KERSTNUMMER DE VRIiE ZEEUW DE TEMPERATUUR Het feest- wijntje Plotseling verwarmen of afkoelen doet de wijn zijn geur en smaak verliezen. Zet de flessen niet op de grond of bij de kachel i.v.ra. de daar optredende koud# en warme luchtstromen. In wijn hoort geen ijs. Bier en jenever kunnen wel, maar wijn mag nooit in eea koelkast worden geplaatst. Als u de rode tafelwijn op kamertemperatuur wilt brengen, kunt' u haar het beaf enkele uren vóór de maaltijd op het dressoir zetten. De witte wijn en b.v. sherry worden op het laatste moment voor het schenken ui€ kelder of andere koele ruimte gehaald. Ook een stenen garagevloer, of het luik van hoofdkraan e.d. is een koele bergplaats. Champagne en mousserende wijnen kunnen in een champagnekoeler met blokje» ijs worden geserveerd. Doe dit nooit bij andere wijnen. DE KEUZE Bij een voorgerecht schenke men droge (dat is niet zoete) witte bordeaux, witte bourgogne, moezel- of rijnwijn, of champagne. Bij een visgerecht passen witte bordeaux, elzasser, loirewijnen, witte bourgogne, rijnwijn, moezelwijn of andere lichte wijnea Bij koud vlees behoort lichte rode bordeaux, witte bourgogne of elzasser. Bij kalfsvlees, lamsvlees of kip schenkt men een vin rosé, lichte rode bordeaux, of beaujolais. Ossehaas, rosbief en biefstuk vragen een volle rode bordeaux, lichte rode bour gogne of beaujolais. Konijn, haas, eend, patrijs eet men met een stevige rode bordeaux, rode bourgogne, of cötes du rhóne. Bij kalkoen of reebout kunnen wij een rosé wijn aanbevelen. Wordt er bij pudding gedronken, dan is dat een zoete witte bordeaux, elzasser, rijnwijn of de tot het laatst bewaarde champagne. Bij kaas behoor? port. Na koffie volger, cognac, armagnac, of likeur. HET OPENEN Sla een servet om de hals van de fles om vlekken op het tafellinnen te voorkomen. Verwijde- met deze doek gelijk het eventuele stof of vuil tussen capsule en rand van de fles. Boor de kurketrekker in het midden van de kurk en zorg dat deze niet geheel wordt doorboord, opdat er geen stukjes kurk in de wijn vallen. Trek de kurk voorzichtig uit de fles, zonder ploffen. Plaats nooit de vuile kant var. de kurk daarna weer in de hals van een volle fles. Het ontkurken van champagne moet zonder lawaai geschieden. Vang de kurk op in de =ervet, die u om de sluiting hebt geslagen. Als de wijn vee' bezinksel bevat, schenk deze dan over in een andere fles en wel tegen het licht en zo voorzichtig, dat ge het bezinksel niet meegiet. Laat de wijn daarna geheel tot rust komen (liefst liggend), opdat er straks geen bezinksel in de glazen komt. HET PROEVEN Maak uw gehemelte neutraal, door een stukje droog brood te eten. Vul uw glas (of laat dat vullen) met zo weinig wijn, dat het juist voldoende is voor twee kleine slokjes. Proef meteen om geen geuren verloren te laten gaan. Schenk anderen niet in voordat u met zorg de wijn gekeurd heeft. I aat licht in de wijn vallen om te oordelen over zijn kleur, zijn klaarheid en zijn glans. Adem de geur in, snuif hem op terwijl ge het glas een wiegende beweging geeft om het aroma, het boeket, vrij te maken. Proef de wijn door een slokje in de mond te „kauwen" en beoordeel of hij zoet of „droog" is zwaar of licht, bloemig, fris, krachtig of fijn. Als de wijn voor aankoop bij het p-oeven tegenvalt, kunt u gerust uit een ander vaatje iaten tappen. Vraag zonodig flessen van een beter jaar. HET SCHENKEN Voorkom vragen van kleine kinderen. Zet voor hen tevoren wijnglazen neer met een rood gekleurde (fris)drank. Iets grotere kinderen kunnen verdunde rode wijn met suiker krijgen en proosten dan echt mee. Fijne wijn behoort in een fijn glas, nobele wijn in een groot glas; rode wijn in een wit wijnglas en witte wijn in een groen getint glas. Bederf uw gehemelte vóór een uitgebreide maaltijd niet door het gebruik van zekere sterke dranken. Indien er een apéritief vooraf wordt aangeboden, moeten er stukjes droog brood op tafel staan bij het voorgerecht, teneinde de smaakzintuigen weer te neutraliseren. Een fles Jie liggend is bewaard, zoals het behoort, wordt in een mandje liggend op tafel geplaatst en zo min mogelijk bewogen bij het schenken. Een lichte en fijne wijn moet vóór een krachtige worden geschonken. Nooit er na. De gastheer schenkt eerst in zijn eigen glas wat wijn om deze op smaak en tempe ratuur te keuren. Pas als deze in orde zijn, schenkt hij de glazen van zijn gasten in doch niet voller dan de helft. Een goede gastheer begint zijn ronde met het glas van zijn tafeldame (de voor naamste vrouwelijke aanwezige) en dan de overige dames en daarna de heien, zo mogelijk naar leeftijd. Dus niet als in een restaurant op de rij af Er wordt niet gedronken, voor de eerste spreker het glas heeft geheven om te klinker.. Niemand bedient zichzelf. De gastheer (of oudste zoon) schenkt nu en dan de glazen bij, zodra ze leeg zijn. Restjes moeten eerst worden uitgedronken. Weigeren mag niet gebeuren met een hand op het glas of door het glas weg te schuiven i Men laat iets in het glas staan en bedankt. Een gastviouvv schenkt nimmer zelf, doch laat zich bedienen door haar voornaamste manlijke gast, die dan ook de wijn keurt en toast. Tafeiwijnen kunnen niet worden bewaard Schenk de flessen leeg aan tafel en open geen nieuwe, voordat deze werkelijk nodig zijn.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1966 | | pagina 11