WIE IS ER VOOR EEN
VASTE PAASDATUM
WERELDRAAD VAN KERKEN PEILT MENINGEN
Zaterdag 25 maart 1967
DE VRIJE ZEEUW
Pagina 11
Verlies
Winst
Spreiden
Te duur
Vliegvakantie
1967
1
8
15
22
29
2
9
16
23
30
3
10
17
24
31
4
11
18
25
5
12
19
26
6
13
20
27
7
14
21
28
NEEMT HOGE VLUCHT
Wij, Nederlanders, aanbidden het reizen en trek
ken. Wij houden er van te onderzoeken hoe andere t
volken leven en werken. Maar nog meer bijna
interesseren wij ons voor het economisch leven
in andere naties. Dat wordt duidelijk uit de ruime
verscheidenheid van artikelen, die wij in den
vreemde kopen. Buitenlandse produkten hebben
een bijna magische invloed op Nederlanders. Ook
binnen de grenzen tonen wij veelal een voorkeur
voor hetgeen van vreemde kusten komt.
Wij koketteren met Schotse stoffen, Engelse bis
cuits en jams, Italiaanse vermouth, Spaanse sherry
cn Zweedse lucifers. Daarom zenden soms onze
fabrikanten eerst hun produkten naar het buiten
land om ze daarna, getooid met indrukwekkende
vreemde stempel, weer te importeren en dan in
Nederlandse winkels te verkopen.
Met name heeft de welvaart van de laatste jaren
onze onbewust aanwezige kosmopolitische drang
lucht geboden en tallozen reizen naar Afrika, het
midden-oosten of maken een zeereis (cruise zegt
de Nederlander) langs aantrekkelijke landen.
De tijd van deviezen verdienen aan het toerisme
ia voorbij. Tot 1963 maakten wij een batig saldo
in het toeristenverkeer. Vreemdelingen gaven
meer uit in Nederland dan wij als Nederlanders
in den vreemde verteerden. Dan kruisen de lijnen
elkaar en dragen wij de vreemde betaalmiddelen
het land uit.
In 1965 brachten wü meer dan elfhonderd miljoen
gulden naar andere landen, die ons op hun beurt
begunstigden met bijna een miljard. Legden wij
er toen reeds meer dan honderd miljoen op toe,
in 1966 is het tekort verdrievoudigd. De inkom
sten uit deviezen waren toen een miljard, de uit
gaven driehonderd miljoen hoger.
Waarom komen wij steeds meer achterop in het
scheppen van een economisch toeristisch even
wicht? Allereerst is de welvaart in Nederland in
de laatste jaren snel gestegen, vooral bij de werk
nemers. Hoewel wij verwoede spaarders zijn van
huis uit komen steeds meer mensen tot de ont
dekking dat zij zichzelf tekort doen wanneer zij
hun blik tot eigen land beperken. Dit is overigens
een bemoedigende ontwikkeling. De eng-denkende
Nederlander moet uit het internationale woorden
boek verdwijnen.
Daarnaast beginnen wij langzamerhand in alle
kringen meer vakantietijd te krijgen. In 1954 ging
41 van ons volk met vakantie. Tien jaar later
had 54 */o een rustperiode buitenshuis en in 1967
gaat stellig meer dan 60 een andere omgeving
opzoeken om, althans in naam, een poosje uit te
rusten.
Uit velerlei oogpunt bezien is dit een gunstige
ontwikkeling, die zeker niet moet worden afge
remd. Vergeten wij niet dat uit de verovering van
het buitenland talloze niet te salderen economi
sche contacten groeien, die op allerlei fronten hun
winst opleveren.
Het tekort op onze toeristenbalans wordt aan een
reeks van oorzaken geweten. Wij kunnen aller
eerst de prijsstijging noemen, die in de vreemde
lingenindustrie sterk voelbaar is. Men gaat heus
nitk mear naar Nederland om voor een koopje
met vakantie te gaan. Eerder moeten wij consta
teren dat duizenden landgenoten buiten de gren
zen een goedkopere (en warmere) vakantie kun
nen doorbrengen dan in eigen land, soms de reis
kosten inbegrepen. Dit moet onze hotellerie en
pensionbedrijven met alles wat daarbij hoort tot
nadenken stemmen.
Het feit dat wij een tekort aan hotelruimte heb
ben om vooral de beter betalende anglicanen het
nodige comfort te geven, ontlast ons niet van de
vraag waarom toch nog zoveel bedden in vele
delen van het land onbeslapen blijven in het
drukste seizoen. Het kan er ons wellicht voor
wakker maken dat de binnenkomende toeristen
meer over de verschillende delen van het land
moeten worden gespreid en niet alleen naar Am
sterdam, Madurodam of Volendam en Marken
moeten worden gelokt.
In 1966 steeg het inkomend buitenlands toerisme
voor ons land met 4 terwijl het gemiddelde in
de meeste landen 7 °/o bedroeg. Wij moeten daar
over niet jammeren met de wijsvinger op het
tekort aan eerste-klas hotels.
Ons hotel- en restaurantapparaat is te duur. Het
komt niet door het vragen van te hoge prijzen,
maar vooral door de inefficiency in het hotel
wezen, serveren van maaltijden duurt te lang en
geschiedt met te veel omhaal. Er zijn te weinig
hotels garni (alleen logies met ontbijt) en de vrien
delijkheid laat ook wel te wensen over in een aan
tal gelegenheden.
De overbevolking van onze gewesten en de reeds
enkele jaren voortwoekerende arbeidsschaarste
hebben vervolgens te veel onverschilligheid ge
kweekt. Er liggen vrachten vuilnis langs en op
onze wegen. Stranden en bossen zijn vervuild door
onzindelijk binnenlands toerisme en gebrek aan
een reinigingsorganisatie. Wie wil nu vakantie
houden op een vuilnishoopWij zullen daarop
moeten letten.
Ons verre toerisme begint zich pas goed te ont
plooien met name in de vorm van vliegreizen.
Vorig jaar gingen 175.000 Nederlanders met vakan
tie de lucht in. Dit jaar zal men wagen om het
kwart miljoen te halen. Hoe massaler dit verkeer
wordt, des te lager zullen de prijzen daarvoor
worden. En dan kunnen er nog meer mensen het
vliegtuig betalen.
De angst voor de lucht is achterhaald door die
voor de autoweg. Het gezin van de vliegende Hol
landers begint groot te worden. En na de vlieg
vakantie begint de gedachte baan te breken om in
voor- of najaar nog eens korte vakanties dicht bij
huis door te brengen, bijvoorbeeld in eigen land.
Ziehier prachtkansen voor onze randprovincies,
want de rust begint een gewaardeerd artikel te
worden. De vreemdelingenindustrie op het platte
land staat nog maar aan het begin van de ont
wikkeling. Dit jaar kan zij weer een flinke bij
drage leveren aan haar ontwikkeling door haar
dienstverlening te verbeteren. Want het vakantie-
bedrijf gaat nog veel hoger vliegen. Geen recessie
zal het meer kunnen miniseren.
De Wereldraad van Kerken heeft in een brief aan alle aangesloten kerken gevraagd
of zij zich willen bezinnen op het instellen van een vaste datum voor Pasen. De
rooms-katholieke kerk heeft er geen bezwaar tegen, zo is gebleken tijdens het tweede
Vaticaanse concilie, mits ook de andere christelijke kerken er mee instemmen.
De hervormde synode stelt voor, Pasen elk jaar te vieren op de zondag die tussen de
10de en de 16de april valt. Dit impliceert dan, dat Pinksteren „vast" komt te liggen
tussen de 29ste mei en de 4de juni.
Komt het tot invoering van een vaste datum voor Pasen, dan zal daarmee het laatste
restje heerschappij van de maan over onze kalender verdwijnen. Tot nu toe valt Pasen
op de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente.
CONCILIE
Dit is zo vastgesteld door het concilie van Nicaea (Klein-Azië) in het jaar 325. De
koppeling van het paasfeest aan de schijngestalte van de maan had het grote prak
tische voordeel dat de pelgrims die op weg waren ter viering van het paasfeest, zeker
zouden zijn van verlichte nachten.
Het gevolg hiervan is echter, dat de paasdatum tot nu toe op grillige manier heen en
weer schuift in onze kalender. Ons kalenderjaar van 365 dagen (eens in de vier jaar
366) telt namelijk niet een geheel aantal z.g. synodische maanomlopen. Een synodi
sche maanomloop Is de tijd die de maan nodig heeft om weer de zelfde schijn
gestalte te bereiken. Deze tijdsduur bedraagt gemiddeld 29.5306 middelbare zonne
dagen. (De toevoeging „synodisch" is nodig omdat er ook andere definities van het
begrip maanomloop bestaan, zoals b.v, de „siderische"; dit is de tijd die de maan
nodig heeft om, uitgaande van een bepaalde positie tussen de sterren, dit punt op
nieuw te bereiken. Dat duurt gemiddeld 27.3217 middelbare zonnedagen).
MAAND SPELING
Deze afhankelijkheid van de maan leidt er toe dat de paasdatum kan variëren tussen
22 maart en 25 april, een periode van 35 dagen. Dit jaar valt Pasen vroeg (26 maart),
maar in de komende tien jaar zullen de meeste paaszondagen in april vallen; in 1973
pas op 22 april. Pinksterzondag valt in dat jaar dus op 10 juni.
Onze moderne tijd heeft de maan niet meer nodig als bron van verlichting tijdens
nachtelijke reizen. Het lag dus voor de hand dat er voorstellen zouden komen om
Pasen los te koppelen van de schijngestalte van de maan en een (min of meer) vaste
paasdatum in te voeren.
Geheel vast kan deze niet worden, althans niet zolang wij de nu in gebruik zijnde
kalender blijven hanteren. In deze Gregoriaanse kalender valt een gegeven weekdag
elk volgend jaar op een andere datum (vandaar „tussen 10 en 16 april" in het paas-
voorstel van de hervormde synode).
WERELDKALENDER
Een werkelijk vast liggende paasdatum zou er pas kunnen komen na een vrij in
grijpende hervorming van de kalender, bijvoorbeeld in de zin van het ontwerp dat
een aantal jaren geleden ter tafel heeft gelegen bij de Verenigde Naties.
Dit ontwerp verdeelde het jaar in vier kwartalen van onderling gelijke duur (elk 91
dagen, samen dus 364) met aan het einde een dag-zonder-datum, een z.g. blanco dag.
In schrikkeljaren zou een soortgelijke blanco dag worden ingelast na de laatste
zaterdag van juni.
In dit ontwerp begint elk nieuw jaar op een zondag en ook elk nieuw kwartaal (91 is
namelijk een veelvoud van 7. zodat elk kwartaal een geheel aantal weken telt). De
eerste maand van elk kwartaal krijgt 31 dagen, de twee volgende elk dertig.
AFWIJKINGEN
Op die manier ontstaat er een gelijkmatig ritme (31-30-30, viermaal herhaald) waarin
elke datum voortaan steeds op de zelfde weekdag valt (Kerstmis bijv. voorgoed op
maandag en dinsdag!).
Dit jaar, 1967, zou een goed jaar zijn geweest om deze herziene kalender in te voeren,
omdat 1 januari dit jaar inderdaad op zondag viel. Er leven echter bij sommige gods
dienstige groeperingen bezwaren tegen dit ontwerp, omdat het met zijn „blanco
dagen" het door velen als heilig beschouwde zevendaagse ritme verstoort. (Tussen
de laatste zondag van het oude jaar en de eerste van het nieuwe komen dan zeven
dagen te liggen in plaats van zes zoals nu.)
Voorlopig zal de paasdatum dus toch nog blijven schuiven.
GERTON VAN WAGENINGEN.