de voor zitter, het spijt me dat ik een beetje later in deze vergadering kwam, maar er was iets tussen ge komen. Wij hebben deze zaak in de financiële commissie bekeken en wij waren vrij unaniem van oordeel, dat dit niet goed lag. Nu heeft de he.er De Feijter uitdrukkelijk onderstreept hetgeen de heer De Meijer aan één stuk door beweerd heeft. Juridisch zit de heer De Feijter goed. Er is geen speld tussen te krijgen. Moreel als raadslid zit hij fout. Ik geloof, dat dit ongeveer de mening is van het merendeel van de raad. De heer De Feijter spreekt van lusten en lasten. De lusten zijn herplant, een eindje verder, en die kunnen we dan over een poosje overnemen. Dat gaat maar om een paar honderd bomen, dat is dan ook niet zo erg, maar in ieder geval zullen we twee keer de prijs moeten betalen. Dit was twee jaar geleden bij een ander raadsbesluit t.a.v. een andere transactie niet juist geacht. Wij zijn nu eigenlijk voor een fait accompli ge steld. Er was reeds een begin van uitvoering ge maakt met het rooien van de bomen. De oude zijn verbrand en die herplantbaar waren, zijn herplant. De aannemer heeft zijn materiaal ingezet en indien hij stoppen moet, zal de gemeente aansprakelijk worden gesteld. Dat is dus de reden dat de finan ciële commissie heeft gesteld, dat alles wat wij hier zouden ondernemen, b.v. om het maar op ont eigening te laten aankomen, de gemeente onge twijfeld meer geld zal kosten. Maar alles en alles tesamen vinden wij dit niet fraai en ik wil nog even de punten benadrukken die mij speciaal niet liggen. Ik vind het persoonlijk een vreemde zaak, dat een eigenaar-gebruiker zijn 21-jarige zoon, die in militaire dienst was, een pachtcontract in de maag splitst, wetende dat er een aankoop of ont eigening door de gemeente zal komen. Voorts zijn er bomen geplant, waarvan absoluut zekerheid bestond, voor 100 nu ja, misschien voor 99 dat betrokkene daarvan nooit fruit zal plukken, terwijl er bovendien bomen herolant zijn. Vreemd vind ik ook dat de heer De Feijter niet de conse quenties heeft getrokken die hij mogelijk had moe ten trekken uit het feit, dat hii in deze zaak betrok ken is. Ik geef de heer De Feijter direct toe, dat iedere andere burger van Terneuzen, maar géén lid van dit college, dit had kunnen en mogen doen. Ik beschouw dit als een aantasting van de waardig heid van Uw raad. Ik heb gezegd. De heer De Vos: Mijnheer de voorzitter, U zult begrijpen dat ik mij wil beperken tot de opmerkin gen, die gemaakt zijn naar aanleiding van het be ginnen aan de werkzaamheden vóórdat de gemeen te eigenares was van de nodige gronden. Er is ge steld, dat deze grond eerder aangekocht had moe ten worden. Achteraf bekeken, kan ik dit natuur lijk alleen maar onderschrijven. Het is bekend, dat we juist vorig jaar, toen we met de onderhande lingen al bezig waren zoals de heer De Feijter zei waren er al schattingen gedaan door beide par tijen genoodzaakt waren mede te delen, dat niet gezegd kon worden wanneer tot aankoop van de gronden in het bestemmingsplan kon worden overgegaan, zulks op grond van financieringsmoei lijkheden die toen ontstaan zijn. Voor wat betreft de weg is er besloten door de raad om de verlen ging uit te doen voeren. Er kwam een subsidietoe zegging, inderdaad wat eerder dan wij hadden ver wacht, omdat wij dachten dat er door de bestaande financieringsmoeilijkheden ook ten opzichte van dit werk vertragingen op zouden treden. Dat is echter gelukkig niet het geval geweest en we moes ten dan ook met het werk beginnen. U weet, dat een aannemer gehouden is om zijn aanbieding ge durende één maand gestand te doen. Deze termijn kan nog eens verlengd worden, maar dat kan na tuurlijk niet onbeperkt voortduren. Het was be slist noodzakelijk, dat met de aanleg werd begon nen. Nu moet men overigens beslist niet denken, dat dit de aankoopprijs en de pachtersvergoeding beïnvloed heeft. Deze bedragen zijn door de com missies in onderling overleg neem ik aan - bepaald. De schattingsrapporten, waarvan U inzage hebt kunnen verkrijgen bij de raadsstukken, zijn van onze eigen commissie en in overeenstemming daarmede is tot een voorlopige overeenkomst ge komen. Nu kan men dus van mening zijn, dat de schattingen wat aan de hoge kant zijn ik ben eigenlijk ten aanzien van bijna iedere schatting die mening toegedaan maar dat is een andere zaak, welke wij niet kunnen beïnvloeden. Ons col lege heeft hierover natuurlijk ook gesproken, maar het is nu eenmaal zo, dat de schatters te werk gaan op grond van de bepalingen van de Onteigenings wet en daaraan is maar heel weinig te veranderen. U moet dus heus niet denken dat, wanneer we niet met dit werk zouden zijn begonnen en we zouden de gelegenheid alsnog krijgen om tot onteigening over te gaan, alsdan met déze schattingsrappoften achter de hand voordeliger uit zouden zijn dan nu het geval is. Wat dat betreft kan men dus ook niet zeggen, dat wij nu met de rug tegen de muur staan, want anders zouden we dit niet doen. Mijnheer de voorzitter, er zijn nog opmerkingen gemaakt over de juridische kant van deze zaak. Het spreekt vanzelf dat, wanneer de juridische kant van deze zaak fout zat, dan dit voorstel hier niet zou liggen. Daarvan kan men volkomen zeker zijn. Aangezien deze kant van de zaak, ook naar onze mening, niet fout ligt, is er geen enkel be zwaar om dit voorstel te doen. Ook bij een ont eigening zo'i uitgegaan worden van de feitelijke situatie, zoals die er nu is. Hoe die situatie is ont staan zegt juridisch natuurlijk niets. Deze situatie is er en op grond daarvan moeten wij nu deze aankoopprijs betalen en op grond daarvan moeten wij ook de pachtervergoeding betalen. De heer Huijbrecht: Mijnheer de voorzitter, ik heb aandachtig geluisterd naar hetgeen de heer De Feijter over deze zaak te zeggen had. Ik moet U zeggen, dat ik er niet veel wijzer van geworden ben. Hij heeft gezegd, dat het nu eenmaal zo gaat met sommige dingen. De kern van de vraag, die hem gesteld is, daar heeft hij rond gedraaid, als een kat om de hete brei. Wij hebben hem dus ge vraagd, of hij bomen geplant heeft in deze grond, met de bedoeling daardoor een hogere vergoeding te verkrijgen en of hij grond heeft verpacht aan zijn zoon met de bedoeling om ook daardoor nog een hogere vergoeding te ontvangen. Dat is de kern, mijnheer de voorzitter. Meer wilde ik er nu niet van zeggen. De heer Ramondt: Mijnheer de de voorzitter, Ik heb dus twee concrete vragen gesteld aan de heer De Feijter en daarop heb ik geen antwoord ont vangen. Daarnaast heb ik nog een vraag gesteld aan het college, namelijk of het mogelijk was ge weest deze zaak in de februari-vergadering aan de orde te stellen. Persoonlijk ben ik het niet eens met uitspraken, die gedaan zijn bij monde van de heren De Vos en Van Breda Vriesman. Ik be twijfel namelijk of deze handelingen rechtsgeldig zijn. De schattingscommissie als zodanig oordeelt naar de feitelijke situatie, maar de aankopende instantie kan beoordelen, dat er handelingen zijn verricht om de waarde van het aan te kopen goed te verhogen. Schattingscommissies beoordelen niet de rechts geldigheid van pachtovereenkomsten of van boom- aanplantingen uit het oogmerk of deze handelin gen zijn gedaan met de bedoeling om hiermede een te verwachten schadeloosstelling te verhogen. De aankopende instantie dient hierover zelf een oordeel te vormen en bij eventuele twijfel daar omtrent, dient dit element uit de schadeloosstel ling te worden gelicht. Het is herhaaldelijk voor gekomen, dat bepaalde overigens geldige overeen-

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1967 | | pagina 6