De weg naar Rome Gemeenteraad van Terneuzen Woensdag 11 januari 1967 Pagina 9 gehouden op donderdag 8 december 1966 DE VRIJE ZEEUW Komend voorjaar wordt de tiende verjaardag herdacht van het verdrag van Rome, de grond slag van de Euromarkt. Dat moet uiteraard in Rome gevierd wor den en premier Fanfani streeft ernaar daarvoor de regeringslei ders der zes lidstaten bij elkaar te krijgen. Niet alleen om het glas te heffen, maar vooral om af te spreken hoe. het verder moet. Punt één op de agenda van zo'n Eurotop zou dan ongetwijfeld Engelands toetreding zijn. Pre mier Wilson met zijn gevolg van secondanten heeft dan zijn ronde gemaakt langs de hoofdsteden en er zal dan enig inzicht bestaan in de problemen waarmee de Brit ten enerzijds en de zes ander zijds te maken krijgen als Enge land zo laat nog toetreedt tot de club, die dan haast automatisch ook nog een reeks andere E.F.T. A.-landen in zijn gelederen zal krijgen op te nemen. Bovendien kan de Eurotop zich dan ook gaan verdiepen in de vraag hoe het verder moet. In economisch opzicht is al heel veel verwezenlijkt van de plan nen der ondertekenaars van het verdrag van Rome, zij het lang niet alles. VERWATERD Intussen blijkt een groot stuk van de ideële grondslag van het E.E.G.-verdrag ook niet meer te leven. Het Europeanisme dat tien jaar geleden door Schuman, Adenauer en de anderen aan de dag werd gelegd, leeft ook bij de overlevenden van die groep niet meer zo. De Gaulle heeft een flinke scheut nationalisme door deze Europese wijn gedaan en het zou onzin zijn te beweren dat zijn partners die in alle opzichten met tegenzin hebben opgedronken. In heel Europa is het denken inderdaad meer nationalistisch geworden met een praktischer tintje wellicht ook, dan in 1948 te zien was. Dat is op zichzelf niet zo erg. Zonder het idealisme van toen was de E.E.G. nooit van de grond gekomen, met de wat beperkter tendenzen van nu hoeft ze ook niet aan de grond te lopen, al zal die Euromarkt er uiteinde lijk wat anders uit komen te zien dan aanvankelijk was bedoeld. Het idealistische doel dat tien jaar geleden gesteld werd heeft in elk geval als trekpaard gefun geerd. VERVAL Nu ziet men in menig Europees orgaan vooral in de kolen- en staalgemeenschap nogal wat vervalverschijnselen. Idealistisch of praktisch of hoe dan ook: wat nodig is is wel weer een verder doel waarheen gestreefd kan worden al dan niet met omwegen. En als dan Engeland met zijn aanhang van de E.F.T.A. ook in de club moet worden toegelaten, dan is het niet meer dan billijk dat die ook meehelpen dat elan voor de toekomst te leveren. Men zou dan ook tegen die tijd wel moeten weten of inderdaad de Britten lid worden ja of nee. Voor alle E.E.G.-leden is dat voornamelijk een technische kwestie, behalve dan voor Frank rijk. Men tast gewoon in het duis ter wat de generaal ditmaal zal doen. Vorig maal waren de Engelsen te zeer een vazal van de Ameri- kapen naar zijn zin, ze waren niet Europees genoeg. Dat was dan vooral vanwege hun nucleaire en algemeen militaire bijzondere relatie met de V. S. TE ZWAK? Thans is het strategisch inzicht van De Gaulle wel zo gewijzigd dat dit hem minder moet kunnen schelen. Een andere zaak is of hij Engeland gewoon ekonomisch niet te zwak vindt. Het is ten slotte al een tijd sukkelen met het pond. En zolang het pond een soort plaatsvervanger van het goud blijft in de wereldhandel, kan het pond nog vaak bedreigd worden. Het is trouwens bekend dat De Gaulle helemaal niet gesteld is op die extra-funktie van pond en dollar als wereldbetaalmiddelen. Het zou dus goed kunnen zijn dat hij-ditmaal als eis stelt dat Lon den afziet van deze speciale funk- tie van het pond. Een eis die Wil son onmogelijk kan accepteren. Wat de zes dan eventueel nog in Rome te bespreken kunnen heb ben is niet duidelijk. In tien jaar is de weg der zes naar Rome in grote trekken wel afgelegd en een nieuw reisdoel zal dan niet kunnen worden aan gewezen. Waarbij de E.E.G. dan het gevaar bedreigt dat ook zaken te goed kennen: er moet worden uitgebreid, want stilstand is in' een niet stilstaande wereld in feite achteruitgang. Bij oversteken verongelukt De 14-jarige L. G. Kolner uit Borne is zondag in de namiddag om het leven gekomen, toen hij op de fiets, met zijn negenjarig zusje achterop, de rijksweg in Borne wilde oversteken en daar bij door een personenauto werd aangereden. Zijn zusje werd le vensgevaarlijk gewond. (4. Vervolg) De voorzitter: Mevrouw, mijne heren, ik heropen de vergadering en geef gaarne het woord aan de wethouder van financiën. De heer Berbers: Mijnheer de voorzitter, U hebt namens het college van burgemeester en wethou ders Uw voldoening er over uitgesproken dat deze sluitende begroting zo veel waardering heeft gevonden. Dat het praktisch nieuwe college van burgemeester en wethouders onder zulk een ge lukkig gesternte geboren zou zijn, dat wij de ge meenteraad ook voor de komende jaren een slui tende begroting kunnen aanbieden, daar durven wij bijna niet aan denken. Gaarne wil ik in het algemeen iets over de voor ons liggende begroting zeggen en wel in enkele nuchtere, zakelijke feiten. De begroting voor 1967 is in evenwicht. Na de eerste begrotingswijziging, die straks nog aan de orde zal komen, blijft er een bedrag over van 36.981,voor onvoorziene uitgaven. Wij waren in de laatste jaren niet meer gewoon een sluitende begroting te hebben. De verklaring is niet zo moei lijk. Wat de uitgaven betreft kunnen wij stellen dat wij een reële begroting hebben, dat wil zeg gen de uitgaven zijn niet geflatteerd en ook niet overdreven. De kosten zijn beslist met de nodige zorg ge raamd. Alleen de kosten, waarvan wij weten, dat deze niet of althans niet in belangrijke mate op 1967 zullen drukken, zijn niet in deze begroting opgenomen. Ik doel hierbij op de exploitatielasten van het cultureel centrum, het zwembad enz. Al deze projecten zullen niet in 1967 zijn gerealiseerd. Het is dus reëel, deze ook niet in deze begroting te ramen. Dit alles neemt niet weg, dat de totale uitgaven toch belangrijk gestegen zijn, zodat hier in niet de verklaring ligt voor een sluitende be groting. De voornaamste oorzaak ligt hierin, dat wij voor 1967 belangrijk hogere inkomsten kunnen ramen dan bij de begroting voor 1966. Deze in komstenraming vertoont namelijk een stijging van 24 als gevolg van de stijging van het aantal inwoners en door de doorwerking van de uitgaven van de sociale dienst in de algemene uitkeringen in 1967. De uitkeringen in leder jaar worden bepaald door het gemiddelde van de drie voorafgaande jaren. In 1966 hebben wij vrij hoge kosten gehad, mede in verband met de bejaardencentra, zodat wij in 1967 mogen rekenen op gedeelte van die hogere uitgaven van 1966. Ook voor de begrotin gen van 1968 en 1969 zitten hierin nog gunstige perspectieven. In de derde plaats mogen wij voor 1967 rekenen op een hogere uitkering wegens de verhoging van de norm voor scholen en leermid delen. Deze stijgingen zullen ongeveer 70.000, bedragen. Bovendien kunnen wij in 1967 een uit kering van 7 in plaats van 6 gymnastieklokalen verwachten. Ook dit is een belangrijke stijging. Het grootste verschil met 1966 is wat de in komsten betreft echter gelegen in de verhoging van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, vooral door het verhogen van het percentage Uit was in 1966 156 en in 1967 mag worden gerekend op 176, waar nog bijkomt dat dit doorwerkt in de diverse verfijningen. Zo kan het onderdeel pro bleemgebieden-uitkering rond 30 000,hoger worden geraamd, terwijl de uitkering voor kleine stedelijke gemeenten ongeveer 230.000,zal zijn. De garantie-uitkering is hierbij wel komen te vervallen. Naast de uitkeringen van het rijk zijn ook de inkomsten uit de gemeentelijke belastingen aan zienlijk gestegen, alleen al door de invoering van de nieuwe rioolbelasting. Daar staan natuurlijk tegenover de hoge lasten van de afvalwaterleiding. Ik.meen, mijnheer de voorzitter, dat deze korte uiteenzetting voldoende duideliik naar voren laat komen, hoe wij nu met een sluitende begroting kunnen komen. Ik kan Uw raad verzekeren, dat wij er nauwgezet en met plichtsbetrachting voor zullen waken om deze begroting sluitend te hou den. Aan mij als wethouder van financiën zijn nog een aantal concrete vragen gesteld. In de eerste plaats zijn er enkele leden vSn de raad ik meen de heren Hol, De Meijer en Ramondt die er niet gerust op zijn dat het begrotingsevenwicht in 1967 kan worden gecontinueerd, gelet op de post onvoorzien na de eerste wijziging en de talrijke nog aan te vatten zaken. In de memorie van antwoord werd reeds mede gedeeld, dat verwacht wordt, dat het evenwicht zal kunnen worden gehandhaafd. Inderdaad zul len nog tal van zaken moeten worden aangepakt, maar aan de andere kant, zo is het college van mening, is het niet uitgesloten dat een hogere op brengst van bepaalde belastingen en rijksuitkerin gen wordt verkregen. Dit is in het verleden ook meestal het geval geweest. Wij mogen dan ook verwachten dat tegenover de nog niet te voorziene uitgaven hogere inkomsten staan. Het feit op zich dat wij dit jaar een sluitende begroting aan de raad kunnen aanbieden is tóch al een reden tot een zekere bliidschap,' omdat wij nu in ieder geval de zekerheid hebben met een sluitende begroting te kunnen starten. Dit is de laatste jaren nooit het geval geweest. Een andere kwestie, op mijn terrein liggend, werd naar voren gebracht door de heer Hol en ik heb begrepen dat dit niet de eerste keer is. De heer Hol mist namelijk een prioriteitenschema als begeleiding op de begroting en hij zou daarop de bouw van een nieuw stadhuis graag hoog geplaatst willen zien. De bouw van het stadhuis alszodanig behoort niet tot mijn competentie, maar wèl het prioriteitenschema. Mijnheer de voorzitter, ons college is er in wezen wel van overtuigd dat Iets dergelijks ge wenst zou zijn, want dan kunnen meer gericht be paalde plannen worden uitgewerkt. Het is nu eenmaal zo en ik wil hier dan maar aansluiten op hetgeen de heer Ramondt en ook de heer De Meiier bij hun algemene beschouwingen hierover hebben gezegd dat dit niet realiseerbaar is om dat inderdaad voor bepaalde projecten medewer king moet worden verkregen telkens van ver schillende departementen. Stel dat wij als gemeen teraad en als college van burgemeester en wet houders eerst en vóór alles een stadhuis willen zien tot stand komen, dan zouden wij ons daar mee zó vastzetten, dat andere dingen zonder meer voor jaren in de knel komen, terwijl wij nu trachten on alle fronten te werken en daarin een zekere combinatie aan te brengen. Hoezeer wij ook betreuren dat het niet mogelijk is, mijnheer de voorzitter, menen wii toch, dat wij ons bij deze situatie moeten neerleggen. De heer Hol informeerde voorts nog naar het bedrag aan investeringen in het exploitatieplan „Sluiskil", dat nog niet door grondverkopen is gecompenseerd. Inderdaad is er op het ogenblik een verschil tussen de investeringen aldaar en de grondverkopen, namelijk van 698.000,De heer Hoi verbindt hieraan verder de vraag, of dit verschil in de toekomst al dan niet zal worden gedekt door grondorijsverhogingen. Vertragingen, mijnheer de voorzitter, in de ver koop veroorzaken uiteraard hogere renteverliezen dan is voorzien. Er is echter op het ogenblik nog een vrij ruime reserve in dit plan. zodat voor lopig geen herzieningen van de grondprijzen be hoeven plaats te vinden. Wel dienen wij deze kwestie nauwlettend in het oog te houden. Zoals U bekend is, worden van tijd tot tijd alle exploi tatieplannen onder de loupe genomen en zonodig worden nieuwe prijzen vastgesteld. De laatste vraag aan mij gericht werd gesteld door de heer De Meijer, die vroeg of, zodra de gehele opzet is voorbereid van het cultureel cen trum, wij bereid zijn aan de raad hierover nadere inlichtingen te verschaffen. Dit is een vrij moei lijke zaak, omdat dit ook ons college niet ge heel bekend is. In de vorige raadsvergadering hebben wij een aanvullend krediet gevraagd van 107.000,Er is toen al meteen gesuggereerd, dat dit niet het laatste zal zijn. Momenteel wordt gestudeerd aan de wijzigingen van het zijtoneel e.d.. Te zijner tijd hopen wij met nauwkeurige cijfers te komen zodra zulks mogelijk is. Mijnheer de voorzitter, ik meen "net in eerste instantie hierbij te kunnen laten. De Voorzitter: Dank U zeer, mijnheer Berbers. Ik geef thans gaarne het woord aan de wethouder van onderwijs, de heer Binnekamp. De heer Binnekamp: Mijnheer de voorzitter, enkele leden hebben hun vreugde uitgesproken over de gang van zaken bij de bouw van scholen voor het lager onderwijs. Ik ben er inderdaad zelf ook blij mee. Zoals wij nu de zaken kunnen overzien, komt waarschijnlijk nog dit jaar de eerste opvangschool klaar en in het begin van het volgend jaar de tweede. Voor de bouw van de derde is reeds op dracht verleend en de vierde zal waarschijnlijk in de loop van 1968 klaar kunnen komen. Wij hebben dan een voldoende aantal lokalen voor het lager onderwijs, zodat wij voor de eerste jaren niet te veel zorgen hoeven te hebben. De heren De Feijter, Hol en De Meijer infor meerden hoe het nu zit met de kleuterscholen, gelegen in de nieuwe, meest zuidelijk gelegen wij ken. Dat zijn vragen en opmerkingen, die mij uit het hart gegrepen zijn want ik vind het bijzon der belangrijk dat daar zo snel mogelijk kleuter scholen komen. Zeker de kinderen van 46 jaar moeten de school zo dicht mogelijk bij huis heb ben. Dat dit tot nu toe niet is gebeurd, is een samenloop van omstandigheden. Zoals U in de memorie van antwoord hebt kunnen lezen, dacht het college van burgemeester en wethouders, dat deze kleuterscholen in een bouwstroom gebouwd zouden kunnen worden, maar helaas kan dat geen doorgang vinden. Op het ogenblik zijn wij wel ijverig aan het zoeken om wellicht in semi-per- manente bouw de kleuterscholen te kunnen bou wen. De heren De Meijer en Ramondt hebben ge vraagd naar de uitbreiding van de U. T. S. met een cursus chemische en procestechniek. Ik weet dat de U. T. S. hiermede inderdaad zeer ijverig bezig is. Er is medewerking gevraagd aan het gemeentebestuur en voorzover wij deze kun nen verlenen, doen wij dat van harte daar wij het bijzonder belangrijk vinden, gezien de ontwikke ling van de chemische industrie in deze streek. In de raadsvergadering van 22 december komt een voorstel ter tafel, betrekkin? hebbend op de noodzakelijkheidsverklaring, af te geven door de gemeenteraad. Wij hopen dat het zal lukken dat aan de U. T. S. deze cursus komt. U moet natuurlijk niet verwachten dat, als U deze verklaring heeft afgegeven, deze cursus er al onmiddellijk zal zijn. In de verdere voorberei dingen hebben wij niet veel te zeggen. De heer De Meiier heeft gevraagd of ons col lege meent, dat het streven naar een H. T. S. in Zeeuwsch-VJaanderen doorgezet moet worden. Jk kan U zeggen, dat ook het huidige college van mening is dat deze zaak doorgezet moet worden. Een grote vraag voor mij is, of hier ook een op lossing op korte termijn realiseerbaar zal zijn. omdat wij ook op dit terrein te maken krijgen met ministeriële goedkeuringen, waarbij in aan merking wordt genomen het bevolkingsareaal waaruit de leerlingen geput moeten worden. Dit zal wel een zeer moeilijke zaak worden. De heer Hol informeerde of de minister al zijn fiat heeft gegeven aan de kredietverhoging voor het lyceum. U weet, dat de aanbesteding hoger was dan de raming, vandaar ook het voorstel var or.s college om een hoger krediet beschikbaar te stellen voor het cultureel centrum. Van depar tementale ziide is inmiddels goedkeuring verleend voor het verhoogde bedrag, zodat wij verwachten dat binnen niet al te lange tijd het werk moet nog gegund worden met de bouw van het lyceum en het cultureel centrum kan worden be gonnen. De heer De Meijer heeft gevraagd hoe het staat met de levensschool voor werkende jeugd. Zoals U weet werken er op dit gebied een drietal in stellingen die in gezamenlijk overleg bezig zijn te komen tot de bouw van een voorziening, waar voor door ons college in principe al een plaats is aangewezen in de buurt van het veilinggebouw. De heer Hol vroeg en daarmee komt hij op een heel moeilijk terrein hoe het staat met de overgang naar de Mammoetwet. Zoals U weet werkt het lyceum thans al volgens die wet. Vorig jaar hebben wij ook een verzoek gedaan om de Mulo te laten deelnemen in het Mavo-project. Dat is toen afgewezen, maar wij hebben thans op nieuw een dergelijk verzoek gedaan. Het ziet er wel naar uit, dat deze kwestie iets gunstiger ligt dan vorig jaar. Momenteel is ook de afdeling onderwijs de eventuele instelling van een werk groep aan het bestuderen, die de overgang van het lager onderwijs naar het Mavo en Havo on derwijs nader onder ogen zal zien. Op het gebied van het sociaal-cultureel werk is één van de belangrijkste vragen gesteld door de heer Hol, die heeft gevraagd naar het algemeen beleid van het college op dit punt in de volgende jaren. Mijnheer de voorzitter, uiteraard is één van de belangrijkste zaken, die nu op het programma staan, de bouw van het cultureel centrum en de organisatie daar rondom en, ik zou haast zeggen, het rijpmaken van de Terneuzense bevolking zo danig, dat dit cultureel centrum zijn functie kan gaan vervullen. Daarnaast ziin wij hard bezig met de oprichting van een afdeling van het Instituut voor Kunstzinnige Vorming. Mogelijk zal dat niet al te lang duren. Er is al een verzoek gedaan om trent het verlenen van een subsidie voor dit werk. Binnen niet al te lange tijd kunt II een voorste} daarover verwachten. Uiteraard blijven wij ook zoeken naar een ex positie-ruimte, al zal het niet erg gemakkelijk zijn daarvoor een oplossing te vinden. Voorts menen wij dat de bemoeiingen ook uit zullen moeten gaan naar het stimuleren van be zoek aan toneel- en muziekuitvoeringen. U hebt dit al kunnen merken aan de voorgestelde ver hoging van het subsidie voor de Stichting Cultuurspreiding Zeeland van 2.500,naar 5.000,Daarnaast wordt vooral ook gedacht aan het zelf, buiten deze Stichting om, organi seren van toneel- en muziekvoorstellingen, ter wijl wij voor publiciteit rond deze zaak f 1.500, hebben geraamd. Een belangrijk punt vind ik persoonlijk ook het jeugdwerk. Ik meen dat het gemeentebestuur door middel van het subsidiebeleid een bijzondere stimulans kan geven aan dit noodzakelijke en be langrijke werk. Er is in deze begroting 10.000, voor uitgetrokken. Dit is toch wel een aanwijzing, waaruit U kunt afleiden hoe wij denken over deze zaak en hoe wij zullen pogen dit werk te stimuleren en te activeren. De heren De Meijer en Hol vragen hoe het staat met de voorbereidingen van het toekomstige be heer van het cultureel centrum, zowel zakelijk als artistiek. Hier zit wel iets als ondertoon in van: U hebt elders kunnen zien hoe het niet moet, al thans dat heeft daar een heleboel geld gekost en kunt U dat niet wat beter doen? Ik wijs er echter op, dat, hoe men het ook organiseert, het zal al tijd een heleboel geld kosten, al moeten wij na tuurlijk wel proberen te voorkomen, dat elders gemaakte fouten ook hier gemaakt worden. Wij willen in dit verband stellen, dat bij het zakelijke beheer van het cultureel centrum in welke vorm dan ook vermoedelijk een stichting de gemeente een behoorlijke invloed zal moe ten hebben, zodat wij de gang van zaken nauw lettend in het oog kunnen houden. Wij moeten ons nog over de praktische en reële uitvoering van een en ander nader beraden. Ge zorgd moet worden dat wij op tijd daarmede klaar zijn, maar er zij op gewezen, dat de bouwtijd wordt geschat op 36 bouwmaanden, zodat wij nog wel even de tijd hebben om deze zaken te regelen. Voordat het cuitureel-centrum gereed is moeten wij hiermede klaar zijn, maar er behoeft niet overhaast gewerkt te worden. De heer De Meijer heeft ook gevraagd om wat meer reklame voor culturele evenementen door de culturele adviesraad. Ik moet U zeggen dat wij bijzonder veel waardering hebben voor het werk van de culturele adviesraad. Er is f 1.5(10, uitgetrokken voor een doelmatige publiciteit. Ik vraag mij af, of deze reklame nu wel een taak is voor de culturele adviesraad. Jk dacht dat het eerder iets is voor de Z. V. U. en de Samenwer kende Personeelsverenigingen. Vooral voor de per soneelsverenigingen is in dit verband een belang rijke taak weggelegd. Als een personeelsvereni ging het kan opbrengen twee man hiervoor en thousiast te maken, dan komt het vanzelf wel in orde. Daar kan de beste reklame van uit gaan. Als Jan in het bedrijf tegen Piet zegt: „Dat is een verschrikkelijk leuke voorstelling, daar moet je heen gaan", dan werkt dat altijd nog het beste, beter als aanplakbiljetten en folders e.d. De heer Ramondt bepleit de instelling van een sportstichting, waarin de verenigingen hun pro blemen kunnen bespreken. Er zijn vele gemeen ten waar iets dergelijks al bestaat, al weet ik niet of zo'n sportstichting tevens inhoudt het betrek ken van de verenigingen in het beleid, wèl in het gebruik van de sportaccomodatie, de verdeling, enz. Deze kwestie zal ik nog eens bekijken Nie mand zal me dat kwalijk nemen, omdat men ons hiermede een beetje overvalt. Mijnheer de voorzitter, ik meen dat ik hiermede zo ongeveer geantwoord heb op de vragen die op mijn terrein liggen. De Voorzitter: Mevrouw, mijne heren, is er iemand die in tweede instantie het woord ver langt? De heer Hol: Voorzover dit onze fractie be treft danken wij U, mijnheer de voorzitter, en de overige leden van het college van burgemeester en wethouders voor de uitvoerige beantwoording. Nochtans zijn er enkele vragen waar wij geen ant woord op hebben gekregen. Het is echter wellicht aantrekkelijker om met deze vragen even te wachten tot de begroting postgewiize wordt, be handeld. Dat is, ais ik het zo mag uitdrukken, wat smeuïger. Dan is er immers gelegenheid rustig op deze zaken, met het cijfer-materiaal voor ogen, in te gaan. Ik wil gaarne voorstellen hiermede akkoord te gaan. De Voorzitter: Persoonlijk heb ik hiertegen geen bezwaar. Ik merk dat ook de overige leden van de gemeenteraad hiertegen geen bezwaren heb ben. Natuurlijk zijn er nog wel enige vragen die het algemeen beleid raken. Deze kunnen thans nog aan de orde komen. De heer Hol: Door onze fractie is nog een vraag gesteld inzake de drinkwatervoorziening ten be-,, hoeve van de binnenvaart. Daarop is nog geen antwoord gekregen. Daarnaast wil ik graag nog iets zeggen naar aanleiding van het betoog van de heer De Meijer over de ontwikkeling ten oosten van Terneuzen. De heer De Meijer heeft gezegd, dat, als er ge gadigden voor die terreinen zijn, dan kan niemand ze daar van weghouden. In dit verband is naar mijn mening van bijzonder groot belang het geen in onze algemene beschouwingen ook is ge steld dat de kwestie van het aanwijzen van het tracé van de vaste oeververbinding wordt op gelost. Het is immers al voorgekomen dat ge gadigden hun oog lieten vallen op een terrein ten oosten van Terneuzen, waarop toen van de zijde van de Rijkswaterstaat is medegedeeld, dat daarvan nog niets te zeggen valt, want daar komt misschien wel de vaste oeververbinding. Mijnheer de voorzitter, als wij zó moeten wer ken, dan moet ik daar ernstige bedenkingen tegen in brengen. Dit is weer hetzelfde als ten aanzien van de herindeling en het havenschap. Het gaat hier met deze zaken juist om de ontwikkeling van Terneuzen en namens onze fractie moet ik daar tegen ernstig protesteren. Hetzelfde geldt voor die eeuwig durende stu dies met betrekking tot dit tracé. Men kan nu toch zo langzamerhand wel zeggen, waar dat tracé Ongeveer moet komen. Voor wat betreft de overige punten, daarop wil ik graag terugkomen bij de puntsgewijze be handeling van de begroting. De heer De Meijer: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst uw college danken voor de beantwoor ding van de vragen, die ik gesteld heb. Er zijn nog enkele punten, die niet beantwoord zijn, maar ik ga er gaarne mee akkoord, deze nader aan de orde te stellen tijdens de puntsgewijze behande ling van de begroting. Ik zal me nu beperken tot de zaken van alge mene aard. Ten eerste ben ik het er mee eens dat het fonds stadsontwikkeling alleen wordt gebruikt voor de voorzieningen, waarvoor het is bestemd. Dit fonds dient niet gebruikt te worden voor zaken die eventueel ook op een andere wijze kunnen worden gefinancierd of nog niet zo dringend noodzakelijk zijn. Voorts kan ik mij ten volle verenigen met het geen de heer Hol heeft gezegd over de ontwikke ling ten oosten van Terneuzen. Het is inderdaad funest als wij bij elk onderdeel van de ontwikke ling van Terneuzen moeten stuiten op de „dood doener", dat er daar weieens de vaste oeverver binding kan komen. Er wordt zelfs niet gepraat over één vaste oeververbinding. Er ziin namelijk vooruitstrevende geesten die er twee of drie ,zien" komenIk hoop het. Het is echter beslist nodig, dat men b.v. een plaats vaststelt ten oosten van Terneuzen, zodat men zijn gang kan gaan op een afstand van één k.m. ten oosten en ten westen van die plaats. Het is daarnaast naar mijn mening noodzakelijk dat door het college van burgemeester en wet houders, in samenwerking met het Havenschao i.o., of welke andere instantie dan ook, op de kortst mogeliike termiin tracht te komen tot een zekere exploitatie-ODzet. Ik dacht namelijk dat men zich nu we! reali seert, dat er iets moet gebeuren en dat bij de opzet niet gewacht wordt op een gemeenteliike herindeling. Er zullen tekeningen moeten worden gemaakt met in grote lijnen een exoloitatie-opzet. Ten onzichte van dit vraagstuk zou ik nog de praktische raad willen geven, dat men bij de raming van de grondnriis uitgaat van die, welke voor de laatste gronduitpifte werd berekend in het Sloeoian. Oorspronkelijk was deze een stuk hoger dan de uiteindelijke verkoopprijs. Ik meen dat men daar niet veel tegen in kan brengen. De heer De Feijter: Mijnheer de voorzitter, ik zeg het college van burgemeester en wethouders dank voor de uitvoerige beantwoording van d« gestelde vragen. Het verheugde mij, dat dit col lege er achter staat dat de Dow in westelijke richting kan uitbreiden. Deze industrie is hier nu eenmaal gevestigd en wij moeten alles doen om deze uitbreiding mogelijk te maken. Voor wat betreft het industrieterrein ten oos ten van Terneuzen wijs ik er op dat dit niet ta dicht bij de woonwijken van Terneazen mag komen te liggen in verband met de luchtverontreiniging. Ook belangrijk is welke industrieën er komen. Er is verder nog gesproken over de Schelde- kade. Naar mijn mening dient voorop te staan, dat er een goede beveiliging komt, dat spreekt vanzelf. Er wordt nu gezocht naar een goede be veiliging in een heel hoge dijk, maar dat kan ook door een minder hoge dijk als men deze wat breder maakt. Aansluitend aan hetgeen ik heb gezegd over de opspuiting van de Serlippenspoider, merk ik nog op, dat indertijd is overeengekomen dat, als de opspuiting gereed is, er een laag op zou komen van 10 cm tegen het verstuiven. Is dat al gebeurd? Daarna zou de grond worden overgedragen aan de gemeente. De Voorzitten Wenst de heer Van Breda Vries man het woord? De heer Van Breda Vriesman: Nee dank U, mijnheer de voorzitter. De heer Ramondt: Graag spreek ik mijn waar dering uit over de wijze waarop de gestelde vra gen zijn beantwoord, speciaal die vragen, die liggen in de beleidssfeer. Dit alles getuigt voor een vrijwel nieuw college van een snelle wijze van inwerken. Tijdens de beantwoording zijn nog en kele praktische vragen bij mij opgekomen Naar aanleiding van hetgeen door U, mijnheer de voorzitter, is medegedeeld ten aanzien van het havenschap in oprichting, wil ik vragen of con creet de mogelijkheid bestaat dat deze kwestie losgekoppeld wordt van de gemeentelijke herin deling en dat, hierop vooruitlopende, tot de op richting van een havenschap kan worden gekomen. De heer Berbers merkte op, dat ook ik een wei nig bevreemd was over een sluitende begroting. Men kan dit op twee manieren benaderen. Ver wacht wordt aan de ene kant dat de gemeente belangrijk hogere uitkeringen zal ontvangen, ter wijl aan de andere kant toch bepaalde voorzienin gen niet kunnen worden uitgevoerd. Ik dacht daf vooral het laatste van belang is en het is op dat punt dat ik niet al tevreden ben over een sluiten de begroting. Mijnheer de voorzitter, ik kan me voorstellen, dat de heer Binnekamp op dit moment geen ant woord kan geven over de kwestie van instelling van een sportstichting. De bedoeling hiervan was, dat het college van burgemeester en wethouders deze zaak nader overdenkt en te gelegenertijd daarover nadere mededelingen doet. De Voorzitter: Wenst de heer Dieleman het woord? De heer Dieleman: Nee dank U, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter: De heer Ramondt is nog even teruggekomen op de kwestie van het havenschap, daarbij de vraag stellende of het mogelijk is dat dit losgekoppeld wordt van de herindeling. Dat weten wij niet. Wij weten wèl, dat deze zaken met elkaar in verband zijn gebracht. Hoe deze zaken zich verder zuilen ontwikkelen zal moeten worden afgewacht. Voor wat betreft het havenschap zal zo snel mogelijk een wetsontwerp worden ingediend. De regering wil dit op zo kort mogelijke termijn realiseren. De heer De Feijter heeft een punt aangeroerd dat vanmiddag ook door de heer Van Breda Vries man naar voren is gebracht, namelijk de lucht verontreiniging. De heer De Feijter waarschuwt er voor dat Terneuzen niet ingeklemd moet wor den tussen industrie ten oosten en ten westen en is van mening dat de industrieterreinen ten oos ten van Terneuzen niet te dicht bij de stad moeten komen te liggen. D:t is inderdaad een belangrijk punt, waarop steeds meer gelet moet worden Ik heb daarmede veel ervaring opgedaan. Men zal moderne middelen moeten toepassen, welke vaak duur zijn. Het moet zeker mogelijk zijn de luchtverontreiniging zó te bestrijden dat men zo weinig mogelijk ik zeg niet helemaal geen, want dan zou ik niet reëel zijn last daar van zal hebben. De keuze van de industrieën is ook een belangrijk punt. Indien ten oosten van Ter neuzen een groot industriegebied komt, dan moet er voor gezorgd worden dat de bedrijven, waar wat dat betreft het minste last van wordt onder vonden, het dichtst bij de stad komen. Mijn er varing is overigens, wat de bestrijding van de luchtverontreiniging op zichzelf betreft, dat de in dustrieën hieraan zelf goed meewerken. In het algemeen staan de industrieën op het standpunt, dat men er heel wat aan moet doen. Er worden dan ook vaak zeer goede maatregelen getroffen. De tunneltraverse is opnieuw aangesneden door de heer Hol, gesteund door de heer De Meijer. Als er industrievestigingen komen ten oosten van Ter neuzen, dan zal het ontbreken daarvan een be letsel vormen. Ik heb vanmiddag niet zo maar gezegd, dat deze vaste oeververbinding er zo snel mogelijk moet komen. Voor een snelle ontwikkeling van de terreinen aan de oostkant is het beslist nood zakelijk dat wij weten waar die tunnel zal komen. Zolang wij dat niet weten betekent dit in de praktijk een grote belemmering. Weest U ervan overtuigd dat wij on alle mogelijke manieren hier op zullen blijven hameren. Wij, alsmede de in dustrie, hebben er recht op langzamerhand eens te weten wóar die tunnel komt. Gaarne geef ik nu het woord aan wethouder De Vos. De heer De Vos: Mijnheer de voorzitter, de heer De Meijer heeft terecht gezegd, dat in eerste in stantie nog een paar vragen niet beantwoord zijn. De eerste daarvan is die omtrent de verkoop van woningwetwoningen. De heer De Meijer weet, dat deze zaak ook enige jaren geleden aan de orde is geweest. Dit is eigenlijk een aangelegen heid waar de gemeente als zodanig niet direct zeggenschap over heeft. De woningwetwoningen zijn eigendom van de Woningbouwvereniging. De verkoop van deze woningen is destijds in het be stuur overwogen. Dit bestuur voelde niets voor verkoop. Wij moeten daar begrip voor hebben. Een wo ningbouwvereniging, zoals deze -n Terneuzen, is een bedrijf geworden. Men heeft personeel in dienst, zoals schilders, metselaars en timmerlie den, en moet enige zekerheid hebben in de ex ploitatie. Verkoop zal wellicht eenvoudiger gaar. als een woningbouwvereniging slechts een beperkt aanta! woningen in exploitatie heeft en het onder houd laat verrichten door particulieren. Dat ligt geheel anders bij de alhier gevestigde woning bouwvereniging. Ik heb hier voor me een overzicht van het aan tal woningen dat in de jaren 1951 tot en met 1966 is gebouwd. In totaal waren dat er 2936, waarvan 1309 woningwetwoningen en 1627 in de particu liere sector. Deze laatste woningen zijn zeker voor 90 als het niet méér is, aan particulieren verkocht. Er zijn in deze gemeente dus tal van mogelijkheden geweest voor degenen die een wo ning in eigendom willen hebben, om er een te kopen. Ik dacht dat dit in de toekomst ook wel het geval zal zijn. Ik wil er op wijzen dat er zeker nu mogelijkheden voldoende zijn om een eigen woning te bezitten. Andere belemmeringen dan financiële zijn er niet meer, omdat de bouw in de niet-woningwetsector is vrijgegeven. Ik heb er dan ook begrip voor dat een woningbouwver eniging niet zonder meer woningwetwoningen wil gaan verkopen.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1967 | | pagina 5